Over stromen en langs wegen verspreidden de verhalen zich, via handelskaravanen en via mannen te voet. Ze werden verteld en naverteld, ze werden veranderd en bleven toch in de kern altijd gelijk. Ze verspreidden zich naar Arad Doman en Tarabon en verder en verhaalden van de tekenen en gebeurtenissen aan de hemel boven Falme. En mannen betuigden hun trouw aan de Draak en andere mannen doodden hen en werden op hun beurt gedood. Andere verhalen verspreidden zich. Over een leger dat uit de avondzon over de Vlakte van Almoth kwam gereden. Een honderdtal Grenslanders, werd verteld. Nee, een duizendtal. Nee, een duizendtal helden die waren opgestaan uit het graf om de roep van de Hoorn van Valere te beantwoorden. Tienduizend. Ze hadden een heel legioen van de Kinderen van het Licht tot de laatste man verslagen. Ze hadden de teruggekeerde legers van Artur Haviksvleugel de zee in gedreven. Zij waren de teruggekeerde legers van Artur Haviksvleugel. Zij trokken op naar de bergen, naar de dageraad. Toch had ieder verhaal één element gemeen. Aan het hoofd van het leger reed een man wiens gezicht aan de hemel boven Falme gezien was, en het leger trok op onder de banier van de Herrezen Draak.
En de mensen riepen luid tot de Schepper en zeiden: O Licht der hemelen, Licht der Wereld, laat Hij die Beloofd is uit de berg worden geboren, zoals de Voorspellingen beloven, zoals hij werd geboren in voorbije tijden en weer zal worden geboren in komende tijden. Laat de Prins van de Morgen zingen tot het land, opdat groene dingen zullen groeien en de dalen lammeren zullen voortbrengen. Laat de arm van de Prins van de Morgen ons behoeden voor het Duister en het grote zwaard der gerechtigheid ons verdedigen. Laat de Draak weer rijden op de winden des tijds.