8 Het Zeevolk en de Kinne

Het was geen verrassing voor Elayne dat ze de huisvrouwe al zag voor ze in haar vertrekken was. Ze gingen uiteindelijk dezelfde kant op. Vrouwe Harfor maakte een kniks en liep met haar mee op. Ze had een fijnbewerkte leren map onder een arm. Ze was zeker even vroeg opgestaan als Elayne, waarschijnlijk nog eerder, maar haar scharlakenrode tabberd leek net gestreken en de Witte Leeuw op de voorkant zag er even schoon en wit uit als pasgevallen sneeuw. De dienaren haastten zich nog meer en poetsten nog harder toen ze haar zagen. Reene Harfor was niet streng, maar ze hield de teugels van de orde en netheid even strak in de handen als Garet Brin bij de koninginnegarde had gedaan, ik ben bang dat ik de verspieders nog niet te pakken heb gekregen, mijn vrouwe,’ antwoordde ze op Elaynes vraag. Ze zei het zo zacht dat die het alleen hoorde, ik heb er echter wel een paar ontdekt. Een vrouw en een man die allebei in dienst zijn genomen in de laatste maanden van uw moeders regering. Zij verlieten het paleis zodra het nieuwtje de ronde deed dat ik iedereen ondervroeg. Zonder ook maar iets van hun bezittingen in te pakken, nog niet eens een mantel. Als dat geen bekentenis is, weet ik het niet meer. Tenzij ze bang waren dat ze voor andere boze daden gegrepen zouden worden,’ voegde ze er aarzelend aan toe. ‘Er zijn gevallen geweest van dieverij, vrees ik.’ Elayne knikte nadenkend. Naean en Elenia waren vaak in her paleis geweest in die laatste maanden van haar moeders regering. En hadden dus ruimschoots de kans om hier ogen-en-oren te planten. Niet alleen dat stel had in het paleis gewoond, ook anderen die de aanspraak van Morgase Trakand op de troon hadden bestreden. Toen Morgase eenmaal op de troon zat, hadden ze haar amnestie maar wat graag aangenomen en haar vervolgens verraden. Die fout van haar moeder zou zij niet maken. Natuurlijk zou ze waar mogelijk amnestie verlenen, want al het andere zou het zaad voor een burgeroorlog verspreiden, maar ze was van plan die mensen die haar pardon aannamen, heel goed in het oog te houden, zoals een kat een muis die beweerde geen belangstelling meer te hebben voor de kaas in de kast. ‘Het waren verspieders,’ zei ze. ‘En er kunnen nog anderen zijn. Niet alleen voor de Huizen. De zusters in de Zilveren Zwaan hebben wellicht ook ogen-en oren in het paleis gekocht.’

‘Ik ga door met zoeken, mijn vrouwe,’ antwoordde Reene met een hoofdknik. Haar stem klonk volmaakt eerbiedig. Ze trok geen haartje van haar wenkbrauwen omhoog, maar wederom had Elayne het gevoel dat ze haar oma beloofde breiles te geven. Ze zou er echter veel voor geven als Birgitte alles net zo aanpakte als vrouwe Harfor. ‘Het is maar goed dat u vroeger bent teruggekomen,’ vervolgde de stevige vrouw. ‘U hebt het, vrees ik, vanmiddag heel druk. Allereerst wil Meester Norrij u spreken. Iets dringends, zegt hij.’ Ze perste haar lippen een kort moment hard op elkaar. Ze wilde altijd weten waarom mensen Elayne wilde spreken, zodat ze het kaf van het koren kon scheiden en Elayne er niet onder begraven werd, maar de hoofdklerk zag nooit enige aanleiding een tipje van zijn sluier voor haar op te lichten. Zij vertelde hem trouwens ook nooit iets. Beiden schermden ze hun taak af. Hoofdschuddend stapte ze van het onderwerp Halwin Norrij af. ‘Na hem komen afvaardigingen van tabakshandelaren en van wevers. Beide groepen hebben een verzoekschrift ingediend om verlaging van de belastingen vanwege de zware tijden en nu willen ze dat komen toelichten. Mijn vrouwe heeft geen raad van mij nodig om hun te zeggen dat het voor iedereen moeilijke tijden zijn. Er komt ook een groep vreemde kooplieden. Een behoorlijk grote groep. Louter om u hun beste wensen te geven, zodat zij natuurlijk verlichting in hun belastingen krijgen. Ze willen in een goed blaadje komen te staan zonder anderen in het harnas te jagen. Ik stel u voor die ontmoeting kort te houden.’ Ze legde haar dikke vingers op de map onder haar arm. ‘Tevens moet uw handtekening worden gezet onder de rekeningen van het paleis voor die naar Meester Norrij gaan. Ik vrees dat hij een diepe zucht zal slaken. Dit verwacht je normaal gesproken ’s winters niet, maar veel graan zit vol motten en kalanders en de helft van de gerookte hammen is bedorven, evenals veel gerookte vis.’ Heel hoffelijk. Heel vastberaden.

Ik regeer over Andor, had Elaynes moeder haar ooit eens onder vier ogen gezegd, maar soms denk ik dat Harfor mij regeert. Haar moeder had het lachend gezegd, maar wel zo dat ze het echt zo bedoelde. Als ze er goed over nadacht, zou vrouwe Harfor als zwaardhand tienmaal zo erg zijn als Birgitte.

Elayne wilde niet praten met Norrij of de handelaren. Ze wilde ergens rustig zitten, nadenken over de verspieders, over wie Naean en Elenia had en hoe ze dat kon oplossen. Maar... Meester Norrij had Caemlin na de dood van haar moeder in leven gehouden. Eigenlijk kon ze uit de oude boekhouding opmaken dat hij dat al gedaan had vanaf de dag dat Morgase in Rahvins klauwen was gevallen, maar daar zweeg Norrij over. Hij leek door de gebeurtenissen van die dagen heel beledigd, al was dat op een wat bezadigde manier. Ze kon hem niet zomaar opzij schuiven. Bovendien had hij nooit eerder termen als ‘dringend’ gebruikt. Ook de welwillendheid van kooplieden kon ze niet minachtend ter zijde schuiven, zelfs niet van die uit andere landen. De rekeningen dienden ook getekend te worden. Motten en kalanders? Bedorven ham en vis? Dat was wel heel gek in de winter.

