De draaispithond lag lekker in een hoekje. Nynaeve wierp hem een woeste blik toe en veegde het zweet van haar voorhoofd. Ze kromde haar rug en deed het werk dat hij had moeten doen. Ik acht ze er best toe in staat mij in zijn draaikooi te stoppen in plaats van me aan dit Lichtvervloekte spit te laten draaien! Aes Sedai! Laat ze allemaal branden! Het gaf aan hoe geërgerd ze was, dat ze zulke taal gebruikte. Nog erger: dat ze niet eens wist dat ze het deed. Ze dacht dat het vuur in de grote, grijsstenen haard haar amper heter zou maken als ze er middenin kroop. Ze wist zeker dat de gestreepte hond haar zat uit te lachen.
Elayne schuimde met een lange houten lepel het vet uit de druipschaal onder het gebraad, terwijl Egwene het vlees met eenzelfde soort lepel bedroop. Om hen heen was de grote keuken bezig met het gewone middagwerk. Zelfs de Novices waren zo gewend geraakt Aanvaarden in de keuken te zien werken, dat ze nauwelijks meer naar de drie vrouwen keken. Niet dat de koks de Novices de kans gaven om tijd te verspillen aan rondgapen. Werk vormde het karakter, zeiden de Aes Sedai, en de kokkinnen zagen erop toe dat de Novices een sterk karakter vormden. En de drie Aanvaarden ook.
Laras, de Meesteres van de Keukens – feitelijk was ze hoofdkokkin, maar die aanspreektitel werd al zo lang en door zovelen gebruikt, dat het net zo goed haar titel had kunnen zijn – kwam naar hen toe om het gebraad te bekijken. En de vrouwen die het zwetend verzorgden. Ze was zeker zeer fors gebouwd, met een hele rij onderkinnen en een kraakhelder schort, waarmee drie Novices zich met gemak hadden kunnen kleden. Ze droeg haar eigen pollepel als een scepter. Die lepel was niet om te roeren. Die was om ondergeschikten te leiden en om iedereen een tik te verkopen die volgens haar niet snel genoeg karakter vormde. Ze bestudeerde het gebraad, snoof geringschattend en wendde zich met dezelfde gefronste blik naar de drie Aanvaarden. Nynaeve beantwoordde Laras’ blik kalm en bleef aan het spit draaien. Het gezicht van de omvangrijke vrouw veranderde nooit. Nynaeve had het geprobeerd met een glimlach, maar het had Laras’ gezicht geen andere uitdrukking gegeven. Ophouden met werk voor een beleefd gesprek was een ernstige fout gebleken. Het was heel erg om gekoeioneerd te worden door de Aes Sedai. Al ergerde het haar mateloos, ze moest ermee leren leven als ze wilde leren hoe ze haar vermogen kon gebruiken. Niet dat ze het leuk vond wat ze kon doen. Het was één ding om te weten dat de Aes Sedai ondanks hun geleiden geen Duistervrienden waren, maar het was iets heel anders om te weten dat ze zelf kon geleiden. Maar ze moest de lessen krijgen om het Moiraine betaald te zetten. Ze haatte haar voor wat ze Egwene en de andere Emondsvelders had aangedaan, dat zij hun leven verstoord en hen gemanipuleerd had voor doeleinden van de Aes Sedai. Die haat was bijna het enige dat haar gaande hield. Maar om door Laras behandeld te worden als een lui, niet al te snugger kind, om onder dwang te buigen en te kruipen voor deze vrouw, die ze thuis met een paar welgekozen woorden op haar plaats had kunnen zetten... Die gedachte deed haar bijna net zo erg tandenknarsen als wanneer ze aan Moiraine dacht. Misschien als ik gewoon niet naar haar kijk... Nee! Ik mag branden voordat ik mijn ogen neersla voor die... koe! Laras snoof luider en schommelde weg over de pas gedweilde grijze tegels. Elayne stond nog steeds voorovergebogen met de lepel bij de druipschaal en keek haar met een moordzuchtige blik na. ‘Als die vrouw mij nog één keer slaat, laat ik haar door Garet Brin in de ijzers slaan en...’
