21 Een niet te negeren fout

Siuan draaide met haar schouders. Ze grimaste bij de scherpe pijn.

‘Yukiri,’ gromde ze, ‘die weving van je is nog niet volmaakt.’

De nukkige Grijze snoof en stond op van het bed van een soldaat die zijn hand was kwijtgeraakt. Ze had hem niet Geheeld, maar hem overgelaten aan aardsere genezers met verband. Het had geen zin om Helende kracht te verspillen aan deze man, want hij zou nooit meer vechten. Ze moesten hun krachten bewaren voor soldaten die zich weer bij de strijd konden voegen.

Het was een harde benadering, maar dit waren dan ook harde tijden. Siuan en Yukiri liepen naar de volgende soldaat in de rij van gewonden. De man met de afgehakte hand zou ook zonder Heling blijven leven. Waarschijnlijk. Ze hadden de Gelen in Mayene, maar al hun krachten waren nodig voor het Helen van Aes Sedai die de ontsnapping hadden overleefd en soldaten die nog konden vechten.

Overal in het provisorische kamp, opgezet op Arafels grondgebied ten oosten van de voorde in de rivier, huilden en kreunden soldaten. Zoveel gewonden, en Siuan en Yukiri behoorden tot de weinige Aes Sedai die nog de kracht hadden om te Helen. De meeste anderen hadden zichzelf uitgeput bij het maken van Poorten om hun troepen tussen de twee vijandelijke legers vandaan te halen.

De Sharanen hadden agressief de aanval ingezet, maar het kamp van de Witte Toren had hen enigszins afgeleid, waardoor hun leger lijd had gehad om te vluchten. Delen ervan, althans.

Yukiri Schouwde de volgende man en knikte. Siuan knielde neer en begon een Helende weving. Ze was hier nooit erg goed in geweest, en zelfs met een angreaal vergde het veel van haar. Ze haalde de soldaat terug van het randje van de dood en Heelde de wond in zijn zij. Hij hijgde, aangezien veel van de energie voor het Helen uit zijn eigen lichaam werd geput.

Siuan zakte uitgeput op haar knieën. Licht, ze was zo wankel als een adellijke vrouw die voor het eerst op het dek van een schip stond!

Yukiri bekeek haar even en stak vragend haar hand uit naar de angreaal, een kleine stenen bloem. ‘Ga rusten, Siuan.’

Siuan klemde haar kaken op elkaar, maar ze overhandigde de angreaal. De Ene Kracht ontglipte haar en ze slaakte een diepe zucht, half opgelucht en half bedroefd toen de schoonheid van saidar haar verliet.

Yukiri liep naar de volgende soldaat. Siuan ging liggen waar ze knielde. Haar lichaam klaagde over haar talloze blauwe plekken en pijntjes. De afgelopen slag was een waas voor haar. Ze herinnerde zich dat de jonge Gawein Trakand de bevelstent binnen was gestormd, roepend dat Egwene wilde dat het leger zich terugtrok.

Brin had meteen gehandeld en een geschreven bevel door de Poort in de vloer gegooid. Dat was zijn nieuwste methode om bevelen door te geven: een pijlschacht met een briefje en een lang lint eraan, van hoog in de lucht door een Poort gegooid. Er zat geen pijlpunt aan de schacht, alleen maar een kiezeltje om hem te verzwaren.

Brin was al rusteloos geweest voordat Gawein verscheen. Het beviel hem niet hoe deze strijd verliep. De bewegingen van de Trolloks hadden hem gewaarschuwd, net zoals ze Gawein hadden gewaarschuwd, dat de Schaduw iets in zijn schild voerde. Siuan was ervan overtuigd dat hij die bevelen al klaar had liggen.

En toen hadden ze de ontploffingen in het kamp gehoord. En Yukiri die gilde dat ze door het gat in de vloer moesten springen. Licht, Siuan had gedacht dat die vrouw gek was! Gek genoeg om hen allemaal het leven te redden, blijkbaar.