Ze waren bij de grote deuren van haar vertrekken aangekomen. In het hout waren leeuwen uitgesneden. Kleinere leeuwen dan op de deuren van haar moeders vleugel, maar nooit was bij haar de gedachte opgekomen de koninklijke vertrekken te gebruiken. Dat zou even aanmatigend zijn als gaan zitten op de Leeuwentroon voordat haar recht op de Rozenkroon algemeen erkend was. Zuchtend pakte ze de map van Reene Harfor aan. Verderop in de gang viel haar oog op Solain Morgeillin en Keraille Surtovni, die veel haast leken te hebben, maar niet wilden opvallen door te hollen. Af en toe flitste zilver op rond de nek van de versufte vrouw die ze tussen zich in hadden, ook al hadden de twee Kinsvrouwen een lange groene sjaal rond de halsband van de a’dam gewikkeld. Dat zou zeker praatjes veroorzaken en vroeg of laat zou het gezien worden. Het was beter als zij en de Kinsvrouwen niet verhuisd hoefden te worden, maar dat was onmogelijk. Behalve de kamers voor de Kinsvrouwen en de windvindsters van het Zeevolk waren alle kamers in de bediendenvleugels nodig om de toeloop van mensen op te vangen. Er sliepen zelfs twee of drie mensen in een bed en het paleis had kelders voor de opslag maar geen kerkers. Hoe lukte het Rhand toch altijd het verkeerde te doen? Dat hij een man was, was geen afdoende reden. Solain en Keraille verdwenen met hun gevangene om een hoek.

‘Vrouw Corlie vroeg of ze u deze ochtend nog kon spreken, mijn vrouwe.’ De stem van Reene klonk bewust nietszeggend. Ook zij had de Kinsvrouwen gezien en op haar brede gezicht was nog iets van een frons te zien. Het Zeevolk was vreemd, maar een golfvrouwe van een clan met haar gevolg kon ze in haar wereldbeeld inpassen, ook al wist ze niet precies wat een golfvrouwe of een clan was. Een vreemdeling van hoge rang was iemand van hoge rang en vreemdelingen waren vreemd. Ze begreep echter niet waarom Elayne onderdak aanbood aan bijna honderdvijftig kooplieden en ambachtslieden. Noch ‘Kinne’ noch ‘Naaikransje’ zou haar iets duidelijk maken als ze die woorden hoorde en ze begreep niets van die bijzondere spanning tussen deze vrouwen en de Aes Sedai. Evenmin begreep ze iets van de vrouwen die de Asha’man hadden meegebracht. Feitelijk waren dat gevangenen, maar ze zaten niet opgesloten. Ze werden afgezonderd en mochten met niemand spreken behalve met de vrouw die hen door de zalen begeleidde. De huisvrouwe wist wanneer ze geen vragen mocht stellen, maar ze had er een hekel aan als ze niet wist wat er in het paleis gaande was. Haar stem veranderde echter in het geheel niet van toon. ‘Ze zei goed nieuws voor u te hebben. Min of meer, zei ze. Ze heeft echter geen ontvangst door u aangevraagd.’

Elayne hoefde niet lang na te denken. Goed nieuws, ook als het wat min was, was beter dan rekeningen controleren. Ze duwde de map weer in de handen van de huisvrouwe en zei: ‘Leg dat alsjeblieft op mijn schrijftafel. En zeg Meester Norrij dat ik hem zo gauw mogelijk wil spreken.’

Ze liep in de richting waarin ook de Kinsvrouwen waren verdwenen en haastte zich. Goed nieuws of niet, maar met Norrij moest gesproken worden, evenals met de handelaren, terwijl ook de rekeningen afgeboekt en getekend dienden te worden. Regeren betekende eindeloze weken van verveling en de uren waarin je kon doen wat je zelf wilde, waren zeldzaam. Ergens achter in haar hoofd zweefde Birgitte, een harde bol van pure ergernis en boosheid. Ongetwijfeld werkte ze zich door die stapel papieren op haar tafel heen. Nou, haar eigen ontspanning vandaag was de tijd die ze kreeg om zich om te kleden en haastig iets te eten. Dus liep ze snel door, verloren in gedachten, en zag ze nauwelijks waar ze was. Wat vond Norrij zo dringend? Het herstel van de bestrating in elk geval niet. Hoeveel verspieders? De kans dat vrouwe Harfor ze allemaal ving, was klein. Ze sloeg de hoek om en voelde opeens geleidsters voor haar. Ze kon maar net voorkomen dat ze tegen Vandene aanbotste. Geschrokken deinsden ze van elkaar terug. Blijkbaar was de Groene zuster ook diep in gedachten verzonken. Elayne trok de wenkbrauwen op toen ze de twee vrouwen zag die bij haar waren.

Kirstian en Zareya droegen volkomen witte kleren en bleven zorgvuldig een pas achter Vandene staan terwijl ze gedwee hun handen voor hun middel gevouwen hielden. Hun haren waren simpel achterover gekamd en ze droegen geen sieraden. Bij Novices werden sieraden ten sterkste afgeraden. Het waren Kinsvrouwen geweest en Kirstian was nog wel lid van het Naaikransje. Ze waren beiden weggelopen uit de Witte Toren en er waren voorschriften voor de omgang met weglopers. Die regels lagen verankerd in de wet van de Toren en hoe lang geleden dat gebeurd was, deed er niet toe. Teruggekeerde weglopers dienden te allen tijde volmaakt te zijn, een volmaakt voorbeeld te zijn van een beginneling die naar de stola streeft. Kleine fouten die bij anderen door de vingers werden gezien, werden zwaar bestraft. Eenmaal weer in de Toren moesten ze een nog veel zwaardere straf ondergaan, een geseling in het openbaar, en daarna moesten ze nog minstens een jaar op hun smalle en pijnlijke pad blijven. Een teruggekomen wegloper zou voortaan voor altijd weten dat ze nooit maar dan ook nooit meer weg wilde lopen. Half geoefende vrouwen waren te gevaarlijk in de wereld buiten de Toren. Elayne had die paar keer dat ze bij hen was getracht toegeeflijk te zijn, want de Kinsvrouwen waren niet echt half geoefend. Ze hadden evenveel ervaring met de Ene Kracht als een Aes Sedai, al hadden ze geen lessen gehad. Ze had het geprobeerd en gemerkt dat de meeste andere Kinsvrouwen dat afkeurden. Nu ze een tweede kans kregen om Aes Sedai te worden, waren ze allemaal met verwoede ijver trouwe volgelingen van de wetten en gebruiken van de Witte Toren. Het verbaasde haar niet dat ze een onderdrukte gretige glans in de ogen van de wee vrouwen zag en een houding die beloofde dat ze zich goed zouden gedragen. Ze wilden net als ieder ander deze kans met beide handen aangrijpen. Ze was gewoon verbaasd omdat juist Vandene bij deze twee was. Tot nog toe had de zuster het tweetal volkomen genegeerd.

