45 Een hereniging

Elayne werd wakker in haar bed, met dikke ogen van de slaap. ‘Egwene?’ vroeg ze versuft. ‘Wat?’

De laatste herinneringen van de droom losten op als honing in warme thee, maar Egwenes woorden bleven stevig in Elaynes hoofd zitten. Het serpent is gevallen, had Egwene haar in gedachten laten weten. Je broer is tijdig teruggekeerd.

Elayne ging opgelucht rechtop zitten. Ze had de hele nacht geprobeerd voldoende te geleiden om haar droom-ter’angreaal te laten werken, maar tevergeefs. Toen ze ontdekte dat Birgitte Gawein had weggestuurd – terwijl Elayne in bed lag, woest omdat het haar niet lukte de bespreking met Egwene bij te wonen – was ze ziedend geweest. Nou, Mesaana was verslagen, kennelijk. En wat was dat over haar broer? Ze glimlachte. Misschien hadden Egwene en hij hun problemen opgelost.

Er piepte ochtendlicht tussen de gordijnen door. Elayne ging achteroverzitten en voelde de krachtige warmte die door de binding met Rhand was gekomen. Licht, wat was het een heerlijk gevoel. Zodra ze dat was gaan voelen, was het wolkendek boven Andor gebroken. De proef met de Draken was ongeveer een week geleden, en ze had alle klokkengieters in het land aan de vervaardiging ervan gezet. Tegenwoordig hoorde je een doorlopend geluid in Caemlin: een herhaald gebulder terwijl leden van de Bond met de nieuwe wapens oefenden in de heuvels buiten de stad. Tot nog toe liet ze maar enkele stuks van de wapens gebruiken voor oefeningen; de verschillende groepen losten elkaar daarbij af. Ze had het grootste aantal opgeslagen in een geheim pakhuis in Caemlin, voor de zekerheid. Ze dacht weer aan die droomboodschap en hongerde naar bijzonderheden. Nou ja, Egwene zou uiteindelijk waarschijnlijk wel een boodschapper door een Poort sturen.

De deur ging op een kiertje open en Melfane keek naar binnen. ‘Majesteit?’ vroeg de kleine vrouw met het ronde gezicht, is alles goed? Ik dacht dat ik een kreet van pijn hoorde.’ Op de dag dat ze Elayne niet langer verbood haar bed uit te komen, had de vroedvrouw besloten in de voorkamer bij Elaynes slaapkamer te overnachten om een oogje op haar te houden.

‘Dat was een kreet van vreugde, Melfane,’ zei Elayne. ‘Een begroeting van de schitterende morgen die ons komt bezoeken.’ Melfane fronste haar voorhoofd. Elayne probeerde zich vrolijk te gedragen als die vrouw erbij was, om haar ervan te doordringen dat nog meer bedrust niet nodig was, maar misschien was dat laatste een beetje te veel geweest. Elayne wilde niet de indruk wekken dat ze gemaakt vrolijk deed. Zelfs al was het zo. Onuitstaanbaar mens. Melfane liep naar binnen en opende de gordijnen; zonlicht was goed voor een zwangere vrouw, had ze gezegd. Een deel van haar behandeling van Elayne bestond er de laatste tijd uit dat ze in bed moest zitten met de dekens aan het voeteneind, om het lentezonnetje haar huid te laten bakken. Terwijl Melfane langskwam, voelde Elayne een lichte trilling vanbinnen. ‘O! En nog één. Ze schoppen, Melfane! Kom voelen!’

‘Dat zal ik nog niet kunnen voelen, Majesteit. Pas als het sterker is.’ Ze begon aan de gewone, dagelijkse gang van zaken. Luisteren naar Elaynes hartslag, en vervolgens die van de zuigeling. Melfane wilde nog steeds niet geloven dat het een tweeling was. Daarna onderzocht ze Elayne en porde in haar, voerde alle proeven uit op haar geheimzinnige lijst van ergerlijke en beschamende dingen die je bij een vrouw kon doen.

Eindelijk zette Melfane haar handen in haar zij en keek naar Elayne, die haar nachthemd dichtknoopte, ik denk dat u zich de laatste tijd te zeer hebt ingespannen. Ik wil dat u zorgt voor voldoende rust. De dochter van mijn nicht Tess heeft nog geen twee jaar geleden een kind gebaard dat amper ademhaalde. Het Licht zij dank dat het kind het overleefde, maar die vrouw was tot laat het jaar daarvoor op het land blijven werken en had niet goed gegeten. Stelt u zich voor! Zorg goed voor uzelf, mijn koningin. Uw kindertjes zullen u er dankbaar om zijn.’

Elayne knikte en ontspande zich. ‘Wacht!’ zei ze, en ze ging rechtop zitten. ‘Kindertjes?’

