27 Een oproep om te gaan staan

Ik heb niets tegen een verhoor van de Draak, las Egwene in de brief die in haar werkkamer was bezorgd. Sterker nog, hoemeer macht een man krijgt, hoe noodzakelijker vragen worden. Ik weet van mezelf dat ik mijn trouw niet eenvoudig schenk, maar hem heb ik mijn trouw geschonken. Niet vanwege de troon die hij me heeft verschaft, maar om wat hij voor Tyr heeft gedaan. Ja, hij wordt met de dag grilliger. Wat kunnen we anders verwachten van de Herrezen Draak? Hij zal de wereld breken. We wisten dit toen we hem ons vertrouwen schonken, net zoals een matroos soms zijn vertrouwen moet schenken aan de kapitein die zijn schip recht op het strand af stuurt. Als er een niet te bevaren storm achter hem nadert, dan is het strand de enige keus.

Toch baren uw woorden me zorgen. De vernietiging van de zegels is iets wat uitsluitend na zorgvuldig overwegen zou moeten plaatsvinden. De Draak heeft me opgedragen een leger te verzamelen, en dat heb ik gedaan. Als u in de beloofde Poorten voorziet, dan zal ik enkele troepen meenemen naar deze ontmoetingsplek, samen met de trouwe Hoogheren en Hoogvrouwes. Wees er echter van doordrongen dat de Seanchaanse aanwezigheid ten westen van mij me nog altijd zwaar bedrukt. Het grootste deel van mijn legers moet achterblijven. Hoogheer Darlin Sisnera, koning van Tyr onder regentschap van de Herrezen Draak Rhand Altor

Egwene tikte met haar vinger op het vel papier. Ze was onder de indruk; Darlin had zijn woorden opgeschreven in plaats van een boodschapper te sturen die ze uit zijn hoofd had geleerd. Als zo’n boodschapper in de verkeerde handen viel, zou Darlin zijn woorden altijd kunnen ontkennen. Een man veroordelen voor verraad op basis van de getuigenis van één boodschapper was lastig. Woorden op papier, echter... Stoutmoedig. Door ze op te schrijven zei Darlin: ‘Het kan me niet schelen of de Draak ontdekt wat ik heb geschreven. Ik sta erachter.’

Maar het grootste deel van zijn leger achterlaten? Dat was niet aanvaardbaar. Egwene vulde haar pen met inkt.


Koning Darlin. Uw zorg om uw koninkrijk is terecht, net als uw trouw aan de man die u volgt. Ik weet dat de Seanchanen een gevaar vormen voor Tyr, maar laten we niet vergeten dat de Duistere, niet de Seanchanen, onze voornaamste zorg is in deze verschrikkelijke tijden. Misschien waant u zich veilig voor de Trolloks nu u zo ver van de strijdlinies verwijderd bent, maar hoe zult u zich voelen als eenmaal de buffers van Andor en Cairhien zijn gevallen? Tussen u en de Seanchanen liggen honderden roeden. Egwene stopte even. Tussen Tar Valon en de Seanchanen hadden ook honderden roeden gelegen, maar de Toren was bijna vernietigd. Zijn angst was terecht, en het was goed van hem dat hij daar als koning bij stilstond. Maar ze had zijn leger nodig op de Akker van Merrilor. Misschien kon ze iets bieden zodat hij veilig was en tegelijkertijd hulp bood bij Rhand.

Illian houdt voorlopig stand, schreef ze, en vormt een buffer tussen de Seanchanen en u. Ik zal u voorzien van Poorten en een belofte. Als de Seanchanen oprukken naar Tyr, dan zal ik u Poorten verschaffen zodat u onmiddellijk kunt terugkeren om uw natie te verdedigen.

