18 Een gehaaste boodschap

Siuan verstijfde – met een mand vol vuile was op haar heup – zodra ze het kamp van de Aes Sedai in liep. Het was deze keer haar eigen wasgoed. Ze had eindelijk beseft dat ze niet zowel haar eigen was als die van Brin hoefde te doen. Waarom liet ze de Novices niet wat van haar was doen? Er waren er tegenwoordig toch meer dan genoeg.

En stuk voor stuk bezetten ze het looppad rond de grote tent in het midden van het kamp. Ze stonden arm tegen arm, een muur van wit met haar in alle natuurlijke kleuren erboven. Een gewone bijeenkomst van de Zaal zou niet zoveel aandacht trekken. Er moest iets aan de hand zijn.

Siuan zette de rieten wasmand op een boomstronk en trok er een handdoek overheen. Ze vertrouwde die hemel niet, hoewel het de afgelopen week af en toe hooguit een beetje had gemotregend. Een havenmeestershemel is niet te vertrouwen. Wijze woorden. Zelfs als het gevolg alleen maar een mand vol natte kleding was, en nog wel vuile ook.

Ze haastte zich over de zandweg en stapte een van de houten looppaden op. De ruwe planken zakten een stukje door en kraakten onder haar voeten toen ze gehaast naar de grote tent liep. Er werd gesproken over het vervangen van de looppaden door iets blijvenders, misschien zelfs wel zo kostbaar als plaveistenen. Ze kwam achter de ruggen van de verzamelde vrouwen te staan. Tijdens de laatste bijeenkomst van de Zaal die zoveel aandacht had getrokken, was onthuld dat Asha’man zusters hadden gebonden en dat de smet was gereinigd. Het Licht geve dat er geen verrassingen van die orde van grootte wachtten! Haar zenuwen waren al gespannen genoeg door haar omgang met die verrekte Garet Brin. Hij had nota bene geopperd dat hij haar zou moeten leren een zwaard te hanteren, gewoon voor het geval dat. Ze had zwaarden nooit erg nuttig gevonden. En wie had er bovendien ooit gehoord van een Aes Sedai met een wapen, vechtend als een dolle Aiel? Niet te geloven, die man.

Ze drong zich tussen de Novices door, geërgerd dat ze hun aandacht moest trekken voordat ze haar doorlieten. Ze stapten natuurlijk opzij zodra ze zagen dat er een zuster tussen hen door wilde, maar ze waren zo afgeleid dat het wat moeite kostte om ze aan de kant te krijgen. Ze berispte enkelen van hen omdat ze niet aan het werk waren. Waar was Tiana? Ze had die meisjes aan hun taken moeten zetten. Al zou die verrekte Rhand Altor zelf in het kamp verschijnen, de Novices hoorden door te gaan met hun lessen! Eindelijk zag ze, vlak bij de ingang van de grote tent, de vrouw die ze had verwacht. Als Egwenes Hoedster kon Sheriam de Zaal niet in zonder de Amyrlin. En dus moest ze buiten wachten. Al was het waarschijnlijk beter dan te zitten mokken in haar tent. De vrouw met de vurige haren had in de afgelopen weken behoorlijk wat van haar molligheid verloren. Ze moest echt eens opdracht geven om nieuwe gewaden te laten maken; haar oude begonnen om haar heen te hangen. Maar ze leek de laatste tijd wel wat kalmer geworden, minder grillig. Misschien was dat wat haar had dwarsgezeten. Ze had zelf altijd volgehouden dat er helemaal niets mis was.

‘Viskuit,’ gromde Siuan toen een Novice haar per ongeluk een por met haar elleboog gaf. Siuan loerde naar het meisje, dat ineenkromp en snel wegliep, met haar familie van Novices schoorvoetend achter haar aan. Siuan wendde zich weer tot Sheriam. ‘En? Wat is er aan de hand? Is een van de staljongens stiekem de koning van Tyr?’ Sheriam trok haar wenkbrauw op. ‘Elaida kan Reizen.’