Ik mag branden als ik hier blijf liggen als de vangst van gisteren, dacht Siuan, opstarend naar de lucht. Ze werkte zich overeind en beende door het nieuwe kamp.

Yukiri beweerde dat haar weving niet zo héél onbekend was, hoewel Siuan er nog nooit van had gehoord. Een gigantisch kussen van Lucht, om iemand op te vangen die van grote hoogte was gevallen. Toen ze die maakte, had dat de aandacht getrokken van de Sharanen – Sharanen, nog wel! – maar ze waren ontkomen. Zij, Brin, Yukiri en een paar bedienden. Het Licht verzenge haar, ze waren ontkomen, hoewel ze nog steeds ineenkromp als ze terugdacht aan die val. En Yukiri bleef maar zeggen dat die weving mogelijk het geheim was om te ontdekken hoe je kon vliegen! Dom mens. De Schepper had de mens niet voor niets geen vleugels gegeven.

Ze trof Brin aan de rand van het nieuwe kamp. Hij zat uitgeput op een boomstronk. Twee slagveldkaarten lagen uitgespreid op de grond voor hem, op de hoeken verzwaard met stenen. De kaarten waren gekreukeld, omdat hij ze had meegegrist toen de tent begon te ontploffen.

Dwaze vent, dacht ze. Zijn leven wagen voor een paar vellen papier.

‘... uit verslagen,’ hoorde ze generaal Haerm nog zeggen, de nieuwe bevelhebber van de Illiaanse Gezellen. ‘Het spijt me, heer. De verkenners durven niet te dicht bij het oude kamp te komen.’

‘Geen spoor van de Amyrlin?’ vroeg Siuan.

Brin en Haerm schudden allebei hun hoofd.

‘Blijf zoeken, jongeman.’ Siuan zwaaide met haar vinger naar Haerm. Hij trok zijn wenkbrauw op toen ze hem ‘jongeman’ noemde. Het Licht verzenge dat jeugdige gezicht van haar. ‘Ik meen het. De Amyrlin leeft nog. Vind haar, hoor je me?’

‘Ik... Ja, Aes Sedai.’ Hij toonde wel enige eerbied, maar niet genoeg. Die Illianers wisten niet hoe je Aes Sedai hoorde te behandelen.

Brin stuurde de man weg, en voor één keer leek het erop dat er niet alweer iemand stond te wachten om met hem te kunnen spreken. Iedereen was waarschijnlijk te uitgeput. Hun ‘kamp’ leek meer op een groep mensen die waren gevlucht voor een uitslaande brand dan op een leger. De meeste mannen hadden zich in mantels gehuld en waren gaan slapen. Net als zeelui hadden soldaten het vermogen om te slapen waar en wanneer dat maar even kon.

Siuan kon het ze niet kwalijk nemen. Ze was zelf al uitgeput geweest voordat de Sharanen aankwamen. Nu was ze zo moe als de dood zelf. Ze ging op de grond naast Brins stronk zitten.

‘Doet je arm nog pijn?’ vroeg Brin, die over haar schouder wreef.

‘Dat voel jij ook wel,’ gromde Siuan.

‘Ik bedoel het goed, Siuan.’

‘Denk maar niet dat ik ben vergeten dat die blauwe plek jouw schuld is.’

‘Mijn schuld?’ vroeg Brin vermaakt.

‘Jij hebt me door dat gat geduwd.’

‘Ik dacht niet dat je uit jezelf zou springen.’

‘Dat wilde ik net doen. Ik was bijna zover.’

‘Natuurlijk,’ zei Brin.

‘Het is jouw schuld,’ drong Siuan aan. ‘Ik struikelde. Het was niet mijn bedoeling om te struikelen. En Yukiri’s weving... vreselijk ding.’

‘Het werkte,’ zei Brin. ‘Ik denk dat niet veel mensen die van driehonderd passen naar beneden zijn gevallen het nog kunnen navertellen.’

