39 Mogelijkheden

Egwene schikte haar stola en nam Mart op. Ze verwachtte dat hij zou lijken op een in de hoek gedreven beer, maar hij was halsstarrig en bezweet. Ze wilden hem zoveel vragen stellen. Hoe wist Rhand van Salidar? Hoe was het, bij het Licht, mogelijk dat hij wist dat zij het reizen had ontdekt? Waar was Rhand mee bezig? Ze ging Mart die vragen niet stellen. Mart en zijn Bond van de Rode Hand deden haar hoofd gonzen. Wellicht had Rhand haar een geschenk van het Licht gegeven. ‘Eh... mijn stoel?’ vroeg ze kalm. Ze hoopte dat hij had gemerkt dat ze niet zweette en Elayne of Nynaeve evenmin. Nynaeve niet zo erg tenminste. Siuan had het kunstje onthuld. Het had niets met de Ene Kracht te maken, je moest slechts op een bepaalde manier je gedachten erop richten. Nynaeve was tot niemands verbazing behoorlijk boos geweest dat Siuan hun dit niet eerder had geleerd. Siuan gaf echter bedaard ten antwoord dat het voor de Aes Sedai was en niet voor Aanvaarden. Tot dusver had Egwene er goed op kunnen letten wanneer er zusters waren, en een koel en niet bezweet gezicht leek echt te helpen om hun houding te veranderen. Bij sommigen. Het zou wonderen doen voor Mart, als hij ooit eens ophield met dat gestaar en echt keek. ‘Mart? Mijn stoel?’

Hij schrok op, stond op en schoof opzij, sprakeloos starend van haar, naar Elayne en naar Nynaeve, alsof ze samen een soort raadsel vormden. Nou ja, Nynaeve en Elayne keken hem op dezelfde manier aan en zij hadden er veel meer reden voor.

Ze klopte de kussens af voor ze die met een vriendelijke gedachte aan Chesa in de stoel teruglegde. Na twee dagen had ze die eigenlijk niet meer nodig, maar ze had de keus tussen niet meer in bad te gaan of de kussens daar te laten tot er geen enkele blauwe plek meer te zien was. Alleen voor Egwene zou Chesa de kussens weghalen. Bezweet of koel, maar Egwene was de Amyrlin Zetel, voor wie koningen bogen en koninginnen een knix maakten. Niemand had dat nog gedaan, maar Egwene zou een oordeel over Elaida vellen, haar binnen de kortste keren terechtstellen, alles regelen met de Witte Toren en daardoor met de wereld. Chesa zou het doen, maar zou zulke pijnlijke en verwijtende blikken op Egwene werpen als ze niet voor haar mocht zorgen, dat het veel gemakkelijker was de kussens op de stoel te laten. Ze ging zitten met de handen verstrengeld op het tafelblad en zei: ‘Mart...’ Hij onderbrak haar meteen.

‘Dit is echt waanzin, weet je,’ zei hij kalm. Kalm maar heel vastbesloten. ‘Uiteindelijk verlies je je hoofd, Egwene. Jullie allemaal. Jullie hoofden... bammm, eraf!’

‘Mart,’ zei ze harder, maar hij praatte gewoon door.

‘Luister, je kunt nog steeds weg. Als zij denken dat jij de Amyrlin bent, kun je met me meerijden om... om de Bond te zien. Dan maak je een poort en weg zijn we van dit stel maanzieke geitenkoppen met hun knipperoogjes.’

Nynaeve had gezien dat saidar bij hem niet werkte, maar ze had dwarse mannen al aangepakt voor ze had leren geleiden. Onder een mopperend gemompel van ‘mijn billen verwarmen?’ dat volgens Egwene niet bedoeld was om gehoord te worden, trok Nynaeve haar rok iets op en gaf Mart zo’n keiharde schop tegen zijn achterste dat hij helemaal naar de muur toe wankelde, voor hij zich met een hand tegen kon houden. Elayne barstte in lachen uit en onderdrukte het even snel, maar ze stond te schokken en haar ogen glansden. Egwene beet op haar lip om haar lach te onderdrukken. Het was echt komisch. Mart richtte langzaam zijn opengesperde ogen op Nynaeve, door en door verontwaardigd en woest. Toen kneep hij zijn wenkbrauwen samen en met een ruk aan zijn openhangende jas, alsof hij die recht wilde trekken, kwam hij stap voor stap op haar af. Langzaam omdat hij hinkte. Egwene drukte een hand tegen haar mond. Lachen zou hier niet veel goeds doen.

Nynaeve richtte zich streng op en bedacht daarbij waarschijnlijk enkele dingen. Wellicht was ze boos genoeg om te geleiden, maar saidar was duidelijk nutteloos. Voor een man uit Emondsveld was Mart heel groot, aanzienlijk groter dan zij, en er glom zeer beslist een gevaarlijke vonk in zijn oog. Ze wierp een blik op Egwene, streek haar rok goed en probeerde ernstig te kijken. Mart kwam stap voor stap nader, met een gezicht als een onweersbui. Nog een haastige blik en haar bezorgdheid werd zichtbaar, gevolgd door een stapje naar achter.

