Het werd weer stil in het paviljoen. Perijn had een hekel aan lawaai, en de geuren van de mensen waren al niet veel beter: frustratie, woede, angst. Doodsangst.
Veel ervan werd veroorzaakt door de vrouw die bij de ingang van het paviljoen stond.
Mart, geweldige dwaas, dacht Perijn, en hij begon te grijnzen. Het is je gelukt. Het is je echt gelukt.
Voor het eerst in lange tijd gingen de kleuren voor zijn ogen wervelen bij de gedachte aan Mart. Hij zag Mart op een paard, rijdend over een stoffige weg, prutsend met iets in zijn handen. Perijn zette het beeld van zich af. Waar was Mart nu weer naartoe? Waarom was hij niet mee teruggekomen met Moiraine?
Het maakte niet uit. Moiraine was terug. Licht, Moiraine! Perijn wilde naar haar toe lopen om haar te omhelzen, maar Faile greep hem bij zijn mouw. Hij volgde haar blik.
Rhand. Zijn gezicht was bleek geworden. Hij liep struikelend weg bij de tafel, alsof al het andere vergeten was, en baande zich een weg naar Moiraine toe. Aarzelend stak hij zijn hand uit en raakte haar gezicht aan. ‘Bij mijn moeders graf,’ fluisterde Rhand, en toen liet hij zich op zijn knieën voor haar zakken. ‘Hoe kan dit?’
Moiraine glimlachte en legde haar hand op zijn schouder. ‘Het Rad weeft wat het Rad wil, Rhand. Ben je dat vergeten?’
‘Ik...’
‘Niet wat jij wilt, Herrezen Draak,’ zei ze vriendelijk. ‘Niet wat wij allemaal willen. Misschien weeft het zichzelf op een dag weg uit het bestaan. Maar ik denk niet dat die dag vandaag is, of binnenkort.’
‘Wie is die vrouw?’ vroeg Roedran. ‘En waar kletst ze over? Ik...’ Hij brak geschrokken zijn zin af toen iets onzichtbaars hem tegen zijn hoofd raakte. Perijn keek naar Rhand, en toen zag hij de glimlach op Egwenes lippen. Hij ving de geur van haar tevredenheid op, ondanks alle mensen in het paviljoen.
Nynaeve en Min, die verderop stonden, roken geschokt. Hopelijk zou Nynaeve dat nog een tijdje blijven. Schreeuwen tegen Moiraine zou nu niet helpen.
‘Je hebt mijn vraag niet beantwoord,’ zei Rhand.
‘Jawel,’ antwoordde Moiraine vol genegenheid. ‘Het was alleen niet het antwoord dat jij wilde horen.’
Rhand knielde neer, maar toen gooide hij lachend zijn hoofd in zijn nek. ‘Licht, Moiraine! Je bent niks veranderd, hè?’
‘We veranderen allemaal elke dag,’ antwoordde ze, en toen glimlachte ze. ik meer dan sommige anderen, de laatste tijd. Sta op. Ik ben degene die voor jou zou moeten knielen, heer Draak. Wij allemaal.’
Rhand stond op en stapte achteruit om Moiraine verder het paviljoen in te laten lopen. Perijn ving nog een geur op, en hij glimlachte toen Thom Merrilin achter haar de tent in glipte. De oude speelman knipoogde naar Perijn.
‘Moiraine,’ zei Egwene, en ze stapte naar voren. ‘De Witte Toren verwelkomt je met open armen terug. Je diensten zijn niet vergeten.’ ‘Hmmm,’ zei Moiraine. ‘Ja, dat ik een toekomstige Amyrlin heb ontdekt zal wel gunstig op me afstralen. Dat is een opluchting, want ik dacht dat ik voorheen op weg was om gesust te worden, of misschien wel terechtgesteld.’
‘Er zijn dingen veranderd.’
‘Dat blijkt.’ Moiraine knikte. ‘Moeder.’
Ze stapte naar Perijn toe en gaf hem met fonkelende ogen een kneepje in zijn arm.
Een voor een namen de vorsten van de Grenslanden hun zwaarden in hun handen en bogen of maakten kniebuigingen naar haar. Ze schenen haar allemaal persoonlijk te kennen. Veel van de anderen in de tent keken nog altijd met open mond toe, hoewel Darlin overduidelijk wist wie ze was. Hij keek eerder... peinzend dan verward.
Moiraine aarzelde bij Nynaeve. Perijn kon Nynaeves geur niet opvangen. Dat vond hij onheilspellend. O, Licht. Daar gaan we...
Nynaeve klemde Moiraine in een stevige omhelzing.
Moiraine bleef even staan en gaf een beslist geschrokken geur af, met haar handen langs haar lichaam. Uiteindelijk omhelsde ze Nynaeve nogal moederlijk terug en klopte haar op de rug.
Nynaeve liet haar los, stapte achteruit en pinkte een traantje weg. ‘Waag het niet om Lan hierover te vertellen,’ grauwde ze.
‘Ik zou niet durven.’ Moiraine liep door en ging midden in het paviljoen staan.
‘Onuitstaanbaar mens,’ gromde Nynaeve terwijl ze een traan uit haar andere oog wegpinkte.
‘Moiraine,’ zei Egwene. ‘Je bent precies op het juiste ogenblik gekomen.’
‘Een handigheidje van me.’
‘Nou,’ vervolgde Egwene terwijl Rhand weer naar het tafeltje stapte, ‘Rhand... de Herrezen Draak... heeft besloten dit land te gijzelen, en hij weigert zijn plicht te doen totdat we instemmen met zijn eisen.’
Moiraine tuitte haar lippen en pakte het contract voor de Vrede van de Draak op toen Galad dat voor haar op tafel legde. Ze las het vluchtig.
‘Wie is die vrouw?’ vroeg Roedran. ‘En waarom hebben we... Hou daar eens mee op!’ Hij hief zijn hand alsof hij was geslagen met een draadje Lucht en keek kwaad naar Egwene, maar deze keer was het een van de Asha’man geweest, die tevreden rook.
‘Mooi schot, Gradi,’ fluisterde Perijn.
‘Dank u, heer Perijn.’
Gradi kende haar natuurlijk alleen van naam, maar verhalen over Moiraine hadden zich onder de volgelingen van Rhand verspreid.
‘Nou?’ vroeg Egwene.
“‘En het zal geschieden dat wat de mensen hebben gemaakt zal worden gebroken,”’ fluisterde Moiraine. “‘De Schaduw zal over het Patroon van de Eeuw liggen, en de Duistere zal zijn hand weer op de wereld van de mens leggen. Vrouwen zullen wenen en mannen sidderen terwijl de naties van de aarde worden verscheurd als rottende doeken. Niets zal blijven staan of standhouden.’”
De mensen schuifelden met hun voeten. Perijn keek vragend naar Rhand.