‘Wat?’ vroeg Siuan, glurend in de tent. De zetels zaten vol met Aes Sedai, en de slungelige Ashmanaille – van de Grijze – sprak hen toe. Waarom was deze vergadering niet Verzegeld tot de Vlam? Sheriam knikte. ‘We zijn erachter gekomen toen Ashmanaille op pad werd gestuurd om te innen in Kandor.’ Schattingen waren een van de hoofdinkomsten voor Egwenes Aes Sedai. Al vele eeuwen stuurden alle koninkrijken dergelijke bijdragen naar Tar Valon. De Witte Toren was niet langer afhankelijk van dat inkomen; ze had veel betere middelen om in haar onderhoud te voorzien, waarbij ze niet afhankelijk was van de gulheid van derden. Toch werden schattingen nooit afgeslagen, en veel van de koninkrijken in de Grenslanden hielden nog vast aan de oude gebruiken.

Voordat de Witte Toren brak, was het een van Ashmanailles taken geweest om de giften in de boeken bij te werken en maandelijks een bedankje te sturen in naam van de Amyrlin. De splitsing van de Witte Toren, en de ontdekking van het Reizen, hadden het Egwenes Aes Sedai heel gemakkelijk gemaakt een afgevaardigde te sturen om de schattingen in eigen persoon op te halen. De Kandoraanse hoofdklerk maalde er niet om welke van de twee kanten van de Witte Toren hij steunde, zolang de schatting maar werd gestuurd, en hij had er geen moeite mee gehad om het geld rechtstreeks aan Ashmanaille te overhandigen.

Het beleg van Tar Valon had het eenvoudig gemaakt om dit geld af te romen van schattingen die anders naar Elaida zouden zijn gegaan, en ze gebruikten het om Brins soldaten te betalen. Een heel aardige speling van het lot. Maar geen enkele zee bleef eeuwig kalm. ‘De hoofdklerk was behoorlijk woest,’ zei Ashmanaille met haar nuchtere stem. ‘“Ik heb jullie deze maand al betaald,” zei hij tegen me. “Ik heb het geld aan een vrouw gegeven die nog geen dag geleden hier was. Die vrouw had een brief van de Amyrlin zelf bij zich, met het juiste zegel, waarin stond dat ik het geld alleen aan iemand van de Rode Ajah mocht geven.”’

‘Dat bewijst nog niet dat Elaida kan Reizen,’ merkte Romanda binnen in de tent op. ‘Die Rode zuster kan ook op een andere manier naar Kandor zijn gekomen.’

Ashmanaille schudde haar hoofd. ‘Ze hebben gezien hoe er een Poort werd gemaakt. De hoofdklerk ontdekte een boekhoudkundige fout en stuurde een klerk achter Elaida’s afvaardiging aan om hun een paar munten meer uit te betalen. De man beschreef uitstekend wat hij zag. De paarden reden door een zwart gat in de lucht. Hij was zo stomverbaasd dat hij om de wacht riep, maar toen waren Elaida’s mensen al weg. Ik heb hem zelf verhoord.’

‘Ik vertrouw liever niet op het woord van één man,’ zei Moria, die voor aan de groep zat.

‘De hoofdklerk gaf een heel uitgebreide beschrijving van de vrouw die het geld van hem aanpakte,’ zei Ashmanaille. ‘Ik ben er vrij zeker van dat het Nesita was. Misschien kunnen we achterhalen of zij in de Toren is? Dat zou aanvullend bewijs zijn.’

Anderen kwamen met tegenwerpingen, maar Siuan luisterde al niet meer. Misschien was dit een heel sluwe list met de bedoeling om hen af te leiden, maar die gok konden ze niet nemen. Licht! Was zij dan de enige met een hoofd op haar schouders?

Ze greep de dichtstbijzijnde Novice vast, een muizig meisje dat waarschijnlijk ouder was dan ze eruitzag; dat moest wel, want ze leek hooguit negen.

‘Ik heb een boodschapper nodig,’ liet Siuan haar weten. ‘Haal een van de boodschappers die heer Brin in het kamp heeft achtergelaten om nieuws aan hem over te brengen. Snel.’ Het meisje slaakte een gilletje en draafde weg. ‘Wat was dat nou weer?’ vroeg Sheriam.