‘Mart,’ zei Egwene vlak. Hij bleef niet staan. ‘Mart, hou op met die onzin. Je zit diep in de narigheid, maar ik denk dat ik je eruit kan halen als je je verstand gebruikt en luistert.’

Eindelijk bleef hij staan. Na een laaiende blik en een waarschuwend geheven vinger voor Nynaeve keerde hij haar de rug toe en plantte zijn vuisten op de schrijftafel, ik in de narigheid? Egwene, je bent uit een boom in een berenkuil gesprongen en jij denkt dat alles piekfijn in orde is, omdat je nog niet op de grond staat.’

Ze glimlachte kalm. ‘Mart, er zijn hier in Salidar niet veel mensen die draakgezworenen geweldig vinden. Heer Brin zeker niet en zijn soldaten evenmin. We hebben enkele heel verontrustende berichten vernomen. Enkele die je goed ziek maken.’

‘Draakgezworenen?’ piepte hij. ‘Wat hebben die met mij te maken? Bloedvuur, daar hoor ik niet bij!’

‘Natuurlijk wel, Mart.’ Ze liet het klinken alsof dat overduidelijk was en door iedereen werd begrepen. Wat het ook was, als je goed nadacht. ‘Jij gaat waar Rhand je heenstuurt. Dan ben je toch een draakgezworene? Maar als je naar me luistert, kan ik voorkomen dat ze jouw hoofd op een piek steken. Eigenlijk weet ik wel zeker dat heer Brin geen piek zal gebruiken. Hij klaagt altijd dat hij er niet genoeg heeft, maar volgens mij zal hij wel iets bedenken.’

Mart keek naar de andere twee vrouwen en Egwene perste haar lippen op elkaar. Ze was duidelijk geweest, maar hij leek op zoek naar een aanwijzing waar ze het over had. Elayne keek met een strakke glimlach terug en knikte vastbesloten en bevestigend. Misschien begreep ze niet waar Egwene heen wilde, maar ze wist dat Egwene niet alleen praatte om haar eigen stem te horen. Nynaeve die nog steeds veel moeite had een ernstig gezicht op te zetten en aan haar vlecht trok, keek hem slechts razend aan, maar dat was wellicht nog beter. Hoewel ze begon te zweten; Nynaeve kon nooit goed ergens haar aandacht bij houden als ze boos was.

‘Nu ga jij naar mij luisteren, Egwene,’ zei Mart. Het kon ook zijn dat geen enkel antwoord echt voldoende was. Hij slaagde erin zowel redelijk als neerbuigend te klinken en dat op de meest beledigende manier. ‘Als jij je Amyrlin wilt noemen, mag je je Amyrlin noemen. Rhand zal je met open armen in Caemlin ontvangen, zelfs al neem je niet al deze Aes Sedai mee, maar ik weet dat hij heel blij zal zijn als je dat doet. Welke moeilijkheden jij met Elaida hebt: hij kan er een oplossing voor vinden. Ze weet dat hij de Herrezen Draak is. Licht, jij hebt haar brief ook gezien. En dan heb jij weer een hele verenigde Witte Toren voor je Jak met de zeis kunt zeggen. Geen oorlog. Geen bloedvergieten. Jij wilt ook geen bloedvergieten, Egwene.’

Dat wilde ze ook niet. Als het eerste bloed tussen Salidar en Tar Valon was vergoten, zou het moeilijk zijn de Toren weer te verenigen. Als het eerste bloed van een Aes Sedai eenmaal vloeide, kon dat onmogelijk worden. Elaida diende echter wel afgezet te worden en Egwene zou doen wat gedaan moest worden. Al vond ze het niet prettig. En ze vond het evenmin leuk dat Mart uitsprak wat ze zelf goed besefte, en nog minder leuk dat hij gelijk had. Hoewel ze zeker een hekel had aan zijn toontje. Het kostte haar veel moeite haar handen stil op de tafel te houden. Ze wilde opstaan en hem een draai om zijn oren geven. ‘Hoe ik met Rhand omga, bepaal ik zelf wel,’ zei ze koel. ‘Je kunt er zeker van zijn dat ik geen enkele Aes Sedai voor zal gaan om hem of een ander trouw te zweren.’ Koel en zeker geen ruzie; een kalme vaststelling van eenvoudige feiten. ‘Hoe ik met Elaida omga, is mijn zorg en zeker niet de jouwe. Als er enig gezond verstand in je zit, Mart, hou je je mond dicht zolang je in Salidar zit, en hou je je koest. Als je andere Aes Sedai gaat vertellen wat Rhand zal doen als ze eenmaal voor hem zijn neergeknield, zul je hun antwoorden minder leuk vinden. Als je praat over mij wegvoeren, of Nynaeve of Elayne, mag je zeker van geluk spreken als niemand een zwaard door je heen steekt.’ Hij ging, woest kijkend, rechtovereind staan. ‘Ik praat wel met je wanneer je bereid bent naar iets verstandigs te luisteren, Egwene. Is Thom Merrilin in de buurt?’ Ze knikte kort. Wat wilde hij met Thom? Waarschijnlijk zich laveloos drinken. Nou, ze wenste hem geluk als hij in Salidar een taveerne wilde vinden. ‘Wanneer je weer wilt luisteren,’ herhaalde hij grimmig en hij beende... hinkte naar de deur. ‘Mart,’ zei Elayne, ‘als ik jou was zou ik niet proberen weg te gaan. Salidar binnenkomen is veel gemakkelijker dan eruit vertrekken.’ Hij grijnsde haar beledigend toe en met de manier waarop hij haar van top tot teen bekeek, had hij geluk dat ze hem geen klap gaf waardoor zijn tanden in het rond vlogen. ‘En jou, knappe vrouwe, breng ik terug naar Caemlin, al moet ik je daarvoor in een zak aan Rhand geven. Bloedvuur als ik dat niet doe. En bloedvuur, ik ga weg wanneer ik dat verkies.’ Zijn buiging, voor Elayne en Egwene, was spottend. Nynaeve kreeg slechts een boze blik en weer die waarschuwend opgestoken vinger.

