Heel lang bleef Elayne naar de slapende Birgitte zitten kijken. Het leek een gezonde slaap. Eenmaal bewoog ze, wanhopig mompelend: ‘Wacht op me, Gaidal. Wacht. Ik kom eraan, Gaidal. Wacht op...’ De woorden verstilden weer tot een trage ademhaling. Was die sterker? De vrouw zag er nog steeds doodziek uit; beter dan eerst, maar bleek en verzwakt.
Na ongeveer een uur keerde Nynaeve terug. Haar voeten waren smerig; op haar wangen glommen nieuwe tranen, ik hield het buiten niet meer uit,’ zei ze, de mantel aan de haak hangend. ‘Ga maar slapen. Ik waak. Ik wil haar in het oog houden.’ Elayne stond langzaam op en streek haar rok goed. Misschien hielp het Nynaeve als ze alles op een rijtje kon zetten, terwijl ze een tijd bij Birgitte oppaste, ik heb ook nog geen zin om te slapen.’ Ze was uitgeput maar over haar slaap heen. ‘Ik denk dat ik even een om metje maak.’ Nynaeve knikte slechts, terwijl ze op Elaynes plekje op het bed ging zitten. Haar vuile voeten bungelden over de rand, haar ogen waren strak op Birgitte gericht.
Tot Elaynes verbazing sliepen Thom en Juilin ook nog niet. Ze hadden een klein vuurtje naast de wagen aangelegd en zaten in kleer makerszit tegenover elkaar uit langstelige pijpen te roken. Thom had zijn hemd gefatsoeneerd en Juilin had een jas aangeschoten, de mouwen omgeslagen, maar geen hemd. Ze keek even rond voor ze bij hen ging zitten. In het kamp bewoog niets. Het was donker, afgezien van het licht van dit vuur en uit de woonwagen. Niemand zei iets terwijl ze haar rok schikte. Daarna keek Juilin Thom aan, die knikte en de dievenvanger pakte iets op. ‘Deze heb ik op de plek gevonden waar zij lag,’ zei de bruine man. ‘Alsof hij uit haar hand was gevallen.’ Elayne nam de zilveren pijl langzaam aan. Zelfs de veren leken van zilver.
‘Opvallend,’ merkte Thom gemoedelijk bij zijn pijp op. ‘Dit plus de vlecht... Ieder verhaal vermeldt om de een of andere reden haar vlecht.
Hoewel ik er ook enkele zonder de vlecht heb gehoord, waarin ze onder een andere naam voorkomt. En ook een paar met andere namen mét vlecht.’
‘Ik geef niks om verhalen,’ bracht Juilin naar voren. Hij klonk net zo rustig als Thom. Er was veel voor nodig om deze twee mannen hun kalmte te laten verliezen, is zij het? Het is al erg – ook als zij het niet is – als een naakte vrouw zo uit het niets verschijnt, maar... Waar zijn we door jou en Ny... Nana bij betrokken geraakt?’ Hij was ongerust. Juilin maakte geen fouten en versprak zich nooit. Thom zat stil aan zijn pijp te puffen en wachtte af.
Elayne draaide de pijl in haar handen rond en deed of ze hem bestudeerde. ‘Ze is een vriendin,’ zei ze eindelijk. Totdat – tenzij – Birgitte haar van haar belofte ontsloeg, diende ze zich eraan te houden. ‘Ze is geen Aes Sedai, maar ze heeft ons geholpen.’ Ze keken haar afwachtend aan en wilden meer horen. ‘Waarom hebben jullie dit niet aan Nynaeve gegeven?’
Ze wisselden weer zo’n blik; mannen leken hele gesprekken te kunnen voeren met hun ogen, tenminste, in aanwezigheid van vrouwen. Zij maakte er in ieder geval uit op dat ze het hunne dachten over haar geheimen. Vooral omdat ze bijna zeker wisten wie het was. Niettemin had ze haar woord gegeven.
‘Ze leek van streek,’ zei Juilin, die bedaard aan zijn pijp zat te zuigen, terwijl Thom de zijne uit zijn mond nam en zijn witte snor punten omhoog blies.
