25 Banden

Rhand zat in zijn kamer in Het Raadshoofd op het bed, met gevouwen benen en zijn rug tegen de muur. Hij speelde op de fluit met het zilveren mondstuk die Thom Merrilin hem zo lang geleden had gegeven. Een eeuw geleden. De kamer had bewerkte lambrizeringen en ramen die uitkeken op de Nethvinmarkt; hij was beter dan die vorige in De Kroon van Maredo. De kussens op het bed waren gevuld met eiderdons, het bed had een geborduurde hemel en gordijnen, en de spiegel boven de wasbak vertoonde geen enkel blaasje. Boven aan de schoorsteen zat zelfs wat eenvoudig sier-gips. Het was een kamer voor een welgestelde buitenlandse koopman. Hij was blij dat hij er in Cairhien aan had gedacht genoeg goud voor de reis mee te nemen. Hij was niet meer gewend om veel geld mee te sjouwen. Alles werd voor de Herrezen Draak geregeld. Maar hij kon nog steeds met de fluit een slaapplek verdienen. De melodie heette Treurzang voor de lange nacht, en hij had hem nog nooit van zijn leven gehoord. Maar Lews Therin wel. Het was net zoiets als zijn nieuwe tekentalent. Rhand vond dat het hem angst zou moeten aanjagen, of hem boos moest maken, maar hij zat gewoon onder het huilen van Lews Therin te spelen.

‘Licht, Rhand,’ mompelde Min, ‘blijf je nou de hele dag op dat ding blazen?’ Haar rok zwierde rond terwijl ze heen en weer liep op het gebloemde tapijt. De binding met haar, Elayne en Aviendha voelde alsof hij nooit anders gewend was. Aan hen gebonden zijn leek even natuurlijk als ademhalen. ‘Als ze ergens één verkeerd woord laat vallen waar het gehoord kan worden... Als ze het al gezegd heeft... Ik laat jou door niémand vanwege Elaida naar een kerker slepen!’ Alanna’s binding had nog nooit zo aangevoeld. Die was niet veranderd, maar na die dag in Caemlin voelde Alanna steeds meer als een indringer, als een vreemdeling die over zijn schouder meekeek, als een kiezeltje in zijn laars. ‘Móét je dit nou spelen? Het maakt me aan het huilen en geeft me tegelijk kippenvel. Als ze jou in gevaar brengt...’ Ze trok een mes uit de verborgen schede in een wijde mouw en liet haar vingers ermee spelen.

Hij nam de fluit van zijn mond weg en keek haar zwijgend aan. Haar gezicht werd rood en met een plotseling snauw liet ze het lemmet trillend in de deur vliegen.

‘Ze is daar,’ zei hij, en wees met de fluit. Onbewust bewoog de fluit heel nauwkeurig met Alanna mee. ‘Ze zal hier spoedig zijn.’ Ze was al sinds gisteren in Far Madding en hij begreep niet waarom ze tot nu had gewacht. Alanna zat in zijn geest als een warrige bundel gevoelens, zenuwachtig en achterdochtig, bezorgd en vastbesloten, en vooral kwaad. Een nauwelijks beheerste woede. ‘Als je er liever niet bij wilt zijn, kun je ergens anders...’ Min schudde woest met haar hoofd. In zijn hoofd lag vlak naast Alanna de bundel die Min was. Ook zij stroomde over van bezorgdheid en woede, maar daar straalde liefde als een baken doorheen, telkens als ze naar hem keek, en vaak ook als ze niet keek. Maar hij voelde ook angst, hoewel ze die probeerde te verbergen.

Hij bracht de fluit weer naar zijn lippen en begon aan De dronken kramer. Dat plezierige wijsje kon een dode nog opvrolijken. Lews Therin mopperde boos.

Min stond hem met de armen over elkaar aan te kijken, trok toen haar rok goed en streek die glad op haar heupen. Met een zucht liet hij de fluit zakken en wachtte. Als een vrouw haar kleren zonder reden in orde maakte, leek ze op een man die de riem van zijn wapen aantrok en de zadelriem nakeek. Ze wilde iets duidelijk te maken, en je zou als een hond worden afgemaakt als je er nu vandoor ging. Min was nu even vastberaden als Alanna. Twee vlammende zonnen in zijn hoofd.

‘We praten niet meer over Alanna tot ze hier is,’ zei ze ferm, alsof hij degene was die er telkens over begon. Vastbesloten, maar hij voelde nog steeds haar angst, nog groter dan eerst, een angst die voortdurend de grond in werd getrapt en even vaak weer opschoot. ‘Zeker, zeker, vrouw, als dat jou behaagt,’ zei hij, en maakte een hoofdknik op de vormelijke manier die ze in Far Madding gewoon waren. Ze snoof luid.

‘Rhand, ik mag Alivia, echt waar, al brengt ze Nynaeve op alle mogelijke manieren tot razernij.’ Ze boog wat voorover, plantte een vuist in haar zij en wees met een vinger naar zijn neus. ‘Maar ze gaat jou doden.’ Elk woord was priemend scherp.

