36 De Amyrlin wordt verheven

Egwene tilde haar hoofd van de kussens en keek rond, heel even verbaasd dat ze in een hemelbed lag, in een ruime kamer. Het licht van de vroege ochtend speelde bij de vensters en een gezette vriendelijke vrouw in een eenvoudig grijs wollen kleed plaatste een grote witte kan met heet water op de wastafel. Chesa was de vorige avond als haar dienares voorgesteld. De dienares van de Amyrlin. Een dienblad onder een doek stond reeds naast haar kam en borstel op een smal tafeltje onder een spiegel met een zilveren lijst. De geur van warm brood en stoofperen hing in de kamer.

Anaiya had de kamer voor Egwenes komst klaargemaakt. De meubels pasten ook hier niet bij elkaar, maar het waren de beste die Salidar te bieden had, vanaf de gemakkelijke leunstoel met groenzijden bekleding tot de onbeschadigde staande spiegel met goudwerk in de hoek en de fraai bewerkte houten klerenkast met haar kleding. Jammer genoeg leek Anaiya’s smaak nogal uit te gaan naar frulletjes en franjes. Allebei waren overvloedig aanwezig op de bedhemel, de opengeschoven bedgordijnen, het tafelkleed, de stoelbekleding en de leuningen van de beklede stoel. Haar op de grond liggende beddensprei vertoonde het, evenals het dunne zijden laken dat Egwene ook van het bed had gegooid. Zelfs de gordijnen voor de ramen waren van kant. Egwene legde haar hoofd weer neer. Ook de kussens hadden kanten zomen. De kamer gaf haar het gevoel in kant te stikken. Er was nog heel wat afgepraat, nadat Sheriam en de anderen haar naar deze plek hadden gebracht, die ze de Kleine Toren noemden. De meeste gespreksstof kwam van de andere vrouwen. Ze toonden niet veel belangstelling voor haar gedachten over Rhands plannen of wat Coiren en de andere Aes Sedai misschien wilden. Er was een gezantschap onderweg naar Caemlin, onder leiding van Merana, die wist wat er gedaan moest worden, al waren ze vrij vaag over wat dat nu precies inhield. Zij voerden voornamelijk het gesprek, Egwene luisterde en haar vragen werden terzijde geschoven. De antwoorden waren onbelangrijk, werd soms gezegd, nu tenminste. De wel beantwoorde vragen kregen slechts even de aandacht voor ze verder gingen met wat zij belangrijk vonden.

Naar iedere vorst en vorstin was een gezantschap onderweg. Ieder werd afzonderlijk genoemd met een uitleg waarom hij of zij echt van levensbelang voor Salidars zaak was, en zo te horen waren ze dat stuk voor stuk. Ze zeiden niet openlijk dat alles zou mislukken als ook maar één heerser zich tegen hen keerde, maar de nadruk in hun betoog sprak boekdelen. Garet Brin bouwde een leger voor hen op, dat uiteindelijk sterk genoeg diende te zijn om hun... eh... aanspraken tegen Elaida zo nodig kracht bij te zetten. Ze leken niet te denken dat het nodig zou zijn, ondanks Elaida’s eis dat ze naar de Toren terug dienden te keren. Indien het nieuws van Egwene Alverens verheffing tot Amyrlin Zetel eenmaal was verspreid, zouden de Aes Sedai volgens hen naar haar toe komen, zelfs zij die nu nog in de Toren verbleven. Dat zouden er zoveel zijn dat Elaida geen andere keus had dan af te treden. De Witmantels zaten om de een of andere reden met hun duimen te draaien, dus Salidar was voorlopig even veilig als elke andere plek. Tussen dit alles door werd kort vermeld dat Logain net als Siuan geheeld was. En Leane. Natuurlijk, als ze hier was, zou ze geheeld zijn; het was enkel een verrassing te horen dat ze hiér was.

‘Daarover hoef je je dus geen zorgen te maken,’ zei Sheriam kalmerend. Ze rees boven Egwene uit die in de beklede leunstoel zat met de anderen in een kring voor haar. ‘De Zaal zal overleggen of hij opnieuw gestild moet worden tot zijn gevorderde leeftijd ons van het probleem verlost.’

Egwene probeerde een nieuwe geeuw te onderdrukken – het was ontzettend laat – en Anaiya zei: ‘We moeten haar slaap gunnen. Morgenochtend wordt bijna even belangrijk als deze avond, kind.’ Opeens lachte ze zachtjes in zichzelf. ‘Moeder. Morgen is ook belangrijk, Moeder. We zullen Chesa sturen om alles voor de nacht klaar te maken.’ Zelfs na hun vertrek was slapen niet gemakkelijk. Terwijl Chesa nog bezig was haar uit te kleden, verscheen Romanda om de Amyrlin een aantal voorstellen te doen. Ze verstrekte die ferm, met een stem die geen onzin duldde, en was nauwelijks verdwenen of Lelaine verscheen, alsof de Blauwe Gezetene op het vertrek van de Gele zuster had staan wachten. Lelaine gaf Egwene haar eigen hulpvaardige raad, terwijl die rechtop in bed zat, nadat Chesa vriendelijk maar ferm was weggestuurd. Haar woorden kwamen in het geheel niet overeen met Romanda’s raad – evenmin met die van Sheriam – maar werden met een warme, zelfs gevoelige glimlach gesproken, evenwel met de grote zekerheid dat Egwene in de eerste maanden toch wel wat leiding nodig had. Geen van beide vrouwen zei openlijk dat alleen zij Egwene kon leiden naar wat het beste voor de Toren was, en dat beter kon dan Sheriam. Ze zeiden evenmin rechtuit dat Sheriam en haar kleine groepje misschien zouden proberen haar allerlei kanten op te trekken, of haar misschien slechte raad zouden geven, maar ze duidden er sterk op. Romanda en Lelaine wezen er tegelijk onderhuids op dat de ander mogelijk haar eigen werkplan had, wat ongetwijfeld onnoemelijk veel ellende zou veroorzaken.