Ze aarzelde. De kans was groot dat de Seanchanen nu ook konden Reizen. Niemand was veilig voor hen, hoe ver weg of dichtbij ook. Als ze besloten Tyr aan te vallen, dan was het misschien niet eens voldoende als Darlin toegang had tot Poorten. Ze huiverde toen ze dacht aan haar eigen tijd bij de Seanchanen, gevangen als damane. Ze walgde van hen met een haat die haar soms zorgen baarde. Maar Darlins steun was van doorslaggevend belang voor haar. Ze knarsetandde en vervolgde haar brief. De Herrezen Draak moet onze volledige troepenmacht verzameld zien tegen zijn overmoedige bedoelingen. Als we hem halfhartig tegemoet treden, brengen we hem nooit van zijn koers af. Kom alstublieft met al uw troepen.

Ze strooide zand over de brief, vouwde hem op en verzegelde hem. Darlin en Elayne heersten over de twee machtigste koninkrijken. Beiden waren heel belangrijk voor haar plannen. Hierna zou ze antwoorden op een brief van Gregorin den Lushenos uit Illian. Ze had hem nog niet rechtstreeks laten weten dat ze Mattin Stepaneos in de Witte Toren had, maar had erop gezinspeeld. Ze had ook Mattin zelf gesproken en hem laten weten dat hij vrij was om te vertrekken als hij dat wenste. Ze wilde er geen gewoonte van maken om monarchen tegen hun wil vast te houden. Helaas vreesde Mattin nu voor zijn leven als hij zou terugkeren. Hij was te lang weg geweest en zag Illian als een land dat de Herrezen Draak in zijn zak had. Wat waarschijnlijk ook zo was. Wat een puinhoop.

Eén probleem tegelijk. Gregorin, de stadhouder van Illian, stond in het geheel niet te springen om haar zaak te steunen; hij scheen nog meer geïntimideerd door Rhand dan Darlin, en voor hem waren de Seanchanen geen verre zorg. Ze stonden bij hem al bijna op de stadspoort te bonzen.

Ze schreef Gregorin een onomwonden brief met eenzelfde belofte als ze aan Darlin had gedaan. Misschien kon ze regelen dat Mattin wegbleef – iets wat beide mannen mogelijk wilden, hoewel ze Gregorin dat niet zou vertellen – en zou hij dan in ruil daarvoor zijn legers meenemen naar het noorden.

Vaag besefte ze wat ze deed. Ze gebruikte Rhands verklaring als baken om daarmee de monarchen te verzamelen en aan de Witte Toren te binden. Ze zouden komen ter ondersteuning van haar argumenten tegen het breken van de zegels. Maar uiteindelijk zouden ze de mensheid dienen in de Laatste Slag.

Er werd aan haar deur geklopt. Ze keek op toen Silviana naar binnen gluurde. De vrouw stak een brief omhoog. Hij was strak opgerold omdat hij was aangekomen per postduif. ‘Je kijkt grimmig,’ merkte Egwene op.

‘De invasie is begonnen,’ zei ze. ‘De uitkijktorens langs de grens van de Verwording vallen een voor een uit. Hordes Trolloks rukken op onder zwart kolkende wolken. Kandor, Arafel en Saldea zijn in oorlog.’

‘Houden ze stand?’ vroeg Egwene met een steek van angst.

‘Ja,’ antwoordde Silviana. ‘Maar het nieuws is onzeker en komt mondjesmaat binnen. In deze brief – van ogen-en-oren die ik vertrouw – staat dat er sinds de Trollok-oorlogen niet meer zo’n grote aanval is geweest.’

Egwene haalde diep adem. ‘En Tarwins Kloof?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Zoek het uit. Roep Siuan hierheen. Zij weet misschien meer. Het netwerk van de Blauwen is het meest uitgebreid.’ Siuan zou niet alles weten, natuurlijk, maar ze zou zich ermee bezighouden. Silviana knikte kort. Het overduidelijke sprak ze niet uit: dat het netwerk van de Blauwen van de Blauwe Ajah was en dat de Amyrlin er geen beslag op mocht leggen. Nou, de Laatste Slag was ophanden. Er moesten concessies worden gedaan.

Silviana sloot zachtjes de deur, en Egwene pakte haar pen op om haar schrijven aan Gregorin te voltooien. Ze werd gestoord doordat er nogmaals werd geklopt, nu dringender. Silviana gooide meteen daarna de deur open.