‘Je zei dat ze mij zou helpen om te sterven,’ zei hij zacht. ‘Dat waren jouw woorden.’ Wat zou hij voelen bij het sterven? Droefheid dat hij haar verliet, dat hij Elayne en Aviendha verliet. Droefheid vanwege de pijn die hij hun had bezorgd. Voor het zover was, zou hij graag zijn vader nog een keer willen zien. Afgezien daarvan leek de dood hem bijna een verlossing.

De dood is een verlossing,’ zei Lews Therin heftig. Ik wil dood. We verdienen de dood!

‘Mij helpen om te sterven is niet hetzelfde als mij doden,’ ging Rhand door. Hij was er heel goed in geworden om de stem in zijn hoofd te negeren. ‘Tenzij je van mening bent veranderd over wat je hebt gezien.’

Min stak haar handen wanhopig de lucht in. ik zag wat ik zag, en het is zoals ik het je gezegd heb, maar de Doemkrocht mag me verslinden als ik verschil zie. En ik begrijp niet waarom je denkt dat dat er wel is.’

‘Vroeg of laat moet ik sterven, Min,’ zei hij geduldig. Dat was hem verteld door diegenen die hij kon geloven. Om te leven, moest je sterven. Daar begreep hij nog steeds niets van, maar daarmee restte hem slechts deze ene kille waarheid. Zoals bleek uit de Voorspellingen moest hij sterven. ‘Niet gauw, hoop ik. Dat ben ik niet van plan. Het spijt me, Min. Ik had je nooit aan me mogen binden.’ Maar hij was niet sterk genoeg geweest om haar te weigeren, en evenmin om haar weg te sturen. Hij was te zwak voor wat er gebeuren moest. Hij moest de winter indrinken, tot hij het hart van de winter tot iets gemaakt had wat op Zonnedag leek.

‘Als je het niet gedaan had, hadden we je vastgebonden en het toch gedaan.’ Hij besloot dat het maar beter was om niet te vragen of dat dan verschilde met wat Alanna had gedaan. Zij zouden dat zeker verschillend vinden. Ze ging op haar knieën op het bed zitten en hield zijn gezicht tussen haar handen. ‘Luister naar me, Rhand Altor. Ik laat je niet doodgaan. En als je dat toch lukt, alleen maar om me dwars te zitten, dan volg ik je en haal ik je terug.’ Ineens spoelde er een stroom van plezier door alle ernst in zijn hoofd. Haar stem klonk gemaakt streng. ‘En dan breng ik je hier terug om te leven. Ik laat je haren groeien tot onder aan je rug en geef je haarspelden met maanstenen.’

Hij glimlachte. Ze kon hem nog steeds laten glimlachen, ik heb nog nooit gehoord van een noodlot dat erger dan de dood was, maar ik denk dat dit er wel voor in aanmerking komt.’ Iemand klopte aan en Min bleef doodstil zitten. Zwijgend vormden haar lippen vragend Alanna’s naam. Rhand knikte. Tot zijn verbazing duwde Min hem in de kussens en wierp zich op zijn borst. Ze rolde om en hief haar hoofd op, en hij besefte dat ze probeerde zichzelf in de spiegel van de wastafel te zien. Eindelijk vond ze een geschikte houding, half op hem liggend, met haar ene hand achter zijn nek en de andere naast haar gezicht op zijn horst. ‘Binnen,’ riep ze. Cadsuane kwam de kamer in, stond stil en keek fronsend naar het mes in de deur. Ze had kunnen doorgaan voor een succesvolle koopvrouw of geldwisselaarster. Ze droeg fijne, donkergroene wol en een met bont afgezette mantel die met een zilveren speld bij de keel werd dichtgehouden. Alleen de gouden vogels, vissen, sterren en manen in haar grijze knot zouden voor beide beroepen wat al te opzichtig zijn geweest. Omdat ze haar Grote Serpent-ring niet droeg, wilde ze blijkbaar niet al te veel opvallen. ‘Zo kinderen, hebben jullie ruzie gehad?’ vroeg ze liefjes.

Rhand voelde Lews Therin als het ware stil worden; hij zat in zijn hoofd als een ineengedoken klipkat in de schaduw. Lews Therin was minstens evenzeer op zijn hoede voor die vrouw als hijzelf. Met een rood gezicht krabbelde Min overeind, waarna ze woest haar rok gladstreek. ‘Je zei dat zij het was!’ zei ze beschuldigend, net toen Alanna binnenkwam. Cadsuane sloot de deur. Alanna keek even naar Min en zette haar uit haar gedachten. Ze schonk Rhand alle aandacht en slingerde zonder haar donkere ogen van hem af te wenden haar mantel over een stoel. Haar handen hielden haar donkergrijze rok vast. Ook zij droeg haar gouden Aes Sedai-ring niet. Zodra haar ogen op hem vielen, flitste er vreugde door de binding. De rest was er nog steeds, de zenuwachtigheid, de woede, maar op vreugde had hij niet gerekend!

