31 Volg de geur

Rhand besefte pas dat Verin er was toen de Aes Sedai zijn gezicht in haar handen nam. Even kon hij op haar gezicht de bezorgdheid lezen, mogelijk zelfs angst, en ineens kreeg hij het gevoel alsof hij een koud stortbad van prikkelende kou over zich heen kreeg. Hij rilde kort en fel en hield op met lachen. Ze liet hem alleen en boog zich over Hurin. De Lezer hield haar zorgvuldig in de gaten. Dat deed Rhand ook. Wat doet ze bier? Alsof ik dat niet weet. ‘Waar zijn jullie heen gegaan?’ wilde Mart hees weten. ‘Jullie waren allemaal zomaar verdwenen, en nu zitten jullie vóór ons in Cairhien. Loial?’ De Ogier haalde onzeker zijn schouders op en keek met trillende oren naar de menigte. De helft had zich van de brand afgewend om de nieuwkomers te bekijken. Enkelen schoven wat dichterbij om te luisteren.

Rhand liet zich door Perijn overeind trekken. ‘Hoe hebben jullie de herberg gevonden?’ Hij keek naar de geknielde Verin, die het hoofd van de snuiver in haar handen hield. ‘Zij?’

‘In zekere zin,’ zei Perijn. ‘De poortwachter wilde onze namen, en een kerel die uit het wachthuis kwam, veerde op toen hij Ingtars naam hoorde. Hij zei dat die naam hem niet bekend voorkwam, maar hij had een glimlach die een span ver nog “leugenaar” schreeuwde.’ ik geloof dat ik de man ken die je bedoelt,’ zei Rhand. ‘Zo glimlacht hij altijd.’

‘Verin liet hem haar ring zien,’ bracht Mart naar voren, ‘en fluisterde iets in zijn oor.’ Mart zag er ziek uit, klonk ook ziek, met hoogrode wangen en een strak gespannen huid, maar hij slaagde erin een grijns op zijn gezicht te brengen. Rhand had nog nooit zijn jukbeenderen gezien, ik kon niet horen wat ze zei, maar ik dacht dat óf zijn ogen uit zijn kop zouden springen of dat hij zijn tong zou inslikken. Ineens wilde hij alles voor ons doen. Hij vertelde ons dat je op ons wachtte en gaf precies aan waar je verbleef. Bood zelfs aan ons erheen te brengen, maar hij keek opgelucht toen Verin zei dat dat niet hoefde.’ Hij snoof. ‘Heer Rhand van het Huis Altor.’

‘Dat verhaal is te lang om het nu uit te leggen,’ zei Rhand. ‘Waar zijn Uno en de rest? We zullen ze nodig hebben.’

‘In Voorpoort.’ Mart keek hem donker aan en ging langzaam door: ‘Uno zei dat ze liever daar zaten dan binnen de stadsmuren. Uit wat ik om me heen zie, zou ik ook liever daar zijn. Rhand, waarom hebben we Uno nodig? Heb je... zé gevonden?’

En plotseling besefte Rhand dat hij dit moment had willen voorkomen. Hij haalde diep adem en keek zijn vriend recht in de ogen. ‘Mart, ik had de dolk, maar ik ben hem weer kwijt. De Duistervrienden hebben hem teruggestolen.’ Hij hoorde hoe de luisterende Cairhienin hun adem inhielden, maar het kon hem niet meer schelen. Ze mochten hun Grote Spel spelen als ze daar zin in hadden. Ingtar was er nu en dus was hij er eindelijk vanaf. ‘Maar ze kunnen nog niet ver weg zijn.’

Ingtar had gezwegen, maar nu kwam hij naar voren en greep Rhands arm. ‘Je had hem? En de...’ – hij keek om zich heen naar de omstanders – ‘het andere ding?’

‘Dat hebben ze ook meegenomen,’ zei Rhand kalm. Ingtar sloeg met zijn vuist op een handpalm en draaide zich om. Enkele Cairhienin weken achteruit toen ze zijn gezicht zagen.

Mart beet op zijn lip en schudde toen het hoofd, ik wist niet dat hij gevonden was, dus heb ik niet het gevoel dat ik hem opnieuw kwijt ben. Hij is gewoon nog steeds weg.’ Het was duidelijk dat hij het over de dolk had en niet over de Hoorn van Valere. ‘We zullen hem terugvinden. We hebben nu twee snuivers. Perijn is er ook een. Hij heeft het spoor helemaal tot aan Voorpoort gevolgd nadat jij met Hurin en Loial was verdwenen. Ik dacht dat je er gewoon vandoor was gegaan... Nou ja, je weet wat ik bedoel. Waar bén je geweest? Ik begrijp nog steeds niet hoe je zo ver vooruit kan zijn. Die vent zei dat je hier al dagen was.’