‘Hoe is het mógelijk dat Rhand zo’n gemene, onuitstaanbare kwajongen als vriend heeft,’ barstte Elayne los, tegen niemand in het bijzonder, nog voor de deur goed en wel achter hem was dichtgevallen. ‘Zijn taal was in ieder geval beneden alle peil,’ gromde Nynaeve duister. Ze rukte haar hoofd opzij om de vlecht over haar schouder te laten zwaaien. Als ze die niet buiten het bereik van haar hand hield, dacht Egwene, zou ze hem er met wortel en al uitrukken, ik had hem moeten laten doen wat hij wilde, Nynaeve. Je moet eraan denken dat je nu Aes Sedai bent. Je kunt niet zomaar mensen schoppen, een draai om de oren geven of ze met een knuppel slaan.’ Nynaeve keek haar strak aan, haar mond bewoog en haar gezicht werd steeds roder. Elayne begon nauwgezet het tapijt te bekijken. Zuchtend vouwde Egwene de gestreepte stola op en legde hem op de tafel. Op deze manier maakte ze Elayne en Nynaeve duidelijk dat ze alleen waren. Soms veroorzaakte de stola dat ze tegen de Amyrlin Zetel spraken en niet met Egwene Alveren. Als gewoonlijk werkte het. Nynaeve haalde heel diep adem.

Voor ze echter iets kon zeggen, zei Elayne: ‘Ben je van plan hem en die Bond van de Rode Hand aan Brins leger toe te voegen?’ Egwene schudde haar hoofd. De zwaardhanden hadden verteld dat Marts Bond zo’n zes- tot zevenduizend man telde, meer dan ze zich uit Cairhien herinnerde. Dat aantal was aanzienlijk, al waren het er niet zoveel als die twee gevangenen beweerden. Brins soldaten zouden de draakgezworenen echter zeker niet vriendelijk ontvangen. Bovendien had ze haar eigen plan, dat ze uitlegde terwijl ze de andere stoelen naar de tafel trok. Het leek net of ze in een keuken zat te praten. Ze schoof de stola nog verder opzij.

‘Dat is briljant.’ Elaynes grijns maakte duidelijk dat ze het meende, al kwam ze altijd eerlijk voor haar mening uit. ‘Ik dacht ook niet dat het andere zou slagen, maar dit is werkelijk briljant.’ Nynaeve snoof geërgerd. ‘Waarom denk je dat Mart dat zal doen? Alleen al voor de lol steekt hij zijn stok in jouw wiel.’ ik denk dat hij iets heeft beloofd,’ zei Egwene kort en Nynaeve knikte. Langzaam en aarzelend, maar ze knikte. Elayne snapte er natuurlijk niets van, maar zij kende hem niet. ‘Elayne, Mart doet precies wat hij zelf wil. Dat heeft hij altijd gedaan.’

‘Ook al moest hij nog zoveel aardappelen rooien,’ mopperde de vroegere Wijsheid, ‘en kreeg hij nog zo vaak met de zweep.’

‘Ja, dat is Mart,’ zuchtte Egwene. Hij was de grootste vrijbuiter van Emondsveld geweest, mogelijk wel van Tweewater. ‘Maar als hij zijn woord geeft, houdt hij zich eraan. En ik denk, Elayne, dat hij Rhand heeft beloofd jou naar Caemlin te brengen. Je merkte dat hij tegenover mij wat terugkrabbelde, maar bij jou gaf hij geen duimbreed toe. Ik denk dat hij zal trachten even dicht bij je te blijven als de beurs aan je riem. Maar we zorgen dat hij jou niet ziet, tot hij doet wat we willen.’ Ze zweeg. ‘Elayne, als je met hem mee wilt gaan, dan kun je dat doen. Naar Rhand, bedoel ik. Zodra we hem en zijn Bond volledig hebben benut.’

Elayne aarzelde heel kort, voor ze vastbesloten haar hoofd schudde. ‘Nee, Ebo Dar is te belangrijk.’ Dat was een van hun overwinningen geweest, tot hun verbazing met slechts één voorstel behaald. Elayne en Nynaeve zouden zich aan het hof van Tylin bij Merilille voegen. ‘Als hij in de buurt blijft, heb ik tenminste enkele dagen de tijd die ter’angreaal te bekijken die hij moet hebben. Dat moet het zijn, Egwene, er is geen andere verklaring.’