‘Ik zocht je net, Elayne,’ zei Vandene. Haar witte haren, onder aan haar nek bijeengebonden met een groen lint, hadden haar ondanks haar rimpelloze wangen altijd een ouder uiterlijk gegeven. De moord op haar zus had er een grimmigheid aan toegevoegd die zich in haar kaken en botten had vastgezet, zodat ze een ongenaakbare rechter leek. Ze was ooit slank geweest, nu mager en knokig, en ze had ingevallen wangen. ‘Deze kinderen...’ Ze zweeg en een zwakke grijns maakte van haar lippen een streep.

Het was de juiste benaming voor Novices. Het ergste ogenblik voor een vrouw die naar de Toren trok, was niet de ontdekking dat ze nog niet als rijp en volwassen werd gezien tot ze de stola behaalde, maar het ogenblik dat ze besefte nog echt een kind te zijn zo lang ze het Novicewit droeg. Een kind dat zichzelf of anderen kon bezeren door onwetenheid en blunders. Het was de juiste benaming, maar zelfs voor Vandene moest dit woord hier vreemd hebben geleken. De meeste Novices kwamen op hun vijftiende of zestiende naar de Toren en tot voor kort werden er geen vrouwen toegelaten die boven de achttien waren, met uitzondering van een handjevol dat over hun leeftijd had weten te liegen. In tegenstelling tot de Aes Sedai, die zo moeilijk deden over leeftijd, gebruikte de Kinne de leeftijd voor hun rangorde en Zareya Alkaese, met haar scherpe neus en brede mond, was ruim negentig, al leek ze amper dertig. Zareya’s eigenlijke naam was overigens Garenia Rosoinde, maar ze stond als Zareya Alkaese in de Noviceboeken en alleen naar die naam zou ze luisteren. Geen van beide vrouwen toonde leeftijdloosheid ondanks al die jaren dat ze de Ene Kracht hadden gebruikt. De knappe Kirstian met haar zwarte ogen leek rond de dertig. In werkelijkheid was ze ruim driehonderd jaar oud, ongetwijfeld ouder dan Vandene. Kirstian was al zo lang uit de Toren weg dat ze zich veilig genoeg had gevoeld om haar eigen naam, of een deel ervan, te gebruiken. Dit waren geen doorsnee-Novices.

‘Deze kinderen,’ vervolgde Vandene fermer met een diepe frons in het voorhoofd, ‘hebben de gebeurtenissen in Harlonsbrug overdacht.’ Daar was haar zus vermoord, evenals Ispan Shefar, maar wat Vandene betrof, betekende de dood van een zwarte zuster nog minder dan die van een hondsdolle hond. ‘Jammer genoeg hebben ze hun overwegingen niet voor zich gehouden, maar zijn naar mij gekomen. Ze hebben ze gelukkig niet overal verkondigd.’ Elayne fronste even. In het paleis wist inmiddels iedereen van die moorden, ik begrijp het niet,’ zei ze langzaam en behoedzaam. Ze wilde deze twee geen aanwijzingen verstrekken als ze niet echt uiterst zorgvuldig verborgen geheimen hadden opgedolven. ‘Hebben ze bedacht dat het Duistervrienden zijn geweest en geen gewelddadige beroving?’ Dat was het verhaal dat was verspreid. Twee vrouwen in een afgelegen huis die om hun juwelen waren vermoord. Alleen zijzelf, Vandene, Nynaeve en Lan kenden de waarheid. Tot dit ogenblik blijkbaar. Ze moesten vrij veel uitgedokterd hebben, anders zou Vandene hen met een draai om beide oren hebben weggestuurd. ‘Nog erger.’ Vandene keek om zich heen en ging toen precies in het midden van de plek staan waar de gangen op elkaar uitkwamen en ze dwong Elayne haar te volgen. Vanaf dat punt kon ze elke gang in het oog houden. De Novices bleven gehoorzaam vlak achter Vandene staan. Misschien hadden ze voor al die ijver al een oorvijg gekregen. Er waren genoeg bedienden te zien, maar niemand kwam naar hen toe en niemand kon hen horen. Toch sprak Vandene heel zacht, al was haar ongenoegen nog steeds overduidelijk. ‘Ze hebben beredeneerd dat de moordenares Merilille, Sareitha of Careane moet zijn geweest. Ik neem aan dat dat alles goed hersenwerk is, al hadden ze er absoluut niet over mogen nadenken.’ Ondanks haar boze blik op Kirstian en Zareya straalden de twee overjarige Novices opgetogen. In de boze woorden had ook waardering geklonken en daar was Vandene heel spaarzaam mee.

Elayne wees er niet op dat het tweetal het veel drukker zou hebben gehad als Vandene bereid was geweest hun les te geven. Elayne en Nynaeve hadden te veel andere verplichtingen en nadat daaraan de dagelijkse lessen voor de windvindsters waren toegevoegd, had niemand nog veel puf om tijd aan de twee Novices te besteden. Als je lesgaf aan de vrouwen van de Atha’an Miere, leek het of je door een mangel werd gehaald. Ze toonden weinig achting voor een Aes Sedai en zelfs nog minder voor mensen die ze landrotten noemden.

‘Ze hebben het tenminste niet tegen iemand anders gezegd,’ mompelde ze. Een klein voordeel.