‘Van streek? De vrouw kwam in haar nachtgoed naar buiten, zag er volkomen verloren uit en toen ik haar vroeg of ik kon helpen, beet ze mijn hoofd niet af, maar huilde ze uit op mijn schouder!’ Hij trok aan zijn linnen hemd en mompelde iets over nat. ‘Elayne, ze bood haar verontschuldigingen aan voor elk boos woord dat ze ooit tegen me had geuit, wat zo ongeveer de helft is van alles wat ze heeft gezegd. Ze zei dat ze afgeranseld moest worden, of wellicht was dat al gebeurd, want de helft van de tijd was er geen touw aan vast te knopen. Ze zei dat ze een lafaard was en een koppige dwaas. Ik weet niet wat er met haar aan de hand is, maar ze is spannen ver uit haar gewone doen.’
‘Ik heb eens een vrouw gekend die zich ook zo gedroeg,’ vertelde Juilin, in de vlammen turend. ‘Ze werd wakker, zag een inbreker in haar slaapkamer en stak hem midden in zijn hart. Nadat ze de lamp had aangestoken, zag ze dat het haar man was. Zijn boot was eerder binnengelopen. Ze liep een halve maand net zo rond als... Nana nu.’ Zijn mond verstrakte. ‘Waarna ze zich verhing.’
‘Ik vind het niet prettig jou met deze last op te zadelen, kind,’ voeg de Thom er zachtmoedig aan toe, ‘maar als ze geholpen kan worden, ben jij de enige van ons drieën die dat kan. Ik weet hoe ik een man uit zijn ellende kan helpen. Ik geef hem een schop onder zijn achterste, ik voer hem dronken of ik zoek een leuke mei...’ Hij grom de en bromde, deed net of hij moest hoesten en streek met zijn knokkels langs zijn snor. Dat hij haar als een dochter zag, had als nadeel dat hij leek te denken dat ze pas twaalf was. ‘Het punt is eigenlijk dat ik niet weet hoe ik dit moet aanpakken. En al is Juilin bereid haar op zijn knie te vertroetelen, toch denk ik dat ze hem daar niet erg dankbaar voor zal zijn,’
‘Ik vertroetel nog liever een vangvis,’ mompelde de dievenvanger, maar het klonk minder ruw dan wanneer hij het gisteren zou heb ben gezegd. Hij was even bezorgd als Thom, maar wilde het minder laten merken.
‘Ik zal doen wat ik kan,’ verzekerde ze hun, en ze keek weer naar de pijl. Het waren goede mannen en ze wilde liever niet tegen hen liegen of dingen voor hen verzwijgen. Zeker niet als het niet echt nodig was. Nynaeve beweerde dat je mannen voor hun eigen bestwil diende te sturen, maar daar kon je ook te ver mee gaan. Het was niet eerlijk de mannen in gevaren te brengen waar ze niets van wisten. Dus vertelde ze het. Over Tel’aran’rhiod en dat de Verzakers waren uitgebroken en over Moghedien. Natuurlijk niet alles. Sommige gebeurtenissen in Tanchico waren zo beschamend voor haar geweest dat ze er niet eens aan wilde denken. Haar belofte aan Birgitte hield ze en er bestond feitelijk geen enkele noodzaak om iedere kleinigheid over wat Moghedien Nynaeve had aangedaan uit de doeken te doen. Daarom was het wat moeilijker om te verklaren wat er die nacht was gebeurd, maar ze slaagde erin. Ze vertelde hun alles wat ze volgens haar moesten weten, voldoende om ze voor het eerst te laten beseffen tegen wie ze het opnamen. Niet alleen tegen de Zwarte Ajah daar hadden ze indertijd heel glazig bij zitten kijken – maar ook tegen de Verzakers en dat een van hen waarschijnlijk jacht op Nynaeve en haar maakte. Ze maakte hun duidelijk en dat hun vrienden en bekenden het gevaar liepen tussen jager en prooi bekneld te raken.
