8 De smeulende stad

Op Maanschaduw, haar donkerbruine merrie uit de koninklijke stallen, reed Elayne Trakand door een zelfgemaakte Poort.

Die stallen waren nu in de handen van Trolloks en de stalgenoten van Maanschaduw waren inmiddels ongetwijfeld in de kookpot beland. Elayne stond er maar niet te veel bij stil wat – wié – er nog meer in diezelfde pot kon zijn geëindigd. Ze klemde vastberaden haar kiezen op elkaar. Haar troepen zouden geen onzekerheid bij hun koningin zien.

Ze had besloten naar een heuvel te gaan die ongeveer duizend meter ten noordwesten van Caemlin lag, ver buiten het bereik van bogen, maar dichtbij genoeg om de stad te kunnen zien. In de weken na de opvolgingsoorlog hadden verschillende groepen huurlingen hun kamp opgeslagen in deze heuvels. Ze hadden zich allemaal inmiddels aangesloten bij de legers van het Licht of waren uiteengegaan en dolende dieven en schurken geworden.

De voorhoede had het terrein al verkend, en kapitein Guybon groette haar terwijl leden van de koninginnegarde – mannen en vrouwen – om Elaynes paard heen kwamen staan. Het stonk hier nog steeds naar rook.

De aanblik van Caemlin, dat smeulde als de Drakenberg zelf, gooide nog een handvol bitter kruid in de stoofpot van gevoelens in Elaynes binnenste.

De ooit zo trotse stad was dood, een brandstapel waarvan honderd verschillende slierten rook naar de stormwolken erboven opstegen. De rook deed haar denken aan de lentevuren, als boeren hun akkers in brand staken om ze vrij te maken voor nieuwe gewassen. Ze had nog geen honderd dagen over Caemlin geregeerd, en nu al was het verloren.

Als draken dat met een stad kunnen doen, dacht ze, kijkend naar het gat dat Talmanes in de dichtstbijzijnde muur had geschoten, dan zal de wereld moeten veranderen. Alles wat we over oorlogvoeren weten zal veranderen.

‘Hoeveel, denk je?’ vroeg ze de man die naast haar kwam rijden. Talmanes had sinds de beproeving die hem zijn leven had kunnen kosten nog maar één dag rust gehad. Hij had waarschijnlijk in Merrilor moeten blijven. Hij zou in ieder geval in de nabije toekomst nog niet aan het front vechten.

‘Ze zijn onmogelijk te tellen, nu ze verborgen zitten in de stad, Majesteit,’ antwoordde hij met een eerbiedige buiging. ‘Tienduizenden, maar waarschijnlijk geen honderdduizenden.’

De man was zenuwachtig in haar nabijheid, en dat was op een heel Cairhiense wijze aan hem te merken: hij sprak bloemrijk en ontzagvol. Ze zeiden dat hij een van Marts meest vertrouwde officiers was. Elayne had verwacht dat Marts slechte invloed de man inmiddels wel had geraakt, maar hij vloekte niet één keer. Jammer.

Andere Poorten openden zich vlakbij op het gele gras en haar troepen kwamen erdoor, vulden de velden en bedekten de heuvels. Ze had de leiding genomen over een grote groep krijgers, met onder hen veel siswai’aman, om haar koninginnegarde en de Andoraanse soldaten onder bevel van Birgitte en kapitein Guybon te versterken. Een tweede groep Aiel – Speervrouwen, Wijzen en de overige strijders -was uitgekozen om met Rhand noordwaarts te gaan, naar Shayol Ghul.

Slechts een handjevol Wijzen, degenen die Perijn volgden, was met Elayne meegekomen. Elayne had liever meer geleiders gehad. Toch had ze de Bond en de draken. Dat zou goed moeten maken dat haar enige andere geleiders de Kinsvrouwen waren, velen van hen niet heel erg sterk in de Kracht.

Perijn en zijn leger waren met haar meegekomen. Daartoe behoorden de Vleugelgarde van Mayene, de Geldaanse cavalerie, de Witmantels – ze wist nog steeds niet goed wat ze daarvan vond – en een groep Tweewaterse boogschutters, samen met Tam. Haar leger werd aangevuld met de groep die zich de Wolvengarde noemde. Het bestond voornamelijk uit vluchtelingen die soldaten waren geworden, waarvan slechts een enkeling een opleiding tot soldaat had gevolgd. Kn natuurlijk had ze kapitein Bashere en zijn Legioen van de Draak.