Tegen de tijd dat Egwene de laatste kaars uit geleidde, rekende ze op een slaap vol nachtmerries. Maar het werden er feitelijk slechts twee die ze zich de volgende ochtend herinnerde. In de eerste was ze Amyrlin – en Aes Sedai zonder de geloften te hebben afgelegd – en alles wat ze deed, leidde tot een ramp. Dat wekte haar met een schok, zodat ze recht overeind zat, enkel om het kwijt te raken, maar ze was er zeker van dat de droom geen betekenis had. Hij kwam vrijwel overeen met een van haar ervaringen binnen de ter’angreaal, waarin ze beproefd was voor Aanvaarde. Voor zover iemand wist, hielden die geen verband met de werkelijkheid. Niet met deze werkelijkheid. De andere droom was het soort onzin dat ze verwachtte. Ze wist genoeg van haar eigen dromen om dat nu te weten, ook al moest ze zichzelf wekken om aan die droom te ontsnappen. Sheriam had de stola van haar schouders getrokken, waarna iedereen haar stond uit te lachen en wees naar de zottin die echt dacht dat een meisje van net achttien de Amyrlin kon zijn. Niet alleen de Aes Sedai, maar ook de Wijzen, Rhand, Perijn en Mart, Nynaeve en Elayne. Bijna iedereen die ze ooit had ontmoet, terwijl zij volkomen bloot voor hen stond en wanhopig probeerde de kleren van een Aanvaarde aan te trekken die slechts een tienjarige zouden hebben gepast.

‘Tuttut, u kunt niet de hele dag in bed blijven liggen, Moeder.’ Egwene deed haar ogen open.

Chesa’s gezicht toonde een uitdrukking van plagerige strengheid. Haar ogen fonkelden. Ze was minstens tweemaal zo oud als Egwene en was vanaf hun eerste ontmoeting meteen vervallen in die mengeling van achting en vertrouwelijkheid die van een oude verzorgster verwacht mocht worden. ‘De Amyrlin Zetel kan niet luilakken en zeker vandaag niet.’

‘Geen haar op mijn hoofd zou zoiets denken.’ Ze stapte stijf uit bed en rekte zich uit voor ze haar doorweekte nachthemd uittrok. Ze kon bijna niet wachten om zo lang met de Kracht te oefenen dat ze niet meer hoefde te zweten, ik wil die van blauwe zijde met de witte ochtendsterren rond de hals.’ Ze merkte dat Chesa heel zorgvuldig haar ogen afwendde bij het aanreiken van haar schone goed. De gevolgen van het nakomen van haar toh waren wat verflauwd, maar ze leek nog behoorlijk bezeerd en blauw, ik heb een ongelukje gehad voor ik hierheen kwam,’ zei ze, haastig haar hoofd door de hals stekend. Chesa knikte of ze het opeens begreep. ‘Paarden zijn sluwe, onbetrouwbare dieren. U zult mij er nooit op krijgen, Moeder. Een goede stevige kar is honderdmaal veiliger. Als ik zo van een paard was gevallen, zou ik het geen mens willen vertellen. Nildra zou weer van alles opmerken en Kaylin... O, u kunt bijna niet geloven wat sommige vrouwen achter je rug om zeggen. Voor een Amyrlin Zetel is het natuurlijk anders, maar ik zal er niets over zeggen.’ De klerenkast openhoudend, keek ze Egwene schuin aan om te zien of die het had begrepen.

Egwene schonk haar een glimlach. ‘Hoog of laag, mensen blijven mensen,’ merkte ze ernstig op.