‘Zo, nu weten jullie het. Aan jullie de keus om te blijven of weg te gaan,’ besloot ze. Daar liet ze het bij en ze zorgde ervoor Thom niet aan te kijken. Ze wilde wanhopig graag dat hij besloot te blijven, maar was niet van plan dat met één blik te laten merken, ik heb je nog niet de helft geleerd van wat je moet weten als je een even goede koningin wilt worden als je moeder,’ zei hij zo ruw mogelijk, wat hij weer verknoeide door met een knokige vinger een zwarte haarlok uit haar gezicht te strijken. ‘Zo gemakkelijk kom je niet van me af, kind. Ik ben van plan jou de meesteres van Daes Dae’mar te maken, al moet ik ervoor in je oor blijven toeteren tot je doof bent. Ik heb je nog niet eens geleerd hoe je met een mes omgaat. Ik heb het je moeder proberen bij te brengen, maar ze zei altijd dat ze in nood een man kon opdragen zijn mes te gebruiken. Een dwaze manier om het zo te bekijken.’
Ze boog zich naar voren en drukte een kus op zijn getaande wang. Hij knipperde met zijn ogen en trok zijn borstelige wenkbrauwen hoog op, waarna hij met een glimlach de pijp weer in zijn mond stak. ‘Je kunt mij ook een zoen geven,’ merkte Juilin droog op. ‘Rhand Altor laat mijn ingewanden eruit snijden wanneer ik jou niet even gezond en wel terugbezorg als je bij je vertrek was.’ Elayne hield haar kin hoog. ‘Ik wil niet dat je vanwege Rhand Altor blijft, Juilin.’
Terugbezorgen? Welja!
‘Je blijft alleen als je dat zelf wilt. En ik ontsla jou, en jou, Thom!’ – hij had zitten grinniken bij de opmerking van de dievenvanger – ‘niet van je belofte om te doen wat je gezegd wordt.’ Thoms geschrokken ogen waren heel bevredigend. Ze wendde zich weer tot Juilin. ‘Jullie volgen mij – en Nynaeve, natuurlijk – in de volle wetenschap welke vijanden we tegenover ons hebben. Anders mogen jullie je spullen inpakken en op Pruiler wegrijden, waarheen je maar wilt. Ik geef hem aan jullie.’ Juilin zat zo recht als een paal en zijn lichtbruine huid werd steeds donkerder, ik heb nog nooit in mijn leven een vrouw die in gevaar verkeerde in de steek gelaten.’ Hij richtte de pijpensteel als een wapen op haar. ‘Als je me wegstuurt, blijf ik je op de hielen zitten als een scheerder op een sternjacht.’ Zo had ze het eigenlijk niet bedoeld, maar het volstond. ‘Goed dan.’ Ze stond op, ging kaarsrecht staan, de zilveren pijl langs haar zij, en behield haar licht ijzige stemming. Ze dacht dat ze eindelijk beseften wie de leiding had. ‘Het wordt al gauw licht.’ Had Rhand inderdaad de onbeschaamdheid gehad tegen Juilin ‘terugbezorgen’ te zeggen? Thom zou een tijdlang met die dievenvanger mee moeten lijden, maar met zo’n grijns verdiende hij dat ook.
‘Doof het vuur en ga slapen. Nu. Geen uitvluchten, Thom. Zonder slaap ben je morgen van geen enkel nut.’
Gehoorzaam schopten ze zand over de vlammetjes, maar toen ze bij het trapje van de wagen stond, hoorde ze Thom zeggen: ‘Ze klinkt soms net als haar moeder.’
‘Dan ben ik blij dat ik die nooit heb ontmoet,’ bromde Juilin terug. ‘Kop of munt voor de eerste wacht?’ Thom stemde mompelend in. Ze liep bijna naar hen terug, maar merkte dat ze glimlachte. Mannen! Het was een aardige gedachte. Haar goede stemming duurde tot ze binnen was.
Nynaeve zat nog op het puntje van het bed en had beide handen nodig om rechtop te kunnen zitten. Haar ogen dreigden tijdens haar wake voortdurend dicht te vallen. Haar voeten waren nog vuil. Elayne legde Birgittes pijl in een van de kastjes achter enkele grove linnen zakjes met gedroogde erwten. Gelukkig schonk de ander er geen enkele aandacht aan. Ze dacht niet dat Nynaeve nu de behoef te had juist dat ding onder ogen te krijgen. Maar waaraan dan wel? ‘Nynaeve, het is al erg laat. Je moet je voeten wassen en gaan slapen.’