Ze had Basheres strategie voor de slag bij Caemlin goedgekeurd. We zullen de gevechten de bossen in moeten trekken, had hij uitgelegd. De boogschutters zijn dodelijk als ze op de Trolloks vuren zodra die naderen. En als die jongens zich in het bos inderdaad zo gemakkelijk kunnen verplaatsen als ik heb gehoord, zijn ze net zo gevaarlijk als ze eenmaal achteruit zijn gegaan.

De Aiel zouden ook dodelijk zijn in een bos, waar de Trolloks geen mogelijkheid hadden om met hun grote aantallen hun tegenstanders onder de voet te lopen. Bashere zelf reed verderop. Kennelijk had Rhand hem uitdrukkelijk opgedragen een oogje op haar te houden. Alsof Birgitte al niet opsprong elke keer als ze een vinger uitstak.

Rhand kan maar beter blijven leven, want dan zal ik hem eens duidelijk vertellen hoe ik over hem denk, dacht ze terwijl Bashere naderbij kwam, zachtjes overleggend met Birgitte.

Bashere was een man met O-benen en een dikke snor. Hij sprak niet tegen Elayne zoals een man tegen een koningin hoorde te praten... maar de koningin van Saldea was zijn nichtje, dus misschien voelde hij zich gewoon op zijn gemak bij koninklijke lieden.

Hij is de eerste in lijn voor de troon, bracht Elayne zichzelf in herinnering. Een samenwerking met hem zou mogelijkheden bieden om haar banden met Saldea verder aan te halen. De gedachte aan een huwelijk met een van haar kinderen beviel haar nog steeds wel. Ze legde haar hand op haar buik. De kleintjes porden haar nu regelmatig met hun elleboogjes en knietjes. Niemand had haar verteld dat het zo zou lijken op... nou, op indigestie, eigenlijk. Helaas had Melfane tegen alle verwachtingen in toch nog ergens geitenmelk gevonden.

‘Is er nieuws?’ vroeg Elayne toen Birgitte en Bashere aankwamen en Talmanes zijn paard opzij stuurde om ruimte te maken.

‘Verkennersverslagen uit de stad,’ meldde Bashere.

‘Bashere had gelijk,’ zei Birgitte. ‘De Trolloks zijn ingetoomd en de meeste branden zijn geblust. Zeker de helft van de stad staat nog overeind. Veel van die rook die je ziet komt van kookvuren, niet van gebouwen.’

‘Trolloks zijn stom,’ zei Bashere, ‘maar Halfmannen zijn dat niet. De Trolloks zouden met alle plezier de hele stad hebben geplunderd en overal brand hebben gesticht, maar dan zou het gevaar bestaan dat die brand uit de hand zou lopen. Hoe dan ook, we weten niet wat de Schaduw hier wil, maar ze hebben nu in ieder geval de mogelijkheid om de stad nog een tijdje vast te houden, mochten ze dat willen.’

‘Zullen ze dat proberen?’ vroeg Elayne.

‘Dat kan ik echt niet zeggen,’ antwoordde Bashere. ‘We kennen hun doelen niet. Was deze aanval op Caemlin bedoeld om chaos te zaaien en onze legers bang te maken, of was het de bedoeling om een vesting in te nemen en die lange tijd vast te houden als basis om van daaruit onze troepen te bestoken? Tijdens de Trollok-oorlogen namen de Schimmen ook met dat doel steden in.’

Elayne knikte.

‘Majesteit?’ vroeg een stem. Ze draaide zich om en zag een van de mannen uit Tweewater aankomen. Het was een van hun leiders, Tams onderbevelhebber. Dannil, dacht ze, zo heet hij.

‘Majesteit,’ herhaalde Dannil. Hij talmde een beetje, maar sprak toen met enige beschaafdheid. ‘Heer Guldenoog heeft zijn mannen opgesteld in het bos.’