Toen ze Adeleas en Ispan hadden gevonden, was het duidelijk geweest dat hun moordenares een Aes Sedai moest zijn geweest. Ze waren beiden verlamd door purperdoornwortel voor ze werden vermoord en het was bijna onmogelijk dat de windvindsters iets van dit kruid wisten dat zo ver van zee groeide. Zelfs Vandene was er zeker van dat de Kinne geen Duistervrienden telde. Ispan zelf was als Novice weggelopen en was in Ebo Dar beland, maar ze was al teruggehaald voordat de Kinne zich aan haar bekend had kunnen maken, haar had kunnen dat ze meer waren dan een paar vrouwen die uit de Toren waren gezet en zomaar toevallig hadden besloten haar te helpen. Tijdens de ondervraging door Vandene en Adeleas had Ispan veel onthuld. Op de een of andere manier was ze erin geslaagd niets over de Zwarte Ajah zelf te vertellen, afgezien van wat oude plannetjes die al lang uitgevoerd waren, maar al het andere had ze gretig kwijt gewild toen Vandene en haar zus met haar klaar waren. Alles en alles. Ze waren niet zacht geweest en ze hadden haar heel diep doorvorst en elk feitje opgediept dat een aanwijzing kon vormen. Toch wist ze weinig meer van de Kinne dan de andere Aes Sedai. Als er Duistervrienden in de Kinne zaten, zou de Zwarte Ajah alles hebben geweten. Ispan had in Ebo Dar met andere Duistervrienden gewerkt en zou zodoende met de Kinne in aanraking zijn gekomen. Al hadden ze het graag anders gehad, de moordenares was een van de drie vrouwen die ze allemaal graag mochten. Een Zwarte zuster in hun groep. Of meerdere. Ze hadden uit alle macht geprobeerd dat feit geheim te houden totdat de moordenares was gevonden. Door dat nieuws kon er paniek uitbreken in het paleis, misschien wel in Caemlin. Licht, waren er nog meer mensen die over de gebeurtenissen in Harlonsbrug nadachten? Zouden zij zo verstandig zijn om hun mond te houden?

‘Iemand dient hen heel goed te begeleiden,’ zei Vandene ferm, ‘om hen voor verder kattenkwaad te behoeden. Ze hebben regelmatig les nodig en hard werk.’ De stralende gezichten van het tweetal hadden iets van trots vertoond, maar na het horen van Vandenes woorden verdween die. Ze hadden nog maar weinig lessen gehad, maar die waren heel streng en heel zwaar geweest. ‘Dat houdt dus jou in, Elayne, of Nynaeve.’

Elayne klakte doodmoe met haar tong. ‘Vandene, ik heb al nauwelijks een tel voor mezelf om na te denken. Ik sta al op m’n tenen om hun zo nu en dan een uurtje te gunnen. Het zal Nynaeve moeten worden.’

‘Wat zal Nynaeve moeten worden?’ wilde de persoon in kwestie opgewekt weten en kwam erbij staan. Ergens had ze een lange sjaal met gele franje opgedoken waarop bladeren en fleurige bloemen waren geborduurd. Ondanks de kou droeg ze een blauw gewaad met een voor Andoraanse begrippen lage halslijn. Omdat haar dikke donkere vlecht over haar schouder en tussen haar borsten hing, was het net niet te gewaagd. De kleine rode stip, de ki’sain, in het midden op haar voorhoofd deed vreemd aan. Bij de Malkieri duidde een rode ki’sain een getrouwde vrouw aan, en zodra Nynaeve van dat gebruik had gehoord, had ze erop gestaan er een te dragen. Losjes spelend met het uiteinde van haar vlecht zag ze er... voldaan uit. Niet bepaald een gevoel dat je Nynaeve Almaeren als eerste toedichtte. Elayne schrok toen ze Lan wat verderop zag, die om hen heen draaide en beide gangen scherp in het oog hield. Hij was even lang als een Aiel in zijn donkergroene mantel en had schouders die een smid leken toe te behoren. Niettemin bewoog de man met het harde gezicht zich als een spook. Ook al was hij midden in het paleis, aan zijn middel hing nog steeds een zwaard. Hij liet Elayne altijd huiveren. Uit zijn kilblauwe ogen staarde de dood, behalve als hij Nynaeve aankeek.

De voldoening verdween meteen van Nynaeves gezicht toen ze hoorde wat er van haar verwacht werd. Ze speelde niet langer met haar vlecht maar greep die met haar volle vuist beet. ‘Nu moeten jullie eens goed naar me luisteren. Misschien kan Elayne zich wat verpozen door met regeren te spelen, maar ik heb beide handen vol. Meer dan de helft van de Kinne zou er nu al vandoor zijn als Alise ze niet bij het nekvel vasthield. Aangezien ze geen enkele hoop heeft ooit zelf de stola te kunnen dragen, weet ik niet zeker hoelang ze iemand nog kan tegenhouden. Alle anderen vinden dat ze me tegen kunnen spreken! Gisteren noemde Sumeko mij een... meisje!’ Ze klemde haar kaken op elkaar, maar hoe je het ook bekeek, dit was haar eigen schuld. Zij was uiteindelijk degene geweest die er bij de Kinne op had gehamerd dat ze wat pit moesten tonen in plaats van Aes Sedai te vleien. Nou, daar waren ze inderdaad mee opgehouden. Waarschijnlijk maten ze nu elke zuster af volgens hun eigen strikte regels. En welke zuster wilde dat nou? Het was misschien niet Nynaeves schuld dat ze amper ouder leek dan twintig, want zij had al vroeg het kenmerk gekregen dat ze uiterlijk niet verouderde, maar voor de Kinne was leeftijd belangrijk en het was haar eigen keus om een groot gedeelte van haar tijd bij hen door te brengen. Ze rukte niet meer aan haar vlecht, maar trok er nu zo gestaag aan dat die elk moment van haar hoofd los kon scheuren. ‘En dan heb ik nog dat vervloekte Zeevolk! Jammerlijke, lamlendige, liederlijke en rampzalige wijven! Het laatst dat ik nu aan mijn hoofd wil hebben, is een paar jankende, mekkerende Novices!’ Kirstians lippen werden even heel smal en Zareya’s donkere ogen flitsten verontwaardigd voor het haar weer lukte gedwee te kijken, of iets wat erop leek. Ze waren echter slim genoeg om te weten dat Novices niet uit zichzelf een Aes Sedai aanspraken. Elayne wilde het stel een klap geven. Allereerst omdat ze alles moeilijker hadden gemaakt door hun mond niet te houden. En Nynaeve kon er ook een krijgen. Ze was dus eindelijk door de windvindsters aan banden gelegd! Dat verdiende geen medeleven, ik speel nergens mee, Nynaeve, en dat weet je heel goed! Ik heb je vaak genoeg om raad gevraagd!’ Ze haalde diep adem en probeerde weer kalm te worden. De bedienden die ze achter Vandene en de twee Novices kon zien, waren gestopt met werken om met open mond naar het groepje vrouwen te staren. Ze betwijfelde of ze Lan nog zouden opmerken, al was die nog zo indrukwekkend. Aes Sedai die ruzie maakten, was iets bijzonders. Al hield je je er wel ver van. iemand moet voor ze zorgen,’ zei ze kalmer. ‘Of vind jij dat we ze gewoon moeten zeggen dit alles maar te vergeten? Kijk goed, Nynaeve. Als je die twee hun gang laat gaan, zullen ze binnen de kortste keren proberen uit te zoeken wie de moordenares is. Ze zouden niet naar Vandene zijn gelopen als ze niet hadden gedacht daar hulp te krijgen!’ Het tweetal werd een plaatje van onschuld met grote ogen waarin iets doorschemerde van beledigde onschuld. Elayne geloofde er geen klap van. Ze hadden al een heel leven lang geleerd hoe ze hun gevoelens moesten beheersen.