Chesa straalde even voor ze het blauwe gewaad uit de kast nam. Mogelijk had Sheriam haar gekozen, maar zij was de dienares van de Amyrlin Zetel en was alleen aan haar trouw verschuldigd. Ze had bovendien gelijk dat dit een belangrijke dag was. Egwene at vlug, ondanks Chesa’s zachte gemompel dat het opschrokken van voedsel je maagpijn bezorgde en dat warme melk met honing en kruiden het allerbeste en enige middel was om een zenuwachtige maag tot bedaren te brengen. Ze poetste haar tanden en waste zich haastig. Ze liet Chesa enkele slagen met de borstel door haar haren doen en kleedde zich zo snel als de vrouw het blauwe kleed over haar hoofd kon krijgen aan. Ze legde de zevenkleurige stola over haar schouders en keek kort in de staande spiegel. Stola of geen stola; ze leek niet erg op een Amyrlin Zetel. Maar ik ben het. Dit is geen droom. In de grote kamer beneden waren de tafels nog even leeg als de avond ervoor. Alleen de Gezetenen met hun stola’s waren aanwezig en groepten in hun Ajah bij elkaar, waarbij Sheriam alleen stond. Het werd rustig terwijl Egwene omlaag liep, en ze maakten een knix toen ze beneden was. Romanda en Lelaine namen haar scherp op en wendden zich vervolgens af, waarbij ze Sheriam nadrukkelijk negeerden en weer verder spraken. Doordat Egwene bleef zwijgen werden de anderen ook stil. Zo nu en dan wierp iemand een blik op haar. Zelfs fluisterend klonken hun stemmen te luid. Buiten was het stil, volkomen stil. Egwene trok een doekje uit haar mouw en bette haar gezicht. Geen van hen zag er rood en verhit uit.

Sheriam kwam naast haar staan. ‘Alles zal goed gaan,’ zei ze zachtjes. ‘Denk alleen aan wat je te zeggen hebt.’ Dat was ook iets dat ze tot de laatste letter die nacht hadden doorgenomen. Deze ochtend moest Egwene een toespraak afsteken.

Egwene knikte. Het was vreemd. Haar maag zou dicht moeten klappen en haar knieën tegen elkaar rammelen. Maar dat was niet zo; ze begreep het niet.

‘Je hoeft je geen zorgen te maken,’ vervolgde Sheriam. Het klonk of ze dacht dat Egwene dat deed, en dat ze haar wilde kalmeren, maar voor ze nog meer kon zeggen, sprak Romanda luid: ‘Het is tijd!’ Met veel geruis van rokken schikten de Gezetenen zich naar leeftijd, ditmaal met Romanda voorop, en stapten naar buiten. Egwene liep tot vlak voor de deur mee. Nog steeds geen wee gevoel in haar maag. Misschien had Chesa gelijk met die warme melk.

Het bleef even stil, daarna klonk Romanda’s stem onnatuurlijk hard: ‘Wij hebben een Amyrlin Zetel.’

Egwene liep naar buiten in een hitte die ze eigenlijk pas veel later op de dag had verwacht. Toen haar voet van de stoep af wilde stappen, belandde die op een vlonder geweven van Lucht. De rijen Gezetenen strekten zich aan beide kanten langs haar uit en elke Gezetene gloeide van het saidarlicht.

‘Egwene Alveren,’ sprak Romanda zangerig, haar stem gedragen op de golven van de Ene Kracht, ‘Hoedster van de Zegels, Vlam van Tar Valon, Amyrlin Zetel.’

Ze tilden haar tijdens Romanda’s woorden omhoog en maakten haar verheffing tot Amyrlin zichtbaar tot ze vlak voor het rieten dak hing, waardoor het voor mannen en niet-geleidsters zou lijken of ze op lucht stond. Er waren veel mensen aanwezig die haar tegen de opkomende zon afgetekend zagen. Een tweede weefsel zorgde ervoor dat het licht om haar heen een glinsterend weefsel leek. De straat stond vol mannen en vrouwen en de menigte reikte zelfs tot om de hoeken. Iedere deuropening stond vol; achter de vensters en op elk dak, afgezien van dat van de Kleine Toren, stonden mensen. Er barstte een enorm gebrul los, dat zelfs Romanda bijna overstemde, een gejuich dat door het dorp golfde. Egwene nam de menigte op, zoekend naar Nynaeve en Elayne, maar ze kon hen in die zee van omhoogkijkende gezichten niet ontdekken. Er leek wel een eeuw voorbij te gaan voor het rustig genoeg was om te spreken. De golf die Romanda’s stem zo ver had gedragen, schoof naar haar toe.

Sheriam en de anderen hadden haar toespraak voorbereid. Een hoogdravende uiteenzetting die ze mogelijk zonder blozen had kunnen afsteken als ze tweemaal, nog liever driemaal zo oud was geweest. Ze had hem uit zichzelf wat gewijzigd. ‘We zijn hier bijeen voor een zware tocht naar waarheid en gerechtigheid, die pas zal eindigen wanneer de valse Amyrlin Elaida van de plek is gestoten die zij heeft geroofd.’ De enige verandering erin was ‘zal’ in plaats van ‘kan’, maar ze vond haar woord beter en sterker. ‘Als Amyrlin zal ik jullie bij die tocht voorgaan en ik zal niet falen, zoals ik weet dat jullie niet zullen falen.’ Die uitwijding was meer dan genoeg. Ze was niet van plan hier zo lang zo hoog te blijven staan en alles te herkauwen wat ze wilden dat er gezegd werd. Het kwam trouwens toch allemaal op hetzelfde neer. ‘Tot mijn Hoedster van de Kronieken benoem ik Sheriam Bayanar.’ Dat veroorzaakte veel minder gejuich; een Hoedster was tenslotte geen Amyrlin. Egwene wierp een blik omlaag en wachtte tot Sheriam naar buiten kwam snellen, nog steeds de stola goed schikkend. De stola van de Hoedster was blauw, om aan te geven dat ze verheven was uit de Blauwe Ajah. Er was besloten geen nabootsing te maken van de Arnyrlinstaf, die aan de punt de vlam van de Witte Toren toonde en door de Hoedster werd meegedragen. Tot de echte staf uit de Witte Toren terug was gewonnen, zouden ze het zonder moeten doen. Sheriam had erop gerekend veel langer te moeten wachten en keek Egwene openlijk verwijtend aan. In de rijen van de Gezetenen lieten Romanda en Lelaine niets merken. Beiden hadden heel goed aangeduid wie zij de beste Hoedster achtten, en het was overbodig te zeggen dat geen van beiden Sheriam had genoemd.