‘Ik red ons het leven,’ zei Siuan, loerend naar de Novices om hen heen. ‘Zo!’ gromde ze. ‘Genoeg gegaapt! Als jullie lessen zijn uitgesteld vanwege dit fiasco, zoek dan iets anders nuttigs te doen. Elke Novice die over tien tellen nog op dit looppad staat, mag boete doen tot ze niet meer fatsoenlijk tot tien kan tellen!’ Dat zette een massale uittocht van witte gewaden in gang, doordat de families van vrouwen zich met gehaaste voetstappen verwijderden. Even later was alleen de kleine groep Aanvaarden nog over, samen met Sheriam en Siuan. De Aanvaarden krompen ineen toen Siuan naar hen keek, maar ze zei niets. Een van de voorrechten van Aanvaarde zijn was meer vrijheid. Bovendien was Siuan tevreden zolang ze zich kon bewegen zonder tegen iemand aan te botsen. ‘Waarom is deze bijeenkomst niet meteen Verzegeld tot de Vlam?’ vroeg ze aan Sheriam.

‘Weet ik niet,’ gaf Sheriam toe, kijkend in de grote tent. ‘Het is angstaanjagend nieuws, als het waar is.’

‘Dit moest een keer gebeuren,’ zei Siuan, hoewel ze vanbinnen bij lange na niet zo rustig was. ‘Het nieuws over het Reizen verspreidt zich.’

Wat is er gebeurd? dacht ze. Ze hebben Egwene toch niet gebroken? Hopelijk is het niet zij of Leane geweest die is gedwongen om dat geheim prijs te geven. Beonin. Zij moest het zijn. Het Licht verschroeie dit alles!

Ze schudde haar hoofd. ‘Het Licht geve dat we het Reizen geheim kunnen houden voor de Seanchanen. Als ze de Witte Toren inderdaad aanvallen, zullen we in ieder geval dat voordeel nodig hebben.’

Sheriam keek haar aan, en haar scepsis was duidelijk. De meeste zusters geloofden niet in Egwenes Droom over de aanval. Dwazen! Ze wilden de vis wel vangen, maar die niet schoonmaken. Je kon een vrouw niet verheffen tot Amyrlin en vervolgens haar waarschuwingen in de wind slaan.

Siuan wachtte ongeduldig, tikkend met haar voet en luisterend naar het gesprek in de tent. Net toen ze zich begon af te vragen of ze nog een Novice op pad moest sturen, kwam een van Brins boodschappers op een paard naar de tent toe draven. Het nukkige beest dat hij bereed was nachtzwart, met wit boven de hoeven, en het snoof naar Siuan toen de ruiter vlak bij haar tot stilstand kwam, gekleed in een net uniform en met kortgeknipt bruin haar. Moest hij dat beest nu echt zo dichtbij brengen?

‘Aes Sedai?’ vroeg de man, die vanuit het zadel een buiging maakte. ‘U hebt een boodschap voor heer Brin?’

‘Ja,’ antwoordde Siuan. ‘En zorg dat die met alle haast wordt afgeleverd. Is dat begrepen? Het leven van iedereen hier hangt er mogelijk van af.’

De soldaat knikte ferm.

‘Zeg tegen heer Brin...’ begon Siuan. ‘Zeg hem dat hij op zijn flanken moet letten. Onze vijand heeft de beschikking over dezelfde methode die wij hebben gebruikt om hier te komen.’

‘Ik zal het doorgeven.’

‘Herhaal mijn boodschap,’ beval Siuan.

‘Natuurlijk, Aes Sedai,’ zei de slanke man, die nogmaals boog. ‘Maar ik moet u zeggen, ik ben al meer dan tien jaar boodschapper voor de generaal. Mijn geheugen...’

‘Stop,’ viel Siuan hem in de rede. ‘Het kan me niet schelen hoe lang je dit al doet. Het kan me niet schelen hoe goed je geheugen is. Het kan me niet schelen of je, door een of andere speling van het lot, diezelfde boodschap al duizend keer eerder hebt overgebracht. Herhaal mijn boodschap.’

‘Eh, ja, Aes Sedai. Ik moet tegen de generaal zeggen dat hij op zijn flanken moet letten. Onze vijand heeft de beschikking over dezelfde methode die wij hebben gebruikt om hier te komen.’

‘Goed. Ga nu.’