‘Ja,’ zei Melfane, terwijl ze naar de deur liep. ‘Ik hoor twee hartjes, heel duidelijk. Ik snap niet hoe u het wist.’

‘Je hebt de hartjes gehoord!’ riep Elayne uitgelaten uit. ‘Ja, ze zijn er, zo zeker als de zon.’ Melfane schudde haar hoofd en vertrok nadat ze Naris en Sephanie naar binnen had gestuurd om haar aan te kleden en haar haren te borstelen. Elayne onderging dat alles in een staat van stomme verwondering. Melfane geloofde het! Ze kon maar niet ophouden met glimlachen. Een uur later nam ze plaats in haar kleine zitkamer, alle vensters open gegooid om het zonlicht binnen te laten, en dronk warme geitenmelk. Meester Norrij kwam binnen op lange, stakige benen, met toefjes haar die uitstaken achter zijn oren, een lang en spits gezicht en zijn leren map onder zijn arm. Hij werd vergezeld door Dyelin, die meestal niet bij de ochtendvergadering aanwezig was. Elayne trok haar wenkbrauw naar de vrouw op.

‘Ik heb de inlichtingen waarom je had gevraagd, Elayne,’ zei Dyelin, die wat thee voor zichzelf inschonk. Vandaag was het wolkbessen-thee. ik hoor dat Melfane hartslagen heeft gehoord?’

‘Dat klopt, ja.’

‘Mijn gelukwensen, Majesteit,’ zei meester Norrij. Hij opende zijn map en begon zijn papieren uit te spreiden op de hoge, smalle tafel naast haar stoel. Hij ging maar zelden zitten in Elaynes gezelschap. Dyelin nam een van de andere behaaglijke stoelen bij de haard. Welke inlichtingen had Elayne aan haar gevraagd? Ze herinnerde zich niet dat ze om iets specifieks had gevraagd. Die vraag leidde haar af terwijl Norrij de dagelijkse verslagen over de verschillende legers in de omgeving behandelde. Er was een lijst van schermutselingen tussen groepen huurlingen.

Hij had het ook over voedselproblemen. Ondanks het feit dat de Kinsvrouwen Poorten maakten naar Rhands landgoederen in het zuiden om proviand te halen – en ondanks de onverwachte voedselvoorraden die in de stad waren ontdekt – begon het voedsel in Caemlin op te raken.

‘En uiteindelijk over onze eh, gasten,’ zei Norrij. ‘Er zijn boodschappers aangekomen met de verwachte antwoorden.’ Geen van de drie Huizen waarvan leden waren gevangengenomen, kon zich losgeld veroorloven. Ooit hadden de landgoederen van Arwan, Sarand en Marne tot de productiefste en uitgebreidste in Andor behoord; maar nu waren ze nooddruftig en waren de schatkisten leeg en de akkers kaal. En Elayne had twee van die Huizen van hun leiders beroofd. Licht, wat een puinhoop! Norrij ging verder. Ze had een brief ontvangen van Talmanes, die beloofde meerdere compagnieën soldaten van de Bond van de Rode Hand naar Cairhien te verplaatsen. Ze vroeg Norrij om een schrijven met haar zegel te sturen, om de soldaten het gezag te verlenen ‘hulp te bieden en de orde te herstellen’. Dat was natuurlijk onzin. Er hoefde geen orde te worden hersteld. Maar als Elayne ooit een greep wilde doen naar de Zonnetroon, zou ze enkele voorbereidende stappen in die richting moeten ondernemen. ‘Dit is wat ik wilde bespreken, Elayne,’ zei Dyelin toen Norrij zijn papieren begon te verzamelen en ze overdreven zorgvuldig schikte. Het Licht mocht hen bijstaan als een van die kostbare bladzijden scheurde of er een vlek op kwam.

‘De situatie in Cairhien is... ingewikkeld,’ vervolgde Dyelin. ‘Wanneer niet?’ vroeg Elayne zuchtend. ‘Heb je inlichtingen over het politieke klimaat daar?’

‘Het is een puinhoop,’ antwoordde Dyelin eenvoudig. ‘We moeten bespreken hoe je het bestuur van twee landen gaat aanpakken, een ervan in afwezigheid.’

‘We hebben Poorten,’ zei Elayne.

‘Dat is waar. Maar je móét een manier vinden om de Zonnetroon te bestijgen zonder dat je de indruk wekt dat Andor Cairhien annexeert. De adel daar zal je misschien als koningin aanvaarden, maar alleen als ze zichzelf als gelijken zien van de Andoranen. Anders zal hun gekonkel, zodra je even je hielen licht, groeien als gist in een kom warm water.’