‘Ze was te gretig,’ zei Siuan. ‘Ze wilde ons waarschijnlijk al een hele tijd laten springen. Al dat geklets over Reizen en verplaatsende wevingen...’ Ze liet haar stem wegsterven, deels omdat ze zich aan zichzelf ergerde. Deze dag was al belabberd genoeg zonder dat ze tegen Brin mopperde. ‘Hoeveel zijn we er kwijtgeraakt?’ Dat was een al niet veel beter onderwerp, maar ze moest het weten. ‘Hebben we al verslagen binnen?’

‘Bijna één op de twee soldaten,’ zei Brin zacht.

Erger dan ze had vermoed. ‘En de Aes Sedai?’

‘We hebben er nog ongeveer tweehonderdvijftig over,’ antwoordde Brin. ‘Hoewel een aantal van hen in een schoktoestand verkeren omdat hun zwaardhanden zijn gesneuveld.’

Dat was een nog grotere ramp. Honderdtwintig Aes Sedai dood binnen een paar uur? Het zou heel lang duren voordat de Witte Toren zich daarvan had hersteld.

‘Het spijt me, Siuan.’

‘Bah,’ zei Siuan. ‘De meesten van hen behandelden me toch als een bergje vissendarmen. Ze wilden me niet als Amyrlin, ze lachten toen ik werd afgezet, en ze maakten een bediende van me toen ik terugkeerde.’

Brin knikte, nog altijd wrijvend over haar schouder. Hij voelde dat ze verdriet had, ondanks haar woorden. Er waren goede vrouwen overleden. Veel goede zusters.

‘Ze leeft nog,’ zei Siuan koppig. ‘Egwene zal ons nog verrassen, Brin. Let maar op.’

‘Als ik oplet, zal het niet zo’n grote verrassing zijn, hè?’

Siuan gromde. ‘Dwaze kerel.’

‘Je hebt gelijk,’ zei hij somber. ‘Op allebei de punten. Ik denk dat Egwene ons inderdaad zal verbazen. En ik ben een dwaze kerel.’

‘Brin...’

‘Het is zo, Siuan. Hoe kon het me ontgaan dat ze tijd rekten? Ze wilden ons bezighouden totdat dat andere leger zich kon verzamelen. De Trolloks trokken zich terug naar die heuvels. Een defensieve zet. Trolloks zijn niet defensief. Ik nam aan dat ze alleen maar probeerden een hinderlaag op te zetten, en dat ze daarom doden mee terug namen en zich daar ingroeven. Als ik ze eerder had aangevallen, zou dit nooit zijn gebeurd. Ik was te voorzichtig.’

‘Een man die de hele dag treurt om de vangst die hij is misgelopen vanwege een storm, verspilt tijd terwijl de hemel weer helder is.’

‘Dat is een slim gezegde, Siuan,’ zei hij. ‘Maar er is ook een gezegde onder generaals, geschreven door Fogh de Onvermoeibare. “Als je niet leert van je nederlagen, word je erdoor geregeerd.” Ik snap niet hoe ik dit kon laten gebeuren. Ik ben beter opgeleid, beter voorbereid! Dit is een niet te negeren fout, Siuan. Het Patroon zelf staat op het spel.’

Hij wreef over zijn voorhoofd. In het schamele licht van de ondergaande zon oogde hij ouder, zijn gezicht gerimpeld, zijn handen broos. Het leek wel alsof deze slag hem tientallen jaren van zijn leven had gekost. Hij zuchtte en leunde met zijn ellebogen op zijn knieën.

Siuan wist niet wat ze moest zeggen.

Ze bleven zwijgend zitten.


Lyrelle wachtte buiten de poorten van de zogenaamde Zwarte Toren. Ze moest uit alles putten wat ze tijdens haar opleiding had geleerd om haar frustratie niet te laten blijken.

Deze hele onderneming was van het begin af aan een ramp geweest. Eerst had de Zwarte Toren hen niet binnen willen laten totdat de Roden hun ding hadden gedaan, en dat was gevolgd door die problemen met Poorten. Dat was gevolgd door drie bellen van kwaad, Twee pogingen van Duistervrienden om hun hele groep uit te moorden, en vervolgens de waarschuwing van de Amyrlin dat de Zwarte Toren zich bij de Schaduw had aangesloten.