Egwene haalde diep adem en wendde zich weer tot de wachtende menigte. ‘Ter ere van deze dag verklaar ik hierbij dat alle Aanvaarden en novices van boetedoening of straf worden ontslagen.’ Dat was gebruikelijk en veroorzaakte een blij geroep onder de wit geklede meisjes en enkele Aanvaarden die zichzelf vergaten. ‘Ter ere van deze dag verklaar ik hierbij dat Theodrin Dabei, Faolain Orande, Nynaeve Almaeren en Elayne Trakand vanaf dit ogenblik tot de stola zijn verheven, tot volledige zusters en Aes Sedai.’ Dit werd begroet met een soort verwonderde stilte, waarbij hier en daar wat gemompeld werd. Dit was in het geheel geen gebruik, zeker niet. Maar het was gezegd, en het was maar goed dat Morvrin toevallig Theodrin en Faolain had genoemd. Het werd tijd weer naar de woorden terug te gaan die zij voor haar hadden geschreven. ‘Hierbij verklaar ik dit tot een feestdag. Verricht alleen die werkzaamheden die voor vreugde en vermaak vereist zijn. Moge het Licht schijnen op u allen en moge de hand van de Schepper u beschutten.’ Dat laatste ging ten onder in een reusachtig gebrul dat zelfs de golf die de woorden verspreidde, onderdrukte. Sommigen begonnen meteen in de straat te dansen hoewel daarvoor amper ruimte was.

Het vlot van Lucht daalde misschien een tikkeltje sneller dan het was opgestegen. De Gezetenen keken haar strak aan toen ze afstapte. De gloed van hun saidar was knipperend al bijna uit voor ze de grond raakte.

Sheriam schoot naar voren, greep Egwene bij de arm en glimlachte de Gezetenen met hun rotsharde gezichten toe. ik moet de Amyrlin haar werkvertrek tonen. Vergeef me.’ Egwene kon niet echt beweren dat Sheriam haar naar binnen werkte, maar ze kon het evenmin echt tegenspreken. Ze dacht niet dat Sheriam haar wilde meetrekken maar het leek haar toch beter met haar vrije hand de rok op te lichten en grotere stappen te maken, zodat ze het niet hoefde te ontdekken. Haar werkvertrek, achter de wachtkamer, bleek iets kleiner te zijn dan haar slaapkamer, met twee vensters, een schrijftafel, een stoel met een rechte rug erachter en nog twee ervoor. Verder niets. De muurpanelen met wormgaatjes waren in de was gezet zodat ze dof glommen, maar de tafel was volkomen kaal en leeg. Op de vloer lag een stuk van een gebloemd tapijt.

‘Vergeef me als ik wat kortaf was, Moeder,’ zei Sheriam die haar arm losliet, ‘maar ik meende dat we elkaar even onder vier ogen moesten spreken voor u met een van de Gezetenen praat. Ze hebben allemaal aan uw toespraak gewerkt en...’

‘Ik weet dat ik een paar dingen heb veranderd,’ merkte Egwene met een opgewekte glimlach op, ‘maar ik voelde me zo’n idioot terwijl ik daar stond en dat alles moest zeggen.’ Hadden ze er allemaal aan meegewerkt? Geen wonder dat het had geklonken als de praat van een dikdoenerig oud kletswijf. Ze lachte bijna hardop, in ieder geval zei ik wat gezegd moest worden, de kern ervan. Elaida moet weg en ik zal ze leiden om dat klaar te spelen.’

‘Ja,’ zei Sheriam langzaam, ‘maar er zullen vragen worden gesteld over enkele andere... veranderingen. Theodrin en Faolain zullen zeker tot Aes Sedai worden verheven zodra we de Toren en de Eedstaf weer in handen hebben. Waarschijnlijk Elayne ook, maar Nynaeve kan nog geen kaarsje aansteken als ze niet eerst in ieders aanwezigheid aan haar vlecht rukt.’

‘Dat was precies het punt dat ik wilde bespreken,’ merkte Romanda op die zonder kloppen binnenkwam. ‘Moeder,’ voegde ze er na een hoorbare pauze aan toe. Lelaine sloeg de deur achter haar dicht, in het gezicht van verschillende andere Gezetenen.