“‘Maar er zal iemand worden geboren om de Schaduw te weerstaan,”’ zei Moiraine op luidere toon. ‘“Nogmaals geboren, zoals hij al eerder was geboren en opnieuw zal worden geboren, tot het einde der tijden! De Draak zal Herrijzen, en zijn wedergeboorte zal gepaard gaan met geweeklaag en tandengeknars. In zak en as zal hij de mensen kleden, hij zal de wereld opnieuw breken met zijn komst en alle onderlinge banden verscheuren!
Als de ontketende dageraad zal hij ons verblinden en verbranden, maar de Herrezen Draak zal de Schaduw tegemoet treden bij de Laatste Slag, en zijn bloed zal ons het Licht schenken. Laat uw tranen vloeien, o mensen van de wereld. Ween om uw redding!’”
‘Nou, Aes Sedai,’ zei Darlin, ‘dat klinkt wel erg onheilspellend, als ik het zeggen mag.’
‘Er komt tenminste redding,’ zei Moiraine. ‘Vertel eens, Majesteit. Die voorspelling beveelt u tranen te plengen. Zult u wenen omdat uw redding gepaard gaat met zoveel pijn en zorgen? Of zult u in plaats daarvan wenen óm uw redding? Om de man die voor u zal lijden? De enige van wie we zeker weten dat hij niet meer bij deze strijd zal weglopen?’
Ze keek naar Rhand.
‘Zijn eisen zijn oneerlijk,’ zei Elayne. ‘Hij verlangt van ons dat we onze grenzen zo houden als ze zijn!’
“‘Hij zal zijn volk slaan met het zwaard van de vrede,”’ zei Moiraine, “‘en het vernietigen met het blad.’”
Dat is de Karaethon Reeks, dacht Perijn. Ik heb die woorden eerder gehoord.
‘De zegels, Moiraine,’ drong Egwene aan. ‘Hij wil ze breken. Hij trotseert het gezag van de Amyrlin Zetel.’
Moiraine keek niet verbaasd. Perijn vermoedde dat ze een tijdje had meegeluisterd voordat ze binnenkwam. Dat was echt iets voor haar.
‘O, Egwene,’ zei Moiraine. ‘Ben je het vergeten? “De onbevlekte Toren breekt en buigt de knie voor het vergeten teken...”’
Egwene bloosde.
“‘Er kan geen gezondheid in ons zijn, geen goede dingen kunnen groeien,”’ citeerde Moiraine, “‘want het land is één met de Herrezen Draak, en hij met het land. Ziel van vuur, hart van steen.’”
Ze wendde zich tot Gregorin. “in trots verovert hij, dwingt hij de trotsen om te zwichten.”’
Tot de Grenslanders: “‘Hij roept de bergen op te knielen...’”
Tot het Zeevolk: ‘“... en de zeeën om te wijken.’”
Tot Perijn, en vervolgens Berelain: “‘En de hemelen zelf om te buigen.’”
Tot Darlin: “‘Bid dat het hart van steen zich tranen herinnert...’”
En uiteindelijk tot Elayne: ‘“... En de ziel van vuur, liefde.” Jullie kunnen hier niet tegen vechten. Niemand van jullie. Het spijt me. Denken jullie dat hij dit zelf heeft bedacht?’ Ze stak het document omhoog. ‘Het Patroon is evenwicht. Het is geen goed of kwaad, geen wijsheid of onzin. Voor het Patroon maken die dingen niet uit, maar het zal evenwicht vinden. De vorige Eeuw eindigde met een Breken, en dus zal de volgende beginnen met vrede. Zelfs al moet het jullie door de keel worden gepropt als medicijnen gegeven aan een krijsende peuter.’
‘Mag ik iets zeggen?’ Een Aes Sedai met een bruine stola stapte naar voren.
‘Dat mag,’ zei Rhand.
‘Dit is een wijs document, heer Draak,’ zei de Bruine. Ze was een stevige vrouw, die met meer onomwondenheid sprak dan Perijn van een Bruine zou verwachten. ‘Maar ik zie er een belangrijke zwakke plek in, die al eerder ter sprake is gebracht. Zolang de Seanchanen van dit verdrag uitgesloten zijn, zal het niets betekenen. Er zal geen vrede komen zolang zij blijven veroveren.’
‘Dat is een probleem,’ beaamde Elayne met over elkaar geslagen armen. ‘Maar niet het enige. Rhand, ik begrijp wat je probeert te doen en ik waardeer het echt. Dat neemt niet weg dat dit document fundamenteel onhoudbaar is. Als een vredesverdrag kans van slagen wil hebben, moeten beide partijen vrede blijven nastreven vanwege de voordelen die dat oplevert.
Dit verdrag biedt geen mogelijkheid om geschillen te beslechten. En die zullen er komen, want dat gebeurt altijd. Elk document van deze aard moet een oplossing bieden voor het regelen van dergelijke zaken. Je moet iets verzinnen waardoor overtredingen kunnen worden bestraft zonder dat de andere landen een grootscheepse oorlog beginnen. Zonder die wijziging zullen kleine grieven zich opstapelen en zal in de loop der jaren de druk zich zodanig opbouwen dat er een ontploffing van komt.
Zoals het nu ligt, worden de naties nagenoeg gedwongen zich op de eerste de beste te storten die de vrede verstoort. Het weerhoudt ze er niet van een regering van stromannen aan te stellen in het gevallen koninkrijk, of zelfs in een ander koninkrijk. Na verloop van tijd vrees ik dat dit verdrag als ongeldig zal worden beschouwd, en wat hebben we eraan als het alleen op papier bescherming biedt? Het eindresultaat hiervan zal oorlog zijn. Grootschalige, verschrikkelijke oorlog. Er zal een tijdje vrede zijn, vooral zolang degenen die jou eerbiedigen nog leven. Maar voor elk jaar van vrede dat je wint, zal er een jaar van grotere vernietiging volgen zodra alles uit elkaar valt.’
Rhand legde zijn vingers op het document. ‘Ik zal vrede sluiten met de Seanchanen en hier een bepaling in opnemen: als hun keizerin niet tekent, wordt het document nietig verklaard. Gaan jullie dan allemaal akkoord?’
‘Dat lost het kleinere probleem op,’ zei Elayne zacht, ‘maar niet het grotere, Rhand.’
‘Er is hier een nóg groter probleem,’ zei een nieuwe stem.
Perijn draaide zich verbaasd om. Aviendha? Zij en de andere Aiel hadden zich tot nu toe niet in het geruzie gemengd. Ze hadden alleen maar toegekeken. Perijn was al bijna vergeten dat ze er waren.
‘Jij ook al?’ vroeg Rhand. ‘Kom je over de scherven van mijn dromen lopen, Aviendha?’
‘Stel je niet aan, Rhand Altor,’ zei de vrouw, die naar hem toe liep en haar vinger op het document legde. ‘Je hebt toh.’
‘Ik heb jullie erbuiten gelaten,’ wierp Rhand tegen, ik vertrouw jou, en alle Aiel.’
‘Staan de Aiel er niet in?’ vroeg Easar. ‘Licht, hoe kan ons dat zijn ontgaan!’
‘Het is een belediging,’ zei Aviendha.