‘En waarom niet?’ vroeg Nynaeve even later terwijl ze haar stola verschikte. ‘Licht, Elayne, je moet eraan denken dat het geen gebruikelijke Novices zijn.’ Elayne wilde haar tegenspreken – gebruikelijk, ja ja – want Nynaeve was dan wel nooit Novice geweest, het was toch nog niet zo lang geleden dat ze zelf Aanvaarde was geweest. Een jankende, mekkerende Aanvaarde zelfs, vaak genoeg. Ze opende haar mond om dat te zeggen, maar Nynaeve daverde gewoon door. ‘Vandene kan ze volgens mij uitstekend gebruiken. En als dat niet het geval is, kan ze hun de gewone lessen geven. Ik herinner me dat iemand mij ooit gezegd heeft dat jij al eerder Novices hebt onderwezen, Vandene. Goed. Dan is alles geregeld.’

De twee Novices vertoonden een brede glimlach vol gretigheid en hoge verwachtingen. Ze wreven bijna van voldoening in de handen, maar Vandene keek sikkeneurig, ik heb geen behoefte aan Novices die me voor de voeten lopen als ik...’

‘Je bent even kortzichtig als Elayne,’ onderbrak Nynaeve haar. ‘Zij hebben de ervaring dat Aes Sedai hen voor iets anders aanzien dan wie ze echt zijn. Ze kunnen onder jouw leiding werken, waardoor jij tijd krijgt om te eten en te slapen. Ik geloof niet dat je op dit moment aan een van die twee dingen toekomt.’ Ze richtte zich op en schikte haar stola over de schouders en langs de armen. Het was een prachtvertoning. Ze was klein, niet veel langer dan Zareya en aanmerkelijk kleiner dan Vandene en Kirstian, maar ze leek wel een hand boven hen uit te steken. Het was een kunst die Elayne ook graag wilde beheersen. Hoewel ze dat niet wilde uitproberen in een gewaad dat zo gewaagd was gesneden. Nynaeve liep het gevaar eruit te barsten, maar dat deed niets af aan haar optreden. Ze was het wezen van bevelvoering. ‘En dat ga je doen, Vandene,’ zei ze ferm. Vandenes boze trekken verdwenen langzaam. Nynaeve stond wat de Ene Kracht betrof hoger dan zij, en ook al stond ze nooit bewust stil bij dat gegeven, toch zorgde de diep ingebedde gewoonte ervoor dat ze tegen haar zin toegaf. Toen ze zich ten slotte naar de twee Novices wendde, stond haar gezicht weer even beheerst als het al die tijd sinds de moord op Adeleas had gestaan. Wat slechts inhield dat de rechter afzag van een veroordeling ter plekke. Later wellicht. Haar ingevallen gezicht stond kalm en grimmig.

‘Ik heb ooit Novices onderwezen. Heel kort. De Meesteres der Novices vond mij te streng.’ De gretigheid van het tweetal koelde behoorlijk af. ‘Ze heette Sereille Bagand.’ Her gezicht van Zareya werd even bleek als dat van Kirstian, en Kirstian wankelde licht, alsof ze opeens duizelig werd. Als Meesteres der Novices en latere Amyrlin Zetel was Sereille een legende. Het soort legende waarvan je midden in de nacht badend in het zweet wakker wordt, ik eet wel,’ zei Vandene tegen Nynaeve, ‘maar alles smaakt naar as.’ Met een kort gebaar naar de twee Novices leidde ze hen langs Lan. Ze wankelden lichtjes toen ze haar volgden.

‘Koppig mens,’ mopperde Nynaeve terwijl ze hen fronsend nakeek, maar er klonk iets van medeleven in haar woorden door. ik weet wel tien kruiden die haar goed laten slapen, maar ze wil er niets van weten. Ik ben half en half van plan iets in haar avondwijn te doen.’ Een wijs heerser, dacht Elayne, weet wanneer zwijgen óf spreken goud is. Nou ja, dat gold voor iedereen. Ze zei maar niet dat wanneer Nynaeve iemand koppig noemde, ze op een haan leek die een fazant trots noemt. ‘Weet jij wat het nieuws van Reanne Corlie is?’ vroeg ze. ‘Min of meer goed nieuws, heb ik begrepen.’

‘Ik heb haar vanmorgen niet gezien,’ mompelde Nynaeve, die nog steeds Vandene nakeek, ik ben niet uit mijn kamer geweest.’ Opeens leek ze zichzelf te sterken en om de een of andere reden keek ze Elayne fronsend aan. En merkwaardig genoeg ook Lan, maar die bleef onverstoorbaar de wacht houden.

Nynaeve beweerde dat haar huwelijk geweldig was. Ze kon er afschuwelijk vrijmoedig over zijn met andere vrouwen, maar Elayne dacht dat ze loog om haar teleurstelling te verbergen. Hoogstwaarschijnlijk was Lan steeds klaar voor een aanval, zelfs in zijn slaap. Het zou net zijn of je naast een hongerige leeuw lag. Bovendien was dat uit rots gehouwen gezicht voldoende om elk huwelijksbed af te koelen. Gelukkig had Nynaeve geen flauw benul van haar gedachten. De vrouw glimlachte zelfs. Een vermaakte glimlach, merkwaardig genoeg. Vermaakt en... neerbuigend?

‘Ik weet waar Reanne is,’ zei Nynaeve en schoof haar stola weer omlaag. Kom mee. Ik breng je.’