Egwene was het met haar eens. Ze had hem in Lucht willen wikkelen, als een zachte herinnering dat hij een Aes Sedai onjuist behandelde, maar de stromen hadden hem geraakt en waren opgelost. Dat was de enige manier om het uit te leggen. De stromen bestonden niet meer zodra hij erdoor werd aangeraakt. Ze voelde nog de schok bij haar herinnering en ze besefte dat ze niet de enige was geweest die opeens wat overbodig haar rok schikte.

‘We kunnen enkele zwaardhanden zijn zakken laten leeghalen.’ Nynaeve zei het alsof ze genoot van de gedachte. ‘Dan zullen we zien of baas Mart Cauton dat leuk vindt.’

‘Denk je niet, dat als we iets van hem afpakken,’ zei Egwene geduldig, ‘dat hij dwars gaat liggen wanneer we hem gaan zeggen wat hij moet doen?’ Mart had er nooit goed tegen gekund dat iemand hem iets beval en zijn antwoord op Aes Sedai en de Ene Kracht was gewoonlijk het grijpen van de eerste de beste kans om ervandoor te gaan. Misschien zou zijn belofte aan Rhand dat voorkomen – hij móést iets hebben beloofd, anders was zijn gedrag onverklaarbaar – maar dat gevaar wilde ze niet riskeren. Nynaeve knikte tamelijk bokkig. ‘Misschien...’ Elayne roffelde met haar vingers op de tafel en staarde nadenkend in het niets. ‘Misschien kunnen we hem meenemen naar Ebo Dar. Op die manier heb ik wellicht een betere kans die ter’angreaal te bekijken. Al zie ik niet hoe ik dat ooit kan klaarspelen als het saidar stopt.’

‘Die schavuit meenemen?’ Nynaeve veerde op. ‘Dat kun je niet menen, Elayne. Hij maakte elke dag een grote ellende, daar is hij heel goed in. Hij doet nooit wat je zegt. Bovendien luistert hij niet naar je. Hij denkt alleen maar aan jou naar Caemlin te brengen. Dat zul je er nooit uit krijgen, nog niet met een koevoet en een vierspan paarden.’

‘Maar als hij me in de gaten wil houden tot ik in Caemlin ben,’ zei Elayne, ‘moet hij wel meegaan. Het is volmaakt.’

‘Het zou geen slecht idee zijn,’ bracht Egwene naar voren, terwijl Nynaeve naarstig een andere reden zocht. Haar vriendinnen achter de schaal aan sturen leek nog steeds goed, maar hoe meer ze dacht aan de plaats waar ze moesten zoeken, hoe meer zorgen ze zich maakte. ‘Enkele soldaten erbij nemen is een goed idee, tenzij jullie al een zwaardhand hebben zonder het mij te vertellen. Thom, Juilin en Birgitte zijn allen goed en wel, maar jullie gaan wel naar een ruige plek.’

‘Een paar soldaten kunnen misschien wel helpen,’ zei Elayne, die enigszins rood werd. ‘Zolang ze weten dat ze bevelen dienen op te volgen.’ Nynaeve keek niet naar Elayne, maar er viel een duidelijke stilte voor ze geprikkeld haar hoofd schudde. ‘We gaan er toch niet heen om met messen te vechten, Egwene, hoe lichtgeraakt die mensen daar in Ebo Dar ook zijn. Thom en Juilin zijn meer dan voldoende. Volgens mij zijn al die verhalen alleen bedoeld om ons ervan te overtuigen niet te gaan.’ Iedereen kende verhalen over Ebo Dar, nadat het nieuws van hun reis zich had verspreid. Chesa had er verschillende opgevangen. Het een nog zieliger en afgrijselijker dan het andere. Verhalen over vreemdelingen die, nog voor ze met hun ogen konden knipperen, na een verkeerde blik werden neergestoken. Vrouwen die na één woord weduwen en kinderen die na één gebaar wezen werden. Vrouwen die met het mes op straat vochten. ‘Nee, als we Tanchico alleen met Thom en Juilin kunnen overleven, terwijl Liandrin en enkele Zwarte zusters daar bezig waren, kunnen we het in Ebo Dar ook best af zonder Mart Cauton of een soldaat. Mart, aanvoerder van een leger! Hij vergat altijd de koeien van zijn vader te melken, tenzij hij met de emmer in zijn handen op een kruk werd gepoot.’

Egwene zuchtte licht. Dat gebeurde altijd als Birgitte genoemd werd. Ze schrokken, alsof ze kippenvel kregen en stotterden dan wat of praatten er gewoon overheen. Egwene had Birgitte slechts eenmaal gezien, maar ze was ervan overtuigd dat de vrouw die Elayne en Nynaeve overal volgde – om de een of andere reden vooral Elayne – dezelfde vrouw was die ze in Tel’aran’rhiod had gezien. Birgitte van de legende, de boogschutster die nooit miste. Ze hoorde bij de dode helden die wachtten op de oproep van de Hoorn van Valere. Een dode heldin, geen levende vrouw die op straat rondliep, maar niettemin dezelfde vrouw. Elayne had nog steeds niets uitgelegd, slechts wat behoedzaam en verlegen gemompeld dat ze niet kon praten over iets waarvan ze had beloofd er niet over te praten. Birgitte zelf, de heldin van de verhalen, draaide zich om of verdween in een steeg als ze Egwene zag aankomen. De opdracht geven die vrouw naar haar werkkamer te halen en een uitleg te eisen was onmogelijk. Ze had het tenslotte beloofd en het deed er niet toe dat ze zich door dit alles dwaas voelde. Zo belangrijk was het trouwens ook niet. Ze had alleen graag het waarom willen weten. En het hoe.