Hij bleef gewoon liggen, pakte de fluit en speelde er wat mee. ‘Had ik verbaasd moeten zijn om jou hier te zien, Cadsuane? Je duikt naar mijn smaak te veel op als ik je niet wil zien. Wie heeft jou Reizen geleerd?’ Dat moest het zijn. Het ene ogenblik was Alanna een vaag gevoel aan de rand van zijn gedachten, en meteen erna kwam ze met volle kracht in zijn hoofd tot leven. Eerst had hij gedacht dat ze had geleerd hoe ze moest Reizen, maar nu hij Cadsuane zag, wist hij wel beter.

Alanna’s mond verstrakte en zelfs Min keek afkeurend. Door de binding voelde hij Mins emoties op en neer gaan, terwijl Alanna’s gevoelens boosheid vermengd met verrukking uitdrukten. Waarom voelde Alanna vreugde?

‘Nog steeds niet meer manieren dan een geit, merk ik,’ zei Cadsuane droog, ik vind niet, knaap, dat ik jouw toestemming nodig heb om mijn geboorteplaats te bezoeken. En wat dat Reizen betreft, het gaat jou niet aan waar of wanneer ik iets geleerd heb.’ Ze maakte haar mantel los en stak de speld in haar riem. Ze vouwde de mantel over een arm alsof dat belangrijker was dan Rhand. Er sloop iets van ergernis in haar stem. ‘Je hebt me opgezadeld met een hoop reisgenoten. Alanna moest je eenvoudig zien, en alleen een hart van steen kon haar weigeren. En Sorilea zei dat sommigen die zich aan jou verbonden hadden, nergens goed voor waren, tenzij ze met Alanna mee konden, en dus eindigde het ermee dat ik Nesune, Sarene, Erian, Beldeine en Elza ook heb meegebracht. Om nog maar te zwijgen van Harine, haar zuster en haar zwaardmeester. Ze wist niet of ze flauw moest vallen, moest schreeuwen of iemand moest bijten toen ze erachter kwam dat Alanna jou ging zoeken. Plus die drie in zwarte mantels geklede vrienden van je. Ik weet niet hoe graag ze je willen zien, maar ook zij zijn nu hier. Nu we je gevonden hebben, kan ik de zusters en het Zeevolk naar je toesturen, zodat jij de zaken met hen kunt regelen.’

Rhand sprong met een onderdrukte vloek overeind. ‘Nee! Laat ze uit mijn buurt blijven!’

Cadsuanes donkere ogen vernauwden zich. ik heb je al eerder gewaarschuwd over je taal; ik doe dat niet nog eens.’ Ze keek hem nog even dreigend aan en knikte toen, alsof ze vond dat hij haar woorden ter harte had genomen. ‘Nou, waarom denk jij dat je mij kunt vertellen wat ik moet doen, knaap?’

Rhand besefte dat hij zich in een moeilijke situatie bevond. Hij kon hier geen bevelen uitvaardigen. Hij had Cadsuane nog nooit ergens kunnen bevelen. Min zei dat hij haar nodig had, dat ze hem iets noodzakelijks zou Ieren, maar daardoor was hij nog meer op z’n hoede voor haar. ik wil hier mijn zaken afhandelen en zonder opzien vertrekken,’ zei hij ten slotte. ‘Als je het hun vertelt, zorg er dan tenminste voor dat ze begrijpen dat ik ze niet bij me wil hebben tot ik echt klaar ben.’ Cadsuane trok een wenkbrauw op en wachtte, waarna hij diep ademhaalde. Waarom moest ze altijd alles zo moeilijk maken? ‘Ik zou het erg op prijs stellen als je hun niet zou vertellen waar ik ben.’ Met tegenzin, met zeer grote tegenzin voegde hij eraan toe: ‘Alsjeblieft.’ Min liet haar adem gaan alsof ze die had ingehouden.

‘Goed,’ zei Cadsuane even later. ‘Je toont goede manieren als je her probeert, zelfs al zie je eruit alsof je tanden je pijn doen. Ik denk wel dat ik jouw geheim kan bewaren, voorlopig althans. Niet iedereen weet dat je in de stad bent. O ja, ik moet je nog vertellen dat Merise Narishma heeft gebonden, Corele heeft Damer, en de jonge Hopwil is van Daigian.’ Ze zei het op een manier alsof ze het over het weer had.

Deze keer nam hij niet de moeite om zijn vloek in te houden en Cadsuanes klap ontwrichtte bijna zijn kaak. Er schemerden zwarte vlekken voor zijn ogen. Iemand hijgde.

‘Ik heb het je gezegd,’ zei Cadsuane kalm. ik waarschuw niet meer.’ Min deed een stap naar hem toe en hij schudde even met zijn hoofd.