‘Stil,’ fluisterde Egwene. Ze bleef het gebraad bedruipen en keek Elayne niet aan. ‘Ze heeft oren als een...’
Laras draaide zich om alsof ze het inderdaad gehoord had. Ze keek nog dreigender en sperde haar mond wijd open. Voor ze echter iets kon zeggen, kwam de Amyrlin Zetel als een wervelwind de keuken binnen. Zelfs de gestreepte stola om haar schouders leek te wapperen. Voor één keertje was Leane nergens te zien. Eindelijk, dacht Nynaeve grimmig. Dat werd tijd! Maar de Amyrlin keek haar kant niet uit. De Amyrlin sprak geen woord, tegen niemand. Ze veegde met haar hand over een botwit geschuurd tafelblad en keek vervolgens vies naar haar vingers, alsof ze vuil zag. Laras stond onmiddellijk naast haar, een en al glimlach, maar de vlakke blik van de Amyrlin deed het lachje in het niets verdwijnen. De Amyrlin beende de keuken rond. Ze staarde naar de vrouwen die haverkoek sneden. Ze tuurde nijdig naar de vrouwen die de groenten schoonmaakten. Ze gluurde minachtend in de soepketels en vervolgens naar de vrouwen die ervoor zorgden en helemaal opgingen in een nauwgezette beschouwing van de soep. Haar frons joeg de meisjes op die borden en schalen naar de eetzaal droegen. Haar dreigende blik liet de Novices rondspringen als muizen die een kat ontdekken. Toen ze halverwege de keuken was, werkte iedere vrouw twee keer zo hard. Tegen de tijd dat ze haar rondgang had voltooid, was Laras de enige die nog verholen naar haar durfde te kijken. De Amyrlin bleef met haar vuisten op de heupen bij het braadspit staan en keek naar Laras. Ze keek alleen maar, uitdrukkingsloos, haar blauwe ogen koud en hard. De grotere vrouw slikte en haar onderkinnen schudden toen ze haar schort gladstreek. De Amyrlin knipperde niet eens met haar ogen. Laras keek naar de vloer en verplaatste haar gewicht van de ene naar de andere voet. ‘Als de Moeder mij wil verontschuldigen,’ zei ze zwakjes. Ze maakte iets wat voor een reverence moest doorgaan en stoof er toen vandoor. Ze was zo volkomen in de war dat ze zich bij de soepketels voegde en met haar eigen pollepel begon te roeren. Nynaeve glimlachte en boog haar hoofd om het te verbergen. Egwene en Elayne bleven aan het werk, maar keken even verstolen naar de Amyrlin, die op nog geen twee pas afstand met de rug naar hen toe stond.
Vanaf de plaats waar ze stond, liet de Amyrlin haar blik door de hele keuken zwerven. ‘Als ze zo makkelijk bang te maken zijn,’ mompelde ze zachtjes, ‘dan hebben ze het een veel te lange tijd veel te gemakkelijk gehad.’
Ja, makkelijk bang gemaakt, dacht Nynaeve. Een slappe smoes voor vrouwen. Ze beeft hen alleen maar aangekeken! De Amyrlin keek om en ving even haar blik op. Nynaeve besefte opeens dat ze het spit wel twee keer zo snel liet ronddraaien. Ze maakte zich wijs dat ze moest doen alsof ze even bang was als de anderen.
De ogen van de Amyrlin richtten zich op Elayne en plotseling begon ze te spreken, bijna luid genoeg om de koperen potten en pannen aan de muur te laten rinkelen. ‘Er zijn woorden die ik in de mond van een jonge vrouw niet toesta, Elayne van Huis Trakand. Als je ze binnenlaat, zorg ik ervoor dat ze eruit geschrobd worden!’ Iedereen in de keuken schrok op.
Elayne keek verward en er gleed een verontwaardigde trek over Egwenes gezicht. Nynaeve schudde het hoofd met kleine, heftige gebaren. Nee, meisje! Hou je stil! Zie je niet wat ze doet? Maar Egwene deed haar mond open, eerbiedig maar beslist. ‘Moeder, ze heeft geen...’