Rhand keek naar Perijn – Hij een snuiver? – en merkte dat Perijn hem ook opnam. Hij dacht dat Perijn iets mompelde. Schaduwdoder? Ik moet hem niet goed verstaan hebben. Perijns gele ogen hielden hem even vast; ze leken geheimen over hem te bevatten. Hij bedacht dat hij zich te veel in zijn hoofd haalde – Ik ben niet krankzinnig. Nog niet. – en wendde zijn ogen af.

Verin hielp een nog steeds beverige Hurin op de been. ‘Ik voel me zo licht als een ganzenveer,’ zei hij. ‘Nog steeds wat moe, maar...’ Zijn woorden stierven weg en hij leek Verin voor het eerst te zien, voor het eerst te beseffen wat er was gebeurd.

‘Je blijft nog een paar uur moe,’ zei ze tegen hem. ‘Het kost het lichaam veel inspanning om zichzelf snel te helen.’ De Cairhiense Lezer kwam overeind. ‘Aes Sedai?’ zei ze zacht. Verin neigde haar hoofd en de Lezer maakte een diepe knix. Ze had het heel zacht gezegd, maar de woorden ‘Aes Sedai’ gingen als een lopend vuurtje door de menigte in toonaarden die varieerden tussen ontzag, vrees en haat. Iedereen stond naar hen te kijken – zelfs Cuaal vergat dat zijn eigen herberg in brand stond – en Rhand dacht dat een beetje voorzichtigheid geen kwaad kon. ‘Hebben jullie al kamers?’ vroeg hij. ‘We moeten praten en hier kan dat niet.’

‘Een goed idee,’ zei Verin, ik ben hier eerder geweest, in De Grote Boom. Daar gaan we naar toe.’

Loial ging de paarden halen. Het dak van de herberg was nu volledig ingestort, maar de stallen waren aan de vlammen ontsnapt. Al gauw zochten ze hun weg door de straten. Ze reden allemaal, behalve Loial, die beweerde dat hij weer aan lopen gewend was geraakt. Perijn bereed een van de pakpaarden die ze naar het zuiden hadden meegenomen.

‘Hurin,’ zei Rhand, ‘hoe snel kun je hun spoor weer oppakken? Kun je het volgen? De mannen die jou hebben neergeslagen en de brand gesticht, hebben toch wel een spoor achtergelaten?’ ik kan het nu volgen, mijn heer. En ik kan ze in de straat ruiken. Maar het zal niet lang blijven hangen. Er waren geen Trolloks bij en ze hebben niemand gedood. Er waren alleen mensen, heer. Duistervrienden, denk ik, maar dat kun je niet altijd alleen aan de geur merken. Een dag misschien, voordat het spoor vervaagt.’ ik vermoed dat ook zij de kist niet kunnen openen, Rhand,’ zei Loial, ‘anders zouden ze enkel de Hoorn gepakt hebben. Dat zou voor hen veel gemakkelijker zijn geweest dan de hele kist.’ Rhand knikte. ‘Ze moeten hem in een wagen of op een paard geladen hebben. Als ze Voorpoort eenmaal uit zijn, zullen ze zich zeker bij de Trolloks voegen. Dat spoor zul je kunnen volgen, Hurin.’

‘Dat zal ik, mijn heer.’

‘Rust dan uit tot je weer bent aangesterkt,’ zei Rhand. De snuiver zag er beter uit, maar hij zat in elkaar gezakt op zijn paard en zijn gezicht toonde diepe lijnen. ‘Ze hebben op z’n best maar een paar uur voorsprong op ons. Als we hard rijden...’ Opeens merkte hij dat de anderen naar hem keken: Verin en Ingtar, Mart en Perijn. Hij besefte wat hij aan het doen was en zijn gezicht kleurde. ‘Het spijt me, Ingtar. Ik denk dat ik gewoon gewend ben geraakt aan leidinggeven. Ik probeer echt je plaats niet in te nemen.’