Lyrelle had de meeste van haar zusters op aandringen van de Amyrlin naar Lan Mandragoran gestuurd om met hem mee te strijden. Zij was met een paar vrouwen achtergebleven om een oogje op de Zwarte Toren te houden. En nu... nu dit. Wat moest ze hiervan denken?

‘Ik kan u verzekeren,’ zei de jonge Asha’man, ‘dat het gevaar is geweken. We hebben de M’Hael en zijn trawanten verdreven. De rest van ons loopt in het Licht.’

Lyrelle wendde zich tot haar metgezellen: één afgevaardigde van elke Ajah en een ondersteunende groep – vanochtend wanhopig opgeroepen toen de Asha’man haar voor het eerst hadden benaderd – van nog eens dertig zusters. Die vrouwen aanvaardden Lyrelles leiderschap hier, zij het schoorvoetend.

‘We zullen het bespreken,’ zei ze, en ze stuurde de jonge Asha’man met een knik weg. Ze wendde zich tot de anderen.

‘Wat moeten we doen?’ vroeg Mijrelle. De Groene was al van het begin af aan bij Lyrelle en was een van de weinigen die Lyrelle niet had weggestuurd, deels omdat ze de zwaardhanden van die vrouw in de buurt wilde houden. ‘Als er Asha’man voor de Schaduw vechten...’

‘De Poorten werken weer,’ zei Seaine. ‘Er is hier iets veranderd in de dagen sinds we voelden dat daarbinnen werd geleid.’

‘Ik vertrouw het niet,’ zei Mijrelle.

‘We moeten zekerheid hebben,’ zei Seaine. ‘We kunnen de Zwarte Toren niet onbewaakt achterlaten tijdens de Laatste Slag. We móéten zorgen dat die mannen onder de duim zijn, hoe dan ook.’

De mannen van de Zwarte Toren beweerden dat slechts een aantal van hen zich bij de Schaduw had aangesloten, en dat het geleiden dat ze hadden gevoeld was gebeurd tijdens een aanval door de Zwarte Ajah.

Het stak Lyrelle om die woorden te horen. Zwarte Ajah. Eeuwenlang had de Witte Toren het bestaan van Duistervrienden onder de Aes Sedai ontkend. Nu was helaas de waarheid onthuld. Dat betekende nog niet dat ze het prettig vond als mannen die term zo achteloos gebruikten. Vooral niet mannen zoals deze.

‘Als ze ons hadden willen aanvallen,’ zei Lyrelle peinzend, ‘dan zouden ze dat hebben gedaan toen we niet konden ontsnappen via Poorten. Voorlopig zal ik ervan uitgaan dat ze hun... probleem hebben opgelost. Zoals gevraagd was van de Witte Toren.’

‘Dus we gaan naar binnen?’ vroeg Mijrelle.

‘Ja. We binden de mannen die ons beloofd waren. Zij zullen hoe dan ook de waarheid wel aan ons onthullen.’ Het zat Lyrelle dwars dat de Herrezen Draak hun niet de hoogsten onder de Asha’man wilde laten binden, maar ze had een tijd geleden al iets bedacht. Dat zou nog steeds kunnen lukken. Ze zou de mannen eerst vragen een proeve te geven van hun vaardigheid met de Ene Kracht en dan degene binden die haar het sterkst leek. Ze zou hem vervolgens vragen welke van de andere leerlingen het meest getalenteerd waren, zodat haar zusters die mannen konden binden.

En daarna... Nou, ze hoopte dat ze dan de meerderheid van die mannen in het gareel zouden hebben. Licht, wat een puinhoop. Mannelijke geleiders die onbeschaamd rondliepen! Lyrelle geloofde niet in dat fabeltje dat de smet was gezuiverd. Natuurlijk zouden die... mannen zoiets beweren.

‘Soms,’ mompelde Lyrelle, ‘wou ik dat ik terug kon gaan in de tijd. Ik zou mezelf een mep geven en deze opdracht nooit aannemen.’