‘Moeder,’ zei ze. ‘Ze vergaderen. Zoals u had voorspeld!’ Hoewel Egwene geërgerd was, legde ze rustig haar pen neer en stond op. ‘Laten we dan maar gaan.’

Ze liep met snelle passen haar werkkamer uit. In de voorkamer van de Hoedster waren twee Aanvaarden: Nicola, die net was verheven, en Nissa. Ze zou graag zien dat die beiden de stola verwierven voordat de Laatste Slag begon. Ze waren nog jong, maar sterk, en elke zuster zou nodig zijn; zelfs iemand als Nicola, die in het verleden had bewezen een slecht oordeelsvermogen te hebben. Deze twee hadden het nieuws over de Zaal gebracht; de Novices en Aanvaarden waren het trouwst aan Egwene, maar werden vaak genegeerd door de zusters. Voorlopig bleven ze hier achter terwijl Egwene en Silviana zich naar de Zaal repten.

‘Ongelooflijk dat ze dit proberen,’ zei Silviana zachtjes onder het lopen.

‘Het is niet wat je denkt,’ gokte Egwene. ‘Ze zullen niet proberen me af te zetten. De verdeling ligt nog te vers in het geheugen.’

‘Waarom houden ze dan een bespreking zonder u?’

‘Je kunt ook dingen tegen de Amyrlin ondernemen zonder haar af te zetten.’

Ze verwachtte dit al enige tijd, al maakte dat het nog niet minder frustrerend. Maar Aes Sedai bleven, helaas, Aes Sedai. Het was slechts een kwestie van tijd geweest voordat iemand zou proberen haar macht te ontfutselen.

Ze kwamen bij de Zaal aan. Egwene duwde de deuren open en stapte naar binnen. Haar verschijnen werd ontvangen met koele Aes Sedai-blikken. De zetels waren niet allemaal gevuld, maar twee derde wel. Ze was verbaasd drie Rode Gezetenen te zien. Hoe zat het met Pevara en Javindhra? Kennelijk was hun aanhoudende afwezigheid in deze tijd aanleiding geweest voor de Roden om actie te ondernemen. Ze waren vervangen door Rachin en Viria Connoral. Die twee waren de enige zusjes in de Witte Toren nu Vandene en Adeleas dood waren; een vreemde keus, maar niet onverwacht. Zowel Romanda als Lelaine was er. Ze keken Egwene vlak aan. Wat merkwaardig om hen hier te zien, bij zoveel zusters met wie ze het oneens waren geweest. Een gezamenlijke vijand – Egwene – kon vele kloven overbruggen. Ze zou daar misschien blij om moeten zijn. Lelaine was de enige Blauwe, en er was ook maar één Bruine zuster: Takima, die misselijk leek. De zuster met haar ivoorkleurige huid ontweek Egwenes blik. Er waren twee Witte zusters, twee Gele – onder wie Romanda – twee Grijze, en alle drie de Groene. Egwene knarste met haar tanden toen ze dat zag. Dat was de Ajah die zij zou hebben gekozen, maar die bezorgde haar de meeste kopzorgen! Egwene berispte hen niet omdat ze zonder haar een vergadering hadden belegd; ze beende gewoon tussen hen door en liet zich door Silviana aankondigen. Ze draaide zich om en nam plaats op de Amyrlin Zetel, met haar rug naar het grote roosvenster. Ze bleef zwijgen. ‘Nou?’ vroeg Romanda uiteindelijk. Met haar grijze haar in een knot leek ze wel een moederwolf op een rots voor haar hol. ‘Gaat u niets zeggen, Moeder?’

‘Jullie hadden me niet van deze vergadering op de hoogte gesteld,’ zei Egwene, ‘dus ik neem aan dat jullie mijn woorden niet willen. Ik ben alleen maar gekomen om mee te luisteren.’ Dat leek hen nog onbehaaglijker te maken. Silviana liep met een verongelijkt gezicht naar haar toe.

‘Goed dan,’ zei Rubinde. ‘Ik geloof dat we nu van Saroiya zouden horen.’