Ingtar knikte langzaam. ‘Moiraine Sedai heeft juist gekozen toen ze heer Agelmar vroeg jou tweede te maken. Misschien was het beter geweest als de Amyrlin Zetel jou het bevel had gegeven.’ De Shienaraan lachte blaffend. ‘Jou is het tenminste nog gelukt de Hoorn in handen te krijgen.’ Daarna reden ze in stilte door.

De Grote Boom had het evenbeeld kunnen zijn van De Verdediger van de Drakenmuur. Het was een groot, vierkant, stenen gebouw met een gelagkamer van donker hout, met veel zilveren beeldjes en een grote, glimmende klok op de schoorsteenmantel. De waardin had Cuaals zus kunnen zijn. Vrouw Tiedra had hetzelfde, ietwat gezette postuur, dezelfde onderdanige maniertjes, dezelfde scherpe ogen en dezelfde manier van luisteren naar woorden achter de woorden. Maar Tiedra kende Verin en haar welkomstglimlach voor de Aes Sedai was warm. Ze sprak de Aes Sedai nooit hardop met haar naam aan, maar Rhand was er zeker van dat ze het wist.

Tiedra en een zwerm dienaren zorgden voor hun paarden en brachten hen naar hun kamers. Rhands kamer was even mooi als zijn vorige uitgebrande kamer, maar hij had meer belangstelling voor de koperen badkuip. Twee mannen sleurden die moeizaam de kamer in, waarna de meiden emmers dampend water uit de keuken naar boven brachten. Een blik in de spiegel boven de wastafel liet hem een gezicht zien dat leek te zijn ingewreven met houtskool en de rode wol van zijn mantel werd ontsierd door zwarte vegen. Hij kleedde zich uit en klom in de kuip, maar al de tijd dat hij in de kuip zat, dacht hij diep na. Verin was er. Een van de drie Aes Sedai die hem niet zouden stillen of zouden overdragen aan Aes Sedai die dat wel zouden doen. Die indruk had hij tenminste gekregen. Een van de drie die hem wilde doen geloven dat hij de Herrezen Draak was, die hem als valse Draak wilde gebruiken. Zij is Moiraines oog dat mij bespiedt, Moiraines band die aan mijn touwtjes wil trekken. Maar ik heb de touwtjes doorgesneden.

Zijn zadeltassen waren naar boven gebracht, samen met een pak schone kleren dat op een pakpaard met Ingtar was meegekomen. Hij droogde zich af, maakte het pak open en zuchtte. Hij was vergeten dat zijn twee andere mantels al even deftig waren als die hij over een stoelrug had gegooid, zodat een dienstmeisje hem kon schoonmaken. Hij aarzelde even en koos toen de zwarte mantel, omdat die bij zijn stemming paste. Op de hoge kraag stonden zilveren reigers, en zilveren watervallen stroomden over zijn mouwen; water dat tegen rotspieken tot schuim sloeg.

Hij bracht zijn spullen over van de vuile naar de schone mantel en vond toen de perkamenten. Terwijl hij Selenes twee brieven nalas, stopte hij verstrooid de uitnodigingen in zijn zak Hij vroeg zich af hoe hij zich zo stom had kunnen gedragen. Zij was de knappe jonge dochter van een hoog Huis. Hij was een schaapherder die de Aes Sedai probeerden te gebruiken, een man die tot krankzinnigheid gedoemd was, als hij al niet eerder zou sterven. Maar hij kon haar aantrekkingskracht nog steeds voelen enkel door naar haar briefjes te kijken. Hij kon haar geur bijna ruiken.

‘Ik ben schaapherder,’ zei hij tegen de brieven, ‘geen groot man, en als ik met iemand trouw, is het met Egwene. Zij wil echter Aes Sedai worden en hoe kan ik trouwen, van een vrouw houden, als ik krankzinnig word en haar misschien dood?’

Maar de woorden konden zijn herinnering aan Selenes schoonheid niet verdrijven, of aan hoe ze naar hem keek en zijn bloed sneller deed stromen. Het leek bijna of ze in deze kamer was en hij haar rook. Hij keek rond en lachte toen hij zag dat hij alleen was. ‘Dat soort dromerij brengt me slechts meer in de war,’ bromde hij. Abrupt schoof hij het lamphuisje naast het bed open en hield de brieven in de vlam. De wind zwol buiten de herberg bulderend aan, kroop door de luikkieren en wakkerde de vlammen rond het perkament aan. Haastig gooide hij de brandende brieven in de koude haard voordat hij zijn vingers brandde. Hij wachtte tot de laatste verkoolde krullen waren gedoofd voor hij zijn zwaard omgespte en de kamer verliet.