‘Heer Talmanes, hebt u uw draken opgesteld?’

‘Bijna,’ antwoordde Talmanes. ‘Het spijt me, Majesteit, maar ik ben er niet zeker van of de bogen nodig zullen zijn als die wapens eenmaal vuren. Weet u zeker dat u niet wilt beginnen met de draken?’

‘We moeten die Trolloks de strijd in lokken,’ zei Elayne. ‘De plaatsing zoals ik die heb voorgesteld zal het beste werken. Bashere, hoe zit het met mijn strategie voor de stad zelf?’

‘Ik denk dat alles bijna klaar is, maar ik wil het nog even nagaan,’ antwoordde Bashere, die peinzend met zijn knokkels over zijn snor streek. ‘Die vrouwen van u hebben Poorten gemaakt en Mayene heeft ons olie gegeven. Weet u zeker dat u zoiets drastisch wilt doen?’

‘Ja.’

Bashere wachtte op meer antwoord, misschien een verklaring. Toen ze die niet gaf, vertrok hij om de laatste bevelen te geven.

Elayne wendde Maanschaduw en reed langs de rijen soldaten in de voorhoede, dicht bij de bossen. Er was niet veel wat ze nog kon doen in deze laatste ogenblikken terwijl haar bevelvoerders bevelen gaven, maar ze kon wél laten zien dat ze vol vertrouwen rondreed. Waar zij langskwam, hieven de mannen hun pieken hoger en rechtten hun schouders.

Elayne hield haar blik op de smeulende stad gericht. Ze zou niet wegkijken, en ze zou zich niet door woede laten leiden. Ze zou die woede gebruiken.

Bashere keerde korte tijd later terug. ‘Het is gebeurd. De kelders van veel gebouwen die nog overeind staan, zijn gevuld met olie. Talmanes en de anderen staan op hun plek. Als uw zwaardhand terugkeert en zegt dat de Kinsvrouwen klaar zijn om nog meer Poorten te openen, kunnen we beginnen.’

Elayne knikte. Ze haalde haar hand van haar buik toen Bashere ernaar keek. Ze had niet beseft dat ze hem er weer op had gelegd. ‘Wat vindt u ervan dat ik de strijd inga terwijl ik zwanger ben? Is dat een vergissing?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee. Het bewijst alleen maar hoe wanhopig onze omstandigheden zijn. Het zal de soldaten aan het denken zetten. Ze van de ernst hiervan doordringen. Bovendien...’

‘Wat?’

Bashere haalde zijn schouders op. ‘Hopelijk zal het ze eraan herinneren dat niet alles op deze wereld stervende is.’

Elayne draaide zich weer om en keek naar de stad in de verte. Boeren brandden in de lente hun akkers af om ze voor te bereiden op nieuw leven. Misschien was dat ook wat Andor nu doorstond.

‘Zeg eens,’ zei Bashere. ‘Gaat u de mannen nog vertellen dat u het kind van de heer Draak draagt?’

Kinderen, verbeterde Elayne hem in gedachten. ‘U neemt aan iets te weten wat al dan niet waar is, heer Bashere.’

‘Ik heb een vrouw en dochter. Ik herken de blik in uw ogen wanneer u de heer Draak ziet. Geen enkele zwangere vrouw raakt haar buik met zoveel eerbied aan als ze kijkt naar een man die niet de vader is.’

Elaynes lippen werden een dunne streep.

‘Waarom verbergt u het?’ vroeg Bashere. ‘Ik heb gehoord wat sommige mannen denken. Ze hebben het over een andere man, een Duistervriend genaamd Mellar, ooit kapitein van uw gardevrouwen. Ik zie in dat die geruchten onwaar zijn, maar anderen zijn minder verstandig. U zou die roddels de nek kunnen omdraaien als u dat wilde.’

‘Rhands kinderen zullen doelwitten zijn,’ legde ze uit.

‘Ach...’ antwoordde hij. Hij wreef weer even over zijn snor.

‘Als u het niet eens bent met mijn beweegredenen, Bashere, zeg het dan. Ik hou niet van slaafsheid.’