Perijn fronste. Ze rook heel ernstig. Van elke andere Aiel zou hij verwachten dat die scherpe geur werd gevolgd door een opgetrokken sluier en een geheven speer.
‘Aviendha,’ zei Rhand glimlachend. ‘De anderen willen me opknopen omdat ik ze erin heb gezet, en jij bent boos omdat jullie eruit zijn gelaten?’
‘Ik eis nu mijn gunst van je op,’ zei ze. ‘Dit is het. Zet de Aiel in je document, in je “Vrede van de Draak”. Anders verlaten we je.’
‘Jij spreekt niet voor hen allemaal, Aviendha,’ wierp Rhand tegen. ‘Je kunt niet...’
Alle Wijzen in de tent kwamen achter Aviendha staan, allemaal tegelijk. Rhand knipperde met zijn ogen.
‘Aviendha draagt onze eer,’ zei Sorilea.
‘Wees niet zo dom, Rhand Altor,’ voegde Melaine eraan toe.
‘Dit is iets van de vrouwen,’ zei Bair. ‘We zijn pas tevreden als we net zo worden behandeld als de natlanders.’
‘Is dit soms te moeilijk voor ons?’ vroeg Amys. ‘Beledig je ons door erop te zinspelen dat we zwakker zijn dan de rest?’
‘Jullie zijn allemaal gek!’ riep Rhand. ‘Beseffen jullie wel dat dit document jullie zou verbiéden tegen elkaar te vechten?’
‘Nee, niet om te vechten,’ zei Aviendha. ‘Alleen om te vechten zonder reden.’
‘Maar oorlogvoeren is jullie doel,’ zei Rhand.
‘Als je dat gelooft, Rhand Altor,’ zei ze kil, ‘dan heb ik je echt slecht onderwezen.’
‘Ze spreekt wijze woorden,’ zei Rhuarc, die voor aan de menigte kwam staan. ‘Ons doel was om ons voor te bereiden op jouw behoefte aan ons tijdens deze Laatste Slag. Ons doel was om sterk genoeg te zijn om behouden te blijven. We zullen een ander doel nodig hebben. Ik heb bloedvetes voor je begraven, Rhand Altor, en ik wil ze niet meer opnemen. Ik heb nu vrienden die ik liever niet zou doden.’
‘Waanzin,’ zei Rhand hoofdschuddend. ‘Goed dan, ik zet jullie erin.’
Aviendha leek tevreden, maar iets zat Perijn niet lekker. Hij begreep de Aiel niet. Licht, hij begreep Gaul niet eens, en die was al heel lang bij hem. Toch had hij gemerkt dat de Aiel zich prettiger voelden als ze iets omhanden hadden. Zelfs wanneer ze zich ontspanden, waren ze alert. Terwijl andere mannen spelletjes speelden of dobbelden, deden de Aiel vaak iets nuttigs.
‘Rhand,’ zei Perijn, die naar voren stapte en hem bij de arm pakte. ‘Kan ik je heel even spreken?’
Rhand aarzelde, maar toen knikte hij en maakte een handgebaar. ‘We zijn nu afgeschermd, en niemand kan ons horen. Wat is er?’
‘Nou, er viel me net iets op. De Aiel zijn een soort gereedschap.’
‘Ja...’
‘En gereedschap dat je niet gebruikt, gaat roesten.’
‘Daarom vallen ze elkaar aan,’ zei Rhand, wrijvend over zijn slapen. ‘Om hun vaardigheden op peil te houden. Daarom had ik ze hiervan uitgesloten. Licht, Perijn! Volgens mij wordt dit een ramp. Als we hen in dit document opnemen...’
‘Ik denk niet dat je nu nog veel keus hebt,’ zei Perijn. ‘De anderen ondertekenen het verdrag nooit als de Aiel ervan uitgesloten zijn.’
‘Ik weet niet of ze het hoe dan ook wel zullen ondertekenen.’ Rhand keek verlangend naar het vel papier op tafel. ‘Het was zo’n mooie droom, Perijn. Iets goeds voor de mensheid. Ik dacht dat ik ze had. Totdat Egwene me uitdaagde, dacht ik dat ik ze had.’
Het was maar goed dat andere mensen Rhands gevoelens niet konden ruiken, anders zou iedereen hier weten dat hij nooit zou weigeren het tegen de Duistere op te nemen. Rhand liet er niets van zien op zijn gezicht, maar Perijn wist dat hij vanbinnen zo zenuwachtig was geweest als een jongen voor zijn eerste scheerbeurt.
‘Rhand, zie je het niet?’ vroeg Perijn. ‘De oplossing?’
Rhand keek hem fronsend aan.
‘De Aiel,’ zei Perijn. ‘Het gereedschap dat moet worden gebruikt. Een verdrag dat moet worden gehandhaafd...’
Rhand aarzelde, maar toen grijnsde hij breed. ‘Je bent geweldig, Perijn.’
‘Zolang het over smeden gaat, weet ik wel het een en ander.’
‘Maar dit... dit gaat niet over smeden...’
‘Natuurlijk wel,’ zei Perijn. Hoe kon Rhand dat nou niet inzien?
Rhand draaide zich om en liet kennelijk zijn weving los. Hij beende naar het tafeltje toe en stak het document uit naar een van zijn klerken achter in het paviljoen, ‘Ik wil twee bepalingen toegevoegd hebben. Ten eerste is dit document ongeldig als het niet is ondertekend door ofwel de Seanchaanse Dochter van de Negen Manen of de Keizerin. Ten tweede moeten... de Aiel — alle Aiel behalve de Shaido – in dit document worden opgenomen als handhavers van de vrede en bemiddelaars bij geschillen tussen naties. Elke natie mag zich tot hen wenden als er mogelijk sprake is van een schending van het verdrag, en de Aiel – geen vijandelijke legers – zullen voor herstel zorgen. Zij mogen misdadigers over landsgrenzen achtervolgen. Ze zijn wel onderworpen aan de wetten van de naties waarin ze zich ophouden, maar ze zijn geen onderdanen van die natie.’
Hij wendde zich tot Elayne. ‘Daar is je handhaving, Elayne, om te zorgen dat de druk zich niet opbouwt.’
‘De Aiel?’ vroeg ze sceptisch.
‘Ga je hiermee akkoord, Rhuarc?’ vroeg Rhand. ‘Bael, Jheran, jullie allemaal? Jullie beweren geen doel meer te hebben, en Perijn ziet jullie als gereedschap dat ingezet moet worden. Nemen jullie dit op je? Om oorlog te voorkomen, om overtreders te straffen, om samen te werken met de vorsten van de naties ten gunste van de gerechtigheid?’
‘Gerechtigheid zoals wij dat zien, Rhand Altor,’ vroeg Rhuarc, ‘of zoals zij dat zien?’
‘Het zal in overeenstemming moeten zijn met het geweten van de Aiel,’ antwoordde Rhand. ‘Als ze jullie oproepen, moeten ze weten dat ze jullie gerechtigheid zullen krijgen. Dit zal niet lukken als de Aiel alleen maar speelpoppen worden. Jullie autonomie is datgene wat deze regeling effectief zal maken.’