‘Ze zullen ook gelijk zijn aan de Andoranen,’ benadrukte Elayne. ‘Zij zullen het niet zo zien als je er met je legers naartoe gaat,’ zei Dyelin. ‘De Cairhienin zijn trotse mensen. De gedachte dat ze veroverd zijn en onder de Kroon van Andor vallen...’

‘Ze hebben ook onder de macht van Rhand geleefd.’

‘Met alle eerbied, Elayne,’ zei Dyelin. ‘Hij is de Herrezen Draak. Jij niet.’

Elayne fronste haar voorhoofd, maar wat moest ze daartegen inbrengen?

Meester Norrij schraapte zijn keel. ‘Majesteit, vrouwe Dyelins raad komt niet voort uit loze gissingen. Ik eh, heb dingen gehoord. Wetend van uw belangen in Cairhien...’ Hij was beter geworden in het verzamelen van informanten. Ze zou nog wel eens een echte meester der verspieders van hem maken!

‘Majesteit,’ vervolgde Norrij, nu op gedempte toon, ‘volgens de geruchten komt u zeer binnenkort de Zonnetroon opeisen. Er wordt al gesproken over een opstand tegen u. Loze kletspraat, naar mijn overtuiging, maar...’

‘De Cairhienin konden Rhand Altor als keizer beschouwen,’ zei Dyelin. ‘Niet als buitenlandse koning. Dat is iets anders.’

‘Nou, we hoeven geen legers te verplaatsen om de Zonnetroon in handen te krijgen,’ zei Elayne peinzend.

‘Ik... ben daar nog niet zo zeker van, Majesteit,’ antwoordde Norrij. ‘De geruchten zijn vrij alomtegenwoordig. Het schijnt dat zodra de Draak aankondigde dat u de troon zou krijgen, enkele elementen in het land – heel fijnzinnig – zijn begonnen met pogingen om dat te voorkomen. Vanwege die geruchten zijn veel mensen bang dat u de titels van de Cairhiense edelen zult afpakken en die aan Andoranen zult geven. Anderen beweren dat u alle Cairhienin zult degraderen tot een ondergeschikt burgerschap.’

‘Onzin,’ zei Elayne. ‘Dat is gewoonweg belachelijk!’

‘Natuurlijk,’ beaamde Norrij. ‘Maar er zijn vele geruchten. Die hebben de neiging om te eh, groeien als smoorkruid. Het gevoel overheerst.’

Elayne knarsetandde. De wereld begon snel een plek te worden voor mensen met sterke bondgenootschappen, verbonden door bloed zowel als papier. Zij had van alle koninginnen in meerdere generaties de beste mogelijkheid om Cairhien en Andor te verenigen. ‘Weten we wie die geruchten is begonnen?’

‘Dat is heel lastig vast te stellen, vrouwe,’ zei Norrij. ‘Wie zal er het meest bij winnen?’ vroeg Elayne. ‘Dat is de eerste plek waar we naar de bron moeten zoeken.’ Norrij keek naar Dyelin.

‘Er zullen een heleboel mensen bij kunnen winnen,’ antwoordde Dyelin, roerend in haar thee. ik vermoed dat degenen die de grootste kans hebben de troon zelf te bestijgen er het meest bij te winnen hebben.’

‘De edelen die zich hebben verzet tegen Rhand,’ gokte Elayne. ‘Mogelijk,’ zei Dyelin. ‘Maar misschien ook niet. De sterkste van de opstandige elementen hebben veel aandacht gekregen van de Draak, en velen van hen zijn inmiddels bijgedraaid of gebroken. Dus zijn bondgenoten – die hij het meest vertrouwde, of die hem de meeste trouw beloofden – zijn de waarschijnlijkste verdachten. Dit is immers wél Cairhien.’

Daes Dae’mar. Ja, het zou logisch zijn als Rhands bondgenoten zich verzetten tegen haar troonsbestijging. Degenen die in de gunst waren gekomen bij Rhand zouden ook gunstelingen zijn voor de troon, mocht Elayne onbekwaam blijken. Maar die mensen zouden hun eigen kansen ook al hebben ondermijnd door trouw te zweren aan een buitenlandse leider.