Dat hielp om de vlekken weg te jagen. Hij wilde aan zijn kaak voelen, maar hij hief zijn handen niet op. Hij moest de greep op zijn fluit losser maken. Wat Cadsuane betrof, had het uitdelen van die klap net zo goed niet gebeurd kunnen zijn.

‘Waarom hebben Flin en de anderen de binding aanvaard?’ vroeg hij.

‘Vraag het hun wanneer je ze ziet,’ zei ze. ‘Min, ik geloof dat Alanna een tijdje met hem alleen wil zijn.’ Ze wendde zich naar de deur zonder op Mins antwoord te wachten en voegde eraan toe: ‘Alanna, ik wacht beneden in de vrouwenkamer. Maak het niet te lang. Ik wil naar de Hoogte terug. Min?’

Min keek woest naar Alanna. En naar Rhand. Toen hief ze boos de handen in de lucht en liep binnensmonds mopperend met grote stappen achter Cadsuane aan. Ze gooide de deur achter zich dicht, ik vond je leuker met je eigen haar.’ Alanna vouwde haar armen over elkaar en bekeek hem aandachtig. Boosheid en vreugde streden met elkaar in de binding, ik had gehoopt dat het beter zou gaan als ik dichterbij was, maar je ligt nog steeds als een steen in mijn hoofd. Zelfs terwijl ik hier sta, kan ik nauwelijks zeggen of je ontdaan bent of niet. Hoe dan ook, hier is het beter. Ik houd er niet van om zo lang van een zwaardhand te zijn gescheiden.’

Rhand negeerde haar en de vreugde die door de binding rimpelde. ‘Ze vroeg niet waarom ik naar Far Madding ben gekomen,’ zei hij rustig, en staarde naar de deur alsof hij Cadsuane door het hout heen kon zien. Ze zou zich dat beslist moeten afvragen. ‘Jij hebt haar gezegd dat ik hier was, Alanna. Jij móét het wel zijn. Wat is er met jouw eed gebeurd?’

Alanna haalde diep adem en het duurde even voor ze antwoordde, ik weet zeker dat Cadsuane nog niet dat om je geeft,’ snauwde ze. ik probeer me zo goed mogelijk aan die eed te houden, maar je maakt het me wel heel moeilijk.’ Haar stem werd harder en de boosheid welde sterker in de binding op. ‘Ik ben gehoorzaamheid verschuldigd aan een man die wegloopt en mij achterlaat. Hoe word ik geacht je te dienen? Belangrijker nog, wat heb je gedaan?’ Ze liep over het tapijt naar hem toe en staarde naar hem op met van woede brandende ogen. Hij was meer dan een voet langer dan zij, maar ze leek het niet te merken. ‘Je hebt iets gedaan, dat weet ik. Ik was drie dagen lang bewusteloos! Wat heb je gedaan?’

‘Ik heb besloten dat als ik gebonden word, ik het net zo lief met toestemming door iemand laat doen.’ Hij kon nog net haar hand grijpen voor die op zijn gezicht belandde. ‘Voor vandaag heb ik genoeg klappen gehad.’

Ze keek hem woedend aan en ontblootte haar tanden alsof ze hem de keel wilde doorbijten. De binding droeg nu slechts razernij over.

‘Je hebt je door iemand anders laten binden?’ snauwde ze. ‘Hoe durf je! Wie ze ook is, ik sleep haar voor een gerechtshof! Ik zorg ervoor dat ze stokslagen krijgt! Je bent van mij!’

‘Omdat je me genomen hebt, Alanna,’ zei hij koud. ‘Als andere zusters hier lucht van krijgen, zou jij weleens degene kunnen zijn die stokslagen krijgt.’ Min had hem eens verteld dat hij Alanna kon vertrouwen, en dat ze de Groene en vier andere zusters ‘in zijn hand’ had gezien. Op een vreemde manier vertrouwde hij haar inderdaad, maar ook hij was in Alanna’s hand, en dat wilde hij niet. ‘Laat me gaan en ik zal ontkennen dat het ooit gebeurd is.’ Hij had niet eens geweten dat dat mogelijk was, tot Lan hem verteld had van hemzelf en Mijrelle. ‘Laat me gaan en ik ontsla je van je eed.’ De opgezweepte woede in de binding verminderde, maar verdween nier. Haar gezicht werd kalm en ze hield haar stem in bedwang. ‘Je doet mijn pols pijn.’

Dat wist hij. Hij kon de pijn door de binding voelen. Hij liet haar los en ze wreef met meer misbaar over haar pols dan de pijn rechtvaardigde. Ze ging op een stoel zitten, sloeg haar benen over elkaar en scheen na te denken.