Nynaeve draaide, ogenknipperend van de slaap, haar hoofd naar haar toe. ‘Voeten? Wat? Ik moet bij haar waken.’ Het zou stapje voor stapje moeten gaan. ‘Je voeten, Nynaeve. Ze zijn vuil. Was ze.’
Fronsend keek Nynaeve naar haar smerige voeten en knikte toen. Ze knoeide met het water toen ze de grote witte kan boven de wasbak uitschonk en spatte nog meer rond voor ze klaar was en met afdrogen begon, maar zette zich daarna weer op haar oude plekje neer. ‘Ik moet waken. Voor het geval... voor het geval... Ze heeft eenmaal geroepen. Gaidal.’
Elayne drukte haar op het bed neer. ‘Je hebt slaap nodig, Nynaeve. Je kunt je ogen niet openhouden.’
‘Dat kan ik wel,’ mompelde Nynaeve dof en probeerde rechtop te gaan zitten, hoewel Elayne haar schouders omlaag drukte, ik moet bij haar waken, Elayne. Dat moet.’
Vergeleken met Nynaeve waren de twee mannen verstandig en bereid te luisteren. Ook al peinsde Elayne er niet over, ze kon haar nooit dronken voeren of een leuke jonge... eh, man bezorgen, waardoor alleen een harde schop overbleef. Medelijden en gezond verstand hadden in elk geval geen enkele indruk gemaakt, ik heb genoeg van je gepruil en zelfmedelijden, Nynaeve,’ zei ze ferm. ‘Je gaat nú slapen en morgenochtend wil ik niet meer horen dat je zo’n ellendige feeks bent. Als je je niet kunt gedragen als de vrouw met gezond verstand die je bent, vraag ik Cerandin om je twee blauwe ogen te stompen voor die ene die ik heb geheeld. Waarvoor je me niet eens hebt bedankt. En ga nu slapen.’
Nynaeves ogen sperden zich verontwaardigd wijd open – gelukkig leek ze niet meer in huilen uit te barsten – maar Elayne drukte ze zachtjes met haar vingers dicht. Dat ging gemakkelijk, ondanks de zacht gemompelde tegenwerpingen, en al snel volgde de trage adem haling van iemand in diepe slaap.
Elayne gaf een klopje op Nynaeves schouders voor ze zich opricht te. Ze hoopte dat ze vredig sliep en over Lan droomde, maar elk soort slaap was voor haar nu beter dan geen slaap. Ze onderdrukte een geeuw en boog zich over Birgitte heen. Ze kon niet zeggen of haar kleur of ademhaling al beter was. Ze kon slechts afwachten en hopen.
Beide vrouwen leken geen last van het licht te hebben, dus liet ze het aan en ging tussen de twee bedden op de vloer zitten. De lampen hielpen haar wakker te blijven. Niet dat ze wist waarom ze wakker moest blijven. Net als Nynaeve had ze alles gedaan wat er gedaan kon worden. Gedachteloos zat ze met haar rug tegen de wand. Haar kin zakte langzaam op haar borst neer.
Ze had een prettige droom, al was die vreemd. Rhand knielde voor haar neer en ze legde een hand op zijn hoofd en bond hem tot zwaard hand. Een van haar zwaardhanden. Met Birgitte erbij móést ze nu wel voor de Groene Ajah kiezen. Er waren ook andere vrouwen en hun gezichten veranderden bij elke blik. Nynaeve, Min, Moiraine, Aviendha, Berelain, Amathera, Liandrin en anderen die ze niet kende. Wie het ook waren, ze wist dat ze hem met hen moest delen, om dat ze in haar droom zeker wist dat Min het in een visioen had gezien. Ze wist niet goed wat ze ervan vond – sommige gezichten wilde ze openkrabben – maar het was door het Patroon voorbestemd en zou zo moeten zijn. In ieder geval had ze één ding dat de anderen nooit konden krijgen: de binding tussen een zwaardhand en zijn Aes Sedai.