Ze zette Birgitte uit haar gedachten en boog zich over de tafel heen naar Nynaeve. ‘Misschien kunnen we Mart niet rechtstreeks een bevel geven, maar zou het niet leuk zijn als hij erover mag broeden jouw lijfwacht te zijn?’

‘Dat zou zeer zeker de moeite waard zijn, als Rhand hem echt tot generaal heeft aangesteld,’ merkte Elayne nadenkend op. ‘Moeder zei vaak dat de beste mannen moeite hadden met bevelen en dat het altijd de moeite waard was zo’n man het toch te leren. Lini zei altijd: “Dwazen luisteren alleen naar zichzelf.” Ik zie Mart zeker niet als een van de besten, maar als we hem genoeg bij kunnen brengen, zodat hij geen al te grote dwaas van zichzelf maakt, zodat niemand hem kan redden, bewijzen we Rhand een grote dienst. Bovendien heb ik tijd nodig als ik die ter’angreaal wil bestuderen.’

Egwene trachtte niet te glimlachen. Elayne had alles heel vlug door. Daarentegen zou ze waarschijnlijk proberen om Mart keurig rechtop te laten zitten. Daar zou ze graag bij willen zijn. Ze hield van Elayne en bewonderde haar kracht, maar in deze wedstrijd wilde ze op Mart wedden, al zou het nipt zijn.

Nynaeve gaf heel koppig en traag toe. Mart was dwaas. Als zij ‘omhoog’ riepen, zou hij ‘omlaag’ doen, alleen om te pesten. Hij was een gistend vat bier dat te veel geschud was. Ze moesten hem voortdurend uit taveernes en speelholen slepen. Ten slotte beweerde ze dat Mart Elayne wellicht in haar achterste zou knijpen als ze niet keek en wist Egwene dat haar bezwaren overwonnen waren. Mart besteedde zeker veel tijd aan de vrouwenjacht, wat Egwene nauwelijks kon goedkeuren, maar Nynaeve wist even goed als zij dat hij bij al dat jagen op de meest ongelukkige ogenblikken een griezelig zintuig voor vrouwen bezat. Hij koos altijd vrouwen – hoe onwaarschijnlijk ook – die gejaagd wilden worden. Net toen Nynaeve volgens haar wilde toegeven, kondigde jammer genoeg een klopje op de deur Sheriam aan. Sheriam wachtte niet op toestemming binnen te komen. Dat deed ze nooit. Met koele ogen en met haar blauwe stola bleef ze Nynaeve en Elayne aankijken. De Hoedster van de Kronieken was na de Amyrlin de hoogste, maar zij had geen echt gezag over de zusters, behalve de macht die een Amyrlin haar gaf. Ze kon zeker niet zomaar iemand bij de Amyrlin wegsturen, maar haar ogen spraken een andere taal. Elayne stond vlot op en maakte een diepe nette knix voor Egwene. ‘Als u me wilt verontschuldigen. Ik wil Aviendha opzoeken.’ Nynaeve daarentegen keek keihard terug naar Sheriam, tot Egwene haar keel schraapte en de gestreepte stola weer omdeed. Nynaeve werd rood en schoot overeind, ik hoor ook te gaan. Janya zei dat ze met me wilde praten over verloren Talenten.’ Het herwinnen van die Talenten was minder gemakkelijk gebleken dan Egwene had gehoopt. De zusters waren best bereid te praten, maar de moeilijkheid was Moghedien te laten begrijpen wat bedoeld werd met een vage omschrijving of soms alleen een term. Bovendien moest je maar afwachten of ze er echt iets van wist. Het was bijvoorbeeld leuk te weten dat Richten van het web metalen sterker maakte, maar de vrouw wist nog minder van metalen dan van Helen. Wat in Lichtsnaam waren trouwens Weven van aardvuur of Melken van tranen? Moghedien leek heel graag te willen helpen, wanhopig graag zelfs nadat Siuan haar het kunstje van het niet zweten had geleerd. Blijkbaar had ze daarover tegen Nynaeve en Elayne gelogen. Ze was ervan overtuigd dat Egwene dat als die ene leugen zou opvatten. De vrouw had op haar knieën gelegen, huilend, smekend en klappertandend en de zoom van hun rok kussend. Ze wilde zeker helpen maar haar angst had nieuwe hoogten bereikt en de snikkende doodsangst drong voortdurend door de a’dam heen en maakte haar spuugmisselijk. Ze wilde het eigenlijk niet, maar de armband zat nu in Egwenes beurs. Ze had hem graag aan Nynaeve willen geven om ervanaf te zijn – maar het ding in aanwezigheid van de anderen heen en weer te schuiven zou vroeg of laat opmerkingen ontlokken.