De forse Witte was een van de Gezetenen die de Toren hadden verlaten toen Elaida werd verheven, maar ze had voldoende problemen veroorzaakt in Salidar. Egwene was niet verbaasd haar hier te zien. De vrouw stond op en keek nadrukkelijk niet naar Egwene. ‘Ik zal mijn getuigenis toevoegen. Tijdens de dagen van... onzekerheid binnen de Toren’ – daarmee bedoelde ze de verdeling; er waren niet veel zusters die daar rechtstreeks naar verwezen – ‘deed de Amyrlin wat Romanda aangaf. Het was een verrassing voor ons toen ze om een oorlogsverklaring riep.

De wet voorziet in regels waarmee de Amyrlin bijna volledige macht krijgt zodra officieel de oorlog is verklaard. Door ons te laten overhalen oorlog te voeren tegen Elaida, gaven we de Amyrlin de middelen om de Zaal aan haar wil te onderwerpen.’ Ze keek om zich heen, maar niet naar Egwene. ‘Ik ben van mening dat de Amyrlin zoiets opnieuw kan proberen. Dat moet worden voorkomen. De Zaal is bedoeld als tegenwicht voor de macht van de Amyrlin.’ Ze ging zitten.

Het horen van die woorden was eigenlijk een opluchting voor Egwene. Je kon er nooit zeker van zijn wat er allemaal werd bekokstoofd in de Witte Toren. Deze vergadering betekende dat haar plannen zich ontwikkelden zoals ze hoopte en dat haar vijanden – of eigenlijk haar schoorvoetende bondgenoten – niet hadden doorzien wat ze wérkelijk deed. Ze waren te druk met reageren op dingen die Egwene maanden geleden had gedaan.

Dat betekende niet dat ze ongevaarlijk waren. Maar als je een gevaar zag aankomen, kon je ermee omgaan.

‘Wat kunnen we doen?’ vroeg Magla. Zij keek wel even naar Egwene. ‘Uit voorzorg, bedoel ik. Om ervoor te zorgen dat de Zaal van de Toren op geen enkele wijze wordt beperkt.’

‘We mogen geen oorlogsverklaring uitvaardigen,’ zei Lelaine beslist. ‘Maar kunnen we het nalaten?’ vroeg Varilin. ‘Er wordt wel door de ene helft van de Witte Toren de oorlog verklaard aan de andere helft, maar niet aan de Schaduw?’

‘De oorlog is al verklaard aan de Schaduw,’ zei Takima aarzelend. ‘Moet er een officiële verklaring komen? Is ons bestaan niet voldoende? Maken de geloften ons standpunt niet duidelijk?’

‘Maar we moeten een verklaring uitvaardigen,’ zei Romanda. Zij was de oudste onder hen en had de leiding over de bijeenkomst. ‘Iets om liet standpunt van de Zaal bekend te maken, om te voorkomen dat de Amyrlin een onverstandige oorlogsverklaring doet.’ Romanda scheen zich in het geheel niet te schamen voor wat ze hier deden. Ze keek Egwene recht aan. Nee, zij en Lelaine zouden het Egwene niet snel vergeven dat ze een Rode als Hoedster had gekozen. ‘Maar hoe moeten we zo’n boodschap versturen?’ vroeg Andaya. ‘Ik bedoel, wat moeten we doen? Een verklaring van de Zaal uitvaardigen, met de strekking dat er geen oorlogsverklaring komt? Zou dat niet belachelijk overkomen?’

De vrouwen zwegen. Egwene merkte dat ze knikte, hoewel dat niet specifiek het gezegde betrof. Ze was onder ongebruikelijke omstandigheden verheven. Als het aan hen werd overgelaten, zou de Zaal proberen grotere macht te vergaren dan zij had. Vandaag had eenvoudig een stap in die richting kunnen zijn. De kracht van de Amyrlin Zetel was in de loop der eeuwen niet constant geweest; de een had bijna alleenrecht, terwijl een ander werd gestuurd door de Gezetenen.