Verin had een aparte eetkamer genomen, waar op planken nog meer zilver stond dan in de gelagkamer. Mart jongleerde met drie gekookte eieren en probeerde er onbekommerd uit te zien. Ingtar staarde diep fronsend in de koude haard. Loial had nog steeds enkele boeken uit

Fal Dara in zijn mantelzak en zat nu naast een lamp te lezen. Perijn zat in elkaar gedoken aan de tafel en keek naar zijn verstrengelde handen op het blad. Hij ving de geur op van de bijenwas waarmee de houten panelen werden ingewreven. Hij was het, dacht hij. Rhand is de Schaduwdoder. Licht, wat gebeurt er met ons allemaal? Zijn handen balden zich tot vuisten, groot en vierkant. Deze banden waren bedoeld voor een smidshamer, niet voor een strijdbijl. Hij keek op toen Rhand binnenkwam. Perijn vond dat hij er vastberaden uitzag, alsof hij al een plan had uitgestippeld. De Aes Sedai wees Rhand een stoel met een hoge rug tegenover haar. ‘Hoe gaat het met Hurin?’ vroeg Rhand terwijl hij zijn zwaard zo verschikte dat hij kon zitten. ‘Hij rust nu?’

‘Hij stond erop uit te gaan,’ zei Ingtar. ‘Ik heb hem gezegd het spoor zo ver te volgen tot hij Trolloks kon ruiken. Vanaf dat punt kunnen we het morgen volgen. Of wil je vannacht nog achter ze aan?’

‘Ingtar,’ zei Rhand niet op z’n gemak, ‘ik was echt niet van plan om het bevel op me te nemen. Ik dacht gewoon niet na.’ Maar hij is er niet zo zenuwachtig over als vroeger, dacht Perijn. Schaduwdoder. We veranderen allemaal.

Ingtar gaf geen antwoord maar bleef in de haard staren. ‘Er zijn een paar dingen waar ik heel veel belangstelling voor heb, Rhand,’ zei Verin rustig. ‘Allereerst: hoe je zonder een spoor uit Ingtars kamp kon verdwijnen. En hoe je een week voor ons in Cairhien kon aankomen. Die schrijver bij de poort was daar erg duidelijk over. Je moet hebben gevlogen.’

Een van Marts eieren viel op de vloer en barstte open. Maar hij keek er niet naar. Hij keek naar Rhand, en Ingtar had zich omgedraaid. Loial deed net of hij nog zat te lezen, maar hij keek bezorgd en zijn oren leken tot aan de harige toefjes gespitst.

Perijn besefte dat hij eveneens strak naar Rhand zat te kijken. ‘Nou, gevlogen heeft hij niet,’ zei hij. ‘Ik zie geen vleugels. Misschien heeft hij ons iets belangrijks te vertellen.’ Verin schonk hem even al haar aandacht. Het lukte hem haar recht in de ogen te kijken, maar hij was de eerste die de ogen neersloeg. Aes Sedai. Licht, waarom zijn we ooit zo stom geweest met een Aes Sedai mee te gaan? Rhand keek hem ook aan, dankbaar, en Perijn schonk hem een grijns. Hij was niet de Rhand van vroeger. Hij scheen gegroeid te zijn in die fraaie mantel die nu bij hem leek te horen, maar hij was nog steeds de jongen waarmee Perijn was opgegroeid. Schaduwdoder. Een man waar

de wolven ontzag voor hebben. Een man die kan geleiden. ‘Het geeft niet,’ zei Rhand en hield zijn verhaal simpel. Perijn merkte dat zijn mond openviel. Portaalstenen. Andere werelden, waarin het land leek te bewegen. Hurin die een spoor volgde waar de Duistervrienden zouden zijn. En een mooie vrouw in moeilijkheden. Net een verhaal van een speelman.

Mart floot zacht en verbaasd. ‘En zij heeft je teruggebracht? Door middel van een van die... Stenen?’

Even aarzelde Rhand. ‘Dat moet wel,’ zei hij. ‘Zie je, daardoor kwamen we zo ver voor. Toen Fajin kwam, lukte het Loial en mij ’s nachts de Hoorn van Valere terug te pakken. Wij zijn toen doorgereden naar Cairhien, omdat ik dacht dat we niet langs hen konden rijden als ze eenmaal wakker waren geworden. Ik wist bovendien dat Ingtar hen naar het zuiden zou blijven volgen en uiteindelijk Cairhien zou bereiken.’