In plaats daarvan zei ze: ‘Nynaeve, het is misschien beter als je Mart vermijdt tot hij wat is afgekoeld.’ Ze wist niet zeker of Mart zijn dreigement echt zou uitvoeren, maar als iemand hem daartoe kon brengen, dan was het Nynaeve. Daarna hoefden ze zeker niet meer te proberen hem om te praten. ‘Of zorg er tenminste voor dat je alleen met hem praat als er heel wat mensen om je heen staan. Misschien enkele zwaardhanden.’

Nynaeve wilde wat zeggen, maar besloot even later dat niet te doen. Haar wangen waren wat bleker en ze slikte. ‘Ja. Ja, ik denk dat dat het beste is, Moeder.’

Sheriam keek hoe de deur zich sloot. Ze fronste nog licht toen ze zich tot Egwene wendde. ‘Er zijn harde woorden gevallen, Moeder?’

‘Alleen woorden die je mag verwachten wanneer oude vrienden elkaar na lange tijd ontmoeten. Nynaeve herinnert zich Mart als een schelm, maar hij is geen tien meer en hij heeft er een hekel aan.’ Gebonden door de Gelofte tegen liegen, hadden de Aes Sedai de halve waarheid, de kwart waarheid en verborgen betekenissen tot kunst verheven. Een nuttige kunst, dacht Egwene. Vooral bij Aes Sedai. De Drie Geloften deden niemand veel goed, het minst nog de Aes Sedai. ‘Je beseft soms met moeite dat mensen veranderen.’ Sheriam pakte ongevraagd een stoel en schikte haar blauwzijden rok zorgvuldig om haar heen. ‘Ik neem aan dat de onbekende aanvoerder van de draakgezworenen met de jonge Mart een boodschap van Rhand Altor heeft meegegeven? Ik hoop dat u niets hebt gezegd wat als een toezegging uitgelegd kan worden, Moeder. Een leger draakgezworenen op nog geen tien span afstand plaatst ons in een hachelijke toestand. Het helpt weinig indien hun aanvoerder gelooft dat wij onze beloften niet hard kunnen maken.’

Egwene nam de ander even op. Niets bracht Sheriam van haar stuk. Tenminste, niet zichtbaar. Sheriam wist vrij veel van Mart, net als verschillende andere zusters in Salidar. Kon dat gebruikt worden om hem in de juiste richting te duwen, of werd hij dan weerspannig? Mart is van later zorg, dacht ze ferm. Nu eerst Sheriam. ‘Zou je iemand kunnen vragen ons thee te brengen, Sheriam? Ik ben wat dorstig.’ Sheriams gezicht veranderde maar weinig, enkel een verstrakking rond haar schuin staande ogen, zo klein dat het amper haar plechtstatige uiterlijk verstoorde. Egwene kon echter zien hoe de vragen bij haar naar boven sprongen. Wat had ze tegen Mart gezegd? Waarover wilde ze niet praten? Welke beloften had zij gedaan, zodat Sheriam dat zou moeten oplossen zonder terrein aan Romanda of Lelaine te verliezen?

Sheriam zei zacht iets tegen iemand buiten de deur en nadat ze weer had plaatsgenomen, gaf Egwene haar niet de kans wat te zeggen. In plaats daarvan zorgde ze in zekere zin voor een eerste voltreffer. ‘Blijkbaar is Mart de aanvoerder; Sheriam, en mag je zijn leger de boodschap noemen. Rhand wil volgens mij dat we allemaal naar Caemlin komen. Er werd iets gemompeld over eed van trouw.’ Sheriams hoofd schoot met grote ogen omhoog. Er zat echter maar gedeeltelijk iets van woede in. Er was een zekere... bij ieder ander dan een Aes Sedai zou Egwene het angst hebben genoemd. Heel begrijpelijk. Ze kwam uit hetzelfde dorp als Rhand, een van de redenen dat ze tot Amyrlin was verheven. Als ze dat had beloofd, zou dat een bodemloos en onontkoombaar moeras betekenen. Het nieuws zou zich verspreiden, ongeacht wat Sheriam deed. Sommige Gezetenen zouden haar de schuld geven, of het in ieder geval als aanleiding gebruiken. Romanda en Lelaine waren niet de enige leden van de Zaal die Egwene hadden gewaarschuwd over het al te braaf volgen van Sheriams raad zonder de Zaal te raadplegen. Eigenlijk werd Sheriam alleen volledig gesteund door Delana, maar die gaf ook de raad om naar Romanda en Lelaine te luisteren. Alsof het mogelijk was drie kanten tegelijk uit te gaan. Maar zelfs als de Zaal bewerkt kon worden, zou de belofte aan Rhand en die weer intrekken, inhouden dat het tienmaal, nee honderdmaal zo moeilijk zou worden om hem aan te pakken. Egwene wachtte slechts tot Sheriams lippen van elkaar gingen en sprak toen als eerste: ‘Natuurlijk zei ik tegen hem dat het belachelijk was.’

‘Natuurlijk.’ Sheriams stem was niet zo vast als die was geweest. Heel goed.