Mijrelle lachte. Ze vatte dingen nooit zo ernstig op als ze zou moeten. Lyrelle ergerde zich omdat ze allerlei belangrijke gebeurtenissen in de Witte Toren had gemist tijdens haar lange afwezigheid. Een hereniging, een strijd tegen de Seanchanen... Dat waren tijden waarin je je leiderschap kon bewijzen, tijden waarin een vrouw haar kracht kon laten zien.

Tijden van chaos boden mogelijkheden. Mogelijkheden die nu buiten haar bereik lagen. Licht, wat een rotgedachte was dat.

‘We komen naar binnen,’ riep ze omhoog naar de muren aan weerskanten van de poort waar ze voor stond. Op gedempte toon zei ze tegen haar metgezellen: ‘Hou de Ene Kracht vast en wees op je hoede. We weten niet wat daar kan gebeuren.’ Haar vrouwen zouden het kunnen opnemen tegen een groter aantal ongeoefende Asha’man, als het zover kwam. Redelijkerwijs zou het niet zover moeten komen. Al waren die mannen natuurlijk hoogstwaarschijnlijk waanzinnig, dus misschien was het onverstandig om rede van hen te verwachten.

De grote poorten gingen open om hen binnen te laten. Het zei iets over de mannen van de Zwarte Toren dat ze hadden besloten eerst de muren rondom hun terrein te voltooien voordat ze de feitelijke toren bouwden.

Lyrelle gaf haar paard de sporen, en Mijrelle en de anderen volgden haar met veel hoefgeklepper. Ze omhelsde de Bron en gebruikte een nieuwe weving, waardoor ze het zou voelen als er in de buurt een man geleidde. Degene die de poort had geopend, was niet de jongeman die ze even eerder had gesproken.

‘Wat is dit?’ vroeg Lyrelle toen Pevara Tazanovni naar haar toe kwam. Lyrelle kende de Rode Gezetene, maar niet goed.

‘Er is me gevraagd om je te vergezellen,’ antwoordde Pevara vrolijk. ‘Logain dacht dat een bekend gezicht je misschien wat op je gemak zou stellen.’

Lyrelle onderdrukte een sneer. Aes Sedai hoorden niet vrolijk te zijn. Aes Sedai hoorden kalm, beheerst en hooguit streng te zijn. Een man hoorde naar een Aes Sedai te kijken en zich meteen af te vragen wat hij fout had gedaan en hoe hij het kon goedmaken.

Pevara reed met haar mee toen ze het terrein van de Zwarte Toren betraden. ‘Logain, die nu de leiding heeft, doet je de groeten,’ vervolgde Pevara. ‘Hij is ernstig gewond geraakt tijdens de aanval en is nog niet geheel hersteld.’

‘Komt het goed met hem?’

‘O, zeker. Over een dag of twee zou hij wel weer op de been moeten zijn. Hij zal de Asha’man aanvoeren wanneer ze zich aansluiten bij de Laatste Slag, vermoed ik.’

Jammer, dacht Lyrelle. De Zwarte Toren zou veel eenvoudiger te beheersen zijn zonder valse Draak aan het hoofd. Het zou beter zijn geweest als hij was gesneuveld.

‘Ik ben ervan overtuigd dat zijn hulp van pas zal komen,’ zei Lyrelle. ‘Maar zijn leiderschap... Nou, we zullen zien. Zeg eens, Pevara. Ik heb gehoord dat het binden van een mannelijke geleider anders is dan een binding met een gewone man. Heb jij het proces al doorlopen?’

‘Ja,’ antwoordde Pevara.

‘Is het dan waar?’ vroeg Lyrelle. ‘Gewone mannen kun je via de binding dwingen te gehoorzamen, maar die Asha’man niet?’

Pevara glimlachte haast mijmerend. ‘Ach, hoe zou dat zijn? Nee, je kunt een Asha’man niet dwingen via de binding. Je zult inventiever moeten zijn.’

Dat was niet best. ‘Hoe gehoorzaam zijn ze?’ vroeg Aledrin vanaf de andere kant.

‘Dat hangt van de man af, vermoed ik,’ antwoordde Pevara.