De man knikte.

‘Nu!’

Hij liet dat akelige paard steigeren en galoppeerde met wapperende mantel het kamp uit. ‘Waarom deed je dat nou?’ vroeg Sheriam, wegkijkend van de vergadering in de Zaal.

‘Om te zorgen dat we niet wakker worden met Elaida’s leger om ons heen,’ zei Siuan. ‘Ik durf te wedden dat ik de enige ben die eraan dacht om onze generaal te waarschuwen dat de vijand misschien ons grootste tactische voordeel teniet heeft gedaan. Daar gaat het beleg.’ Sheriam fronste haar voorhoofd, alsof ze daar niet bij had stilgestaan. Ze zou niet de enige zijn. O, sommigen zouden wel aan Brin denken en zich voornemen om uiteindelijk een keer een boodschap aan de generaal door te geven. Maar voor velen was de ramp hier niet het feit dat Elaida haar legers nu dat van hen kon laten flankeren, of dat Brins belegering nu geen zin meer had. De ramp zou voor hen veel persoonlijker zijn: de wetenschap dat wat zij met zoveel moeite hadden geprobeerd geheim te houden, in andermans handen was gevallen. Reizen was van hen, en nu had Elaida er de beschikking over! Typisch Aes Sedai. Eerst verontwaardiging, dan beschuldiging.

Of misschien was Siuan gewoon verbitterd. Iemand in de tent kwam eindelijk op de gedachte om de vergadering te laten Verzegelen tot de Vlam, en dus trok Siuan zich terug. Ze stapte het looppad af en liep over de hard aangestampte aarde. Novices schuifelden overal heen, met hun hoofd gebogen om haar blik te ontwijken, hoewel ze snel kniksen maakten. Ik heb me vandaag niet bepaald zwak voorgedaan, dacht Siuan met een grimas.

De Witte Toren stortte ineen. De Ajahs verzwakten elkaar door kinderachtig onderling te ruziën. Zelfs hier in Egwenes kamp werd meer tijd besteed aan politiek dan aan voorbereidingen op de komende storm.

En Siuan was deels verantwoordelijk voor dat falen. Elaida en haar Ajah droegen natuurlijk het leeuwenvissendeel van de schuld. Maar zou de Toren ooit gespleten zijn als Siuan had aangedrongen op samenwerking tussen de Ajahs? Elaida had nog niet veel tijd gehad. Elke scheuring die in de Toren verscheen, kon waarschijnlijk worden teruggevoerd op kleine haarscheurtjes uit Siuans termijn als Amyrlin. Als ze zich meer had opgesteld als tussenpersoon tussen de groeperingen in de Witte Toren, had ze die vrouwen dan wat kracht in hun botten kunnen stampen? Had ze kunnen voorkomen dat ze zich op elkaar stortten als bloeddorstige vlijmvissen? De Herrezen Draak was belangrijk, maar hij was slechts één figuur in het weefsel van deze laatste dagen. Dat was te gemakkelijk te vergeten; het was te gemakkelijk om de dramatische man uit de legende te zien en alle anderen te vergeten.

Ze zuchtte, pakte haar wasgoed op en keek – uit gewoonte – na of alles er nog was. Terwijl ze dat deed, werd ze vanaf een van de zijpaden benaderd door een gestalte in het wit. ‘Siuan Sedai?’ Siuan keek fronsend op. De Novice die voor haar stond was een van de merkwaardigste van het kamp. Sharina was bijna zeventig en had het verweerde, gerimpelde gelaat van een grootmoeder. Ze droeg haar haren altijd in een zilverkleurige knot, en hoewel ze met rechte rug liep, lag er een bepaald opvallend gewicht op haar. Ze had zoveel gezien, zoveel gedaan, zoveel jaren beleefd. En anders dan een Aes Sedai had Sharina al die jaren echt geleefd. Werken, kinderen opvoeden, zelfs kinderen begraven.