Gregorin en Darlin begonnen te klagen, maar Rhand legde ze met een blik het zwijgen op.
Perijn knikte in zichzelf en sloeg zijn armen over elkaar. Hun klachten klonken nu zwakker dan voorheen. Hij glimlachte... hij rook bij veel mensen bedachtzaamheid.
Ze zien dit als een mogelijkheid, besefte hij. Ze zien de Aiel als wilden en denken dat die eenvoudig te manipuleren zullen zijn zodra Rhand er niet meer is. Perijn grijnsde, wetend hoe ze zouden afgaan als ze die weg in sloegen.
‘Dit is wel heel plotseling,’ klaagde Rhuarc.
‘Welkom aan de dis,’ zei Elayne, die nog altijd vernietigende blikken op Rhand wierp. ‘Probeer de soep eens.’ Vreemd genoeg rook ze tróts. Merkwaardige vrouw.
‘Ik waarschuw je, Rhuarc,’ zei Rhand. ‘Je zult je leven moeten veranderen. De Aiel zullen in deze zaken moeten samenwerken. De hoofdmannen en Wijzen zullen overleg moeten voeren om samen tot beslissingen te komen. Eén clan kan geen slag leveren terwijl andere clans het ermee oneens zijn en voor de andere partij vechten.’
‘We zullen erover praten,’ zei Rhuarc, knikkend naar de andere Aielhoofdmannen. ‘Dit zal het einde betekenen van de Aiel.’
‘En een begin,’ zei Rhand.
De clanhoofden en Wijzen van de Aiel schoolden samen en overlegden op gedempte toon. Aviendha bleef staan, en Rhand staarde bezorgd voor zich uit. Perijn hoorde hem iets fluisteren, zo zacht dat zijn oren het maar amper opvingen.
‘... nu jouw droom... als je ontwaakt uit dit leven, zullen wij er niet meer zijn...’
Rhands klerken gaven een gejaagde geur af toen ze naar voren kwamen om de aanvullingen in het document aan te brengen. De vrouw, Cadsuane, bekeek alles met een streng gezicht.
Ze rook ontzettend trots.
‘Voeg nog een bepaling toe,’ zei Rhand. ‘De Aiel kunnen andere naties oproepen om hen te helpen bij de handhaving als ze denken dat hun eigen aantallen niet groot genoeg zijn. Geef formele wegen aan die naties moeten bewandelen als ze de Aiel willen verzoeken om ingrijpen of om toestemming voor het aanvallen van een vijand.’ De klerken knikten en werkten nog wat harder.
‘Je doet alsof dit al geregeld is,’ zei Egwene, kijkend naar Rhand.
‘O, verre van,’ zei Moiraine. ‘Rhand, ik heb nog een paar woorden voor je.’
‘Zijn het woorden die me zullen bevallen?’ vroeg hij.
‘Ik vermoed van niet. Zeg eens, waarom moet jij zelf het bevel voeren over de legers? Je reist naar Shayol Ghul, waar je ongetwijfeld niet in staat zult zijn om contact met iemand te onderhouden.’
‘Iemand moet het bevel voeren, Moiraine.’
‘Ja, daarover zijn we denk ik het allemaal wel eens.’
Rhand legde zijn armen op zijn rug en rook ongerust, ‘Ik heb de verantwoording genomen voor dit volk, Moiraine. Ik wil dat er voor hen wordt gezorgd, dat de wreedheden van deze slag zo veel mogelijk worden beperkt.’
‘Ik vrees dat dat een slechte reden is om een strijd aan te voeren,’ zei Moiraine zacht. ‘Je vecht niet om je soldaten te redden, je vecht om te winnen. Die leider hoef jij niet te zijn, Rhand. Die leider zou jij niet móéten zijn.’
‘Ik wil niet dat deze slag in een chaos uitmondt, Moiraine,’ zei hij. ‘Als je wist welke fouten we de vorige keer hebben gemaakt, de verwarring die kan ontstaan als iedereen denkt dat hij de leiding heeft. Een oorlog is altijd chaotisch, maar toch zullen we een opperbevelhebber nodig hebben om besluiten te nemen en te proberen de chaos in banen te leiden.’
‘Wat dacht je van de Witte Toren?’ vroeg Romanda, die zo plotseling naast Egwene stapte dat ze haar bijna opzij duwde. ‘Wij hebben de middelen om efficiënt te Reizen tussen fronten, wij houden het hoofd koel in tijden waar anderen aan onderdoor zouden gaan, en we worden door alle naties vertrouwd.’
Dat laatste was aanleiding tot een opgetrokken wenkbrauw van Darlin.
‘De Witte Toren lijkt inderdaad de beste keus, heer Draak,’ voegde Tenobia eraan toe.
‘Nee,’ besloot Rhand. ‘De Amyrlin is vele dingen, maar geen generaal... Het lijkt me geen verstandige keus.’
Vreemd genoeg zei Egwene niets. Perijn bekeek haar onderzoekend. Hij zou denken dat ze de kans om zelf de oorlog te leiden met beide handen zou aangrijpen.
‘Het zou een van ons moeten zijn,’ zei Darlin. ‘Gekozen uit degenen die hier ten strijde zullen trekken.’
‘Misschien,’ zei Rhand. ‘Zolang jullie het er maar allemaal over eens zijn wie de leiding heeft, wil ik op dat punt wel toegeven. Jullie moeten echter wel aan mijn andere eisen tegemoetkomen.’
‘Blijf je volhouden dat je de zegels moet breken?’ vroeg Egwene.
‘Maak je geen zorgen, Egwene,’ zei Moiraine glimlachend. ‘Hij gaat die zegels niet breken.’
Rhands gezicht betrok.
Egwene glimlachte.
‘Jij gaat ze breken,’ zei Moiraine vervolgens tegen Egwene.
‘Wat? Natuurlijk niet!’
‘Jij bent de Hoedster van de Zegels, Moeder,’ zei Moiraine. ‘Heb je niet gehoord wat ik eerder zei? “Het zal geschieden dat wat de mensen hebben gemaakt zal worden gebróken, en de Schaduw zal over het Patroon van de Eeuw liggen, en de Duistere zal zijn hand weer op de wereld van de mens leggen...” Het moet gebeuren.’
Egwene leek verontrust.
‘Dit had je al gezien, of niet?’ fluisterde Moiraine. ‘Wat heb je gedroomd, Moeder?’
Egwene antwoordde niet meteen.
‘Wat heb je gezien?’ drong Moiraine aan, en ze stapte dichter naar haar toe.
‘Zijn voeten knerpten ergens over,’ zei Egwene, terwijl ze Moiraine in de ogen staarde. ‘Terwijl hij liep, stapten Rhands voeten op de scherven van de kerker van de Duistere. Ik zag hem in een andere droom, erop inhakkend om hem te openen. Maar ik heb hem de kerker niet daadwerkelijk zien openen, Moiraine.’
‘De scherven lagen er, Moeder,’ zei Moiraine. ‘De zegels waren gebroken.’