‘Als je ze niet kunt dwingen,’ vroeg Lyrelle, ‘gehoorzamen ze hun Aes Sedai dan wel in de strijd?’

‘Waarschijnlijk,’ zei Pevara, hoewel het een beetje dubbelzinnig klonk. ‘Ik moet jullie iets vertellen. De opdracht waarmee ik hierheen was gestuurd, dezelfde als die van jullie, is een dwaze onderneming.’ ‘O ja?’ vroeg Lyrelle vlak. Ze zou echt niet op het woord van een Rode vertrouwen na wat die Ajah Siuan had aangedaan. ‘Hoezo?’ ‘Ik stond er ooit net zo in als jullie,’ vertelde Pevara. ‘Ik wilde alle Asha’man wel binden in een poging om ze te beheersen. Maar zou je zomaar een stad in rijden en daar willekeurig vijftig mannen uitkiezen om ze als zwaardhanden te binden? Het binden van Asha’man alleen om het binden is dwaasheid. Je kunt ze er niet mee beheersen. Ik geloof best dat sommige Asha’man uitstekende zwaardhanden zullen zijn, maar – net als veel gewone mannen – andere ook niet. Ik raad jullie aan om af te zien van je voornemen om er zevenenveertig te binden, maar alleen diegenen te kiezen die het zelf willen. Dat levert betere zwaardhanden op.’

‘Dat is goede raad,’ gaf Lyrelle toe. ‘Maar, zoals je zelf al zei, de Asha’man zullen nodig zijn aan het front. Er is geen tijd te verliezen. We binden de zevenenveertig sterkste.’

Pevara zuchtte en zei verder niets terwijl ze langs enkele mannen in zwarte jassen reden, met twee spelden op hun hoge kragen. Lyrelles huid begon te kriebelen alsof er insecten onderdoor kropen. Mannen die konden geleiden!

Lelaine dacht dat de Zwarte Toren van groot belang zou zijn voor de Witte Toren. Nou, Lyrelle was niet Lelaines bezit. Ze was haar eigen persoon, en zelf ook een Gezetene. Als ze er iets op kon vinden om de Zwarte Toren rechtstreeks onder haar eigen gezag te brengen, dan kon ze zich misschien eindelijk onder de duim van Lelaine vandaan wurmen.

Met dat in het vooruitzicht was het binden van Asha’man de moeite waard. Licht, maar ze zou het niet prettig vinden. Ze moesten iets verzinnen om al die mannen te beheersen. De Draak zou inmiddels wel waanzinnig en onbetrouwbaar zijn geworden, besmet doordat de Duistere saidin had aangeraakt. Kon hij zodanig worden gemanipuleerd dat hij hun ook de rest van de mannen zou laten binden?

Geen beheersing via de binding... dat zal gevaarlijk worden. Ze stelde zich voor dat ze de strijd in ging met twee of drie dozijn Asha’man, gebonden en aan haar wil onderworpen. Hoe kon ze dat verwezenlijken?

Ze bereikten een rij mannen in zwarte jassen die aan de rand van liet dorp stonden te wachten. Lyrelle en de anderen reden naar hen toe en Lyrelle telde snel. Zevenenveertig mannen, inclusief de man die vooraan stond. Wat probeerden ze uit te halen?

De man vooraan draafde hun tegemoet. Hij was een potige vent van middelbare leeftijd. Hij zag eruit alsof hij onlangs een of andere beproeving had doorstaan: hij had wallen onder zijn ogen en een bleke huid. Maar hij oogde sterk en zijn blik was strak toen hij Lyrelle in de ogen keek en vervolgens een buiging voor haar maakte.

‘Welkom, Aes Sedai,’ zei hij.

‘En jij bent?’

‘Androl Genhald. Ik heb de leiding gekregen over uw zevenenveertig totdat ze zijn gebonden.’

‘Mijn zevenenveertig? Ik zie dat jullie de voorwaarden nu al zijn vergeten. We mogen elke soldaat of Toegewijde kiezen die we wensen, en niemand mag ons weigeren.’