‘Waar zijn we hier?’ vroeg Berelain, zo mooi met haar ravenzwarte haar dat Elayne haar tanden wilde ontbloten. De vrouw droeg het laag gesneden rode gewaad dat Luca zo graag Nynaeve wilde laten dragen; Berelain kleedde zich altijd onthullend. ‘Word wakker, dit is niet Tel’aran’rhiod.’
Elayne schrok wakker en zag Birgitte half uit het bed hangen. Ze greep slapjes haar arm. Haar gezicht was te bleek en vochtig, alsof ze koorts had, maar haar blauwe ogen stonden strak en scherp op Elayne gericht.
‘Dit is niet Tel’aran’rhiod.’ Het was geen vraag, maar Elayne knikte en Birgitte liet zich met een lange zucht terugvallen, ik herinner me alles,’ fluisterde ze. ‘Ik ben hier zoals ik ben. Alles is veranderd. Gaidal is ergens daarginds, een kleuter of zelfs een jongen. Niettemin, als ik hem zie, wat vindt hij dan van een vrouw die oud genoeg is om zijn moeder te zijn?’ Ze wreef kwaad langs haar ogen en mom pelde: ik huil niet. Ik huil nooit. Dat herinner ik me, het Licht helpe me. Ik huil nooit.’
Elayne kwam overeind en knielde naast het bed van de vrouw neer. ‘Je zult hem wel vinden, Birgitte.’ Ze bleef zacht praten. Nynaeve leek nog steeds te slapen – er klonk regelmatig een zacht raspend gesnurk – maar ze had rust nodig, in plaats van dit alles nogmaals te moeten doorstaan. ‘Op de een of andere wijze zul je dat. En hij zal van je houden. Ik weet dat het zal gebeuren.’
‘Denk je dat het me daar om gaat? Ik kan ertegen als hij niet van me houdt.’ Haar glinsterende ogen verrieden de leugen. ‘Hij heeft me nodig, Elayne, en dan zal ik er niet zijn. Hij toont altijd meer moed dan goed voor hem is; ik moet het altijd aanvullen met behoed zaamheid. Nog erger, hij zal rondtrekken, mij zoeken, niet weten waarnaar hij zoekt, niet weten waarom hij zich niet volledig voelt. We zijn altijd bij elkaar, Elayne. Twee helften van een geheel.’ De tranen drongen zich op en gleden omlaag. ‘Moghedien heeft gezegd dat ze me eeuwig zou laten huilen en ze...’ Opeens betrok haar gezicht; er klonken zachte wilde snikken die uit haar keel leken te worden getrokken.
Elayne sloeg haar armen om de langere vrouw heen, mompelde troostende woorden waarvan ze wist dat die nutteloos waren. Hoe zou zij zich voelen als Rhand van haar werd weggenomen? Ze vond het idee zo erg dat ze haar hoofd op Birgittes schouder wilde leggen om mee te huilen.
Ze wist niet zeker hoelang Birgittes huilbui duurde, maar ten slotte duwde ze Elayne weg en ging goed zitten, terwijl ze haar wangen met haar vingers afveegde. ‘Dat heb ik niet meer gedaan sinds ik een kind was. Nooit.’ Ze keek gefronst opzij naar Nynaeve, die nog in het andere bed lag te slapen. ‘Heeft Moghedien haar erg verwond? Ik heb na de inname van Mareesh door Tourag nooit iemand op zo’n vreselijke manier opgehangen gezien.’ Elayne moest heel vragend heb ben gekeken, want ze voegde eraan toe: in een andere Eeuw. Is ze gewond?’
‘Niet erg. Vooral haar geest. Door wat jij deed, kon zij ontsnappen, maar pas nadat...’ Elayne kon het niet over haar lippen krijgen. Er waren nog te veel verse wonden. ‘Ze geeft zichzelf de schuld. Ze denkt dat... alles... haar schuld is doordat ze jouw hulp heeft ingeroepen.’