‘Zwijg!’ De donderende stem van de Amyrlin verspreidde een nieuwe golf van schrik. ‘Laras! Kun je iets bedenken om twee meisjes te leren wanneer ze mogen praten en hoe ze moeten praten, Méésteres van de Keukens? Lukt je dat?’
Laras kwam sneller aanschommelen dan Nynaeve haar ooit had zien doen. Ze schoot op Elayne en Egwene af, pakte elk bij een oor en herhaalde onderwijl: ‘Ja, Moeder. Onmiddellijk, Moeder. Zoals u beveelt, Moeder.’ Ze joeg de twee jonge vrouwen de keuken uit alsof ze blij was onder de ogen van de Amyrlin uit te komen. De Amyrlin stond nu dicht genoeg bij Nynaeve om haar aan te raken, maar ze bleef de hele keuken doorkijken. Een jonge kokkin draaide zich om met een kom in haar handen en haar blik ontmoette die van de Amyrlin. Met een verschrikte kreet schoof ze uit het gezicht. ‘Het was niet mijn bedoeling om Egwene aan te pakken.’ De lippen van de Amyrlin bewogen nauwelijks. Het leek alsof ze in zichzelf stond te mopperen, en door haar gezichtsuitdrukking wilde niemand in de keuken horen wat ze zei. Nynaeve kon de woorden maar net verstaan. ‘Maar misschien leert het haar om na te denken voor ze iets zegt.’ Nynaeve draaide aan het spit en hield haar hoofd gebogen. Ook zij probeerde eruit te zien alsof ze in zichzelf stond te mopperen, voor het geval er iemand mocht kijken, ik dacht dat u ons goed in het oog zou houden, Moeder, zodat we u konden vertellen wat we vonden.’
‘.Als ik elke dag naar je was komen kijken, dochter, zouden er een paar achterdochtig kunnen worden.’ De Amyrlin hield de keuken nauwgezet in het oog. De meeste vrouwen deden alles om te vermijden haar kant op te kijken, bang als ze waren om zich haar ongenade op de hals te halen, ik was van plan om je na het middagmaal naar mijn studeerkamer te laten brengen. Ik heb Leane laten geloven dat het was om je de mantel uit te vegen, omdat je nog geen bepaalde studie hebt gekozen. Maar er is nieuws dat niet kan wachten. Sheriam heeft nog een grijzel gevonden. Een vrouw. Zo dood als een vis van vorige week, zonder een enkel schrammetje. Ze was neergelegd alsof ze uitrustte, op Sheriams bed. Niet erg plezierig voor Sheriam.’ Nynaeve verstijfde en het spit was even stil voor ze weer begon te draaien. ‘Sheriam had de kans om Verins lijsten in te zien, die ze Egwene gaf. Dat geldt ook voor Elaida. Ik beschuldig niemand, maar ze hadden de kans. En Egwene zei dat ook Alanna zich... merkwaardig gedroeg.’
‘Zei ze dat? Alanna komt uit Arafel. Ze houden er daar vreemde denkbeelden over eer en schuld op na.’ De Amyrlin zette het schouderophalend uit haar gedachten, maar voegde eraan toe: ‘Dan zal ik een oogje op haar moeten houden. Heb je al iets bruikbaars ontdekt, dochter?’ iets,’ mompelde Nynaeve grimmig. En als ze eens een oogje op Sheriam hield? Misschien vond ze die grijzel niet zomaar. Wat dat betreft kon ze Elaida ook wel in de gaten houden. Dus Alanna heeft echt... ‘Ik begrijp niet waarom u Else Grinwel vertrouwt, maar uw boodschap heeft wel geholpen.’