‘Ik zou denken,’ zei Elayne peinzend, ‘dat de mensen die de meeste kans hebben op de troon, de lieden in het midden zijn. Iemand die zich niet tegen Rhand heeft verweerd en dus ook zijn gramschap niet over zich heeft afgeroepen. Maar tegelijkertijd iemand die hem niet al te hartgrondig steunde; iemand die kan worden beschouwd als vaderlandslievend, die met tegenzin naar voren kan stappen en de macht kan overnemen als ik faal.’ Ze keek de andere twee aan. ‘Bezorg me de namen van iedereen die onlangs sterk aan invloed heeft gewonnen, een edele of vrouwe die aan die voorwaarden voldoet.’ Dyelin en meester Norrij knikten. Uiteindelijk zou ze waarschijnlijk een sterker netwerk van ogen-en-oren moeten opbouwen, aangezien geen van deze twee echt geschikt was om daar leiding aan te geven. Norrij was te opzichtig, en hij had al genoeg werk aan zijn andere taken. Dyelin was... Eigenlijk wist Elayne niet zeker wat Dyelin was. Ze was Dyelin veel verschuldigd, en de vrouw scheen zich te hebben opgeworpen als een soort vervangende moeder voor Elayne. Een stem van ervaring en wijsheid. Maar uiteindelijk zou Dyelin een paar stapjes achteruit moeten doen. Ze konden het zich geen van beiden veroorloven als de mensen zouden denken dat Dyelin de werkelijke macht achter de troon was.

Maar Licht! Wat zou ze zonder Dyelin zijn begonnen? Elayne moest zich vermannen bij een plotseling overstelpend gevoel. Bloed en bloedas, wanneer kwam ze nu eens over die stemmingswisselingen heen? Een koningin mocht niet om het minste of geringste gaan huilen!

Elayne depte haar ogen. Dyelin hield wijselijk haar mond. ‘Dit zal het beste zijn,’ zei Elayne vastberaden, om de aandacht af te leiden van haar verraderlijke ogen. ik ben nog steeds ongerust over die invasie.’

Dyelin zei daar niets op. Ze geloofde niet dat Chesmal had gedoeld op een specifieke invasie in Andor; ze dacht dat de Zwarte zuster het had gehad over de intocht van Trolloks in de Grenslanden. Birgitte vatte het nieuws ernstiger op en plaatste meer soldaten langs de Andoraanse grenzen. Toch zou Egwene heel graag het bestuur over Cairhien willen hebben. Als er Trolloks naar Andor kwamen, dan zou haar zusterrijk een van de wegen kunnen zijn waarover ze reisden.

Voordat ze het gesprek konden voortzetten ging de deur naar de gang open, en Elayne zou van schrik zijn opgesprongen als ze niet had aangevoeld dat het Birgitte was. De Zwaardhand klopte nooit. Ze beende naar binnen met een zwaard in de hand en haar broek in kniehoge zwarte laarzen gestopt. Vreemd genoeg werd ze gevolgd door twee in mantels gehulde gestalten, hun gezicht verborgen onder hun kap. Norrij stapte achteruit en drukte zijn hand tegen zijn borst bij dit ongehoorde vertoon. Iedereen wist dat Elayne geen bezoek wilde ontvangen in de kleine zitkamer. Als Birgitte mensen hierheen bracht...

‘Mart?’ gokte Elayne.

‘Niet bepaald,’ zei een bekende stem, ferm en helder. De grootste van de twee gestalten liet zijn kap zakken en onthulde een knap en mannelijk gezicht. Hij had een vierkante kaak en priemende ogen die Elayne zich nog goed herinnerde uit haar jeugd; meestal als hij haar betrapte terwijl ze iets stouts deed.

‘Galad,’ zei Elayne, verbaasd om de warmte die ze voor haar halfbroer voelde. Ze stond op en stak beide handen naar hem uit. Het grootste deel van haar jeugd was ze om uiteenlopende redenen vaak boos op hem geweest, maar het was fijn om hem te zien, in leven en gezond. ‘Waar heb jij gezeten?’

‘Ik was op zoek naar de waarheid,’ antwoordde Galad met een keurige buiging, maar hij pakte haar handen niet vast. Hij kwam overeind en keek opzij, ik heb iets gevonden wat ik niet had verwacht. Zet je schrap, zuster.’

Elayne fronste toen de tweede, kleinere gestalte haar kap liet zakken. Het was haar moeder.

Ze zoog haar adem naar binnen. Zij was het echt! Dat gezicht, dat gouden haar. Die ogen die zo vaak naar Elayne hadden gekeken als kind, om haar te beoordelen en in te schatten; niet enkel zoals een moeder haar kind bekeek, maar als een koningin die haar opvolgster inschatte. Elayne voelde haar hart tekeergaan. Haar moeder. Haar moeder lééfde nog. Morgase leefde nog.

De koningin leefde nog.

Morgases blik kruiste die van Elayne en toen – hoe merkwaardig -keek Morgase omlaag. ‘Majesteit,’ zei ze met een knicks, nog steeds bij de deur staand.

Elayne beheerste haar gedachten, beheerste haar paniek’. Ze was de koningin, of ze zóú koningin zijn geworden, of... Licht! Ze had de troon bestegen en was minimaal de Erfdochter. Maar nu kwam haar moeder terug uit de dóód?