‘Ik heb erover gedacht om vrij van je te zijn,’ zei ze ten slotte, ik heb ervan gedroomd.’ Ze lachte wat spijtig. ‘Ik heb Cadsuane zelfs gevraagd of ik de binding aan haar door mocht geven. Een teken hoe wanhopig ik was, om zoiets te vragen. Maar als iemand je aankan, is het Cadsuane wel. Maar ze weigerde. Ze was zelfs woedend dat ik het had voorgesteld zonder jou te vragen. Maar zelfs als je ermee had ingestemd, zou ze het niet gedaan hebben.’ Ze spreidde haar handen. ‘Dus ben je van mij.’ Haar gezicht veranderde niet, maar toen ze dit zei, vlamde de vreugde opnieuw op. ‘Hoe ik je ook verworven heb, je bent mijn zwaardhand, en ik ben verantwoordelijk. Dat besef is even sterk in mij verankerd als de eed die ik gezworen heb om je te gehoorzamen. Even sterk. Dus zal ik je niet laten gaan tot ik iemand ken die jou op de juiste wijze kan aanpakken. Wie heeft jou gebonden? Als ze bekwaam is, geef ik jou aan haar.’ Alleen al de mogelijkheid dat Cadsuane zijn binding had kunnen krijgen, zorgde ervoor dat de rillingen over Rhands rug liepen. Alanna was niet in staat hem via de binding te overheersen, en hij dacht niet dat een andere zuster dat wel zou kunnen, maar met Cadsuane wilde hij geen enkel kansje wagen. Licht!

‘Waarom denk je dat Cadsuane niets om me geeft?’ vroeg hij in plaats van Alanna’s vraag te beantwoorden. Vertrouwen of geen vertrouwen, als het enigszins kon, zou nooit iemand antwoord op die vraag krijgen. Wat Elayne, Min en Aviendha hadden gedaan, werd wellicht door de wetten van de Witte Toren toegestaan, maar ze hadden meer te vrezen dan een bestraffing door andere Aes Sedai als bekend werd dat zij op die manier met hem gebonden waren. Hij ging op de rand van zijn bed zitten en draaide de fluit in zijn handen om en om. ‘Alleen maar omdat ze mijn binding weigerde? Misschien is ze minder achteloos over de gevolgen dan jij. Ze is in Cairhien naar me toegekomen, en daar had ze slechts één reden voor: de Herrezen Draak zelf. Moet ik echt geloven dat ze louter wat vrienden wilde bezoeken terwijl ik toevallig hier ben? Ze heeft je naar Far Madding gebracht zodat ze me kon vinden.’

‘Rhand, ze wilde elke dag weten waar je was,’ zei Alanna met een afwijzend gebaar, ‘maar zelfs een schaapherder in Seleisin vraagt zich volgens mij af waar jij bent. De hele wereld wil dat weten. Ik wist dat je diep in het zuiden zat en dat je dagenlang niet had gereisd. Meer niet. Toen ik eenmaal wist dat zij en Verin hierheen gingen, moest ik haar op de knieën smeken voor ze me mee wilde laten gaan. Maar ik wist niet dat je hier was tot ik door de poort in de heuvels ten noorden van de stad stapte. Tot die tijd meende ik dat ik tot halverwege Tyr zou moeten Reizen om je te vinden. Cadsuane heeft me geleerd hoe ik moet Reizen, dus denk maar niet dat je me in de toekomst zo gemakkelijk kunt ontkomen.’

Cadsuane had Alanna Reizen geleerd? Maar dat verklaarde nog steeds niet wie het Cadsuane had geleerd. Hij nam aan dat het er met toe deed. ‘En Damer en de andere twee stemden in met de binding? Of hebben de zusters hen op dezelfde manier gepakt als jij mij?’

Een vage blos kleurde haar wangen, maar haar stem klonk vast. ‘Ik heb het Merise aan Jahar horen vragen. Hij nam er twee dagen voor om het te aanvaarden, en ik heb nooit gemerkt dat ze hem onder druk zette. Ik kan niet voor de anderen spreken, maar zoals Cadsuane al zei, je kunt het hun altijd vragen. Rhand, je moet begrijpen dat die mannen bang waren om terug te gaan naar die Zwarte Toren van je.’ Haar mond vertrok bij die naam. ‘Ze waren bang dat zij de schuld zouden krijgen van de aanslag. Als ze waren gevlucht, zouden ze als verraders en weglopers opgejaagd worden. Dat bevel van jou heb je toch nog niet ingetrokken? Waar konden ze anders naartoe dan naar de Aes Sedai? En dat was maar goed ook.’ Ze glimlachte alsof ze zojuist iets heel moois had bedacht en haar stem klonk opgewonden. ‘Rhand, Damer heeft een manier gevonden om iemand die gesust is, te helen! Licht, ik kan dat woord nu zeggen zonder dat mijn tong verlamd raakt. Hij heeft Irgain, Ronaille en Sashalle geheeld. Ze hebben een eed van trouw aan jou gezworen, net als alle anderen.’

‘Wat bedoel je met alle anderen?’