‘Het leek mij noodzakelijk,’ zei Egwene en haar ogen werden groter. ‘Ik dacht er gisteravond aan. Ik ben tot Amyrlin Zetel verheven zonder beproefd te worden of de Drie Geloften af te leggen. Als ik de enige was, zou ik daardoor bijzonder opvallen. Nu er vier anderen zijn, zal het niet meer zo vreemd lijken. Niet voor de mensen hier, tenminste. Het is mogelijk dat Elaida er munt uit wil slaan wanneer ze ervan hoort, maar de meeste mensen kennen de Aes Sedai zo slecht dat ze toch niet weten wat ze moeten geloven of niet. En het gaat uiteindelijk om de mensen. Zij moeten mij vertrouwen.’ Als het geen Aes Sedai waren geweest, zouden ze haar met open mond hebben aangestaard. Nu leek Romanda bijna te gaan sputteren. ‘Dat kan wel zo zijn,’ begon Lelaine scherp, haar blauwe stola een harde ruk gevend, maar ze zweeg toen. Het was zo. Nog erger, de Amyrlin Zetel had in het openbaar verklaard dat die vrouwen Aes Sedai waren. Misschien dat de Zaal in staat zou zijn hen weer Aanvaarde te maken – of wat Theodrin en Faolain ook waren – maar de Zaal kon herinneringen niet uitwissen en kon niet voorkomen dat iedereen zou weten dat ze de Amyrlin op de eerste de beste dag hadden gedwarsboomd. Dat zou het vertrouwen geen goed doen. ‘Ik hoop, Moeder,’ zei Romanda strak, ‘dat u de volgende keer de Zaal eerst wilt raadplegen. Ingaan tegen gebruiken kan onverwachte gevolgen hebben.’

‘Het niet volgen van een wet kan ongelukkige gevolgen hebben,’ zei Lelaine bot; ze plakte er nog net ‘Moeder’ aan vast. Dit was onzin, of bijna onzin. De voorwaarden bij iemands verheffing tot Amyrlin waren zeker wettelijk vastgelegd, maar de Amyrlin kon bijna alles wat zij wenste, verordenen. Niettemin ging een wijze Amyrlin geen gevecht aan met de Zaai, wanneer dat vermeden kon worden. ‘O, ik zal in de toekomst zeker raad vragen,’ zei Egwene ernstig. ‘Het leek me nu echter de juiste daad. Zouden jullie me alsjeblieft willen verontschuldigen? Ik moet met de Hoedster praten.’ Ze stonden zowat te trillen. Er was iets van een knix te zien, en bij het afscheid klonken keurig de gepaste woorden, maar Romanda mompelde en Lelaine siste zo scherp dat iedereen zich eraan kon snijden. ‘Dat heb je goed aangepakt,’ zei Sheriam na hun vertrek. Het klonk wat verbaasd. ‘Maar je moet eraan denken dat de Zaal elke Amyrlin moeilijkheden kan geven. Ik ben je Hoedster geworden en een van de redenen is dat ik je dan raad kan geven om dit soort problemen te voorkomen. Je behoort me bij elke verordening die je wilt uitvaardigen te raadplegen. En als ik niet beschikbaar ben, zijn Mijrelle, Morvrin en de anderen er nog. Wij zijn hier om je te helpen, Moeder.’ ik begrijp het, Sheriam. Ik beloof je dat ik zorgvuldig zal luisteren naar wat je zegt. Ik zou nu graag Nynaeve en Elayne willen spreken als dat mogelijk is.’

‘Dat zal wel kunnen,’ zei Sheriam glimlachend. ‘Hoewel ik Nynaeve misschien met geweld bij een Gele zuster vandaan zal moeten trekken. Siuan zal komen om je les te geven in hoe een Amyrlin Zetel zich gedraagt en optreedt – er valt veel te leren – maar ik zal haar zeggen wat later te komen.’

Egwene staarde naar de deur nadat ze was weggegaan. Toen draaide ze zich om en bekeek de tafel. Volkomen leeg. Geen verslag om te lezen, geen stuk om in te zien, niet eens pen en inkt om een briefje te schrijven, laat staan een besluit. En Siuan moest haar dus leren hoe ze zich moest gedragen.

Toen er bescheiden op de deur werd geklopt, stond ze nog steeds. ‘Binnen!’ riep ze en ze vroeg zich af of het Siuan was of misschien een dienstmeid met een schaaltje honingkoekjes die reeds in hapklare brokjes waren gesneden.

Nynaeve stak weifelend haar hoofd om de deur, maar werd meteen naar binnen geduwd door Elayne. Naast elkaar maakten ze beiden een volmaakte knix, waarbij ze hun witte rok met de strook met zeven kleuren uitspreidden en ‘Moeder’ mompelden.

‘Doe dat alsjeblieft niet,’ zei Egwene. Feitelijk klonk het meer als een gesnik. ‘Jullie zijn mijn enige twee vriendinnen en als jullie zo beginnen...’ Licht. Ze stond bijna op het punt in tranen uit te barsten! Elayne was met haar omhelzing Nynaeve op het nippertje voor. Nynaeve was vrij stil en speelde zenuwachtig met een smalle zilveren armband, maar Elayne niet. ‘We zijn nog steeds je vriendinnen, Egwene, maar je bent nu de Amyrlin Zetel. Licht, herinner je je nog dat ik je zei, dat je op een dag de Amyrlin zou zijn en ik...’ Elaynes gezicht betrok wat. ‘Nou ja, in elk geval, je bent het. We kunnen niet zomaar naar de Amyrlin toestappen en zeggen: “Hé, Egwene, maakt deze rok me dik?” Dat zou niet gepast zijn.’