‘Ga toch zitten,’ hoorde Elayne zichzelf zeggen, gebarend naar een stoel naast Dyelin. Het deed Elayne goed om te zien dat Dyelin de schok niet beter scheen te verwerken dan zij. Ze zat met haar hand om haar theekom geklemd, met witte knokkels en uitpuilende ogen. ‘Dank u, Majesteit,’ zei Morgase, die naar voren kwam. Galad liep mee en legde geruststellend zijn hand op Elaynes schouder. Toen haalde hij een stoel op aan de andere kant van de kamer. Morgases toon was behoudender dan Elayne zich herinnerde. En waarom bleef ze Elayne Majesteit noemen? De koningin was in het geheim gekomen, met een kap op. Elayne keek naar haar moeder en legde de puzzelstukken aaneen terwijl ze ging zitten. ‘Je hebt de troon afgestaan, zeker?’ Morgase knikte statig.

‘O, het Licht zij dank,’ zei Dyelin, die diep zuchtte en haar hand tegen haar borst drukte, ik wil je niet beledigen, Morgase. Maar heel even stelde ik me een oorlog voor tussen Trakand en Trakand!’

‘Zo ver zou het niet zijn gekomen,’ wierp Elayne tegen, bijna op hetzelfde ogenblik dat haar moeder iets gelijksoortigs zei. Hun blikken kruisten, en Elayne stond zichzelf een glimlach toe. ‘We zouden een... werkbare regeling hebben getroffen. Dit is wel afdoende, hoewel ik me beslist verwonder over de omstandigheden van die gebeurtenis.’

‘Ik werd vastgehouden door de Kinderen van het Licht, Elayne,’ zei Morgase. ‘De oude Pedron Nial was in de meeste opzichten een heer, maar zijn opvolger was dat niet. Ik wilde niet dat ze me tegen Andor gebruikten.’

‘Stomme Witmantels,’ mompelde Elayne binnensmonds. Licht, ze hadden dus toch de waarheid gesproken in die brief waarin ze beweerden Morgase gevangen te houden.

Galad keek haar aan en trok zijn wenkbrauw op. Hij zette de stoel neer die hij had opgehaald, maakte zijn mantel open en onthulde het stralend witte uniform eronder, met de Zonnekrans op de borst. ‘O, dat is waar ook,’ zei Elayne geërgerd, ik was het bijna vergeten. Met opzet.’

‘De Kinderen hadden antwoorden, Elayne,’ zei hij terwijl hij plaatsnam. Licht, wat was hij ergerlijk. Het was fijn om hem te zien, maar hij was ergerlijk!

‘Ik wil er niet over praten,’ bromde Elayne. ‘Hoeveel Witmantels zijn er met je meegekomen?’

‘Het hele leger van Kinderen heeft me vergezeld naar Andor,’ antwoordde Galad. ik ben hun Kapiteinheer-gebieder.’ Elayne knipperde met haar ogen en keek toen naar Morgase. De oudere Trakand knikte. ‘Nou,’ zei Elayne, ‘ik zie wel dat we veel in te halen hebben.’

Galad vatte dat op als verzoek – hij kon erg letterlijk zijn – en begon uit te leggen hoe hij aan zijn status was gekomen. Hij vertelde alles nogal uitgebreid, en Elayne keek af en toe naar haar moeder. Morgases gezicht was onpeilbaar.

Zodra Galad klaar was, vroeg hij naar de Opvolgingsoorlog. Zo gingen gesprekken met Galad vaak: een uitwisseling, eerder vormelijk dan vertrouwelijk. Ooit had dat haar gefrustreerd, maar deze keer merkte ze dat ze hem – tegen beter weten in – daadwerkelijk gemist had. Dus luisterde ze vol genegenheid.

Uiteindelijk liep het gesprek ten einde. Ze had nog meer met hem te bespreken, maar Elayne wilde dolgraag even alleen zijn met haar moeder. ‘Galad,’ zei ze, ‘ik wil graag nog verder praten. Ben je in voor een vroeg avondmaal vanavond? Tot die tijd kun je je opfrissen in je vroegere kamers.’ Hij knikte en stond op. ‘Dat is goed.’

‘Dyelin, meester Norrij,’ zei Elayne. ‘Het feit dat mijn moeder nog leeft zal leiden tot enkele... gevoelige staatskwesties. We zullen haar troonsafstand officieel moeten bekendmaken, en snel ook. Meester Norrij, ik laat het formele document aan u over. Dyelin, breng mijn trouwste bondgenoten alsjeblieft op de hoogte, zodat het ze niet verrast.’