‘Ik bedoel alle zusters die door de Aiel werden vastgehouden. Zelfs de Rode zusters.’ Maar toen ze dat laatste zei, klonk ze minder overtuigd. Ze plantte beide voeten op de vloer en boog zich naar hem toe, waarna haar ogen zich fel in de zijne boorden, ieder van hen heeft trouw gezworen en de straf aanvaard die je Nesune en de anderen, de eerste vijf die de eed hebben gezworen, hebt opgelegd. Cadsuane vertrouwt ze echter niet en liet niet toe dat iemand een zwaardhand meenam. Ik moet toegeven dat ik eerst twijfelde, maar ik geloof dat je hen kan vertrouwen. Ze hebben een eed aan jou gezworen. Je weet wat dat voor een zuster betekent. We kunnen geen eed breken, Rhand. Dat is onmogelijk.’

Zelfs de Roden. Hij was verrast geweest toen die eerste vijf gevangenen hem hun trouw hadden aangeboden. Elaida had ze gestuurd om hem te ontvoeren, en dat hadden ze ook gedaan. Hij was er zeker van geweest dat de ta’veren in hem dit had veroorzaakt, maar dat veranderde slechts de kans, het liet gebeuren wat anders een kans van één op een miljoen was. Het was moeilijk te geloven dat een Rode zuster onder welke omstandigheden dan ook trouw zou zweren aan een geleider.

‘Je hebt ons nodig, Rhand.’ Ze stond op en het leek alsof ze wilde gaan ijsberen, maar ze bleef staan en keek hem strak aan. Haar handen streken haar rok glad alsof ze niet wist wat die deden. ‘Je hebt de steun van de Aes Sedai nodig. Zonder die steun zul je elk land moeten veroveren, en daar ben je tot dusver nog niet al te succesvol in geweest. De opstand in Cairhien mag dan volgens jou voorbij zijn, maar niet iedereen staat te juichen dat Dobraine daar tot Stedehouder is benoemd. Een groot aantal zou best kunnen overlopen naar Toram Riatin, als die weer opdaagt. Hoogheer Darlin zit veilig in de Steen, hebben we gehoord, en is aangekondigd als jouw Stedehouder in Tyr, maar de opstandelingen zijn niet uit Haddon Mir teruggestroomd om hem steun te betuigen. En wat Andor betreft, Elayne Trakand zegt dan wel dat ze je zal steunen als ze eenmaal de troon heeft bestegen, maar ze heeft jouw soldaten uit Caemlin weten te krijgen, en ik ga belletjes in de Verwording dragen als ze die in Andor laat zitten als ze eenmaal de troon bestijgt. De zusters kunnen je helpen. Elayne zal naar ons luisteren. De opstandelingen in Cairhien en Tyr zullen luisteren. De Witte Toren heeft drieduizend jaar lang oorlogen voorkomen en opstanden beëindigd. Het verdrag waarover Rafela en Merana met Harine hebben onderhandeld, staat jou wellicht niet aan, maar ze kregen alles waar je om gevraagd had. Licht, man, laat ons helpen!’

Rhand knikte langzaam. Dat de Aes Sedai hem trouw gezworen hadden, had slechts een manier geleken om mensen onder de indruk te laten raken van zijn macht. De vrees dat de zusters hem zouden gebruiken voor hun eigen doeleinden had hem blind gemaakt voor al het andere. Hij vond het niet prettig dat te moeten toegeven. Hij was een dwaas geweest.

Een man die iedereen vertrouwt, is een dwaas, zei Lews Therin, en een man die niemand vertrouwt, is dat ook. We zijn allemaal dwazen, als we lang genoeg leven. Hij klonk bijna verstandig. ‘Ga terug naar Cairhien,’ zei hij. ‘Zeg tegen Rafela en Merana dat ze voor mij de opstandelingen in Haddon Mir benaderen. Laat ze Bera en Kiruna meenemen.’ Dit was het viertal, naast Alanna, van wie Min gezegd had dat hij ze kon vertrouwen. Wat had ze gezegd over de vijf anderen die Cadsuane had meegebracht? Dat elk van hen hem op haar eigen manier van dienst zou zijn. Dat was niet goed genoeg, nog niet. ik wil Darlin Sisnera als mijn plaatsvervanger en ik wil dat de wetten die ik heb uitgevaardigd, van kracht blijven. Over al het andere kunnen ze vrijelijk onderhandelen, zolang ze de opstand maar beëindigen. Daarna... wat is er?’

Alanna’s gezicht betrok en ze was op haar stoel geploft. ‘Alleen maar dat ik helemaal hierheen gekomen ben en dat je me meteen weer wegstuurt. Het zal wel het beste zijn, met het meisje hier.’ Ze zuchtte. ‘Je hebt geen idee wat ik in Cairhien heb doorgemaakt, toen ik de binding net genoeg kon afschermen om ervoor te zorgen dat jullie nachtelijke... gedoe mij niet de hele nacht wakker hield. Dat is veel moeilijker dan het helemaal af te schermen, maar ik wil de binding met mijn zwaardhanden liever niet geheel loslaten. Maar teruggaan naar Cairhien zal bijna net zo erg zijn.’ Rhand schraapte zijn keel. ‘Dat is wat ik wil dat je doet.’ Vrouwen, zo had hij ervaren, praatten over sommige zaken veel openhartiger dan mannen, maar het schokte hem nog steeds als ze het deden. Hij hoopte maar dat Elayne en Aviendha ook de binding afschermden als hij met Min vree. Als hij en Min in bed lagen, was zij voor hem de enige, net zoals het met Elayne gegaan was. Hij wilde het er beslist niet met Alanna over hebben. ‘Tegen de tijd dat je in Cairhien klaar bent, kan ik dat hier ook zijn. Zo niet, dan kom je hier weer heen. Maar je moet uit de buurt blijven tot ik anders zeg.’ Zelfs met dat voorbehoud bloeide de vreugde opnieuw in haar op.’