‘Ja, inderdaad,’ zei Androl. ‘Dat is waar. Helaas zijn alle andere mannen in de Zwarte Toren ofwel volleerde Asha’man, of ze zijn weggeroepen voor dringende zaken. De anderen zouden natuurlijk de bevelen van de Draak opvolgen als ze hier waren. We hebben gezorgd dat er zevenenveertig voor u zijn achtergebleven. Of eigenlijk zesenveertig. Ik ben al gebonden door Pevara Sedai, begrijpt u.’

‘We wachten wel totdat de anderen terug zijn,’ antwoordde Lyrelle kil.

‘Helaas,’ zei Androl, ‘denk ik niet dat ze binnen afzienbare tijd zullen terugkeren. Als u nog mee wilt doen aan de Laatste Slag, zult u snel moeten kiezen.’

Lyrelle kneep haar ogen naar hem samen en keek toen naar Pevara, die haar schouders ophaalde.

‘Dit is een list,’ zei Lyrelle tegen Androl. ‘Een kinderachtige list.’

‘Ik vond het zelf nogal slim,’ kaatste Androl op koele toon terug. ‘Een Aes Sedai waardig, zou je kunnen zeggen. Er was jullie beloofd dat elk lid van de Zwarte Toren, behalve de volleerde Asha’man, zou voldoen aan jullie verzoek. Dat zullen ze doen. Elke man die hier staat.’

‘En ongetwijfeld heb je de zwaksten voor me uitgekozen.’

‘Eigenlijk,’ zei Androl, ‘hebben we gewoon de vrijwilligers uitgekozen. Het zijn goede mannen, stuk voor stuk. Dit zijn degenen die zwaardhand willen worden.’

‘De Herrezen Draak zal hiervan horen.’

‘Voor zover ik heb begrepen,’ zei Androl, ‘kan hij nu ieder ogenblik naar Shayol Ghul vertrekken. Gaat u daar dan ook naartoe, alleen om uw beklag te doen?’

Lyrelle perste haar lippen opeen.

‘Luister, Aes Sedai,’ vervolgde Androl. ‘De Herrezen Draak heeft ons eerder vandaag een boodschap gestuurd. Hij heeft ons opgedragen één laatste les te leren: dat we onszelf niet moeten zien als wapens, maar als mannen. Nou, mannen hebben zelf iets te zeggen over hun lot, en wapens niet. Hier zijn uw mannen, Aes Sedai. Eerbiedig ze.’

Androl maakte nog een buiging en liep weg. Pevara aarzelde, maar toen wendde ze haar paard en volgde hem.

Lyrelle zag iets in het gezicht van die vrouw toen ze naar Androl keek. Dus dat is het, dacht ze. Net zo erg als een Groene, zij. Ik had meer verwacht van iemand van haar leeftijd.

Lyrelle kwam in de verleiding om deze manipulatie te weigeren, om naar de Amyrlin te gaan en te klagen over wat er was gebeurd. Alleen... het nieuws van het front van de Amyrlin was chaotisch. Iets over een leger dat onverwachts was opgedoken. Er waren nog geen bijzonderheden bekend.

De Amyrlin zou beslist niet blij zijn met klachten op dit ogenblik. En, moest Lyrelle toegeven, ze wilde zelf ook klaar zijn met de Zwarte Toren.

‘Kies er ieder twee,’ droeg Lyrelle haar metgezellen op. ‘Faolain en Theodrin, jullie nemen er ieder slechts één. Opschieten, allemaal. Ik wil hier zo gauw mogelijk weg.’


Pevara haalde Androl in toen hij een van de hutten in het dorpje in glipte.

‘Licht,’ zei ze. ‘Ik was vergeten hoe kil mijn zusters soms overkomen.’

‘Och, ik weet niet,’ antwoordde Androl. ‘Ik heb gehoord dat sommigen van jullie nog helemaal zo slecht niet zijn.’

‘Pas voor ze op, Androl,’ waarschuwde ze, naar buiten kijkend. ‘Velen zullen je zien als niets meer dan een dreiging of een stuk gereedschap dat ze kunnen gebruiken.’