‘Ik ben niet slaafs, vrouw,’ zei hij puffend. ‘Maar toch denk ik niet dat uw kind een nog groter doelwit kan worden dan het al is. U bent opperbevelhebber van de legers van het Licht! Ik denk dat uw mannen het verdienen om te weten waar ze voor vechten.’

‘Het gaat u niet aan,’ zei Elayne, ‘en hen ook niet.’

Bashere trok één wenkbrauw naar haar op. ‘De erfgenaam van het rijk,’ zei hij vlak, ‘gaat zijn onderdanen niet aan?’

‘Volgens mij gaat u te ver, generaal.’

‘Misschien wel,’ zei hij. ‘Misschien heeft alle tijd die ik met de Draak heb doorgebracht mijn kijk veranderd. Die man... je kon nooit zien wat hij dacht. De helft van de tijd wilde hij horen wat ik dacht, zo onomwonden mogelijk. De andere helft van de tijd leek het wel alsof hij me in tweeën wilde breken alleen als ik zei dat de lucht er een beetje donker uitzag.’ Bashere schudde zijn hoofd. ‘Denk er gewoon eens over na, Majesteit. U doet me denken aan mijn dochter. Zij zou iets gelijksoortigs hebben kunnen doen, en dit is de raad die ik haar zou geven. Uw mannen zullen moediger strijden als ze weten dat u de erfgenaam van de Herrezen Draak draagt.’

Mannen, dacht Elayne. Jongemannen proberen indruk op me te maken met alle mogelijke onzin die ze zich in hun hoofd halen. Oudere mannen gaan ervan uit dat elke jonge vrouw een preek nodig heeft.

Ze richtte haar blik weer op de stad toen Birgitte kwam aanrijden en naar haar knikte. De kelders waren gevuld met olie en pek.

‘Steek maar in brand,’ zei Elayne luid.

Birgitte maakte een handgebaar. De Kinsvrouwen openden hun nieuwe Poorten en mannen smeten aangestoken fakkels in de kelders van Caemlin. Het duurde niet lang voordat de rook die boven de stad opsteeg donkerder en onheilspellender werd.

‘Dat zullen ze niet snel blussen,’ zei Birgitte zacht. ‘Niet met die droogte van de laatste tijd. De hele stad zal branden als een hooiberg.’

Het leger verzamelde zich om naar de stad te kijken, vooral de leden van de koninginnegarde en de Andoranen. Een paar van hen salueerden zoals je zou doen bij de brandstapel van een gevallen held.

Elayne knarsetandde. ‘Birgitte, geef het door aan de Wachters. De kinderen die ik draag zijn verwekt door de Herrezen Draak.’

Basheres glimlach verbreedde. Onuitstaanbare man! Birgitte glimlachte ook toen ze het nieuws ging verspreiden. Zij was ook onuitstaanbaar.

De mannen van Andor leken met rechtere rug te staan, trotser, hoewel ze hun hoofdstad zagen branden. Trolloks begonnen de poorten uit te komen, naar buiten gedreven door de vlammen.

Elayne wachtte tot de Trolloks haar leger zagen, en toen riep ze: ‘Noordwaarts!’ Ze wendde Maanschaduw. ‘Caemlin is dood, We gaan naar de bossen. Laat het Schaduwgebroed volgen!’


Androl werd wakker met zand in zijn mond. Hij kreunde en probeerde om te rollen, maar merkte dat hij vastgebonden was. Hij spuugde, likte langs zijn lippen en knipperde met korrelige ogen.

Hij lag samen met Jonnet en Emarin tegen een aarden wal, vastgebonden met touwen. Hij herinnerde zich... Licht! Het dak was ingestort.

Pevara? stuurde hij zijn gedachten naar buiten. Ongelooflijk, hoe natuurlijk het begon te voelen om zo te communiceren.

Hij werd beloond met een suf gevoel van haar. Dankzij de binding wist hij dat ze vlakbij was, waarschijnlijk ook vastgebonden. De Ene Kracht was ook buiten zijn bereik. Hij graaide ernaar, maar botste tegen een schild op. De touwen waarmee hij was vastgebonden, waren bevestigd aan een soort haak in de grond achter hem en beperkten zijn bewegingsvrijheid.