‘Ik vind dit een wijs besluit van de Zaal,’ zei Egwene heel behoedzaam. De Gezetenen keken haar aan. Sommigen leken opgelucht. Degenen die haar echter beter kenden, keken haar argwanend aan. Nou, dat was goed. Ze konden haar beter als dreiging zien dan als een kind dat ze konden koeioneren. Ze hoopte dat de vrouwen haar uiteindelijk zouden eerbiedigen als hun leidster, maar gezien de tijd die ze had kon ze niet alles doen.

‘De oorlog tussen groeperingen binnen de Toren was een ander soort strijd,’ vervolgde Egwene. ‘Het was in hoge mate en individueel mijn strijd, als Amyrlin, want die scheiding ging in eerste instantie óm de Amyrlin Zetel.

Maar de oorlog tegen de Schaduw is groter dan een afzonderlijke persoon. Hij is groter dan jullie of ik, groter dan de Witte Toren. Het is de oorlog van al het leven en de gehele schepping, van de armste bedelaar tot de machtigste koningin.’ De Gezetenen overpeinsden dat in stilte.

Romanda sprak als eerste. ‘En u zou er dus niet tegen gekant zijn als de Zaal de uitvoering van de oorlog overneemt door generaal Brins legers en de Torenwacht aan te sturen?’

‘Dat hangt ervan af,’ zei Egwene, ‘hoe zo’n regeling zou worden verwoord.’

Er was beweging te horen op de gang buiten en even later rende Saerin de Zaal in, vergezeld door Janya Frende. Ze wierpen Takima vernietigende blikken toe, en die laatste kromp ineen als een geschrokken vogel. Saerin en Egwenes andere aanhangers hadden ongetwijfeld vlak na Egwene zelf over deze vergadering gehoord. Romanda schraapte haar keel. ‘Misschien moeten we kijken of er iets hulpvaardigs in de Wet van de Oorlog staat.’

‘Ik ben ervan overtuigd dat je die inmiddels vrij grondig hebt bestudeerd, Romanda,’ zei Egwene. ‘Wat stel je voor?’

‘Er is een regeling waarin de Zaal de uitvoering van een oorlog overneemt,’ vertelde Romanda.

‘Daar is toestemming van de Amyrlin voor nodig,’ zei Egwene achteloos. Als dat Romanda’s spelletje was, hoe had ze dan gedacht Egwenes toestemming te krijgen nadat ze zonder haar een vergadering hadden belegd? Misschien had ze toch een ander voornemen gehad. ‘Ja, daar zou de toestemming van de Amyrlin voor nodig zijn,’ beaamde Rachin. Ze was een lange, donkerharige vrouw die haar haren vaak in een rol van vlechten op haar hoofd droeg. ‘Maar u zei dat u het wijs van ons vond dat we die maatregel namen.’

‘Ja,’ zei Egwene, die deed alsof ze zich in de hoek gedrukt voelde, ‘maar instemmen met de Zaal is heel anders dan een regeling toestaan die me weghoudt van de dagelijkse gang van zaken van het leger. Wat moet de Amyrlin Zetel doen als ze zich niet bekommert om de oorlog?’

‘Volgens de verslagen hebt u zich gewijd aan bakkeleien met koningen en koninginnen,’ zei Lelaine. ‘Dat lijkt me een uitgelezen taak voor de Amyrlin.’

‘Dus jullie willen staan voor zo’n regeling?’ vroeg Egwene. ‘De Zaal bekommert zich om het leger, terwijl ik het gezag heb om met de monarchen van de wereld om te gaan?’

‘Ik...’ zei Lelaine. ‘Ja, daar zou ik voor opstaan.’

‘Ik zou er wel mee kunnen instemmen,’ zei Egwene.

‘Zullen we erover stemmen?’ opperde Romanda snel, alsof ze bang was dat deze kans voorbij zou gaan.

‘Goed dan,’ zei Egwene. ‘Wie staat er op voor dit voorstel?’ Kubinde kwam overeind, gevolgd door Faiselle en Farna, de andere Groenen. Rachin en haar zus stonden snel op, hoewel Barasine met samengeknepen ogen naar Egwene keek. Magla stond daarna op, en schoorvoetend sloot Romanda zich bij haar aan. Ferane kwam langzaam overeind. Lelaine was de volgende. Zij en Romanda wierpen elkaar schroeiende blikken toe.