Dyelin knikte. Ze keek naar Morgase; Dyelin behoorde niet tot de mensen die door de voormalige koningin waren beschaamd toen ze onder Rahvins invloed verkeerde, maar ze had ongetwijfeld de verhalen gehoord. Toen trok Dyelin zich terug, samen met Galad en meester Norrij. Morgase keek naar Birgitte zodra de deur dicht was; de Zwaardhand was de enige ander in de kamer. ‘Ik vertrouw haar als een zus, moeder,’ zei Elayne. ‘Een onuitstaanbare oudere zus, soms, maar toch een zus.’

Morgase glimlachte en stond op. Ze pakte Elayne bij de handen, trok haar omhoog en omhelsde haar. ‘Ach, mijn kind,’ zei ze met tranen in haar ogen. ‘Kijk eens wat je hebt gedaan! Op eigen kracht koningin geworden!’

‘Je hebt me goed onderwezen, moeder,’ zei Elayne. Ze stapte achteruit. ‘En je bent grootmoeder! Of bijna, dan!’

Morgase fronste en bekeek haar. ‘Ja, ik dacht al zoiets toen ik je zag. Wie...?’

‘Rhand,’ zei Elayne blozend, ‘hoewel niet veel mensen dat weten, en ik zou het ook liever zo houden.’

‘Rhand Altor...’ zei Morgase, en haar gezicht betrok. ‘Die...’

‘Moeder,’ zei Elayne, die Morgases hand vastpakte. ‘Hij is een goed mens, en ik hou van hem. Wat jij hebt gehoord is overdreven, of het zijn valse geruchten.’

‘Maar hij is... Elayne, hij is een man die kan geleiden, de Herrezen Draak!’

‘En nog steeds een man,’ zei Elayne, die zijn kluwen van gevoelens achter in haar geest bespeurde, zo warm. ‘Gewoon een man, ondanks alles wat er van hem wordt geëist.’

Morgase vertrok haar lippen tot een smalle streep, ik zal mijn oordeel uitstellen. Hoewel ik ergens het gevoel heb dat ik die jongen in de kerkers van het paleis had moeten smijten zodra we hem mokkend in de tuinen aantroffen. Ik was toen al niet blij met hoe hij naar je keek, moet je weten.’

Elayne glimlachte en gebaarde weer naar de stoelen. Morgase ging zitten, en deze keer nam Elayne naast haar plaats, nog altijd met de hand van haar moeder in de hare. Ze voelde vermaak van Birgitte, die met haar rug tegen de achterste muur stond, één knie gebogen zodat de zool van haar laars tegen de houten panelen rustte. ‘Wat is er?’ vroeg Elayne.

‘Niks,’ zei Birgitte. ‘Het is fijn om jullie eens te zien als moeder en dochter, of in ieder geval als vrouw en vrouw, in plaats van naar elkaar te staren als twee palen.’

‘Klayne is koningin,’ zei Morgase stijfjes. ‘Haar leven behoort haar volk toe, en mijn terugkeer dreigde haar Opvolging te verstoren.’

‘Het kan nog steeds de zaken vertroebelen, moeder,’ zei Elayne. ‘Je verschijnen kan oude wonden openrijten.’

‘Ik zal mijn verontschuldigingen moeten aanbieden,’ besloot Morgase. ‘Misschien een vergoeding betalen.’ Ze aarzelde, ik had de bedoeling weg te blijven, kind. Het zou beter zijn als degenen die me nog steeds haten denken dat ik dood ben. Maar...’

‘Nee,’ zei Elayne snel, knijpend in haar hand. ‘Dit is beter. We zullen het alleen slim en behoedzaam moeten aanpakken.’ Morgase glimlachte. ‘Je maakt me trots. Je wordt een geweldige koningin.’

I.layne kon bijna niet ophouden met stralen. Haar moeder was nooit scheutig geweest met prijzende woorden.

‘Maar vertel eens, voordat we verdergaan,’ zei Morgase, die nu aarzelender klonk, ik heb gehoord dat Gaebril...’

‘Rahvin was,’ voltooide Elayne knikkend. ‘Het is waar, moeder.’

‘Ik haat hem om wat hij heeft gedaan. Ik zie in hoe hij me gebruikt heeft, hoe hij staken in het hart en de trouw van mijn beste vrienden heeft gedreven. En toch is er een deel van mij dat, irrationeel genoeg, nog altijd verlangt hem weer te zien.’

‘Hij heeft Wilsdwang op je gebruikt,’ zei Elayne zacht. ‘Er is geen andere verklaring. We zullen moeten kijken of iemand van de Witte Toren het kan Helen.’

Morgase schudde haar hoofd. ‘Wat het ook was, het is nu zwak en beheersbaar. Ik heb iemand anders gevonden om mijn genegenheid aan te schenken.’ Elayne fronste haar voorhoofd.