‘We hebben jouw hart ook veroverd,’ zei Androl, die een kamer in liep waar Canler, Jonnet en Emarin met kommen warme thee zaten te wachten. Alle drie begonnen ze zich te herstellen van de gevechten, Jonnet het snelst. Emarin droeg de ergste littekens, de meeste ervan geestelijk. Hij was, net als Logain, onderworpen aan het bekeringsproces. Pevara zag dat hij af en toe met een van angst verwrongen gezicht voor zich uit staarde, alsof hij zich vreselijke dingen herinnerde.

‘Jullie drie zouden hier niet moeten zijn,’ zei Pevara, die met haar handen in haar zij naar Emarin en de andere twee keek. ‘Ik weet dat Logain jullie een bevordering heeft beloofd, maar jullie dragen nog steeds alleen maar het zwaard op je kraag. Als die vrouwen daarbuiten jullie zien, kunnen ze jullie als zwaardhanden binden.’

‘Ze zien ons niet,’ zei Jonnet lachend. ‘Androl kan ons hier met zijn Poorten in een vloek en een zucht weg krijgen!’

‘En wat doen we nu?’ vroeg Canler.

‘Alles wat Logain van ons wil,’ antwoordde Androl.

Logain was... veranderd sinds zijn beproeving. Androl had Pevara toegefluisterd dat hij gesloten was geworden. Hij sprak minder. Hij leek nog altijd vastbesloten om naar de Laatste Slag te gaan, maar voorlopig hield hij de mannen om zich heen en bestudeerde alles wat ze in Taims kamers hadden gevonden. Pevara was bang dat de Bekering hem vanbinnen had gebroken.

‘Hij denkt dat er misschien iets op de slagveldkaarten staat die hij in Taims kamers heeft gevonden,’ zei Emarin.

‘We gaan daarheen waar Logain besluit dat we het meeste nut kunnen hebben,’ antwoordde Androl. Een rechtstreeks antwoord, maar het zei niet echt veel.

En hoe zit het met de Draak?’ vroeg Pevara behoedzaam.

Ze voelde Androls onzekerheid. De Asha’man Naeff was naar hen toe gekomen met nieuws en opdrachten, en daar zat het een en ander aan vast. De Herrezen Draak had geweten dat niet alles goed was in de Zwarte Toren.

‘Hij heeft ons opzettelijk met rust gelaten,’ zei Androl.

‘Hij zou zijn gekomen als het kon!’ zei Jonnet. ‘Neem dat maar van mij aan.’

‘Hij heeft ons niet geholpen,’ bromde Emarin, ‘ook al hadden we hier het leven kunnen laten. Hij is een hard man geworden, misschien wel gevoelloos.’

‘Het maakt niet uit,’ zei Androl. ‘De Zwarte Toren heeft geleerd zonder hem te overleven. Licht! We hebben altijd zonder hem overleefd. Hij heeft amper iets met ons te maken gehad. Logain is degene die ons hoop gaf. Logain is degene die mijn trouw krijgt.’

De anderen knikten. Pevara had het gevoel dat hier iets belangrijks gebeurde. De mannen hadden hoe dan ook niet eeuwig op hem kunnen blijven steunen, dacht ze. De Herrezen Draak zou sterven bij de Laatste Slag. Opzettelijk of niet, de Draak had hun de mogelijkheid geboden op eigen benen te staan.

‘Ik zal zijn laatste bevel echter wel ter harte nemen,’ vervolgde Androl. ‘Ik zal niet alleen maar een wapen zijn. De smet is gereinigd. We vechten niet om te sterven, maar om te overleven. We hebben een réden om te leven. Maak het bekend onder de andere mannen, en laten we zweren Logain te steunen als onze leider. En dan naar de Laatste Slag. Niet als onderdanen van de Herrezen Draak, niet als pionnen van de Amyrlin Zetel, maar als de Zwarte Toren. Als onszelf.’

‘Als onszelf,’ fluisterden de andere drie instemmend.

Загрузка...