In korte, snelle zinnen vertelde Nynaeve wat ze in de voorraadkamer onder de librije hadden gevonden, waarbij ze net deed of alleen zij en Egwene waren gegaan. Ze voegde er het resultaat dat ze bereikt hadden aan toe. Ze noemde Egwenes droom over Tel’aran’rhiod niet – of wat het ook geweest was, Egwene had volgehouden dat het echt was geweest. Ook zei ze niets over de ter’angreaal die Verin aan Egwene gegeven had. Ze kon zichzelf er niet toe brengen de vrouw die de stola met de zeven strepen droeg, volkomen te vertrouwen – geen enkele vrouw met stola, trouwens – en het leek haar beter een paar zaken achter te houden.
Toen ze klaar was, bleef de Amyrlin zo lang stil dat Nynaeve meende dat de vrouw niets had gehoord. Ze stond op het punt alles wat luider te herhalen, toen de Amyrlin ten slotte sprak. Nog steeds bewogen haar lippen nauwelijks.
‘Ik heb geen boodschap gestuurd, dochter. De zaken die Liandrin en de anderen hebben achtergelaten, werden nauwkeurig onderzocht en zijn verbrand toen er niets werd gevonden. Niemand zou dingen willen gebruiken die de Zwarte Ajah heeft gehad. En wat Else Grinwel betreft... ik herinner me dat meisje. Ze had kunnen leren, als ze zich ertoe had gezet, maar ze wilde alleen maar glimlachjes rondstrooien naar de mannen op het oefenveld van de zwaardhanden. Else Grinwel is tien dagen geleden op een handelsschip gezet en naar haar moeder teruggezonden.’
Nynaeve trachtte het brok in haar keel weg te slikken. De woorden van de Amyrlin deden haar denken aan bullebakken die kleine kinderen pestten. Bullebakken hadden altijd zo’n minachting voor jonge mensen, wisten altijd zo zeker dat de jeugd te stom was om te beseffen wat er gebeurde, dat ze zich maar weinig moeite getroostten om hun valstrikken te verbergen. Dat de Zwarte Ajah haar zo minachtte, deed haar bloed koken. Dat zij deze val konden zetten, deed haar maag in ijs veranderen. Licht, als Else was weggestuurd... Licht, iedereen met wie ik praat, kan Liandrin zijn, of een van de anderen. Licht! Het spit was gestopt. Haastig begon ze er weer aan te draaien, maar het scheen niemand te zijn opgevallen. Ze deden allemaal nog steeds hun best niet naar de Amyrlin te kijken.
‘En wat denk je te doen aan deze... zo overduidelijke val?’ zei de Amyrlin zacht. Ze stond nog steeds met haar rug half naar Nynaeve gekeerd de keuken in te kijken. ‘Ben je van plan ook in deze val te trappen?’ Nynaeves gezicht werd rood. ‘Ik weet dat dit een val is, Moeder. En de beste manier om de strikker te pakken is de val te laten dichtklappen en te wachten tot hij – of zij – komt opdagen.’ Het klonk zwakker dan toen ze het tegen Elayne en Egwene gezegd had, zeker na wat de Amyrlin haar zojuist verteld had, maar ze geloofde er nog steeds in.
‘Misschien, dochter. Misschien is dit de manier om ze te vinden. Als ze niet komen en je stevig in hun net vangen.’ Ze slaakte een vermoeide zucht, ik zal goud in je kamer laten leggen voor je reis. En ik zal het gerucht laten verspreiden dat ik jullie naar een boerderij gestuurd heb om kool te snijden. Gaat Elayne mee?’
Nynaeve vergat alles, staarde naar de Amyrlin en keek toen haastig weer naar haar handen. De knokkels op het draaispit waren wit. ‘O, intrigerende, oude... Waarom die voorwendsels als u het wist? Uw sluwe plannetjes vonden we net zo benauwd als die van de Zwarte Ajah. Waarom?’ Het gezicht van de Amyrlin was genoeg verstrakt om haar te dwingen beleefder te praten. ‘Als ik dat mag vragen, Moeder.’ De Amyrlin snoof. ‘Het zal al moeilijk genoeg zijn om Morgase, of ze wil of niet, weer in het gareel te krijgen zonder dat ze meent dat ik haar dochter in een lek bootje de zee op heb gestuurd. Op deze manier kan ik haar recht in het gezicht zeggen dat ik haar niet heb weggestuurd. Dat zal het voor Elayne wel moeilijker maken als ze later voor haar moeder staat, maar nu heb ik drie jachthonden, geen twee. Ik heb je gezegd dat ik er een honderdtal zou willen hebben als ik kon.’ Ze schikte haar stola goed. ‘Dit heeft lang genoeg geduurd. Als ik zo dichtbij blijf staan, zullen ze het opmerken. Heb je me nog iets te vertellen? Ofte vragen? Snel dan, dochter.’