Schaduwdoder. Rhand keek naar hem en kneep zijn ogen samen. Perijn besefte dat hij de naam hardop had uitgesproken. Kennelijk niet luid genoeg om door iemand anders te worden gehoord, want niemand anders keek. Hij merkte dat hij Rhand over de wolven wilde vertellen. Ik weet het van jou. Het is niet meer dan eerlijk als jij mijn geheim ook kent. Maar Verin was er. Hij kon het niet zeggen waar zij bij was.

‘Interessant,’ zei de Aes Sedai met een nadenkende blik. ‘Dat meisje zou ik graag willen ontmoeten. Als ze een Portaalsteen kan gebruiken... Zelfs die naam is niet algemeen bekend.’ Ze bewoog even haar schouders. ‘Nou ja, dat is van later zorg. In de Cairhiense Huizen moet een lang meisje niet moeilijk te vinden zijn. Aha, daar is ons eten.’

Perijn rook het lamsvlees al voor vrouw Tiedra verscheen, aan het hoofd van een stoet meisjes die dienbladen vol eten droegen. Hij moest er van watertanden, meer dan van de erwtjes, pompoenen, wortels en kool die erbij hoorden, of van de warme, knapperige broodjes. Hij vond groente nog steeds lekker, maar de laatste tijd droomde hij van rood vlees. En meestal niet eens gebraden. Hij vond het verontrustend toen de gedachte in hem opkwam dat de mooie, roze plakken lamsvlees die de herbergierster afsneed, te doorbakken waren. Hij nam overal flink wat van. En tweemaal van het lamsvlees. Het was een rustige maaltijd, waarbij iedereen bezig was met zijn eigen gedachten. Perijn vond het pijnlijk om Mart te zien eten. Marts eetlust was even goed als altijd, ondanks de koortsige gloed op zijn gezicht. Maar door de manier waarop hij het voedsel in zijn mond schoof, leek het wel of dit zijn galgenmaal was. Perijn hield zijn ogen zoveel mogelijk op zijn bord gericht, en wou dat ze nooit uit Emondsveld waren vertrokken.

Nadat de dienstmeisjes de tafel hadden opgeruimd en weer waren vertrokken, stond Verin erop dat zij bij elkaar zouden blijven tot Hurin was teruggekeerd. ‘Hij kan nieuws brengen waardoor we meteen moeten vertrekken.’

Mart ging weer jongleren en Loial pakte zijn boek op. Rhand vroeg de herbergierster of er nog meer boeken waren en ze bracht hem De reizen van Jain Kimstapper. Perijn vond dat ook erg mooi. Er stonden verhalen in over avonturen van het Zeevolk en reizen naar de landen achter de Aielwoestenij, waar de zijde vandaan kwam. Hij had echter geen zin in lezen, dus speelde hij een partijtje Steen met Ingtar. De Shienaraan had een felle, roekeloze stijl van spelen. Perijn had altijd vasthoudend gespeeld, zijn terrein met tegenzin ruimend, maar nu merkte hij dat hij de stenen net zo roekeloos plaatste als Ingtar. De meeste partijen eindigden gelijk, maar hij slaagde erin om even vaak te winnen als Ingtar. Tegen het vallen van de avond keek de Shienaraan hem met nieuw respect aan en keerde de snuiver terug.

Hurins grijns was zowel triomfantelijk als stomverbaasd, ik heb ze gevonden, mijn heer Ingtar, mijn heer Rhand. Ik heb ze gevolgd tot aan hun schuilhok’

‘Schuilhol?’ zei Ingtar scherp. ‘Je bedoelt dat ze zich hier ergens dichtbij verbergen?’

‘Jawel, heer Ingtar. De dieven van de Hoorn. Ik ben ze regelrecht naar die plek gevolgd en overal hing een geur van Trolloks. Wel heel licht, alsof ze ook daar niet gezien durfden te worden. Geen wonder.’ De snuiver haalde diep adem. ‘Het is het grote landhuis dat heer Barthanes pas gebouwd heeft.’

‘Heer Barthanes!’ riep Ingtar uit. ‘Maar hij... hij is... hij is...’