‘Je gaat me niet vertellen wie je gebonden heeft, hè?’ Hij schudde zijn hoofd en ze zuchtte. ‘Dan kan ik maar beter gaan.’ Ze stond op, greep haar mantel en legde die over haar arm. ‘Cadsuane is ongeduldig. Sorilea heeft haar op het hart gedrukt om als een moederkloek over ons te waken, en dat doet ze. Op haar manier.’ Bij de deur bleef ze stilstaan voor een laatste vraag. ‘Waarom ben je hier, Rhand? Cadsuane zal het misschien een zorg zijn, maar mij niet. Ik zal het geheimhouden als je dat wilt. Ik kon nooit langer dan een paar dagen in een stedding blijven. Waarom wil je hier blijven, op een plaats waar je de Bron niet eens kunt voelen?’

‘Dat is misschien niet zo slecht voor me,’ loog hij. Hij besefte dat hij het haar kon vertellen, dat ze het geheim zou houden. Maar zij zag hem als haar zwaardhand, en ze was een Groene zuster. Ondanks alle uitleg zou ze hem nooit alleen de strijd laten aangaan, maar in Far Madding kon ze zich niet beter verdedigen dan Min, misschien zelfs nog wel minder. ‘Ga, Alanna. Ik heb al genoeg tijd verspild.’ Toen ze eenmaal weg was, ging hij weer met zijn rug tegen de muur zitten en trommelde met de vingertoppen op de fluit. Maar hij dacht na in plaats van te spelen. Min had gezegd dat hij Cadsuane nodig had, maar Cadsuane stelde geen belang in hem, behalve als een rariteit. Een rariteit met slechte manieren. Hij moest ergens haar nieuwsgierigheid zien te prikkelen. Hoe moest hij dat in Lichtsnaam aanpakken?

Op de binnenplaats van Aleis’ paleis worstelde Verin zich met enige moeite uit de draagstoel. Ze had gewoon niet het lichaam voor die dingen, maar het was in Far Madding de snelste manier om ergens te komen. Vroeg of laat liep elke koets vast in de menigte, en met een koets kon ze niet op alle plekken komen waar ze naartoe wilde. De vochtige wind die over het meer naar de stad werd geblazen, werd kouder toen de schemering overging in de nacht. De wind speelde met haar mantel terwijl ze twee zilveren penners uit haar beurs pakte en aan de dragers gaf. Ze werd uiteraard niet geacht zoiets te doen, omdat de dragers Aleis’ knechten waren, maar dat kon Eadwina niet weten. De dragers mochten geen geld aannemen, maar het zilver verdween in een oogwenk in hun jas, en de jongste van het stel, een knappe kerel van middelbare leeftijd, maakte zelfs een zwierige buiging alvorens de draagstoel weer op te pakken en in de richting van de stallen te verdwijnen. Verin zuchtte. Een man van middelbare leeftijd. Het had niet lang geduurd voor ze het gevoel kreeg nooit uit Far Madding te zijn weggegaan. Daar moest ze voorzichtig mee zijn. Het kon gevaarlijk zijn, zeker als Aleis of de anderen haar dekmantel doorzagen. Ze vermoedde dat het bevel aangaande Verin Matwins verbanning nooit herroepen was. Far Madding hield het stil als een Aes Sedai de wet overtrad, maar de raadsleden hadden geen reden om Aes Sedai te vrezen. Daarnaast had de Toren zo haar eigen redenen om te zwijgen over die zeldzame gelegenheden dat een zuster voor een gerechtelijke geseling aan de schandpaal stond. Ze was niet van plan om de volgende te zijn over wie de Toren zou zwijgen.

Het paleis van Aleis kon uiteraard niet in de schaduw staan van het Zonnepaleis of het koninklijke paleis van Andor, of enig ander paleis. Her was Aleis’ eigendom en was niet gekoppeld aan haar functie als Eerste Raadsvrouwe. Aan beide kanten van het paleis stonden grotere en kleinere landhuizen naast elkaar, allemaal omgeven door een hoge muur. Behalve aan het eind, waar de Hoogte lag. Deze plek, die hoog en steil boven het water oprees, was de enige plek op het eiland die op een heuvel leek. Het paleis van Aleis was echter niet klein. De Barsalla-vrouwen handelden al in koopwaar en politiek toen de stad nog Fel Moreina heette. Het Barsalla-paleis werd op beide verdiepingen omringd door wandelgangen tussen hoge zuilen, en het witmarmeren vierkante gebouw nam de ommuurde grond bijna helemaal in beslag.