‘Wat is Callandor, Moeder?’ vroeg Nynaeve.
Deze keer was het de Amyrlin die zichzelf vergat. Ze draaide zich half naar Nynaeve om voor ze zich met geweld beheerste. ‘Het mag hun niet worden toegestaan er de hand op te leggen.’ Haar gefluister was nauwelijks hoorbaar, alsof het alleen voor haar eigen oren bedoeld was. ‘Het is niet mogelijk dat ze het kunnen pakken, maar...’ Ze haalde diep adem en vormde de klanken van haar gefluisterde woorden zo precies dat Nynaeve ze nog net kon verstaan, maar iemand op twee pas afstand niet meer. ‘Slechts een handvol vrouwen in de Toren weet wat Callandor is, en misschien evenveel daarbuiten. De hoogheren van Tyr weten het, maar ze spreken er nimmer over, behalve na de verheffing van een Heer van het Land tot hoogheer. Het Onberoerbare Zwaard is een sa’angreaal, meisje. Er zijn er slechts twee gemaakt die machtiger waren. Dank het Licht dat die nooit werden gebruikt. Met Callandor in je handen, dochter, zou je met één slag een stad kunnen slechten. Als jullie zouden sterven om dit zwaard uit handen van de Zwarte Ajah te houden – jij, Egwene en Elayne, jullie drieën – zouden jullie de hele wereld een dienst bewijzen, en ondanks die prijs zou het nog goedkoop zijn.’
‘Hoe kunnen zij het pakken?’ vroeg Nynaeve. ‘Ik dacht dat alleen de Herrezen Draak Callandor kon aanraken.’
De Amyrlin gaf haar een zijdelingse blik die scherp genoeg was om het gebraad in repen te snijden. ‘Misschien zitten ze achter iets anders aan,’ zei ze een moment later. ‘Ze hebben hier ter’angrealen gestolen. De Steen van Tyr heeft bijna evenveel ter’angrealen als de Toren.’
‘Ik dacht dat de hoogheren alles haatten wat met de Ene Kracht te maken heeft,’ fluisterde Nynaeve ongelovig.
‘O, ze haten het zeker, kind. Haten het en vrezen het. Als zij een Tyreens meisje vinden dat kan geleiden, gooien ze haar op een schip naar Tar Valon voor de dag om is. Ze krijgt amper de tijd haar vader en moeder vaarwel te zeggen.’ Het gemompel van de Amyrlin klonk verbitterd door de wrede herinnering. ‘Toch bezitten zij midden in hun geliefde Steen een van de machtigste brandpunten van de Kracht die de wereld ooit heeft gezien. Ik ben ervan overtuigd dat ze daarom in de loop der jaren zoveel ter’angrealen verzameld hebben. Ja, en alles wat iets met de Kracht te maken heeft, alsof ze daarmee de aanwezigheid kunnen verdoezelen van dat ene voorwerp waar ze niet vanaf kunnen komen. Het voorwerp dat hen herinnert aan hun eigen doem, elke keer dat ze het Hart van de Steen betreden. Hun vesting, die vergeefs door honderden legers is bestormd, zal vallen als teken dat de Draak is Herrezen. Niet eens het enige teken, maar een van de tekenen. Wat moet dat hun trotse hart pijn doen. Hun val zal niet eens het ene grote teken zijn dat de wereld gaat veranderen. Ze kunnen het zelfs niet negeren door niet in het Hart te komen, want dat is de plaats waar de Heren van het Land verheven worden tot hoogheren. Tevens vieren zij daar vier keer per jaar, wat zij noemen, de Rite van het Waken, waarbij ze beweren dat ze de hele wereld tegen de Draak beschermen door Callandor te bewaren. Het moet aan hun ziel knagen als een buik vol levende zilvertanden, en dat is hun verdiende loon.’ Ze rechtte haar schouders, alsof ze besefte dat ze ongewild te veel had gezegd, is dat alles, dochter?’