‘Dromen zijn onderhevig aan interpretatie.’
‘Je kent de waarheid van deze droom. Het moet gebeuren, en de zegels zijn van jou. Jij zult ze breken, als de tijd daar is. Rhand, Herrezen Draak, het wordt tijd om ze aan haar te geven.’
‘Dit bevalt me niks, Moiraine,’ zei hij.
‘Dan is er niet veel veranderd, hè?’ vroeg ze luchtig. ‘Je hebt je wel vaker verzet tegen de dingen die je zou moeten doen. Vooral wanneer ik degene was die je erop wees.’
Hij zweeg even, maar toen lachte hij en reikte in zijn jaszak. Hij haalde er drie schijven van cuendillar uit, elk met een kronkellijn door het midden. Hij legde ze op tafel.
‘Hoe zal ze weten wanneer?’ vroeg hij.
‘Ze zal het weten,’ antwoordde Moiraine eenvoudig.
Egwene rook sceptisch, en Perijn kon het haar niet kwalijk nemen. Moiraine had altijd geloofd dat je de weving van het Patroon moest volgen en moest buigen voor de wentelingen van het Rad. Perijn zag het anders. Hij vond dat je je eigen pad bepaalde en op je eigen kracht moest vertrouwen als er iets moest gebeuren. Op het Patroon kon je niet rekenen.
Egwene was een Aes Sedai. Het leek erop dat ze vond dat ze het net zo moest zien als Moiraine. Of ze was bereid hiermee in te stemmen gewoon om die zegels in handen te krijgen.
‘Ik zal ze breken als ik het gevoel heb dat het moet gebeuren,’ zei ze, en ze pakte de zegels.
‘Dan onderteken je dus.’ Rhand pakte het document, terwijl de klerken nog klaagden over de haast waarmee ze moesten werken. Er stonden nu meerdere aanvullingen op de achterkant. Een van de klerken slaakte een kreet en reikte naar het zand, maar Rhand deed iets met de Ene Kracht en droogde de inkt ogenblikkelijk terwijl hij het document voor Egwene neerlegde.
‘Ja,’ zei ze, en ze stak haar hand uit voor een pen. Ze las de bepalingen zorgvuldig, terwijl de andere zusters over haar schouders meekeken. Ze knikten een voor een.
Egwene zette haar handtekening.
‘En nu de rest,’ zei Rhand, die zich omdraaide om de reacties te peilen.
‘Licht, hij is slim geworden,’ fluisterde Faile tegen Perijn. ‘Besef je wat hij heeft gedaan?’
‘Wat?’ vroeg Perijn, krabbend in zijn baard.
‘Hij heeft iedereen meegenomen van wie hij wist dat die hem zouden steunen,’ fluisterde Faile. ‘De Grenslanders, die zo ongeveer alles zouden ondertekenen om hulp te krijgen in hun thuislanden. De Domani, die hij onlangs nog heeft geholpen. De Aiel... nou, goed, wie weet wat de Aiel op enig ogenblik zullen doen? Maar de redenering blijft overeind.
Toen liet hij Egwene de anderen verzamelen. Het is geniaal, Perijn. Nu zij deze coalitie tégen hem had meegebracht, hoefde hij eigenlijk alleen haar maar te overtuigen. Zodra hij haar naar zijn kant had overgehaald, zouden de anderen voor gek staan als ze zich afzijdig hielden.’
En inderdaad, terwijl de vorsten het document ondertekenden – Berelain als eerste en gretigste – begonnen degenen die Egwene hadden gesteund te schuifelen. Darlin stapte naar voren en pakte de pen. Hij aarzelde nog even, maar toen tekende hij.
Gregorin volgde. Toen de Grenslanders, om beurten, gevolgd door de koning van Arad Doman. Zelfs Roedran, die deze hele bijeenkomst nog steeds een aanfluiting leek te vinden, tekende. Perijn vond dat merkwaardig.
‘Hij maakt een hoop spektakel,’ zei Perijn tegen Faile, ‘maar hij weet dat dit goed is voor zijn koninkrijk.’
‘Ja,’ beaamde ze. ‘Hij heeft zich als een hansworst gedragen, deels om iedereen op het verkeerde been te zetten, zodat ze hem niet voor vol zouden aanzien. Dit document bepaalt dat de huidige grenzen van naties blijven zoals ze zijn. Dat is een gigantisch voordeel voor iemand die probeert zijn bewind te stabiliseren. Maar...’
‘Maar?’
‘De Seanchanen?’ zei Faile zachtjes. ‘Als Rhand hen overhaalt, geeft hij hun dan toestemming om de landen te houden die ze nu hebben? De vrouwen die damane zijn? Mogen ze zo’n halsband omdoen bij elke vrouw die een voet binnen hun grenzen zet?’
Het werd stil in de tent. Misschien had Faile luider gesproken dan haar bedoeling was. Perijn had er soms moeite mee te onthouden wat gewone mensen wel en niet konden horen.
‘Ik bekommer me om de Seanchanen,’ zei Rhand. Hij stond bij de tafel en keek toe terwijl elke vorst het document bekeek, overlegde met zijn of haar raadslieden en dan tekende.
‘Hoe?’ vroeg Darlin. ‘Ze willen geen vrede met u sluiten, heer Draak. Ik denk dat ze dit document ongeldig zullen maken.’
‘Als we hier klaar zijn,’ zei Rhand zacht, ‘ga ik naar ze toe. Ze zullen tekenen.’
‘En zo niet?’ wilde Gregorin weten.
Rhand legde zijn hand met gespreide vingers op tafel. ‘Dan moet ik ze misschien vernietigen. Of in ieder geval hun vermogen om in de nabije toekomst nog oorlog te voeren.’
Het werd weer stil in het paviljoen.
‘Zou u dat kunnen?’ vroeg Darlin.
‘Dat weet ik niet zeker,’ bekende Rhand. ‘Als ik het kan, verzwakt het me mogelijk op een tijdstip waarop ik al mijn kracht nodig heb. Licht, het is misschien mijn enige keus. Een verschrikkelijke keus. Toen ik ze de vorige keer verliet... We mogen ze niet de mogelijkheid geven om ons in de rug aan te vallen terwijl wij tegen de Schaduw vechten.’ Hij schudde zijn hoofd, en Min stapte naar voren en pakte zijn arm. ‘Ik vind er wel iets op. Hoe dan ook.’
Het ondertekenen ging door. Sommigen deden het met veel zwier, anderen achtelozer. Rhand liet Perijn, Gawein, Faile en Garet Brin ook tekenen. Hij scheen te willen dat iedereen hier die mogelijk een leidersstatus zou gaan bekleden zijn of haar naam op het document zette.
Uiteindelijk was alleen Elayne nog over. Rhand stak de schrijfveer naar haar uit.