‘Er zijn zowel onder hooggeplaatsten als laaggeplaatsten Duistervrienden,’ zei Verin gladjes. ‘De machtigen geven hun ziel even vaak aan de Schaduw als de zwakken.’ Ingtar keek woest, alsof hij er niet aan wilde denken.

‘Er zijn wachtposten,’ ging Hurin door. ‘Met twintig man komen we er niet in. Met honderd man zou het misschien lukken, maar met twee is beter. Dat denk ik tenminste, mijn heer.’

‘Hoe staat het met de koning?’ vroeg Mart. ‘Als die Barthanes een

Duistervriend is, zal de koning ons helpen.’

‘Ik weet zeker,’ zei Verin droogjes, ‘dat Galdrian Riatin Barthanes Damodred best zou willen aanpakken op grond van een gerucht dat Barthanes een Duistervriend is; het voorwendsel zal hem zelfs deugd doen. Ik ben er ook heel zeker van dat Galdrian de Hoorn van Valere nimmer uit handen zal geven als hij hem eenmaal heeft. Hij zou de Hoorn op feestdagen te voorschijn halen en iedereen vertellen hoe groot en machtig Cairhien is. Niemand zou de Hoorn ooit nog ergens anders zien.’

Perijn zat geschrokken met zijn ogen te knipperen. ‘Maar de Hoorn van Valere moet erbij zijn als de Laatste Slag wordt gestreden. Hij kan hem niet zomaar houden.’

‘Ik weet weinig van Cairhien,’ zei Ingtar, ‘maar over Galdrian heb ik genoeg gehoord. Hij zou ons op feesten onthalen en ons bedanken voor de roem die we Cairhien hebben gebracht. Hij zou onze zakken vullen met goud en ons met eer overladen. En als we probeerden met de Hoorn te vertrekken, zou hij onze geëerde hoofden afhakken zonder de adem in te houden.’

Perijn woelde met een hand door zijn haar. Hoe meer hij van koningen te weten kwam, hoe minder hij hen mocht. ‘En de dolk?’ vroeg Mart beschroomd. ‘Die wil hij toch niet hebben?’ Ingtar keek hem boos aan en hij schoof verlegen op zijn stoel, ik weet dat de Hoorn belangrijk is, maar ik ga niet in de Laatste Slag vechten. Die dolk...’

Verin legde haar handen op de armleuningen. ‘Galdrian krijgt de dolk evenmin. Wat wij nodig hebben, is een manier vinden om Barthanes’ landhuis binnen te komen. Als we de Hoorn kunnen vinden, kunnen we ook iets verzinnen om hem terug te nemen. Ja, Mart, én de dolk. Als eenmaal bekend is dat er een Aes Sedai in de stad is... Tja, gewoonlijk vermijden we zulk soort zaken, maar als ik Tiedra toefluister dat ik Barthanes’ nieuwe landhuis graag zou zien, denk ik dat ik in een dag of twee wel een uitnodiging krijg. Het moet niet te moeilijk zijn om minstens een paar van jullie mee te nemen. Wat is er, Hurin?’

De snuiver had steeds ongeduriger op zijn tenen staan wippen nadat ze de uitnodiging genoemd had. ‘Heer Rhand heeft er al een. Van heer Barthanes.’

Perijn staarde Rhand aan en hij was niet de enige.

Rhand trok de twee verzegelde perkamenten uit zijn mantelzak en

gaf ze zwijgend aan de Aes Sedai.

Ingtar kwam aanlopen en keek verbaasd over haar schouder naar de zegels. ‘Barthanes en... en Galdrian! Rhand, hoe ben je hieraan gekomen? Wat heb je gedaan?’

‘Niets,’ zei Rhand. ‘Ik heb niets gedaan. Ze werden mij gewoon toegestuurd.’ Ingtar liet zijn adem langzaam ontsnappen. Marts mond hing open. ‘Nou ja, ze stuurden ze gewoon,’ zei Rhand zacht. Rond hem hing een waardigheid die Perijn nooit eerder gezien had. Rhand keek naar de Aes Sedai en de Shienaraanse heer als zijn gelijken. Perijn schudde zijn hoofd. Die mantel past jou zeker. We veranderen allemaal.