‘Ja, dat is het wel,’ zei Egwene vermetel. ‘Nou ja, als we onder elkaar zijn,’ gaf ze even later toe. ‘Wanneer we alleen zijn, eis ik dat je me vertelt of een rok me dik maakt of... of wat je ook wilt zeggen.’ Ze schonk Nynaeve een glimlach en trok zachtjes aan haar dikke vlecht. Nynaeve schrok. ‘En ik wil dat je hier vanwege mij aan rukt als je je zo voelt. Ik heb iemand nodig die mijn vriendin is en niet voortdurend deze... deze vervloekte stola ziet, anders word ik gek. Over kleren gesproken, waarom hebben jullie deze nog steeds aan? Ik dacht dat je je inmiddels wel had kunnen omkleden.’

Toen pas gaf Nynaeve een ruk aan haar vlecht. ‘Die Nisao zei dat het wel een vergissing zou zijn en sleepte me mee. Ze zei dat ze niet haar beurt ging verknoeien vanwege een of ander feest.’ De geluiden van de feestvierders buiten op straat stegen op, een zwak sliertje muziek en een overal rondhangend gezoem, net hard genoeg om door de stenen muren heen te dringen.

‘Nou, het was geen vergissing,’ zei Egwene. Nisao’s beurt! Ze ging het nu niet vragen; Nynaeve was al niet zo blij en Egwene wilde het zo lang mogelijk leuk houden. Ze sleepte de stoel bij van de andere kant van de tafel, zag twee grove lapjeskussens op de zitting en glimlachte. Chesa. ‘We gaan nu fijn wat babbelen en daarna help ik jullie bij het vinden van de mooiste kleren van Salidar. Vertel me alles over jullie ontdekkingen. Anaiya had het erover, en Sheriam, maar ze gunden zich geen tijd om mij het fijne ervan te vertellen.’

Het tweetal wilde net gaan zitten en verstarde bijna tegelijk, waarna ze elkaar aankeken. Om een raadselachtige reden leken ze huiverig om over iets anders te praten dan over Nynaeves helen van Siuan en Leane – zij herhaalde driemaal tamelijk bezorgd dat het helen van Logain per ongeluk was gebeurd — en over Elaynes werk aan de ter’angreaal. Dat waren opmerkelijke daden, vooral die van Nynaeve, maar het hoefde niet zo vaak herhaald te worden zodat Egwene steeds moest zeggen dat ze prachtig werk hadden geleverd en zo jaloers op hen was. Een poging het te laten zien, duurde niet lang. Egwene had weinig gevoel voor Heling, zeker niet voor het ingewikkelde tapijt dat Nynaeve zonder veel nadenken weefde. En ondanks haar gevoel voor metalen en haar kracht in Vuur en Aarde kon ze Elayne al snel niet meer volgen. Natuurlijk wilden de andere twee weten hoe het was om bij de Aiel te leven. Ze zag hen geschrokken met hun ogen knipperen en geschokt glimlachen, wat snel werd onderdrukt, en betwijfelde of ze haar geloofden. Ze vertelde hun zeker niet alles. Van de Aiel kwam ze natuurlijk op Rhand. Beide vrouwen staarden haar aan tijdens haar verslag van zijn ontmoeting met de Aes Sedai. Ze waren het erover eens dat hij in diepere stromen waadde dan hij besefte en iemand nodig had om hem te leiden voor hij in een gat stapte. Elayne dacht dat Min hem kon helpen, wanneer het gezantschap in Caemlin zou zijn aangekomen. Het was voor het eerst dat Egwene hoorde dat Min mee was, of zelfs dat Min in Salidar was, maar feitelijk deed Elayne er nogal lauw over. Bovendien mompelde ze iets vreemds, alsof ze deze waarheid niet graag wilde horen. ‘Min is een betere vrouw dan ik ben.’ Om de een of andere reden verdiende ze daar een meelevende blik van Nynaeve mee. ‘Ik wou dat ik daar was,’ vervolgde Elayne nu wat luider. ‘Om hem te leiden, bedoel ik.’ Ze keek van Egwene naar Nynaeve en haar wangen werden rood. ‘Nou ja, daarvoor ook.’ Nynaeve en Egwene begonnen zo hard te lachen dat ze bijna van hun stoel gleden en Elayne sloot zich meteen bij hen aan.

‘Er is wel iets goeds over te zeggen, Elayne,’ zei Egwene die hijgend probeerde weer gewoon te doen. Tegelijk besefte ze wat ze wilde zeggen en waarom. Licht, ze was bijna lachend en wel een moeras ingestapt. ‘Het spijt me van je moeder, Elayne. Je weet niet hoe graag ik daarvoor mijn medeleven had willen betuigen.’ Elayne keek verward, wat begrijpelijk was. ‘Het punt is dat Rhand van plan is jou de Leeuwentroon en de Zonnetroon te geven.’ Tot haar verbazing verstijfde Elayne en ging kaarsrecht zitten.