‘Maar je hebt volkomen gelijk. De toestand is heel kwetsbaar. Dat is zo jammer. Jouw raad over mijn aanpak van Romanda en Lelaine was goed, maar ik denk niet dat we nu nog kunnen volstaan met het opvoeren van de voorbereidingen voor de verhuizing.’ Romanda had haar in een hoek gedreven en grimmig een lezing gegeven dat overijld handelen altijd tot rampen leidde. Garet Brins leger moest groter worden, zo groot dat het nieuws van de grootte veel indruk zou maken op Elaida. Romanda wilde bovendien heel sterk benadrukken dat de gezantschappen naar de vorsten móésten worden teruggeroepen. Afgezien van de Aes Sedai zelf hoefde niemand méér te weten van de moeilijkheden binnen de Toren dan al bekend was. Lelaine gaf niets om Brins leger of om de vorsten. Beide zaken waren van weinig belang, hoewel ze aanraadde om op te passen en af te wachten. De juiste benadering van de Aes Sedai in de Witte Toren zou zeker veel profijt opleveren. Elaida kon dan van de Amyrlin Zetel worden verwijderd. Daarna kon Egwene zodanig worden verheven, dat behalve enkele zusters niemand ooit goed zou weten wat er feitelijk was gebeurd. Na verloop van tijd zou het feit van de verdeelde Toren worden opgevat als iets uit een speelmansverhaal. Het zou misschien nog lukken ook als ze genoeg tijd hadden. Als hun afwachten Elaida niet alle kansen bood de zusters in Salidar te bewerken. Nog een verschil was dat Lelaine alles had gezegd met een glimlach, die de oudere vrouw bij een lievelingetje zou tonen of bij een Aanvaarde op wie ze trots was. Ze kreeg al vele glimlachjes van de zusters omdat ze het reizen opnieuw had ontdekt, al waren er maar weinigen zo sterk dat ze een poort konden maken die groter was dan een armsgat en de meesten dat zelfs niet eens. Romanda wilde een poort gebruiken om de Eedstaf en bepaalde andere voorwerpen uit de Toren weg te halen. Ze had Egwene niet verteld welke dingen, maar daarmee konden ze in Salidar echte Aes Sedai worden terwijl ze tegelijk Elaida van die mogelijkheid beroofden. En Egwene wilde toch een echte Aes Sedai zijn? Lelaine was het met het laatste eens, maar niet over het gebruik van een poort. De kans was te groot dat die ontdekt zou worden en als de zusters in de Toren leerden reizen, zou er te veel voordeel verloren gaan. Deze punten hadden bij de Zaal veel gewicht in de schaal gelegd, wat Romanda helemaal niet beviel. Sheriam had ook geglimlacht over Lelaines instemming, maar nu was er geen glimlach te zien. ‘Moeder, ik weet niet zeker of ik het begrijp,’ zei ze veel te welwillend. ‘De voorbereidingen volstaan om de Zaal te tonen dat u zich niets laat welgevallen. In beweging komen voor alles op de juiste plek is, zou rampzalig zijn.’

Egwene wist een onoprechte trek op haar gezicht te toveren, ik begrijp het Sheriam. Ik weet niet wat ik zonder jouw raad zou moeten doen.’ Ze keek met verlangen uit naar de dag dat ze ermee op kon houden. Sheriam zou een heel goede Hoedster zijn – misschien wel een goede Amyrlin – maar Egwene zou de dag waarop ze aan de vrouw duidelijk kon maken dat ze de Hoedster was en niet de Amyrlin, zeer vreugdevol vinden. Aan Sheriam én de Zaal. ‘Het komt gewoon doordat Mart dat leger van draakgezworenen op onze drempel heeft gelegerd. Wat gaat heer Brin doen? Of sommige krijgslieden, uit zichzelf, zonder opdracht? Iedereen heeft het erover dat hij mannen wil laten jagen op draakgezworenen die volgens de geruchten dorpen platbranden. Ik weet dat hem is gezegd de mannen strak aan de lijn te houden maar...’

‘Heer Garet zal precies doen wat we... wat u beveelt, en verder niets.’

‘Misschien.’ Hij was niet gelukkig met die strakke teugels, nam Sheriam gemakshalve aan. Siuan bracht heel wat tijd door met Brin, ondanks al haar gemopper op die man, en hij vertelde haar van alles. Egwene kon het zich echter niet veroorloven Siuans band te verraden. ‘Ik hoop dat hetzelfde gezegd kan worden over zijn krijgslieden, voor iedere man in het kamp. We kunnen niet naar het westen, Amadicia in, maar ik bedacht dat we wellicht langs de rivier naar Ebo Dar kunnen afzakken. Misschien met behulp van een reispoort. De Aes Sedai zullen daar toch wel welkom zijn? Heer Brin kan het kamp buiten de stad opslaan. Wegtrekken zou benadrukken dat we Rhands... aanbod, als we het zo willen noemen, niet aannemen. En als we ons nog meer dienen voor te bereiden, kunnen we alles veel beter voltooien in een grote stad met wegen en schepen die de haven in- en uitvaren.’ Wederom verloor Sheriam haar beheersing en dat was nu aan haar kortademigheid te horen. ‘Ebo Dar is niet zo gastvrij als het schijnt, Moeder. Enkele zusters zijn niet hetzelfde als een paar honderd, die ook nog door een leger gevolgd worden. Bij de minste aanwijzing zal Tylin de gedachte krijgen dat we van plan zijn de stad te veroveren. Een behoorlijk aantal Altaraanse edellieden wil niets liever dan een uitvlucht om haar af te zetten en zelf op de Troon der Winden plaats te nemen. Zo’n wanorde zou ons bij elke vorst in een kwaad daglicht plaatsen. Nee, Moeder, dat is geheel buiten de orde.’