‘Heer Rhand heeft alle uitnodigingen verbrand,’ zei Hurin. ‘Elke dag kwamen ze en elke dag verbrandde hij ze. Tot deze kwamen, natuurlijk. Elke dag van machtiger Huizen.’ Hij klonk trots. ‘Het Rad des Tijds weeft ons allen in het Patroon zoals het wil,’ zei Verin en keek naar de perkamenten, ‘maar soms voorziet het ons van wat we nodig hebben voordat we dat zelf beseffen.’ Achteloos verfrommelde ze de uitnodiging van de koning en gooide het witte perkament in de haard op de koude haardblokken. Ze verbrak het andere zegel met haar duim en las de boodschap. ‘Ja. Ja, deze voldoet uitstekend.’

‘Hoe kan ik er nou heen?’ vroeg Rhand aan haar. ‘Ze zullen merken dat ik geen heer ben. Ik ben een schaapherder en een boer.’ Ingtar keek ongelovig. ‘Dat ben ik, Ingtar. Ik heb je gezegd dat ik dat ben.’ Ingtar haalde zijn schouders op; hij leek nog steeds niet overtuigd. Hurin staarde Rhand ronduit ongelovig aan.

Drakenvuur, dacht Perijn, als ik hem niet kende, zou ik het ook niet hebben geloofd. Mart keek Rhand schuins aan alsof hij iets gezien had wat hij tevoren nooit had opgemerkt. Hij ziet het nu ook. ‘Je kunt het, Rhand,’ zei Perijn. ‘Je kunt het.’

‘Het helpt,’ zei Verin, ‘als je niet iedereen vertelt wat je niét bent. Mensen zien wat ze verwachten te zien. Afgezien daarvan: kijk ze recht in de ogen en spreek ferm. Zoals je tegen mij praat,’ voegde ze er droog aan toe. Rhands wangen werden rood, maar hij sloeg zijn ogen niet neer. ‘Het maakt niet uit wat je zegt. Ze zullen alles wat ze niet begrijpen, toeschrijven aan het feit dat je een buitenlander bent. Het helpt vast ook als je je herinnert hoe je je gedroeg voor de Amyrlin. Als je straks even arrogant doet, zullen ze geloven dat je een heer bent, zelfs in lompen.’ Mart grinnikte.

Rhand gooide wild zijn handen op. ‘Goed dan, ik doe het. Maar ik denk nog steeds dat ze er binnen de kortste keren achter komen, zodra ik mijn mond open doe.’

‘Barthanes heeft je voor vijf verschillende dagen gevraagd. Een daarvan is morgenavond.’

‘Morgenavond!’ ontplofte Ingtar. ‘Morgenavond kan de Hoorn al vijftig span de rivier zijn afgezakt, of...’

Verin onderbrak hem. ‘Uno en jouw krijgslieden kunnen het huis bewaken. Als ze proberen de Hoorn ergens heen te brengen, kunnen we ze eenvoudigweg volgen en hem misschien simpeler terugwinnen dan binnen Barthanes’ muren.’

‘Mogelijk,’ stemde Ingtar onwillig in. ‘Ik wil gewoon niet wachten nu de Hoorn bijna in mijn handen is. Ik zal hem hebben. Ik moet! Ik moet!’

Hurin staarde hem aan. ‘Maar, heer Ingtar, dat is niet de manier. Wat er gebeurt, gebeurt, en wat er zal gebeuren, zal...’ Ingtars woeste blik snoerde hem de mond, al bleef de snuiver mompelen dat het niet dé manier was, met dat gepraat over ‘moeten’.

Ingtar wendde zich stijfjes tot Verin. ‘Verin Sedai, Cairhienin bezitten strenge gedragsregels. Als Rhand geen antwoord stuurt, is Barthanes misschien zo beledigd dat hij ons niet binnenlaat, zelfs niet met dat perkament. Maar als Rhand erin slaagt... Tja, Fajin kent hem zeker. Zo waarschuwen we ze misschien en kunnen ze een val zetten.’

‘We zullen hen verrassen.’ Haar korte glimlach was niet prettig. ‘Maar ik denk dat Barthanes Rhand hoe dan ook wil zien. Duistervriend of niet, ik betwijfel of hij zijn intriges tegen de troon heeft opgegeven. Rhand, hij zegt dat je belangstelling toonde voor een van de ondernemingen van de koning, maar hij zegt er niet bij welke. Wat bedoelt hij?’