‘O ja? Zomaar, hè!’ zei ze koel en vlak. ‘Hij is van plan die aan mij te geven.’ Haar kin ging iets omhoog, ik heb een of andere aanspraak op de Zonnetroon en als ik die verkies hard te maken, doe ik dat op grond van mijn eigen rechten. En wat de Leeuwentroon betreft: Rhand Altor heeft geen enkel recht – geen enkel! – mij iets te géven wat al van mij is.’

‘Ik weet zeker dat hij het zó niet bedoelt,’ protesteerde Egwene. Of wel? ‘Hij houdt van je, Elayne. Ik weet dat het zo is.’

‘Was het maar zo eenvoudig,’ mompelde Elayne, al wist Egwene niet wat dat nou weer had te betekenen.

Nynaeve snoof. ‘Mannen zeggen altijd dat ze het zo niet bedoelen. Af en toe denk je dat ze een heel andere taal spreken.’

‘Ik zal hem onder handen nemen,’ zei Elayne ferm, ‘en dan breng ik hem de juiste taal wel bij. Mij géven!’

Met de grootst mogelijke moeite kon Egwene haar lachen nog net onderdrukken. De volgende keer dat Elayne Rhand onder handen kon nemen, zou ze het veel te druk hebben met het zoeken van een stil hoekje om hem van alles te leren. Het leek weer net als vroeger. ‘Nu je Aes Sedai bent, kun je naar hem toegaan wanneer je maar wilt. Niemand kan je tegenhouden.’ De twee wisselden een snelle blik uit. ‘De Zaal staat niet toe dat iemand zomaar haar spullen pakt en vertrekt,’ zei Nynaeve. ‘Maar zelfs als dat kon, denk ik dat we iets hebben gevonden dat belangrijker is.’

Elayne knikte heftig, ik denk het ook. Ik geef toe dat mijn eerste gedachte bij de aankondiging van de nieuwe Amyrlin was dat Nynaeve en ik het misschien konden gaan zoeken. Nou ja, de tweede gedachte. De eerste was een soort verbijsterde blijdschap.’ Egwene knipperde verward met haar ogen. ‘Jullie hebben iets gevonden. Maar dat moeten jullie nu gaan zoeken.’ Ze bogen zich voorover en beantwoordden haar vraag opgewonden en bijna door elkaar heen. ‘We hebben het gevonden,’ zei Elayne, ‘maar alleen in Tel’aran’rhiod.’

‘We gebruikten toen nood,’ voegde Nynaeve eraan toe. ‘We hadden iets heel dringend nodig.’

‘Het is een schaal,’ ging Elayne verder. ‘Een ter’angreaal, en ik denk dat die sterk genoeg is om dit hete weer te veranderen.’

‘Maar de schaal bevindt zich ergens in Ebo Dar. In een afschuwelijk ingewikkeld doolhof van straten zonder borden of iets dat kan helpen.

De Zaal heeft een brief naar Merilille gestuurd, maar die kan hem nooit vinden.’

‘Vooral niet omdat van haar verwacht wordt dat ze druk bezig is koningin Tylin te overtuigen dat de echte Witte Toren hier staat.’

‘We hebben de zusters verteld dat er bij het geleiden een man nodig is,’ zuchtte Nynaeve. ‘Dat was natuurlijk nog vóór Logain, al denk ik niet dat zij hem zouden vertrouwen.’

‘Er is niet werkelijk een man nodig,’ merkte Elayne op. ‘We wilden enkel de Aes Sedai laten geloven dat ze Rhand nodig hadden. Ik weet niet met hoeveel vrouwen het kan lukken. Misschien is er wel een heel koppel van dertien nodig.’

‘Elayne zegt dat het heel sterk is, Egwene. Het kan het weer in orde maken. Ik zou graag willen dat mijn weergevoel goed werkt.’

‘De schaal kan het in orde maken, Egwene.’ Elayne en Nynaeve keken elkaar verheugd aan. ‘Je hoeft ons slechts naar Ebo Dar te sturen.’ De woordenstroom droogde op en Egwene leunde tegen de rug van haar stoel, ik zal zien w at ik kan doen. Misschien bestaan er geen bezwaren nu jullie Aes Sedai zijn.’ Ze had het gevoel dat die wél bestonden. Hen verheffen had een stoutmoedige daad geleken, maar ze wilde nu wel aannemen dat het allemaal niet zo eenvoudig lag. ‘Je zult zien?’ vroeg Elayne ongelovig. ‘Jij bent de Amyrlin Zetel, Egwene. Jij beveelt en de Aes Sedai springen op.’ Er flitste een snelle grijns over haar gezicht. ‘Zeg: “spring” en ik zal het bewijzen.’ Met een grimas verschoof Egwene op haar kussens, ik ben de Amyrlin maar... Elayne, Sheriam hoeft niet eens zo heel diep na te denken om zich een novice met de naam Egwene te herinneren. Een meisje dat met grote vraagogen alles bekeek en de paden van de Nieuwe Tuin mocht harken, omdat ze in bed een appel had gegeten. Ze is van plan mij aan haar hand te leiden of me misschien in mijn nekvel ergens heen te sleuren. Romanda en Lelaine wilden allebei Amyrlin worden en zij zien die novice ook. Ze zijn net als Sheriam net zo hard van plan mij te vertellen waar ik mag staan en waar niet.’