Elayne wist ook wel waar Reanne kon zijn, dit was tenslotte haar paleis, maar opnieuw beer ze zich in de tong en liet Nynaeve voorgaan. Lan volgde terwijl zijn kille ogen voortdurend rondspeurden naar vijanden. De bedienden krompen in elkaar als Lans ogen op hen vielen. Een bediende met een mager gezicht kreeg opeens bevende knieën en liet een armvol linnen vallen en een jonge vrouw met licht haar pakte werkelijk haar rok op en ging ervandoor, waarbij ze tegen een lamp botste en die schuddend liet staan. Elayne dacht er plotseling aan dat ze Nynaeve nog over Elenia en Naean moest vertellen en over de verspieders in het paleis. Nynaeve nam het heel kalm op. Ze was het met Elayne eens dat ze gauw genoeg zouden weten wie de twee vrouwen bevrijd had en snoof daarbij afkeurend over Sareitha’s twijfel. Ze uitte haar verbazing waarom Elenia en Naean al niet veel eerder uit Aringil waren bevrijd, ik kon het niet geloven dat ze daar nog zaten toen we in Caemlin aankwamen. Iedere dwaas kon zien dat ze vroeg of laat hierheen gebracht zouden worden. Het is veel gemakkelijker om ze uit een kleine stad te krijgen.’ Een kleine stad. Nog niet zo lang geleden zou ze Aringil een heel grote stad hebben gevonden. ‘Wat die verspieders betreft...’ Ze keek fronsend naar een spichtige grijze man die een vergulde lamp met olie vulde en schudde het hoofd. ‘Natuurlijk zijn die er. Ik wist dat al vanaf het begin. Let gewoon goed op je woorden, Elayne. Zeg niets tegen iemand die je niet goed kent tenzij het je niet kan schelen als iedereen het weet.’

Zwijgen is goud, bedacht Elayne en hield haar mond stijf dicht. Bij Nynaeve was het soms moeilijk wijs te blijven. Nynaeve had ook nieuws voor haar. Van de Kinsvrouwen die meegekomen waren naar Caemlin, waren er achttien niet meer in het paleis. Ze waren echter niet weggelopen. Aangezien er niemand van hen zo sterk was om te kunnen Reizen, had Nynaeve zelf een poort geweven en ze naar Altara, Amadicia en Tarabon gebracht. Deze landen waren in Seanchaanse handen en ze zouden proberen of ze nog niet gevluchte vrouwen van de Kinne konden vinden, om ze mee te nemen naar Caemlin.

Het zou fijn zijn geweest als Nynaeve eraan gedacht had haar gisteren in te lichten, toen de Kinsvrouwen weg waren gegaan, of nog beter, nadat Reanne en zij de beslissing hadden genomen, maar Elayne zei er niets over. In plaats daarvan zei ze: ‘Dat is heel dapper van ze. Het zal niet gemakkelijk zijn om te voorkomen dat ze gevangen worden genomen.’

‘Dapper? Inderdaad,’ zei Nynaeve en het klonk geërgerd. Haar hand kroop weer naar haar vlecht. ‘Dat is echter niet de reden waarom we hen hebben uitgekozen. Alise meende dat ze er hoogstwaarschijnlijk vandoor zouden gaan als ze niet iets te doen kregen.’ Ze keek om naar Lan en liet met een ruk haar hand weer vallen, ik begrijp niet hoe Egwene van plan is het klaar te spelen,’ verzuchtte ze. ‘Het is prachtig om te zeggen dat elk lid van de Kinne met de Toren verbonden zal worden, maar hoe dan? De meesten zijn niet sterk genoeg voor de stola. En ze zullen het zeker niet slikken om de rest van hun leven Novice of Aanvaarde te blijven.’

Ditmaal zei Elayne niets, omdat ze niet wist wat ze moest zeggen. De belofte moest gehouden worden. Ze had die zelf uitgesproken. Namens Egwene weliswaar, en in opdracht van Egwene, maar de woorden waren uit haar mond gekomen en zij ging haar woord niet breken. Ze wist echter niet hoe ze zich eraan kon houden, tenzij Egwene iets heel moois had bedacht.

Reanne Corlie was inderdaad waar Elayne haar had verwacht. In een kamertje midden in het paleis waar twee smalle vensters uitzagen op een kleine binnenplaats met een door de winter droogstaande fontein. Op de vloer lagen simpele donkere tegels en er was geen kleed. De enige meubels waren een smalle tafel en twee stoelen. Er waren al twee mensen toen Elayne binnenkwam. Alise Tenjile stond aan het andere eind van de tafel en- keek op. Ze droeg eenvoudige grijze kleding meteen hooggesloten nek en leek van middelbare leeftijd. Ze leek een prettige, onopvallende vrouw die echter behoorlijk opviel als je haar eenmaal kende en indien nodig uiterst onplezierig kon zijn. Ze keek eenmaal en richtte haar aandacht toen weer op wat er aan de tafel gebeurde. Aes Sedai, zwaardhanden en de erfdochter maakten geen indruk meer op Alise. Reanne zat in een groen gewaad dat fraaier was dan dat van Alise aan de tafel. Haar gezicht vertoonde rimpels en haar haren werden al grijs. Ze was uit de Toren weggestuurd nadat ze de proef van Aanvaarde niet had doorstaan en de tweede kans niet wilde aangrijpen. Ze droeg de kleur van de Ajah van haar keus. Tegenover haar zat een gezette vrouw die was gekleed in bruine wol. Haar gezicht toonde een koppig verzet en met haar donkere ogen keek ze strak naar Reanne, waarbij ze de zilveren a’dam tussen hen in vermeed. Haar handen gleden echter over de tafelrand en Reanne glimlachte vol vertrouwen, waardoor de diepe lijnen bij haar ooghoeken nog dieper werden. ‘Zeg me niet dat je iemand hebt overtuigd,’ zei Nynaeve nog voor Lan de deur achter hen had gesloten. Ze keek fronsend naar de vrouw in het bruin, alsof ze haar een lesje wilde leren of nog iets ergers, en wierp toen een blik op Alise. Elayne meende bij Nynaeve iets van bewondering voor Alise te zien. De vrouw kon helemaal niet zoveel met de Ene Kracht, maar ze wist hoe ze de leiding moest nemen wanneer ze dat wilde zonder dat anderen – ook Aes Sedai – tegenstribbelden. Elayne moest toegeven dat zij Alise eigenlijk ook wel bewonderde.

‘Ze ontkennen nog steeds dat ze kunnen geleiden,’ mompelde Alise en sloeg haar armen over elkaar, terwijl ze de vrouw tegenover Reanne fronsend aankeek. ‘Ze kunnen het eigenlijk ook niet, neem ik aan, maar ik kan wel... iets voelen. Niet helemaal het vonkje van een vrouw die het aangeboren is, maar bijna. Het is net of ze op de drempel van geleiden staat en een voet al opgetild heeft om eroverheen te stappen. Zoiets heb ik nog nooit eerder gevoeld. Nou ja, ze proberen ons in elk geval niet meer te stompen!’ De vrouw in het bruin wierp een doffe, boze blik op haar, maar keek snel weer weg toen Alise haar ferm aankeek. Haar handen bleven langs het tafelblad glijden. Volgens Elayne deed ze het onbewust.