‘Je vraagt iets heel moeilijks van me, Rhand,’ zei Elayne. Ze had haar armen over elkaar geslagen en haar goudblonde haar glansde in het licht van zijn bollen. Waarom was de hemel buiten donker geworden? Rhand leek niet ongerust, maar Perijn vreesde dat de wolken de hemel weer hadden opgeslokt. Een gevaarlijk teken, als ze nu oprukten terwijl Rhand ze ooit had weggehouden.
‘Ik weet dat het moeilijk is,’ zei Rhand. ‘Misschien als ik je iets in ruil geef...’
‘Wat dan?’
‘De oorlog,’ zei Rhand. Hij wendde zich tot de vorsten. ‘Jullie wilden dat een van jullie de Laatste Slag leidde. Zouden jullie Andor, en de koningin ervan, in die rol aanvaarden?’
‘Te jong,’ zei Darlin. ‘Te groen. Niet beledigend bedoeld, Majesteit.’
Alsalam snoof. ‘Moet jij zeggen, Darlin. De helft van de monarchen hier heeft zijn of haar troon nog niet eens een jaar!’
‘En de Grenslanders dan?’ vroeg Alliandre. ‘Zij vechten al hun hele leven tegen de Verwording.’
‘Wij zijn onder de voet gelopen,’ zei Paitar. Hij schudde zijn hoofd. ‘Geen van ons kan dit coördineren. Andor is een even goede keus als iedere andere.’
‘Andor heeft zelf te lijden onder een invasie,’ merkte Darlin op.
‘Dat geldt voor jullie allemaal, of dat zal snel gebeuren,’ zei Rhand. ‘Elayne Trakand is een leider tot op het bot. Ze heeft mij veel bijgebracht van wat ik over leiderschap weet. Ze heeft tactieken geleerd van een grote kapitein, en ik ben ervan overtuigd dat ze zal putten uit de kennis van alle grote kapiteins. Iemand móét leiding geven. Aanvaarden jullie haar allemaal in die rol?’
De anderen knikten schoorvoetend. Rhand wendde zich tot Elayne.
‘Goed dan, Rhand,’ zei ze. ‘Ik zal het doen, en ik zal tekenen, maar jij kunt maar beter iets vinden op die Seanchanen. Ik wil de handtekening van hun keizerin op dit document zien. We zijn geen van allen veilig totdat dat is gebeurd.’
‘En hoe zit het met de vrouwen die door de Seanchanen gevangen worden gehouden?’ vroeg Rhuarc. ‘Ik geef toe, Rhand Altor, dat het onze bedoeling was om een bloedvete tegen die indringers uit te roepen zodra belangrijkere veldslagen gewonnen waren.’
‘Als hun keizerin ondertekent,’ zei Rhand, ‘zal ik een ruil voorstellen: goederen in ruil voor de geleiders die ze hebben ontvoerd. Ik zal proberen ze over te halen de landen af te staan die ze hebben ingenomen en terug te keren naar hun eigen grondgebied.’
‘En als ze weigeren?’ vroeg Egwene hoofdschuddend. ‘Laat je ze ook tekenen zónder op die punten toe te geven? Ze hebben duizenden slaven, Rhand.’
‘We kunnen ze niet verslaan,’ zei Aviendha zachtjes. Perijn keek naar haar. Ze rook gefrustreerd, maar vastberaden. ‘Als we oorlog tegen ze voeren, verliezen we.’
‘Aviendha heeft gelijk,’ zei Amys. ‘De Aiel zullen niét tegen de Seanchanen vechten.’
Rhuarc keek geschrokken tussen de twee heen en weer.
‘Ze hebben verschrikkelijke dingen gedaan,’ zei Rhand, ‘maar tot nu toe varen de landen die ze hebben veroverd wel bij hun sterke leiderschap. Als het echt moet, ben ik bereid ze de landen te laten houden die ze hebben, zolang ze zich niet verder verspreiden. Wat de vrouwen betreft... wat gebeurd is, is gebeurd. Laten we ons eerst zorgen maken om de hele wereld, en dan later doen wat we kunnen voor die gevangen vrouwen.’
Elayne hield het document nog even vast, misschien voor het effect, en toen boog ze zich naar voren en schreef zwierig haar naam onderaan.
‘Het is gebeurd,’ zei Moiraine toen Rhand het document pakte. ‘Deze keer krijg je vrede, heer Draak.’
‘Eerst moeten we overleven.’ Hij hield het document eerbiedig vast. ik verlaat jullie nu, zodat jullie je voorbereidingen kunnen treffen voor de strijd. Ik moet nog wat dingen regelen, waaronder Seanchan, voordat ik naar Shayol Ghul ga. Ik heb echter nog wel een verzoek aan jullie. Een goede vriend heeft ons nodig...’
Vurige bliksems trokken sporen door de bewolkte hemel. Ondanks de schaduw liep het zweet langs Lans nek en plakte zijn haar onder zijn helm tegen zijn hoofd. Hij had al jaren geen helm meer gedragen. In zijn tijd met Moiraine hadden ze niet mogen opvallen, en helmen waren opvallend.
‘Hoe... hoe erg is het?’ Andère trok een grimas, drukte zijn hand tegen zijn zij en leunde tegen een rotsblok.
Lan draaide zich om en overzag de strijd. Het Schaduwgebroed verzamelde zich weer. Die monsters leken in de warme, vochtige lucht haast wel in elkaar op te gaan, in elkaar over te lopen als één gigantische, duistere massa van jankende, walmende haat.
‘Erg,’ antwoordde Lan.
‘Wist ik wel,’ zei Andère, snel in- en uitademend terwijl het bloed tussen zijn vingers door sijpelde. ‘Nazar?’
‘Dood.’ De witharige man was neergegaan in dezelfde aanval die Andère bijna het leven had gekost. Lan had hem niet meer kunnen redden, ik zag hem nog een Trollok de pens openhalen terwijl dat monster hem doodde.’
‘Moge de laatste omhelzing van de moeder...’ Andère verkrampte van pijn. ‘Moge de...’
‘Moge de laatste omhelzing van de moeder je thuis verwelkomen,’ zei Lan zachtjes.
‘Kijk niet zo naar me, Lan,’ zei Andère. ‘We wisten allemaal wat dit zou worden toen we... toen we ons bij je aansloten.’
‘Daarom probeerde ik jullie ook tegen te houden.’
Andère fronste, ik...’
‘Rustig, Andère,’ zei Lan, en hij stond op. ‘Wat ik wilde was zelfzuchtig. Ik kwam hier om te sterven voor Malkier. Ik heb niet het recht om anderen datzelfde te ontzeggen.’
‘Heer Mandragoran!’ Prins Kaisel kwam aanrijden, zijn ooit zo mooie pantser gedeukt en besmeurd met bloed. De Kandoraanse prins zag er nog steeds te jong uit voor deze strijd, maar hij had bewezen even koelbloedig te zijn als elke doorgewinterde veteraan. ‘Ze stellen zich weer op.’
Lan liep over de rotsige grond naar een verzorger die Mandarb voor hem vasthield. De zwarte hengst had wonden in zijn flanken van Trollok-wapens. Het Licht zij dank waren ze oppervlakkig. Lan legde zijn hand op de hals van het paard toen Mandarb snoof. Verderop hief zijn vaandeldrager de vlag van Malkier, de gouden kraanvogel. Dit was al zijn vijfde vaandeldrager sinds gisteren.