Nynaeve fronste bezorgd, maar Elayne was een en al verontwaardiging. ‘Dat mag je niet toestaan, dat ze jou zo... koeioneren. Jij bent de Amyrlin. De Amyrlin zegt tegen de Zaal wat er gebeurt en niet andersom. Je moet je schrap zetten en zorgen dat ze de Amyrlin Zetel zien!’

Egwenes lach had iets bitters. Had ze gisteravond niet hardnekkig gedacht niet gekoeioneerd te willen worden? ‘Daar is tijd voor nodig, Elayne. Ik heb eindelijk begrepen waarom ze mij hebben gekozen, zie je. Een deel is vanwege Rhand, denk ik. Misschien nemen ze aan dat hij inschikkelijker is wanneer hij mij de stola ziet dragen. Een ander deel is vanwege hun herinnering aan die novice. Een vrouw... nee, een meisje... dat zo gewend is te doen wat gezegd wordt dat ze geen problemen zal geven wanneer dat meisje moet doen wat zij willen.’ Ze voelde aan de gestreepte stola om haar nek. ‘Nou ja, welke redenen ze ook hadden, ze hebben me tot Amyrlin gekozen. Aangezien ze dat hebben gedaan, zal ik de Amyrlin zijn, maar ik moet oppassen, in het begin in ieder geval. Misschien liet Siuan met een frons de Zaal opspringen,’ – ze vroeg zich af of dat wel waar was – ‘maar als ik dat probeer, kan ik de eerste Amyrlin worden die de dag na haar verheffing weer afgezet wordt.’

Elayne leek met stomheid geslagen, maar Nynaeve knikte langzaam. Dat kwam waarschijnlijk doordat zij, als jonge Wijsheid, door de vrouwenkring in Emondsveld meer inzicht had gekregen hoe de Amyrlin Zetel en de Zaal van de Toren feitelijk samenwerkten. Meer inzicht dan Elaynes opleiding in Caemlin tot koningin. ‘Elayne, als het nieuws zich verspreid heeft en de vorsten mij kennen, kan ik het tot de Zaal door laten dringen dat ze een Amyrlin hebben gekozen en geen speelpop. Maar tot dan kunnen ze me deze stola even snel afnemen als ze me die hebben gegeven. Ik bedoel, als ik niet echt een Amyrlin ben, dan is het ook niet lastig mij opzij te schuiven. Er zal misschien wat worden gemompeld, maar ik twijfel er niet aan dat ze dat snel genoeg onder het kleed kunnen praten. Als iemand buiten Salidar ooit over een zekere Egwene Alveren en haar verheffing tot Amyrlin hoort, is dat slechts een van die eigenaardige geruchten die rond Aes Sedai opbloeien.’

‘Wat ga je dan doen?’ vroeg Elayne kalm. ‘Jij slikt het toch niet als een lammetje?’ Egwene glimlachte breed. Het was geen vraag maar een ferme bevestiging van een feit.

‘Nee, dat doe ik niet.’ Ze had naar een aantal van Moiraines lessen aan Rhand over het Spel der Huizen geluisterd. Ze had het Spel idioot gevonden en heel achterbaks. Nu hoopte ze dat ze zich het gehoorde kon herinneren. De Aiel zeiden altijd: ‘Gebruik de wapens die je hebt.’

‘Misschien helpt het dat ze mij aan die verschillende touwtjes proberen vast te leggen. Ik kan net doen of ik door de een of de ander meegetrokken wordt, afhankelijk van mijn eigen plannen. Zo nu en dan kan ik gewoon zelf doen wat ik wil, zoals jullie tot zusters verheffen, maar nog niet zo vaak.’ Ze rechtte haar schouders en keek hen recht in de ogen. ‘Ik zou graag willen zeggen dat ik jullie heb verheven, omdat jullie het verdienen, maar eigenlijk heb ik het gedaan, omdat jullie mijn vriendinnen zijn en omdat jullie mij als volledige zusters hopelijk beter kunnen bijstaan. Ik ken in ieder geval niemand anders die ik kan vertrouwen. Alleen jullie twee. Ik stuur jullie zo spoedig mogelijk naar Ebo Dar, maar ervoor en erna zijn jullie de mensen met wie ik van alles kan bespreken. Ik weet dat jullie me de waarheid zullen vertellen. Dat reisje naar Ebo Dar duurt misschien niet zo lang als je wellicht denkt. Jullie twee hebben van alles ontdekt, heb ik tenminste gehoord, maar ik kan zelf ook enkele dingen oplossen, en zelf misschien ook een ontdekking doen.’

‘Dat zou prachtig zijn,’ merkte Elayne op, maar het klonk wat afwezig.

Загрузка...