‘Ja, Moeder,’ zei Nynaeve. Licht, het draait altijd weer op Rhand uit, nietwaar? Altijd weer op de Herrezen Draak. Ze had er nog steeds moeite mee om op die manier aan hem te denken. ‘Dat is alles.’ Opnieuw verschoof de Amyrlin haar stola en keek fronsend naar het drukke gedoe in de keuken, ik moet dit rechtzetten. Ik moest je onverwijld spreken, maar Laras is een goede vrouw en ze bestiert de keukens en provisiekamers goed.’
Nynaeve snoof en zei tegen haar handen aan het spit: ‘Laras is een verzuurd stuk spek en veel te handig met die lepel van haar.’ Ze dacht dat ze het in zichzelf gemompeld had, maar ze hoorde de Amyrlin droog grinniken.
‘Jij hebt écht mensenkennis, dochter. Je zult in jouw dorp vast een heel goede Wijsheid zijn geweest. Uitgerekend Laras is naar Sheriam toegestapt om te vragen hoe lang jullie drieën de smerigste en zwaarste klusjes nog moesten doen en of jullie geen lichter werk konden krijgen. Ze zei dat de Amyrlin nog zoveel mocht opdragen, maar dat zij niet meedeed om iemand, wie dan ook, te breken, of het nu haar gezondheid was of haar geest. Een goede mensenkennis, kind.’ Toen kwam Laras terug door de keukendeur, maar ze aarzelde haar eigen domein te betreden. De Amyrlin kwam haar tegemoet en een glimlach kwam in de plaats van haar dreigende blikken. ‘Het ziet er volgens mij allemaal goed uit, Laras.’ De Amyrlin sprak luid genoeg om in de hele keuken gehoord te worden. ‘Ik zie niets dat niet in orde is. Alles is zoals het zou moeten zijn. Je verdient veel lof. Ik denk dat ik Meesteres van de Keukens tot een formele titel zal maken.’
Het gezicht van de forse vrouw stond eerst verontrust, daarna geschokt en begon toen van plezier te stralen. Tegen de tijd dat de Amyrlin de keuken uitzeilde, glimlachte Laras van oor tot oor. Maar haar frons kwam terug toen haar ogen van de Amyrlin naar haar werksters gleden. De keuken scheen weer in beweging te springen. Laras’ grimmige blik hechtte zich aan Nynaeve.
Nynaeve draaide weer aan het spit en probeerde naar de grote vrouw te glimlachen. Laras’ frons werd dieper en ze begon met haar pollepel tegen haar dij te slaan, waarbij ze kennelijk vergat dat de lepel ditmaal was gebruikt voor het doel waarvoor lepels dienen. Er kwamen soepvlekken op haar witte schort.
Ik blijf glimlachen, al zal ik eraan doodgaan, maar ze moest haar tanden op elkaar klemmen om het te volbrengen.
Egwene en Elayne verschenen met vertrokken gezichten en wreven hun mond af met een mouw. Na een blik van Laras stoven ze naar het spit en hervatten hun taak.
‘Zeep,’ gromde Elayne met vette walging, ‘smaakt vreselijk.’ Egwene rilde terwijl ze het braadvet uit de schaal over het gebraad goot. ‘Nynaeve, als je me gaat vertellen dat de Amyrlin vertelde dat we hier moeten blijven, ga ik gillen. Misschien loop ik dan echt weg.’
‘We vertrekken na het afwassen,’ zei ze, ‘zo snel we onze spullen uit onze kamers kunnen halen.’ Ze wenste dat ze het verlangen dat plotseling in hun ogen te zien was, kon delen. Het Licht geve dat we niet in een val lopen waar we niet uit kunnen komen. Het Licht geve dat.