Lans troepen hadden de Kloof in handen gekregen bij hun eerste bestorming, waarmee ze het Schaduwgebroed achteruit hadden gedwongen voordat ze de vallei in konden komen. Dat was meer dan Lan had verwacht. De Kloof was een lange, smalle reep rotsachtige grond, genesteld tussen kartelige hellingen en pieken.
Voor het vasthouden van deze positie was geen slimheid nodig. Je bleef staan, je stierf, en je doodde, zo lang als je kon.
Lan had een eenheid cavalerie onder zijn bevel. Die was niet heel geschikt voor dit soort werk, want ruiters werkten het beste als ze zich konden uitspreiden en de ruimte hadden om aan te vallen. Maar de doorgang van Tarwins Kloof was zo smal dat slechts een klein aantal Trolloks er tegelijkertijd doorheen kon komen. Dat bood mogelijkheden. Het was in ieder geval lastiger voor de Trolloks om hun grotere aantallen ten volle te benutten. Ze zouden flink moeten boeten voor elke voet terrein die ze wonnen.
De karkassen van Trolloks hadden een bijna vachtachtige deken gevormd op de bodem van het ravijn. Elke keer als die schepsels probeerden door de Kloof te dringen, hielden Lans mannen ze tegen met lansen en paalwapens, zwaarden en pijlen. Ze hadden er al duizenden afgeslacht en laten liggen, zodat hun kornuiten eroverheen moesten klimmen. Maar elke schermutseling kostte ook Lan weer mannen.
Elke aanval dwong zijn mannen om zich een stukje verder terug te trekken naar de ingang van de Kloof. Ze waren er nu geen honderd voet meer bij vandaan.
Lan voelde de vermoeidheid diep in zijn botten.
‘Onze troepen?’ vroeg Lan aan prins Kaisel.
‘Misschien zesduizend die nog kunnen rijden, Dai Shan.’
Minder dan de helft dan waar ze de vorige dag mee waren begonnen. ‘Laat ze opstijgen.’
Kaisel keek geschokt. ‘Gaan we ons terugtrekken?’
Lan keek de jongen aan.
Kaisel verbleekte. Lan had wel eens gehoord dat zijn blik elke man van zijn stuk kon brengen. Moiraine grapte vaak dat hij een wedstrijdje staren van een steen kon winnen en dat hij het geduld had van een eikenboom. Nou, hij voelde zich niet zo zeker van zichzelf als mensen dachten, maar die jongen had beter moeten weten dan te vragen of ze zich terugtrokken.
‘Natuurlijk,’ zei Lan, ‘en dan gaan we aanvallen.’
‘Aanvallen?’ vroeg Kaisel. ‘We zijn in het defensief!’
‘Ze vegen ons eruit,’ zei Lan, die zich in Mandarbs zadel hees. ‘We zijn uitgeput, afgemat en bijna gebroken. Als we hier blijven staan en ze nog eens op ons af laten komen, sneuvelen we zonder meer.’ Lan wist wanneer iets hopeloos was.
‘Geef die bevelen door,’ droeg hij prins Kaisel op. ‘We trekken ons langzaam terug uit de pas. Laat de rest van de troepen zich verzamelen op de vlakte. Zorg dat ze te paard zitten en klaar zijn om het Schaduwgebroed aan te vallen als ze uit de Kloof komen. Een bestorming zal veel schade aanrichten. Ze zullen niet weten wat ze overkomt.’
‘Worden we niet omsingeld en onder de voet gelopen als we de pas verlaten?’ vroeg Kaisel.
‘Dit is het beste wat we kunnen doen met de middelen die we hebben.’
‘En dan?’
‘En dan breken ze uiteindelijk door, hakken onze soldaten aan stukken en lopen ons onder de voet.’
Kaisel bleef even stil zitten, maar toen knikte hij. Wederom was Lan onder de indruk. Hij had aangenomen dat die jongen met hem mee was gegaan op zoek naar de roem van de strijd, om te vechten aan de zijde van Dai Shan en hun vijanden weg te vagen. Maar nee. Kaisel was tot op het bot een Grenslander. Hij was hier niet gekomen voor roem. Hij was gekomen omdat hij moest. Goeie knul.
‘Geef het bevel nu. De mannen zullen blij zijn om weer te paard te zitten.’ Te veel strijders waren gedwongen geweest te voet te vechten omdat de nauwe Kloof te weinig bewegingsvrijheid bood.
Kaisel gaf de bevelen, en die bevelen spoedden zich als een herfst-brand door Lans gelederen heen. Lan draaide zich om en zag dat Andère door Buien in het zadel werd geholpen.
‘Andère?’ zei Lan, terwijl hij Mandarb naar hem toe dreef. ‘Jij kan zo niet rijden. Ga naar de gewonden in het achterste kamp.’
‘Zodat ik straks daarachter lig en die Trolloks mij komen afslachten nadat ze met jullie klaar zijn?’ Andère boog zich een beetje wankel naar voren in het zadel, en Buien keek bezorgd naar hem. Maar Andère wuifde hem weg en werkte zich weer overeind. ‘We hebben de berg al verzet, Lan. Laten we dat veertje nog even wegblazen, dan is het klaar.’
Lan kon daar niets tegen inbrengen. Hij riep de mannen voor hem en in de pas op tot de aftocht. Zijn overgebleven mannen kwamen om hem heen rijden en ze gingen langzaam achteruit naar de vlakte.
De Trolloks joelden en schreeuwden opgewonden. Ze wisten dat ze dit gevecht gemakkelijk konden winnen als ze eenmaal van de rotswanden die hun bewegingen beperkten verlost waren.
Lan en zijn kleine leger verlieten de krappe Kloof en de mannen renden naar hun paarden, die bij de ingang stonden.
De Trolloks hadden – voor één keer – geen aansporing nodig van de Myrddraal om aan te vallen. De rotsige grond beefde onder hun voetstappen.
Enkele honderden meters buiten de Kloof hield Lan Mandarb in en draaide zich om. Andère bracht zijn paard met moeite naast dat van Lan, en de andere ruiters sloten zich bij hen aan en stelden zich op in lange rijen. Buien wendde zijn rijdier en draafde naar de andere kant.
De storm van Schaduwgebroed naderde het einde van de Kloof, een aanstormend leger van duizenden Trolloks die zo meteen op open terrein zouden aankomen, voor het eerst sinds de strijd was begonnen.
Lans soldaten stonden zwijgend om hem heen opgesteld. Velen van hen waren oude mannen, de laatste overblijfselen van hun gevallen koninkrijk. Hoewel hun leger de smalle Kloof had weten af te sluiten, leek het piepklein op de veel grotere vlakte.
‘Bulen,’ zei Lan.
‘Ja, heer Mandragoran?’
‘Je beweert dat je me jaren geleden in de steek hebt gelaten.’
‘Ja, heer. Het...’