Ze trof Cadsuane aan in een zitkamer die een mooi uitzicht over het meer zou hebben geboden als de gordijnen niet gesloten waren geweest om de warmte van het haardvuur binnen te houden. Cadsuane zat met haar naaimandje op een tafeltje naast de marmeren schouw kalm op haar borduurraam te werken. Ze was niet alleen. Verin legde haar mantel over de rug van een stoel, ging op een andere zitten en wachtte.

Elza keek nauwelijks naar haar. De Groene zuster, die gewoonlijk een aardig gezicht had, stond voor Cadsuane. Met haar rode gezicht en boze ogen zag ze er opgewonden uit. Naar andere zusters toe was Elza zich altijd heel goed van haar rang bewust, misschien zelfs wel te veel. Om Verin te negeren, laat staan ruzie te maken met Cadsuane, moest ze behoorlijk opgewonden zijn. ‘Hoe kon je haar laten gaan?’ wilde ze van Cadsuane weten. ‘Hoe kunnen we hem zonder haar vinden?’ Aha, dat was het dus.

Cadsuane hield haar hoofd over het borduurraam gebogen en bleef met haar naald kleine steekjes maken. ‘Je kunt wachten tot ze terugkeert,’ zei ze kalm.

Elza’s handen balden zich langs haar zijden tot vuisten. ‘Hoe kun je zo onverschillig doen?’ riep ze. ‘Het gaat om de Herrezen Draak! Deze plek kan een dodelijk val voor hem zijn! Je moet...’ Ze klemde haar kaken op elkaar toen Cadsuane een vinger ophief. Dat was alles, maar voor Elza was het genoeg.

‘Ik heb je preek nu lang genoeg moeten dulden, Elza. Je kunt gaan. Nu!’

Elza aarzelde, maar had weinig keus. Haar gezicht was nog steeds rood toen ze een kniks maakte en daarbij haar donkergroene rok in haar vuisten vastgreep. Zonder verder te dralen liep ze met nijdige stappen de zitkamer uit.

Cadsuane legde het borduurraam op haar schoot en leunde achteruit. ‘Wil je wat thee voor me inschenken, Verin?’ Verin schrok op. Cadsuane had niet één keer in haar richting gekeken. ‘Natuurlijk, Cadsuane.’ Op een zijtafeltje stond een bewerkte zilveren theekan op een draaistel met vier pootjes. Gelukkig was de thee nog warm. ‘Was het verstandig om Alanna te laten gaan?’ vroeg ze.

‘Ik kon haar moeilijk tegenhouden zonder de jongen meer te laten weten dan zou moeten, nietwaar?’ antwoordde Cadsuane droogjes. Verin nam de tijd om de thee in een porseleinen kom te schenken. Het was wel geen Zeevolkporselein, maar wel heel dun. ‘Heb je enig idee waarom hij uitgerekend naar Far Madding is gekomen? Ik verslikte me bijna toen het bij me opkwam dat deze plaats de reden kon zijn waarom hij niet meer rondreist. Als het om iets gevaarlijks gaat, moeten we misschien proberen hem tegen te houden.’

‘Verin, hij mag alles doen wat hij wil, zolang hij maar in leven blijft voor Tarmon Gai’don. En zolang ik maar lang genoeg aan zijn zijde kan staan om hem opnieuw te leren lachen en huilen.’ Ze sloot haar ogen en wreef met haar vingertoppen over haar slapen. ‘Hij verandert in steen, Verin, en als hij niet opnieuw leert dat hij menselijk is, zal het winnen van de Laatste Slag misschien weinig beter zijn dan hem verliezen. Dat meisje Min heeft hem verteld dat hij me nodig heeft; zoveel heb ik uit haar gekregen zonder haar achterdocht te wekken. Maar ik moet wachten tot hij naar mij toe komt. Je ziet hoe hij over Alanna en de anderen heen walst. Het zal al moeilijk genoeg zijn om hem iets bij te brengen. Hij vecht tegen goede raad, hij denkt dat hij alles in zijn eentje moet doen, alles in z’n eentje moet leren, en als ik hem niet uitdaag, leert hij helemaal niets.’ Haar handen zakten omlaag op het borduurraam, ik schijn vanavond in een mededeelzame bui te zijn. Ongebruikelijk. Als je er ooit aan toekomt om die thee in te schenken, zal ik misschien nog wat mededeelzamer worden.’

‘O, natuurlijk.’ Haastig schonk Verin een tweede kom vol en liet het kleine flesje ongeopend weer in haar buidel glijden. Het was goed dat ze uiteindelijk op Cadsuane kon rekenen. ‘Gebruik je honing?’ vroeg ze, en legde een heleboel verwarring in haar stem. ik vergeet het steeds weer.’

Загрузка...