Dat waren er negen. Egwenes hart ging tekeer terwijl ze naar Takima keek. De vrouw leek erg verontrust, alsof ze probeerde Egwenes spel te doorzien. Datzelfde gold voor Saroiya. De berekenende Witte keek Egwene onderzoekend aan, trekkend aan haar oorlel. Plotseling werden haar ogen groot en deed ze haar mond open om iets te zeggen.

Op dat ogenblik kwamen Doesine en Yukiri de kamer binnen. Saerin stond meteen op. De slanke Doesine keek naar de vrouwen om haar heen. ‘Voor welk voorstel staan we?’

‘Een belangrijk voorstel,’ antwoordde Saerin.

‘Nou, dan zal ik er ook maar voor staan.’

‘Net als ik,’ zei Yukiri.

‘De mindere overeenstemming is kennelijk gegeven,’ zei Saerin. ‘De Zaal krijgt het gezag over het leger van de Witte Toren, terwijl de Amyrlin het gezag krijgt om zich met de monarchen van de wereld bezig te houden.’

‘Nee!’ riep Saroiya, die opstond. ‘Snappen jullie het niet? Hij is een koning! Hij heeft de Bladerkroon. Jullie hebben de Amyrlin zojuist als enige de verantwoordelijkheid gegeven voor omgang met de Herrezen Draak!’

Er viel een stilte in de Zaal.

‘Nou,’ zei Romanda, ‘ze zal toch vast...’ Ze liet haar stem wegsterven toen ze zich omdraaide en Egwenes serene gezicht zag. ik neem aan dat iemand nu moet vragen om de meerdere overeenstemming,’ zei Saerin droogjes. ‘Maar jullie hebben je al heel vakkundig met het mindere touw opgehangen.’

Egwene stond op. ik meende het toen ik zei dat ik dit wijs vond van de Zaal, en niemand heeft zich “opgehangen”. Het is verstandig van de Zaal om mij de leiding te geven over de omgang met de Herrezen Draak; hij zal een ferme, vertrouwde hand nodig hebben. Het was verstandig van jullie om in te zien dat de bijzonderheden van het aansturen van het leger te veel van mijn aandacht vergden. Jullie zullen iemand van jullie groep moeten aanwijzen om al generaal Brins bevoorradingsverzoeken en rekruteringsschema’s te bekijken en goed te keuren. Laat me jullie verzekeren dat er daar een heleboel van zijn.

Ik ben blij dat jullie de behoefte hebben ingezien om de Amyrlin bij te staan, hoewel ik bepaald niét blij ben met de geheimzinnige aard van deze bijeenkomst. Probeer niet te ontkennen dat het in het geheim werd gedaan, Romanda. Ik zie dat je tegenwerpingen wilt maken. Als je wilt spreken, weet dan dat ik je op de Drie Geloften vastpin en rechtstreeks laat antwoorden.’ De Gele zuster slikte haar opmerking in.

‘Hoe kan het dat jullie nog niet hebben geleerd hoe dom dit soort daden zijn?’ vroeg Egwene. ‘Hebben jullie zo’n slecht geheugen?’ Ze keek om beurten naar de vrouwen en was tevreden te zien hoeveel er ineenkrompen.

‘Het wordt tijd,’ zei Egwene, ‘dat er een verandering wordt doorgevoerd. Ik stel voor dat er geen verdere bijeenkomsten van deze aard plaatsvinden. Ik stel voor dat in de Torenwet wordt opgenomen dat als een Gezetene de Witte Toren verlaat, haar Ajah een vervangster moet aanwijzen die tijdens de afwezigheid van de Gezetene kan stemmen. Ik stel voor dat in de Torenwet wordt opgenomen dat er pas een zitting van de Zaal kan worden gehouden als elke Gezetene of haar vervangster aanwezig is, of ze zélf bericht heeft gestuurd dat ze er niet bij kan zijn. Ik stel voor dat de Amyrlin op de hoogte móét worden gesteld – en redelijk op tijd zodat ze de zitting kan bijwonen als ze wil – van elke bijeenkomst van de Zaal, behalve wanneer ze onvindbaar of om een andere reden verhinderd is.’