‘Ik weet het niet,’ zei Rhand langzaam. ‘Na mijn aankomst heb ik helemaal niets gedaan. Wacht! Misschien bedoelt hij het standbeeld. We kwamen door een dorp waar ze een enorm standbeeld opgroeven. Ze zeiden dat het uit de Eeuw der Legenden stamde. De koning wil het naar Cairhien overbrengen, hoewel ik niet weet hoe hij zoiets groots kan verplaatsen. Maar ik heb alleen maar gevraagd wat het was.’

‘Wij kwamen er overdag langs en zijn niet voor vragen gestopt.’ Verin liet de uitnodiging in haar schoot vallen. ‘Het is misschien niet verstandig van Galdrian om dat beeld op te graven. Niet dat er werkelijk gevaar bestaat, maar voor hen die niet weten wat ze doen, is het nimmer verstandig om zich te bemoeien met zaken uit de Eeuw der Legenden.’

‘Wat is het?’ vroeg Rhand.

‘Een sa’angreaal.’ Ze liet het klinken of het allemaal niet echt belangrijk was, maar Perijn had plotseling het gevoel dat die twee een eigen gesprek begonnen waren en dingen zeiden die niemand kon horen. ‘Een van een paar. De grootste die ooit zijn gemaakt voor zover we weten. Het is ook een vreemd paar. De ene, die nog steeds is begraven op Tremalkin, kan uitsluitend door een vrouw gebruikt worden. Deze kan slechts door een man gebruikt worden. Ze moesten als wapen dienen tijdens de Oorlog van Kracht, maar als er in het einde van die Eeuw of in het Breken van de Wereld iets is waar we dankbaar voor mogen zijn, dan is het wel dat het einde kwam voor de beelden gebruikt konden worden. Samen zouden zij weleens krachtig genoeg kunnen zijn om de Wereld opnieuw te Breken, misschien zelfs erger dan het eerste Breken.’

Perijns handen balden zich samen. Hij vermeed het Rhand rechtstreeks aan te kijken, maar vanuit zijn ooghoeken zag hij hoe Rhands lippen bloedeloos werden. Hij dacht dat Rhand weleens bang zou kunnen zijn en dat nam hij hem helemaal niet kwalijk. Ingtar keek zo mogelijk even geschokt. ‘Dat ding zou weer begraven moeten worden, zo diep als ze het maar onder steen en zand kunnen bedelven. Wat zou er gebeurd zijn als Logain het had gevonden? Of een krankzinnige vent die kan geleiden, of erger nog, iemand die beweert de Herrezen Draak te zijn? Verin Sedai, u moet Galdrian waarschuwen.’

‘Wat? O, dat is niet nodig, geloof ik. Die twee beelden moeten samen gebruikt worden om genoeg van de Ene Kracht te geleiden om de Wereld te kunnen Breken. Zo deden ze het in de Eeuw der Legenden: een man en vrouw die samenwerkten, waren altijd tien keer zo sterk als alleen. En welke Aes Sedai zou een man helpen bij het geleiden? Eén is voldoende voor de Kracht, maar ik kan maar weinig vrouwen bedenken die sterk genoeg zijn om de stroming door het beeld op Tremalkin te overleven. De Amyrlin natuurlijk. Moiraine en Elaida. Misschien een of twee anderen. En drie die nog steeds in opleiding zijn. Wat Logain betreft, het zou simpelweg al zijn kracht

hebben gekost om te voorkomen dat hij tot as verkoold zou worden, waardoor hij niets anders meer zou kunnen doen. Nee, Ingtar, ik geloof niet dat je je zorgen hoeft te maken. Tenminste niet tot de ware Herrezen Draak zichzelf uitroept, en dan hebben we voldoende andere zorgen. Laten we ons nu maar zorgen maken over wat we doen als we in Barthanes’ landhuis zijn.’

Ze had het tegen Rhand. Perijn wist het, en uit de ongemakkelijke blik in Marts ogen begreep hij dat die het ook wist. Zelfs Loial schoof onrustig in zijn stoel. O Licht, Rhand, dacht Perijn. Licht, laat je niet door haar gebruiken.

Rhands handen drukten zo hard op de tafelrand dat zijn knokkels wit werden, maar zijn stem klonk kalm. Zijn ogen lieten de Aes Sedai niet los. ‘Eerst moeten we de Hoorn en de dolk terughalen. Dan is het voorbij, Verin. Dan is het voorbij.’

Perijn zag Verins glimlach, zuinig en geheimzinnig, en hij voelde zich door en door koud worden. Hij bedacht dat Rhand nog maar de helft wist van wat hij meende te weten. Amper de helft.

Загрузка...