Androl wist met enige moeite zijn paniek te onderdrukken. Hij zag Nalaam niet. Was hij ook hier? Hun groep lag vastgebonden in een grote ruimte waar de lucht naar vochtige aarde rook. Ze waren nog steeds ergens ondergronds in Taims geheime complex.

Als het dak is ingestort, dacht Androl, dan zijn de cellen waarschijnlijk onbruikbaar. Dat verklaarde waarom hij en de anderen waren vastgebonden, maar niet opgesloten.

Iemand snikte.

Hij verwrong zijn lichaam en zag Evin vastgebonden liggen. De jongere man lag te beven en te huilen.

‘Het komt wel goed, Evin,’ fluisterde Androl. ‘We vinden wel een uitweg.’

Evin keek geschrokken naar hem. De jongeling was anders vastgebonden dan de rest, in een zithouding met zijn handen op zijn rug. ‘Androl? Androl, het spijt me zo.’

Androl voelde een steek vanbinnen. ‘Wat spijt je, Evin?’

‘Ze kwamen vlak nadat jullie weg waren. Ze wilden Emarin, geloof ik. Om hem te Bekeren. Toen hij er niet was, begonnen ze vragen te stellen, eisen te stellen. Ze braken me, Androl. Ik brak zo gemakkelijk. Het spijt me...’

Dus Taim had de gevallen wachters niet gevonden. ‘Het is niet jouw schuld, Evin.’

Er naderden bonkende voetstappen. Androl deed alsof hij bewusteloos was, maar iemand gaf hem een trap. ‘Ik hoorde je kletsen, schildknaap,’ bromde Mishraile, die zijn goudblonde hoofd vlak bij het zijne bracht. ‘Ik zal ervan genieten om je te vermoorden voor wat je Coteren hebt geflikt.’

Androl opende zijn ogen en zag Logain tussen Mezar en Welyn in hangen. Ze sleepten hem dichterbij en smeten hem op de grond. Logain verzette zich zwakjes en kreunde toen ze hem vastbonden. De twee mannen gingen staan, en een van hen spuugde op Androl voordat hij naar Emarin liep.

‘Nee,’ zei Taim van ergens vlakbij. ‘Die jongen is de volgende. De Grote Heer wil resultaten zien. Logain kost te veel tijd.’

Evins gesnik werd luider toen Mezar en Welyn hem bij zijn armen grepen.

‘Nee!’ riep Androl, wurmend in zijn boeien. ‘Nee! Taim, vervloekte kerel! Laat hem met rust! Neem mij!’

Taim stond vlakbij, met zijn handen op zijn rug en gekleed in een fraai zwart uniform dat leek op die van de Asha’man, maar dan met zilveren zomen. Hij droeg geen spelden op zijn kraag. Hij keerde zich naar Androl toe en sneerde: ‘Jóu? Moet ik de Grote Heer een man geven die niet eens genoeg Kracht kan geleiden om een kiezel te breken? Ik had jou lang geleden al moeten afmaken.’ Taim draaide zich om en volgde de andere twee, die een radeloze Evin meesleepten.

Androl schreeuwde hen na en bleef brullen tot hij er hees van werd. Ze brachten Evin naar een plek aan de andere kant van de ruimte – die heel groot was – en Androl kon hen niet meer zien. Hij liet zijn hoofd op de vloer zakken en sloot zijn ogen. Maar hij bleef het angstige geschreeuw van die arme Evin horen.

‘Androl?’ fluisterde Pevara.

‘Stil.’ Mishrailes stem werd gevolgd door een klap en een grom van Pevara.

Ik begin die kerel echt te haten, stuurde Pevara hem toe.

Androl antwoordde niet.

Ze hebben de moeite genomen om ons uit die ingestorte kamer te graven, vervolgde Pevara. Ik herinner me nog iets van voordat ze me afschermden en buiten westen sloegen. Volgens mij is het nog geen hele dag geleden. Ik denk dat Taim nog niet voldoende Gruwheren aan de Schaduw heeft overgeleverd. Ze stuurde hem die gedachte bijna luchthartig.

Achter hen hield Evins geschreeuw op.

O, Licht! stuurde Pevara. Was dat Evin? Alle nuchterheid verdween uit haar toon. Wat gebeurt er?