‘Dat leg ik een andere keer wel uit,’ zei Morgase. ‘Ik weet niet eens of ik het zelf wel begrijp. Eerst moeten we besluiten hoe we met mijn terugkeer omgaan.’

‘Dat is eenvoudig,’ antwoordde Elayne. ‘We vieren het!’

‘Ja, maar...’

‘Maar niets, moeder,’ zei Elayne. ‘Je bent bij ons terug! De stad, het hele land, zal dat vieren.’ Ze aarzelde. ‘En daarna zoeken we een belangrijke functie voor je.’

‘Iets waarvoor ik uit de hoofdstad weg moet, zodat ik geen ongelukkige schaduwen werp.’

‘Maar wel een taak die belangrijk is, zodat niemand denkt dat je terzijde bent geschoven.’ Elayne trok een grimas. ‘Misschien kunnen we jou de leiding geven over het westelijke kwartier van het rijk. Ik ben niet bepaald blij met de verslagen over wat daar gaande is.’

‘Tweewater?’ vroeg Morgase. ‘En heer Perijn Aybara?’ Elayne knikte.

‘Hij is me er eentje, die Perijn,’ zei Morgase peinzend. ‘Ja, misschien zou ik me daar nuttig kunnen maken. We hebben al een soort verstandhouding.’

Elayne trok haar wenkbrauw op.

‘Hij zat achter mijn veilige terugkeer bij jou,’ vertelde Morgase. ‘Hij is een deugdzaam man met veel eergevoel. Maar ook een opstandeling, ondanks zijn goede bedoelingen. Je zult het niet gemakkelijk krijgen als je met hem in botsing komt.’

‘Dat zou ik liever voorkomen.’ Ze grimaste. De gemakkelijkste oplossing zou zijn als ze hem liet opsporen en terechtstellen, maar natuurlijk zou ze dat niet doen. Zelfs al brieste ze als ze de verslagen over hem las en wenste ze bijna dat het kon. ‘Nou, we gaan er meteen mee aan de slag.’ Morgase glimlachte. ‘Het zal je helpen te horen wat mij is overkomen. O, en Lini is veilig. Ik weet niet of je je misschien zorgen over haar hebt gemaakt.’

‘Om eerlijk te zijn niet,’ zei Elayne met een schuldbewust gezicht. ‘Het leek me altijd dat het instorten van de Drakenberg zelf Lini nog niet zou kunnen raken.’

Morgase glimlachte, en begon toen aan haar verhaal. Elayne luisterde vol ontzag en niet zo’n beetje opwinding. Haar moeder leefde nog. Het Licht zij gezegend. Zoveel dingen waren de laatste tijd fout gegaan, maar in ieder geval één ding zat goed.


Het Drievoudige Land bij nacht was vredig en stil. De meeste dieren waren actief rond zonsopgang en zonsondergang, als het niet verzengend heet of ijskoud was.

Aviendha zat met gekruiste benen op een rotspunt, uitkijkend over Rhuidean beneden op het grondgebied van de Jenn Aiel, de stam die niet is. Ooit was Rhuidean in beschermende nevelen gehuld geweest. Dat was voordat Rhand kwam. Hij had de stad gebroken op drie heel belangrijke, heel verontrustende manieren. De eerste was het eenvoudigst. Rhand had de nevelen verwijderd. De stad had zijn koepel afgelegd zoals een algai’d’siswai zijn gezicht onthulde. Ze wist niet hoe Rhand die transformatie had bewerkstelligd; ze betwijfelde of hij het zelf wel wist. Maar door de stad te onthullen, had hij die voor altijd veranderd.

De tweede manier waarop Rhand Rhuidean had gebroken, was door er water naartoe te brengen. Er lag een groot meer naast de stad en fantoomlicht van de maan, gefilterd door de wolken aan de hemel, deed het water glanzen. De mensen noemden dat meer Tsodrelle’Aman, Tranen van de Draak, hoewel het eigenlijk Tranen van de Aiel zou moeten heten. Rhand Altor had niet geweten hoeveel pijn hij zou veroorzaken met wat hij onthulde. Zo ging het bij hem. Zijn acties waren vaak zo onschuldig.