‘Al je eventuele falen is vergeten,’ zei Lan, die zijn blik naar voren gericht hield, ik ben er trots op dat ik je de hadori heb gegeven.’
Kaisel kwam aanrijden en knikte naar Lan. ‘We zijn klaar, Dai Shan.’
‘Dit is het beste,’ zei Andère grimassend, met zijn hand tegen zijn wond gedrukt en amper in staat in het zadel te blijven.
‘Het is wat zijn moet,’ zei Lan. Geen ontkenning. Niet helemaal.
‘Nee,’ zei Andère. ‘Het is meer dan dat, Lan. Malkier is net een boom die zijn wortels is verloren aan witwormen, waardoor de takken langzaam verwelken. Ik word liever in één klap verbrand.’
‘Ik val liever aan,’ zei Bulen, en zijn stem klonk ferm. ‘Ik val liever nu aan dan dat ze ons onder de voet lopen. Laten we sterven in de aanval, terwijl onze zwaarden naar ons thuisland wijzen.’
Lan knikte, draaide zich om en hief zijn zwaard hoog boven zijn hoofd. Hij gaf geen toespraak; die had hij al gegeven. De mannen wisten wat dit was. Nog één aanval nu ze nog een beetje kracht hadden. Het zou wel degelijk iets betekenen. Minder Schaduwgebroed dat de beschaafde landen kon bestormen. Minder Trolloks die weerloze mensen konden doden.
De zee van vijanden leek eindeloos. Een kwijlende, stampende bende zonder orde of beheersing. Vleesgeworden razernij en vernietiging. Duizenden en nog eens duizenden monsters. Ze kwamen naar voren als water uit een doorgebroken dijk en stroomden de Kloof uit.
Lans legertje was slechts een kiezel op hun pad.
De mannen hieven zwijgend hun zwaarden naar hem in een laatste groet.
‘Nu!’ brulde Lan. Nu, terwijl ze zich beginnen te verspreiden. Dat zal de meeste schade aanrichten. Lan dreef Mandarb voorwaarts en ging voorop, de helling af.
Andère galoppeerde naast Lan en klemde zich met beide handen aan zijn zadelknop vast. Hij deed geen poging om een wapen te heffen, want dan zou hij uit zijn zadel vallen.
Nynaeve was te ver weg en Lan voelde niet veel van haar door de binding, maar soms kwamen heel sterke gevoelens ondanks de afstand toch door. Hij probeerde vertrouwen uit te stralen, voor het geval dat haar bereikte. Trots op zijn mannen. Liefde voor haar. Hij wenste vurig dat dat de laatste dingen waren die ze zich van hem zou herinneren.
Mijn arm zal het zwaard zijn...
De paardenhoeven klepperden op de grond. De Trolloks joelden uitgelaten toen ze beseften dat hun prooi een aftocht had omgezet in een bestorming die recht in hun klauwen zou lopen.
Mijn borst zal een schild zijn...
Lan hoorde een stem, de stem van zijn vader sprak die woorden uit. Dat was dwaas, natuurlijk. Lan was nog maar een zuigeling geweest toen Malkier was gevallen.
Ter verdediging van de Zeven Torens...
Lan had de Zeven Torens die standhielden tegen de Verwording nooit gezien. Hij had er alleen verhalen over gehoord.
Om de duisternis op afstand te houden...
De paardenhoeven klonken als de donder. Zo luid, luider dan hij voor mogelijk had gehouden. Hij bleef rechtop zitten, met zijn zwaard vooruit.
Ik zal standhouden terwijl alle anderen vallen.
De naderende Trolloks staken speren naar voren toen de afstand tussen de twee legers verkleinde.
Al Chalidholara Malkier. Voor mijn geliefde Malkier.
Het was de eed die een Malkierse soldaat aflegde als hij voor het eerst langs de Grens werd opgesteld. Lan had die eed nooit uitgesproken.
Hij deed dat nu in zijn hart.
‘Al Chalidholara Malkier!’ schreeuwde Lan. ‘Lansen vooruit!’ Licht, wat waren die hoefslagen luid! Konden zesduizend man wel zoveel lawaai maken? Hij draaide zich om en keek achter zich.
Er reden minstens tienduizend man.
Wat?
Hij dreef Mandarb voorwaarts, ondanks zijn verbazing.
‘Voorwaarts, Gouden Kraanvogel!’
Stemmen, geroep, geschreeuw van moed en vreugde.
De lucht links voor hen spleet zich in een plotselinge verticale opening. Een Poort van drie dozijn passen breed – de grootste die Lan ooit had gezien – opende zich vanaf een plek die zo licht was als de zon. Vanaf de andere kant stroomde, schóót het licht op hen toe. Mannen in volledige bepantsering galoppeerden de Poort uit en reden mee aan Lans flank. Ze droegen de vlag van Arafel.
Nog meer Poorten. Drie, toen vier, toen een dozijn. Elk ervan doorbrak de coördinatie van het veld doordat aanstormende ruiters zich met vooruitgestoken lansen en de vlaggen van Saldea, Arafel en Kandor bij elkaar voegden. Binnen een paar tellen was zijn bestorming met zesduizend man er een van honderdduizend geworden.
Trolloks in de frontlinies schreeuwden, en een enkeling hield op met rennen. Sommige bleven doorgaan, met hun speren vooruitgestoken om aanstormende paarden te doorboren. Daarachter duwden andere razende hordes – die niet konden zien wat er vooraan gebeurde – gretig door, zwaaiend met grote zwaarden met vreemde zeisachtige klingen en tweekoppige strijdbijlen.
De voorhoede van Trolloks met speren ontplofte.
Van ergens achter Lan begonnen Asha’man wevingen naar voren te sturen die de aarde openscheurden en de voorste rijen Trolloks volledig vernietigden. Toen hun karkassen tegen de grond gingen, stonden de middelste rangen ineens geheel onbeschermd tegenover een storm van hoeven, zwaarden en lansen.
Lan dook er zwaaiend met zijn zwaard midden in en Mandarb beukte tegen de grauwende Trolloks aan. Andère lachte.
‘Achteruit, stommeling!’ riep Lan zijn vriend toe terwijl hij uithaalde naar Trolloks. ‘Stuur de Asha’man naar onze gewonden, laat ze het kamp beschermen!’
‘Ik wil je zien lachen, Lan!’ riep Andère, die zich vasthield aan zijn zadel. ‘Laat voor één keer eens wat meer gevoel zien dan een steen! Dat lijkt me nu wel gerechtvaardigd!’
Lan keek naar de slag waarvan hij nooit had gedacht dat hij die zou winnen. Hun laatste wanhoopspoging sloeg om in een veelbelovende strijd. En toen kon hij er niets meer tegen doen. Hij glimlachte niet alleen, hij lachte hardop.
Andère draaide zich om. Eindelijk gaf hij gehoor aan het bevel en reed weg om zich te laten Helen en de achterste gelederen te organiseren.
‘Bulen,’ riep Lan. ‘Til mijn banier hoog op! Malkier lééft vandaag!’