‘Ze ontkennen ook nog steeds de stromen te zien, maar ze proberen zichzelf daarvan te overtuigen.’ Reanne had een hoge, muzikale stem. Ze bleef de koppige blik van de ander met een glimlach beantwoorden. Iedere zuster zou Reannes strenge ernst en persoonlijkheid bewonderen. Ze was de Oudste geweest van het Naaikransje en daarmee de hoogste in rang van de Kinne. Volgens hun regels bestond het Naaikransje alleen in Ebo Dar, maar ook in Caemlin was zij de oudste, honderd jaar ouder dan iedereen die de Aes Sedai zich konden herinneren. Ze straalde een beheerste macht uit, die gelijkwaardig was aan die van een Aes Sedai. ‘Ze beweren dat we ze bedriegen, dat we de Ene Kracht gebruiken om hun te laten geloven dat de a’dam hen ook kan beteugelen. Vroeg of laat zullen ze geen enkele leugen meer over hebben.’ Ze trok de a’dam naar zich toe en deed de sluiting van de band met een beheerste beweging open. ‘Zullen we het maar eens proberen, Marli?’ De ander vermeed nog steeds naar het zilveren voorwerp in Reannes handen te kijken, maar ze verstijfde.

Elayne zuchtte. Wat een fraai geschenk van Rhand. Een geschenk! Negenentwintig Seanchaanse sul’dam, gevangen door een a’dam, en vijf damane. Ze haatte dat laatste woord. Het betekende beteugelde, en dat waren ze. Vijf damane die de band moesten blijven dragen om de eenvoudige reden dat ze anders zouden trachten hun Seanchaanse teugelhoudsters te bevrijden. Luipaarden aan een touw was een beter geschenk geweest, w7ant die konden tenminste niet geleiden. De Kinne was gevraagd voor hen te zorgen omdat niemand anders er tijd voor had.

Toch had ze meteen begrepen wat ze met de sul’dam moest doen: hen leren hoe ze moesten geleiden en hen dan terugsturen naar de Seanchanen. Behalve Nynaeve kenden alleen Egwene, Aviendha en enkele Kinsvrouwen haar plan. Nynaeve en Egwene betwijfelden of het zou lukken. Hoe hard een sul’dam ook trachtte te verbergen wat ze was, uiteindelijk zou een van hen na hun terugkeer breken, als ze alles al niet meteen bij hun terugkomst opbiechtten. Seanchanen waren eigenaardige mensen. Zelfs de damane geloofden echt dat elke geleidster om ieders veiligheid te waarborgen een halsband diende te dragen. Sul’dam, die vrouwen met de a’dam konden overheersen, stonden bij de Seanchanen in hoog aanzien. De wetenschap dat zijzelf konden geleiden, zou de Seanchanen tot in hun merg beangstigen, hen misschien zelfs breken. Aanvankelijk had het zo eenvoudig geleken.

‘Reanne, ik heb begrepen dat je goed nieuws had,’ zei ze. ‘Is er een sul’dam gebroken, of is het iets anders?’ Alise keek fronsend naar Lan, die zwijgend bij de deur de wacht hield, maar ze zei niets, al keurde ze her af dat hij hun plannen kende.

‘Heel even nog, alsjeblieft,’ mompelde Reanne. Eigenlijk was het geen verzoek; Nynaeve was echt te goed geslaagd in haar taak. ‘Zij hoeft het niet te horen.’ Opeens glansde de gloed van saidar om haar heen. Ze bewoog haar vingers als ze geleidde, alsof ze daarmee de stromen Lucht leidde die Marli aan haar stoel vastbonden. Ze verknoopte de stromen en maakte een kommetje van haar hand, alsof ze zo de ban tegen geluid rondom de vrouw wilde vormgeven. De gebaren hoorden natuurlijk niet bij het geleiden, maar waren voor haar noodzakelijk omdat ze het op die manier had geleerd. De lippen van de sul’dam krulden verachtelijk. De Ene Kracht maakte haar in het geheel niet bang.

‘Doe maar rustig aan,’ zei Nynaeve afgemeten en plantte haar vuisten in de zij. ‘We hebben geen haast.’ Ze was minder onder de indruk van Reanne dan van Alise.

Het omgekeerde was echter ook niet meer het geval. Reanne nam er alle tijd voor, bekeek wat ze had gedaan en knikte tevreden toen ze opstond. De Kinne had altijd getracht zo min mogelijk te geleiden en ze schepte veel genoegen in de vrijheid om saidar te gebruiken wanneer ze dat wilde, en ze was trots op goede wevingen.

Ze streek haar rok glad en zei: ‘Het goede nieuws is dat drie damane bereid lijken te zijn om hun halsband af te doen. Misschien.’ Elaynes wenkbrauwen gingen omhoog en Nynaeve en zij keken elkaar verbaasd aan. Van de vijf damane die Taim hun had overhandigd, was er een op de Kop van Toman gevangengenomen en een ander in Tanchico. De drie anderen kwamen uit Seanchan. ‘Twee Seanchaansen, Marille en Jillari, zeggen nog steeds dat ze de halsband verdienen en dat hun beteugeling noodzakelijk is.’ Reannes mond kneep zich van afkeer even samen en ze zweeg kort. ‘Ze lijken echt doodsbang bij het vooruitzicht van vrijheid. Alivia is tot inkeer gekomen. Nu zegt ze dat ze bang was opnieuw opgepakt te worden. Ze zegt dat ze alle sul’dam haat en ze maakt er een hele vertoning van, snauwt ze af, scheldt ze uit...’ Ze schudde het hoofd, een en al twijfel. ‘Ze kreeg de halsband toen ze zeventien was, Elayne, en ze is vijfhonderd jaar damane geweest. Afgezien daarvan... Ze is... Nou ja, Alivia is aanzienlijk sterker dan Nynaeve,’ maakte ze snel af. Over leeftijd sprak de Kinne openlijk, maar over hoe sterk iemand was met de Ene Kracht zwegen ze liever. ‘Durven we haar wel los te laten? Een Seanchaanse wilder die het hele paleis kan verwoesten?’ De Kinne deelde de houding van de Toren ten aanzien van wilders. De meeste zusters die Nynaeve kenden, gebruikten het woord niet of heel voorzichtig. Ze kon je echt afsnauwen wanneer het minachtend werd gebruikt. Nu staarde ze Reanne alleen maar aan. Wellicht probeerde ze een antwoord te bedenken. Elayne wist wel wat zij zou antwoorden, maar deze kwestie had niets te maken met haar aanspraken op de troon of met Andor. Het was een Aes Sedai-beslissing en in deze kamer kwam het dus op Nynaeve neer om die te nemen.