‘Stoutmoedige wijzigingen, Moeder,’ zei Saerin. ‘U wilt gebruiken veranderen die al eeuwen bestaan.’

‘Gebruiken die tot nog toe alleen zijn toegepast voor verraad, achterbaksheid en verdeling,’ zei Egwene. ‘Het wordt tijd dat dit gat wordt gedicht, Saerin. De laatste keer dat deze stap effectief werd toegepast, kreeg de Zwarte Ajah ons zover dat we een Amyrlin afzetten, in haar plaats een dwaas verhieven, en de Toren verdeeld raakte. Ben je je ervan bewust dat het in Kandor, Saldea en Arafel krioelt van het Schaduwgebroed?’

Enkele zusters slaakten kreten. Anderen knikten, onder wie Lelaine. Dus het Blauwe netwerk was nog altijd betrouwbaar. Mooi zo. ‘De Laatste Slag staat voor de deur,’ zei Egwene. ‘Ik trek mijn voorstel niét in. Ofwel jullie gaan nu staan, of jullie zullen bekend blijven – tot het einde der tijden – als degenen die weigerden. Kunnen jullie aan het einde van een Eeuw niet gaan staan voor openheid en licht? Willen jullie het niet – voor de bestwil van ons allemaal – onmogelijk maken dat er een bijeenkomst van de Zaal wordt gehouden zonder dat jullie erbij aanwezig zijn? Als iedereen kan worden buitengesloten, betekent dat de mogelijkheid dat jij wordt buitengesloten.’

De vrouwen zwegen. Een voor een gingen degenen die nog stonden weer zitten om zich voor te bereiden op de nieuwe stemming. ‘Wie staat er voor dit voorstel?’ vroeg Egwene. Ze stonden op. Gelukkig stonden ze op; een voor een, langzaam, met tegenzin. Maar ze deden het. Allemaal.

Egwene slaakte een diepe zucht. Ze mochten dan kibbelen en konkelen, maar ze zagen de waarheid in. Ze hadden dezelfde doelen. Als ze het oneens waren, dan was dat omdat ze verschillende gezichtspunten hadden over hoe ze die doelen moesten bereiken. Soms was liet moeilijk om dat niet te vergeten.

Kennelijk onthutst door wat ze hadden gedaan, lieten de Gezetenen de bijeenkomst opbreken. Buiten hadden zich zusters verzameld, verbaasd te zien dat de Zaal zitting hield. Egwene knikte naar Saerin en haar andere aanhangers en liep met Silviana aan haar zijde de kamer uit.

‘Dat was een overwinning,’ zei de Hoedster zodra ze alleen waren. Ze klonk tevreden. ‘Maar u hebt wel het gezag over onze legers opgegeven.’

‘Ik moest wel,’ zei Egwene. ‘Ze hadden me op elk gewenst ogenblik het bevel kunnen afnemen; op deze manier heb ik er nog iets voor teruggekregen.’

‘Gezag over de Herrezen Draak?’

‘Ja,’ zei Egwene, ‘maar ik had het meer over het opheffen van die leemte in de Torenwet. Zolang het mogelijk bleef dat de Gezetenen elkaar in het geheim ontmoetten, kon mijn gezag – het gezag van elke Amyrlin – worden omzeild. Als ze nu willen konkelen, zullen ze dat moeten doen waar ik bij ben.’

Silviana liet een van haar zeldzame glimlachjes zien. ‘Ik vermoed dat aangezien zoiets als vandaag het gevolg is van dergelijk gekonkel, Moeder, ze van nu af aan langer zullen aarzelen.’

‘Dat was de bedoeling,’ zei Egwene. ‘Hoewel ik betwijfel of de Aes Sedai ooit zullen ophouden met pogingen tot konkelen. Maar ze mogen eenvoudigweg niet dobbelen met de Laatste Slag of de Herrezen Draak.’