Ze was sterk in de Kracht. Opmerkelijk sterk; ze zou op een dag beslist de stola dragen, en zodra ze dat deed, zou ze ver boven Siuan staan. Voorlopig maakte Sharina echter een diepe kniks. Ze toonde zich bijna volmaakt eerbiedig. Van alle Novices stond zij bekend als degene die het minst klaagde, de minste problemen veroorzaakte en het ijverigst studeerde. Als Novice begreep zij dingen die de meeste Aes Sedai nooit hadden geleerd, of waren vergeten zodra ze de stola kregen. Ze kon nederig zijn als het moest, wist hoe ze straf moest ondergaan, wist wanneer ze moest leren in plaats van te doen alsof ze iets al wist. Hadden we er nog maar een stuk of vijftig van haar slag, dacht Siuan, en een stuk of vijftig minder Elaida’s en Romanda’s.

‘Ja, kind?’ vroeg Siuan. ‘Wat is er?’

‘Ik zag je die was oppakken, Siuan Sedai,’ zei Sharina. ‘En ik dacht dat ik die misschien voor je zou moeten dragen.’ Siuan aarzelde. ‘Ik zou niet willen dat je je vermoeit.’ Sharina trok een wenkbrauw op in een uitdrukking die een Novice helemaal niet paste. ‘Deze oude armen hebben nog vorig jaar twee keer zo zware ladingen heen en weer gedragen van de rivier, Siuan Sedai, en dat terwijl er de hele weg drie kleinkinderen aan hingen. Ik denk dat ik me wel red.’ Er was iets in haar ogen te zien, een aanwijzing dat haar aanbod niet alles was wat het leek. Die vrouw was vaardig in meer dan alleen Helende wevingen, schijnbaar. Nieuwsgierig liet Siuan de oudere vrouw de mand overnemen. Ze liepen over het pad naar de tenten van de Novices. ‘Vreemd eigenlijk,’ zei Sharina, ‘dat er zoveel onrust kan worden veroorzaakt door zo’n schijnbaar eenvoudige onthulling, vind je ook niet, Siuan Sedai?’

‘Elaida’s ontdekking van het Reizen is een belangrijke onthulling.’

‘Maar toch bij lange na niet zo belangrijk als de onthullingen die volgens zeggen tijdens de vergadering van een paar maanden geleden zijn gekomen, toen die man die kan geleiden op bezoek kwam.

Vreemd dat hierom zo’n toestand ontstaat.’

Siuan schudde haar hoofd. ‘De denkwijze van een menigte is op het eerste gezicht vaak vreemd, Sharina. Iedereen heeft het nog over dat bezoek van de Asha’man, en ze dorsten naar meer. Dus reageren ze opgewonden op een kans om iets nieuws te horen. Zo kunnen de grote onthullingen heel steels komen, maar worden de kleinere met veel onrust ontvangen.’

‘Die beschouwing zou heel nuttig zijn, denk ik.’ Sharina knikte naar een groep Novices die langsliep. ‘Als je onrust zou willen zaaien, in ieder geval.’

‘Wat bedoel je?’ vroeg Siuan terwijl ze haar ogen samenkneep. ‘Ashmanaille heeft zich eerst gemeld bij Lelaine Sedai,’ zei Sharina zacht. ‘Ik heb gehoord dat Lelaine degene was die het nieuws liet uitlekken. Ze sprak er hardop over binnen gehoorsafstand van een familie van Novices terwijl ze de Zaal opriep voor een bijeenkomst. Ze heeft ook een paar keer verzoeken afgewezen om de vergadering te laten Verzegelen tot de Vlam.’

‘Ah,’ zei Siuan. ‘Daarom dus!’

‘Ik geef alleen maar geruchten door, natuurlijk,’ verklaarde Sharina, die in de schaduw van een kromme zwarthoutboom bleef staan. ‘Waarschijnlijk is het maar onzin. Een Aes Sedai van Lelaines status weet toch immers best dat als ze per ongeluk iets zegt waar Novices het kunnen horen, dat al snel bij alle bereidwillige oren aankomt.’

‘En in de Toren zijn alle oren bereidwillig.’

‘Inderdaad, Siuan Sedai,’ beaamde Sharina glimlachend. Lelaine had een chaotische bespreking gewild; ze wilde Novices die meeluisterden, en ze wilde dat elke zuster in het kamp zich in het gesprek mengde. Waarom? En waarom deelde Sharina haar bijzonder on-Noviceachtige mening met haar?