Ze Bekeren hem, stuurde Androl terug. Je kunt je kennelijk verzetten als je voldoende wilskracht hebt. Daarom is Logain nog zichzelf.

Pevara’s bezorgdheid kwam als een warm gevoel door de binding.

Waren alle Aes Sedai zoals zij? Hij had aangenomen dat ze geen gevoel hadden, maar Pevara voelde alles, hoewel ze wel een bijna bovenmenselijke beheersing had over hoe die gevoelens haar beïnvloedden. Ook weer een gevolg van tientallen jaren van oefenen?

Hoe komen we hier weg? vroeg ze.


Ik probeer mijn boeien los te krijgen, maar mijn vingers zijn stijf.


Ik zie de knoop. Hij is stevig, maar misschien kan ik je helpen.

Hij knikte. Pevara beschreef de wikkelingen van de knoop, terwijl Androl probeerde zijn vingers eronder te wurmen. Hij kon niet voldoende houvast krijgen. Hij probeerde zijn handen los te rukken en eruit te wurmen, maar de touwen zaten te strak.

Tegen de tijd dat hij zich gewonnen gaf, waren zijn vingers gevoelloos geworden. Dit gaat niet lukken, stuurde hij.

Ik probeer me uit dit schild te werken, antwoordde Pevara. Het is mogelijk, want ik denk dat onze schilden zijn afgebonden. Afgebonden schilden verzwakken.

Androl stuurde instemming terug, hoewel hij zich toch gefrustreerd voelde. Hoe lang kon Evin nog volhouden?

De stilte was tergend. Waarom hoorde hij niets? Maar toen vóélde hij iets. Iemand geleidde. Dertien mannen? Licht! Dat betekende ook dertien Myrddraal. Wat konden ze doen als ze al wisten te ontsnappen? Tegen zoveel tegenstanders konden ze het niet opnemen.

Welk klif heb jij gekozen? vroeg Pevara.


Wat?


Je zei dat het Zeevolk van kliffen af springt om hun moed te bewijzen. Hoe hoger het klif, hoe moediger de springer. Welk klif heb jij gekozen toen je daar was?

Het hoogste, bekende hij.


Waarom?


Ik dacht dat als je toch eenmaal hebt besloten van een klif te springen, je net zo goed het hoogste kunt kiezen. Waarom zou je die gok anders wagen, als je niet voor de hoofdprijs gaat?

Pevara stuurde goedkeuring terug. We ontsnappen wel, Androl. Hoe dan ook.

Hij knikte, voornamelijk in zichzelf, en ging weer verder met zijn knoop.

Even later keerden Taims trawanten terug. Evin hurkte bij Androl neer. Achter zijn ogen loerde iets anders, iets vreselijks. Hij glimlachte. ‘Nou, dat was beslist niet zo erg als ik had verwacht, Androl.’

‘O, Evin...’

‘Maak je geen zorgen om mij,’ zei Evin, die zijn hand op Androls schouder legde. ‘Ik voel me geweldig. Geen angst meer, geen zorgen meer. We hadden niet al die tijd moeten ruziën. Wij zijn de Zwarte Toren. We moeten samenwerken.’

Jij bent mijn vriend niet, dacht Androl. Je hebt misschien zijn gezicht, maar Evin... O, Licht. Evin is dood.

‘Waar is Nalaam?’ vroeg Androl.

‘Omgekomen bij de instorting, vrees ik.’ Evin schudde zijn hoofd en boog zich naar voren. ‘Ze willen je vermoorden, Androl, maar ik denk dat ik ze wel kan overtuigen dat het de moeite waard is om je te Bekeren. Uiteindelijk zul je me dankbaar zijn.’

Dat verschrikkelijke wezen achter Evins ogen glimlachte, gaf Androl een klopje op zijn schouder, stond op en ging met Mezar en Welyn kletsen.

Achter hen zag Androl nog net dertien schaduwen die aan kwamen om Emarin te grijpen en mee te sleuren om als volgende te worden Bekeerd. Schimmen, met mantels die niet bewogen.

Androl vond dat Nalaam maar geluk had gehad dat hij tijdens die instorting was verpletterd.

Загрузка...