‘Als je het niet doet,’ zei Lan zachtjes en laag, waardoor zijn woorden als begrafenisklokken door de kamer dreunden, ‘kun je haar net zo goed teruggeven aan de Seanchanen.’ Hij was helemaal niet onder de indruk van de boze blikken die de vier vrouwen hem toewierpen. ‘Jullie zullen haar verschrikkelijk goed in het oog moeten houden, maar als jullie haar die band om laten houden terwijl ze vrij wil zijn, dan zijn jullie niet beter dan die mensen.’

‘Je hebt hierin niets te zeggen, zwaardhand,’ zei Alise ferm. Hij keek haar streng, koel en onaangedaan aan, waarna ze kort en zachtjes bromde van afkeer en beide handen in de lucht gooide. ‘Je hoort hem goed de les te lezen wanneer jullie alleen zijn, Nynaeve.’ Nynaeve moest toch wel erg veel ontzag voor die vrouw hebben, want ze kreeg een hoogrode kleur. ‘Denk niet dat ik dat niet doe,’ zei ze luchtig, maar ze vermeed het Lan aan te kijken. Ze merkte eindelijk hoe koud het was, trok haar stola over de schouders en schraapte haar keel. ‘Maar hij heeft gelijk. We hoeven ons tenminste geen zorgen te maken over de andere twee. Het verbaast me gewoon dat dat nadoen van die stomme Seanchaansen nog zo lang heeft geduurd.’

Elayne wilde haar eraan herinneren wat Egwene over de damane had gezegd toen zij die halsband had gedragen en dat dat ook gold voor vrouwen die aan deze kant van de oceaan gevangen waren genomen, maar Reanne was haar voor.

‘Ik weet het zo net nog niet,’ verzuchtte ze. ‘Kara was een soort Wijsheid op de Kop van Toman, weet je. Had veel invloed in haar dorp. Een wilder uiteraard. Je zou denken dat ze de Seanchanen haat, maar ze haat ze niet allemaal. Ze is dol op de sul’dam die tegelijk met haar gevangen is genomen en vraagt bezorgd of we de sul’dam geen kwaad zullen doen. Lemore is net negentien, een edelvrouwe die altijd vertroeteld is en de pech had dat de vonk net op de dag van Tanchico’s val merkbaar werd. Zij zegt dat ze de Seanchanen haat en hen wil laten boeten voor wat ze Tanchico hebben aangedaan, maar ze luistert net zo goed naar haar damanenaam Larie als naar Lemore. Ze glimlacht naar de sul’dam en staat toe dat ze haar strelen. Ik wantrouw hen niet zoals ik Alivia wantrouw, maar ik betwijfel of ze een sul’dam kunnen weerstaan. Als een sul’dam hun beveelt te helpen, vrees ik dat ze dat doen en dat ze zich ook niet echt zullen verzetten als een sul’dam hen weer aan de lijn wil leggen.’ Na haar woorden bleef het lang stil.

Nynaeve leek in gedachten verzonken en leek moeite te hebben met een besluit. Ze greep met twee handen haar vlecht beet, liet weer los en sloeg haar armen over elkaar, terwijl de franje van haar stola wild rondzwierde. Ze keek iedereen behalve Lan woest aan. Ze keek Lan helemaal niet aan.

Eindelijk slaakte ze een diepe zucht en richtte zich op om Reanne en Alise aan te kijken. ‘We maken de a’dam los. We houden hen hier tot we zeker van ze zijn en Lemore nog langer. Zij moet witte kleding krijgen. We moeten ervoor zorgen dat ze nooit alleen worden gelaten, zeker niet met een sul’dam, maar de a’dam gaat af.’ De woorden klonken ruw alsof ze tegenspraak verwachtte, maar een brede glimlach van goedkeuring verspreidde zich over Elaynes gezicht. Nog drie vrouwen erbij waar ze niet helemaal zeker van waren, was niet echt wat je noemde goed nieuws, maar er was geen andere keus. Reanne aanvaardde Nynaeves besluit na enige tellen met een knik, terwijl Alise met een glimlach om de tafel heen kwam lopen om Nynaeve een schouderklopje te geven. Nynaeve bloosde! Ze probeerde het te verbergen door luid haar keel te schrapen en de Seanchaanse in haar saidarkooi toe te grijnzen, maar het lukte haar niet al te goed, en Lan bedierf het trouwens toch voor haar. ‘Tai’shar Manetheren,’ zei hij zachtjes.

Nynaeves mond viel open en vormde toen een bevende glimlach. Er glinsterden onverwachte tranen in haar ogen toen ze zich met een ruk omdraaide om hem aan te kijken. Haar gezicht straalde van vreugde. Hij glimlachte terug en de kilte in zijn ogen was verdwenen.

Elayne moest moeite doen om het tweetal niet met open mond aan te kijken. Licht! Misschien was hun huwelijksbed toch niet zo koud als ze had gedacht. Bij die gedachte voelde ze zich rood worden. Ze probeerde niet naar het stel te kijken en haar ogen vielen op Marli. De Seanchaanse staarde strak voor zich uit en tranen stroomden over haar dikke wangen. Strak voor zich uit, naar de wevingen die het geluid voor haar buitensloten. Ze kon niet ontkennen dat ze de wevingen zag. Toen Elayne dat echter zei, schudde Reanne het hoofd, ‘Ze huilen allemaal als ze gedwongen worden lang naar de stromen te kijken, Elayne,’ zei ze vermoeid. En wat bedroefd. ‘Maar als de wevingen eenmaal zijn verdwenen, overtuigen ze zichzelf ervan dat wij ze bedriegen. Dat moeten ze wel, begrijp je. Anders zijn ze damane, geen sul’dam. Nee, het kost tijd voordat de bazin weet dat ze eigenlijk een hond is. Ik vrees dat ik je eigenlijk toch geen goed nieuws heb gegeven.’

‘Niet echt veel,’ beaamde Elayne. Niets eigenlijk. Er was enkel een probleem aan de stapel toegevoegd. Hoeveel meer slecht nieuws kon de stapel verdragen voor die je begroef? Ze moest heel snel wat goeds horen, anders zou ze onder al dat slechts begraven worden, vreesde ze.

Загрузка...