Het antwoord lag voor de hand. Hoe bedreigder de vrouwen in het kamp zich voelden – hoe meer gevaar ze zagen van Elaida – hoe gemakkelijker het voor een ferme hand zou zijn om de zeggenschap op te eisen. Hoewel de zusters nu verontwaardigd waren over het verlies van enkel een goed bewaard geheim, zouden ze weldra het gevaar beseffen dat Siuan al had voorzien. Weldra zou er angst ontstaan. Ongerustheid. Bezorgdheid.

De belegering zou nooit werken nu de Aes Sedai daarbinnen konden Reizen wanneer en waarheen ze maar wilden. Brins leger bij de bruggen had geen zin meer. Behalve als Siuan het mis had, zou Lelaine ervoor zorgen dat alle anderen de implicaties ook begrepen. ‘Ze wil dat we bang zijn,’ zei Siuan. ‘Ze wil een crisis.’ Het was slim.

Siuan had dit moeten zien aankomen. Het feit dat ze dat niet had gedaan – en het feit dat ze geen lucht had gekregen van Lelaines plannen – was ook een belangrijke aanwijzing. Die vrouw vertrouwde Siuan mogelijk niet zozeer als het scheen. Viskuit! Ze keek Sharina aan. De grijsharige vrouw stond geduldig te wachten terwijl Siuan overpeinsde wat ze had onthuld. ‘Waarom heb je me dit verteld?’ vroeg Siuan. ‘Voor zover jij weet, ben ik Lelaines pluimstrijker.’

Sharina trok haar wenkbrauwen op. ‘Alsjeblieft, Siuan Sedai. Deze ogen zijn niet blind, en ze zien een vrouw die heel hard werkt om de vijanden van de Amyrlin bezig te houden.’

‘Best,’ zei Siuan. ‘Maar toch geef je je bloot voor heel weinig beloning.’

‘Weinig beloning?’ vroeg Sharina. ‘Neem me niet kwalijk, Siuan Sedai, maar wat denk je dat mijn lot zal zijn als de Amyrlin niet terugkeert? Het maakt niet uit wat ze nu beweert, we weten allemaal wat Lelaine Sedai werkelijk denkt.’

Siuan weifelde. Hoewel Lelaine nu de rol speelde van Egwenes vrome voorstander, was ze nog niet zo lang geleden even ontstemd geweest als alle anderen over de te oude Novices. Weinigen waren ermee ingenomen als gebruiken veranderden.

Nu de nieuwe Novices waren ingeschreven in het Noviceboek, zou het heel moeilijk worden om ze de Toren uit te zetten. Maar dat betekende nog niet dat de Aes Sedai oudere vrouwen zouden blijven toelaten. Verder bestond er een grote kans dat Lelaine – of wie er ook de Amyrlin Zetel in handen kreeg – iets zou bedenken om de opleiding van de vrouwen die tegen de gebruiken in waren aangenomen te vertragen of verstoren. Daar zou Sharina zeker bij horen. ‘Ik zal de Amyrlin op de hoogte brengen van je handelen hier,’ zei Siuan. ‘Je zult worden beloond.’

‘Mijn beloning zal de terugkeer van Egwene Sedai zijn, Siuan Sedai. Ik bid dat dat snel gebeurt. Ze heeft ons lot aan dat van haar verbonden zodra ze ons binnenhaalde. Na wat ik heb gezien, en wat ik heb gevoeld, ben ik niet van plan met mijn opleiding te stoppen.’ De vrouw tilde de mand omhoog. ‘Ik neem aan dat je deze schoon terug wilt ontvangen?’

‘Ja, dank je.’

‘Ik ben een Novice, Siuan Sedai. Het is mijn plicht en mijn genoegen.’ De oude vrouw maakte een eerbiedige buiging en liep verder over het pad, met een tred die jonger was dan haar jaren. Siuan keek haar na en hield toen een andere Novice staande. Nog een boodschap naar Brin. Gewoon voor de zekerheid. Schiet op, meisje, zei Siuan in gedachten tegen Egwene, kijkend naar de spits van de Witte Toren. Sharina is niet de enige wier lot verbonden is aan het jouwe. Je hebt ons allemaal verstrikt in dat net van je.

Загрузка...