In Egwenes werkkamer stonden Nicola en Nissa nog te wachten. ‘Dat hebben jullie goed gedaan,’ zei Egwene. ‘Heel goed. En daarom wil ik jullie meer verantwoordelijkheid geven. Ga naar het Reisterrein en vertrek naar Caemlin; de koningin daar verwacht jullie. Keer terug met de voorwerpen die zij jullie geeft.’

‘Ja, Moeder,’ zei Nicola grijnzend. ‘Wat geeft ze ons?’

‘Ter’angrealen,’ antwoordde Egwene. ‘Gebruikt voor bezoeken aan de Wereld der Dromen. Ik ga jullie, en enkele anderen, opleiden in het gebruik ervan. Gebruik ze echter niet zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Ik zal een paar soldaten met jullie mee sturen.’ Dat zou voldoende moeten zijn om die twee in het gareel te houden. De twee Aanvaarden maakten knicksen en draafden opgewonden weg. Silviana keek Egwene aan. ‘U hebt ze niet laten beloven te zwijgen. Het zijn Aanvaarden, en ze zullen beslist opscheppen over het feit dat ze worden opgeleid met de ter’angrealen.’

‘Daar reken ik op,’ zei Egwene, die naar de deur van de werkkamer liep.

Silviana trok haar wenkbrauw op.

‘Ik zal die meisjes niets laten overkomen,’ zei Egwene. in feite zullen ze een stuk minder in Tel’aran’rhiod doen dan ze waarschijnlijk vermoeden na wat ik zojuist heb gezegd. Rosil is tot nu toe meegaand geweest, maar ze zou me nooit Aanvaarden in gevaar laten brengen. Dit is alleen maar om de juiste geruchten op gang te helpen.’

‘Wat voor geruchten?’

‘Gawein heeft de moordenares verjaagd,’ zei Egwene. ‘Er is al dagen geen moord meer gepleegd, en ik neem aan dat we hem daar dankbaar voor moeten zijn. Maar ze verstopt zich nog steeds, en ik heb Zwarte zusters naar me zien kijken in Tel’aran’rhiod. Als ik ze hier niet kan vangen, doe ik het daar. Maar eerst moet ik iets bedenken om hen te laten geloven dat ze weten waar ze ons kunnen vinden.’

‘Zolang het maar de bedoeling is dat ze ü vinden, en niet die meisjes,’ zei Silviana met een kalme, maar ijzersterke stem. Zij was ook Meesteres der Novices geweest.

Egwene merkte dat ze grimaste toen ze terugdacht aan de dingen die van haar werden verwacht toen ze nog Aanvaarde was. Ja, Silviana had gelijk. Ze zou ervoor moeten zorgen dat ze Nicola en Nissa niet aan gelijksoortige gevaren blootstelde. Zij had het overleefd en was er sterker door geworden, maar Aanvaarden moesten niet aan dergelijke beproevingen worden onderworpen, behalve als er echt geen andere keus was.

‘Ik zal oppassen,’ zei Egwene. ‘Ze hoeven alleen maar het gerucht te verspreiden dat ik binnenkort een heel belangrijke ontmoeting heb. Als ik de basis goed voorbereid, zal ons fantoom het niet kunnen weerstaan om te komen afluisteren.’

‘Dapper.’

‘Essentieel,’ zei Egwene. Ze aarzelde met haar hand op de deur. ‘Over Gawein gesproken, ben je er al achter waar ergens in de stad hij zit?’

‘Eigenlijk, Moeder, heb ik daar eerder vandaag iets over gehoord. Het schijnt dat... nou, hij niet in de stad is. Een van de zusters die uw boodschap afleverde bij de koningin van Andor, keerde terug met het nieuws dat ze hem daar had gezien.’

Egwene kreunde en sloot haar ogen. Die man kost me nog eens het leven, dacht ze. ‘Vraag hem terug te keren. Hoe woest hij me ook maakt, ik zal hem de komende dagen nodig hebben.’

‘Ja, Moeder,’ zei Silviana, die een vel papier pakte.

Egwene liep haar werkkamer in om verder te gaan met haar brieven.

Er was weinig tijd.

Zo ontzettend weinig tijd.

Загрузка...