De derde manier waarop Rhand de stad had gebroken, was het meest diepgaand. Aviendha begon die manier langzamerhand te begrijpen. Nakomi’s woorden baarden haar zorgen, brachten haar van haar stuk. Ze hadden schimmen van herinneringen in haar gewekt, gebeurtenissen uit mogelijke toekomsten die Aviendha tijdens haar eerste bezoek aan Rhuidean in de ringen had gezien, maar die haar geest zich niet geheel of niet rechtstreeks kon herinneren. Ze was bang dat Rhuidean er binnenkort niet meer toe zou doen. Ooit was het doel van deze stad geweest om Wijzen en stamhoofden het geheime verleden van hun stam te tonen. Om hen voor te bereiden op de dag dat ze de Draak zouden dienen. Die dag was gekomen. Dus wie moest er dan nu nog naar Rhuidean komen? Als de Aielleiders tussen de glazen pilaren door liepen, zouden ze alleen maar worden herinnerd aan de toh die ze nu inlosten. Dit zat Aviendha dwars op manieren die haar onderhuids staken. Ze wilde die vragen niet overpeinzen. Ze wilde de gebruiken voortzetten. Maar ze kon het niet uit haar hoofd zetten. Rhand veroorzaakte zoveel problemen. Toch hield ze van hem. Ze hield van hem juist vanwége zijn onwetendheid. Daardoor kon hij leren. En ze hield van hem om zijn koppige verlangen om mensen te beschermen die niet beschermd wilden worden. En bovenal hield ze van hem om zijn verlangen om sterk te zijn. Aviendha had altijd sterk willen zijn. De speer leren. Vechten en ji verwerven. De beste zijn. Ze voelde hem nu, in de verte. Ze leken daarin zoveel op elkaar.

Haar voeten deden pijn van het rennen. Ze had ze ingewreven met het sap van een segadeplant, maar ze voelde ze nog steeds bonzen. Haar laarzen stonden naast haar op de rots, en daar lagen ook de mooie wollen kousen die Elayne haar had gegeven. Ze was moe en had dorst; vanavond zou ze vasten, nadenken en haar waterbuidel bijvullen bij het meer voordat ze morgen Rhuidean inging. Deze nacht diende ter voorbereiding.

Het leven van de Aiel veranderde. Het was een teken van kracht als je veranderingen aanvaardde wanneer die niet te vermijden vielen. Als een veste beschadigd raakte tijdens een strooptocht en je hem herbouwde, maakte je hem nooit helemaal hetzelfde. Je maakte gebruik van de gelegenheid om problemen te herstellen; de deur die kraakte in de wind, dat oneffen gedeelte van de vloer. Als je hem weer exact hetzelfde zou maken, zou dat dom zijn. Misschien zouden de gebruiken – zoals naar Rhuidean gaan, en zelfs in het Drievoudige Land zelf wonen – uiteindelijk moeten worden heronderzocht. Maar voorlopig konden de Aiel de natlanden niet verlaten. Vanwege de Laatste Slag. En dan hadden de Seanchanen nog vele Aiel gevangengenomen en Wijzen damane gemaakt; dat mochten ze niet laten voortduren. En de Witte Toren bestempelde nog steeds alle Wijzen van de Aiel die konden geleiden tot wilders. Daar zou iets aan moeten worden gedaan.

En zijzelf? Hoe meer ze erover nadacht, hoe meer ze besefte dat ze niet terug kon naar haar vroegere leven. Ze moest bij Rhand zijn. Als hij de Laatste Slag overleefde – en ze was van zins er alles aan te doen om daarvoor te zorgen – dan zou hij nog steeds een natlanderkoning zijn. En dan was Elayne er nog. Zij en Aviendha zouden zuster-echtgenotes worden, maar Elayne zou Andor nooit verlaten.

Zou ze van Rhand verwachten dat hij bij haar bleef? Zou dat betekenen dat Aviendha daar ook moest wonen?

Zo onrustbarend, zowel voor haarzelf als voor haar volk. De gebruiken moesten niet in stand worden gehouden eenvoudigweg omdat het gebruiken waren. Kracht was geen kracht als het geen doel of richting had.

Ze bekeek Rhuidean, zo’n grootse plek van steen en luister. Van de meeste steden walgde ze, met hun verdorven vuil, maar Rhuidean was anders. Koepeldaken, half voltooide monolieten en torens, zorgvuldig uitgelegde wijken met woningen. De fonteinen deden het nu, en hoewel een groot gedeelte van de stad nog altijd de littekens droeg van toen Rhand daar had gevochten, was veel ervan opgeruimd door de Aielfamilies die niet ten strijde waren getrokken. Er waren geen winkels. Geen ruzies op straat, geen moorden in de stegen. Rhuidean had dan misschien geen betekenis meer, maar het zou altijd een plek van vrede blijven.

Ik zet door, besloot ze. Ik ga tussen de glazen pilaren door. Misschien waren haar zorgen gegrond en was die tocht nu veel minder betekenisvol, maar ze was oprecht nieuwsgierig te zien wat de anderen hadden gezien. Bovendien was het belangrijk om je verleden te kennen, om zo de toekomst te kunnen begrijpen. Wijzen en stamhoofden kwamen al eeuwen naar deze plek. Ze keerden terug met kennis. Misschien zou de stad haar laten zien wat ze met haar volk aan moest, en met haar eigen hart.

Загрузка...