‘Maar durven we dan nog hier te blijven zitten? Mart doet niets, maar het ergste kan gebeuren indien enkele van Brins krijgslieden besluiten de zaak in eigen hand te nemen.’ Egwene keek fronsend naar haar rok, streek hem glad alsof ze bezorgd nadacht en zuchtte vervolgens. ‘Hoe langer we hier blijven zitten en niets doen, terwijl een leger draakgezworenen ons recht in de ogen kijkt, hoe erger het zal worden. Het zou me niet verbazen als er geruchten komen dat ze van plan zijn ons ’ aan te vallen en hier zal men dan zeggen dat wij het eerst moeten toeslaan.’ Als dit niet werkte, zouden die geruchten zeker komen, daar zouden Nynaeve, Elayne, Siuan en Leane wel voor zorgen. Het zou gevaarlijk zijn, maar ze kon eventueel iets verzinnen om Mart zich te laten terugtrekken voor de vonken een brand zouden veroorzaken. ‘Tja, zoals de geruchten zich verspreiden, zou het me niet verbazen als half Altara binnen een maand denkt dat wij, de Aes Sedai hier, draakgezworenen zijn.’ Dat gerucht zou onmiddellijk de kop ingedrukt moeten worden, als dat mogelijk was. De Zaal haalde na Logains Heling geen edellieden meer naar het dorp, maar de zoekgroepen van Brin reden nog steeds uit en nog steeds zochten groepen Aes Sedai naar novices. Bovendien maakte men met karren en wagens lange tochten naar nabije dorpen om voedsel te kopen. Honderden paden voor een gerucht, en er was er maar een nodig. ‘Sheriam, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we in de val zitten, en als we dit niet oplossen, zal daar niets goeds uit voortkomen. Helemaal niets goeds.’

‘Het antwoord daarop is de draakgezworenen weg te sturen,’ zei Sheriam, niet meer zo geduldig als eerst. ‘Ik betreur het dat Mart ons weer door de vingers glipt, maar ik vrees dat er geen ander antwoord is. Je hebt hem gezegd dat het aanbod is afgewezen, dus vraag hem te vertrekken.’

‘Ik wilde dat het zo eenvoudig was. Ik denk dat hij dat na mijn vraag niet zal doen, Sheriam. Hij duidde erop dat hij hier op deze plek moest wachten tot er iets gebeurt. Misschien wacht hij op bevelen van Rhand, of zelfs op Rhand zelf. Er ging een gerucht in Cairhien dat hij de laatste tijd op zijn reizen mannen meeneemt. De mannen die hij leert geleiden? Ik weet niet wat we moeten doen wanneer dat gebeurt.’ Sheriam staarde haar aan en haar adem klonk zwaar voor iemand die er zo kalm uitzag.

Een gekrabbel aan de deur werd gevolgd door Tabitha met een zilveren blad van gedreven zilver. Ze voelde de stemming niet goed aan en deed veel moeite alles netjes te schikken. De theepot van groen porselein en de kopjes, het zilveren honingpotje en het kleine kannetje room, de kleine doekjes met kant, tot Sheriam haar woest toesnauwde dat er wel meer werk op haar lag te wachten, zodat Tabitha een gilletje slaakte en met grote ogen een knix maakte waarbij haar hoofd bijna de grond raakte, waarna ze er op een holletje vandoor ging. Heel even hield Sheriam zich bezig met het schikken van haar rok terwijl ze haar kalmte trachtte te hervinden. Ten slotte bracht ze weifelend uit: ‘Misschien is het voor ons noodzakelijk Salidar toch te verlaten. Spoediger dan ik gewenst zou hebben.’

‘Maar de enige weg die ons openstaat, leidt naar het noorden.’ Egwenes ogen werden wat groter. Licht, wat had ze hier een hekel aan! ‘Dan lijkt het erop dat we naar Tar Valon optrekken.’ ik weet het,’ snauwde Sheriam bijna. Ze haalde diep adem en matigde haar toon. ‘Vergeef me, Moeder, ik voel me wat... Ik houd er niet van tot iets gedwongen te worden en ik vrees dat Rhand Altor ons dwingt iets te doen voor we echt klaar zijn.’

‘Ik zal hem daarover streng onderhouden wanneer ik hem zie,’ zei Egwene. ‘Ik kan me amper indenken wat ik zonder uw raad zou moeten doen.’ Misschien kon ze een manier vinden om Sheriam als leerlinge bij de Wijzen te plaatsen. De gedachte aan een Sheriam na zo’n halfjaar bij Sorilea deed haar glimlachen, zodat Sheriam zelfs teruglachte. ‘Met of zonder honing?’ vroeg Egwene, die de theepot ophield.

Загрузка...