‘Als ze me dat niet had gevraagd, zou Moghedien haar nu hebben leren smeken. Ze is even onvoorzichtig als Gaidal.’ Birgittes stem klonk droog, wat niet paste bij haar vochtige wangen. ‘Ze heeft me er niet met de haren bij gesleurd. Als zij verantwoording opeist voor de gevolgen, dan eist zij de verantwoordelijkheid voor mijn daden op.’ Het was vreemd dat haar boosheid de boventoon voerde, ik ben een vrije vrouw en ik neem mijn eigen beslissingen. Ze heeft het niet voor mij besloten.’
‘Ik moet zeggen dat je dit beter opneemt dan... ik zou doen.’ Ze had eerst Nynaeve willen zeggen. Dat was wel waar, maar het andere ook. ‘Ik zeg altijd: als je het schavot op stapt, geef je de menigte een grap, de beul een munt en maak je de val met een glimlach rond je lippen.’ Birgittes glimlach was grimmig. ‘Moghedien heeft de val geplaatst, maar mijn nek is nog niet gebroken. Misschien zal ik haar nog ver bazen voor dit alles voorbij is.’ De glimlach ging over in een frons toen ze Elayne opnam, ik kan je... voelen. Als ik mijn ogen dicht doe, denk ik dat ik je zelfs een span verder kan aanwijzen.’ Elayne haalde diep adem. ‘Ik heb je gebonden, je bent mijn zwaard hand,’ zei ze haastig. ‘Je lag op sterven en helen hielp niet en...’ De vrouw keek haar aan. Niet langer fronsend, maar haar ogen stonden verontrustend scherp, ik had geen andere keus, Birgitte, anders zou je gestorven zijn.’
‘Een zwaardhand,’ zei Birgitte langzaam, ik denk dat ik me een geschiedenis herinner over een vrouwelijke zwaardhand, maar dat was in een leven van zo lang geleden dat ik er het fijne niet meer van weet.’
Het was tijd opnieuw diep adem te halen en ditmaal zocht Elayne moeizaam naar de juiste woorden. ‘Er is iets wat je moet weten. Je komt er vroeg of laat toch achter en ik heb besloten geen dingen meer te verzwijgen voor mensen die recht hebben het te weten, tenzij het werkelijk noodzakelijk is om...’ Een derde diepe zucht, ik ben geen Aes Sedai, maar een Aanvaarde.’
Heel lang bleef de vrouw met de goudblonde staart haar aankijken en schudde toen langzaam haar hoofd. ‘Een Aanvaarde. In de Trollok-oorlogen heb ik een Aanvaarde gekend die een vent bond. Ba rashelle zou de volgende dag worden beproefd voor haar verheffing tot Aes Sedai en zou zeker de stola ontvangen, maar ze was bang dat een vrouw die op dezelfde dag zou worden beproefd, hem zou kiezen. In de Trollok-oorlogen achtte de Toren het noodzakelijk vrouwen zo vroeg mogelijk te verheffen.’
‘Wat gebeurde er?’ kon Elayne niet nalaten te vragen. Barashelle? De naam klonk bekend.
Birgitte verstrengelde haar vingers op de deken, schoof haar hoofd opzij op het kussen en mat zich een blik aan van spottend medele ven. ‘Onnodig te zeggen dat ze de proef niet mocht afleggen toen de waarheid bekend werd. De noodzaak was niet groot genoeg voor zo’n overtreding. Ze dwongen haar de binding van de arme kerel aan een ander over te geven en om haar geduld bij te brengen plaatsten ze haar in de keukens bij de werkmeiden en spitdraaisters. Ik heb gehoord dat ze daar drie jaar moest blijven en toen ze eindelijk de stola ontving, koos de Amyrlin Zetel zelf een zwaardhand voor haar. Anselan, een man met een verweerd gezicht en zo koppig als een bok. Ik kwam ze enkele jaren later tegen en ik wist niet wie de baas was. Ik denk dat Barashelle er ook niet zeker van was.’
‘Niet zo prettig,’ mompelde Elayne. ‘Drie jaren in de... wacht eens, Barashelle en Anselan?’ Dat kon niet hetzelfde paar zijn; in het ver haal werd nergens vermeld dat Barashelle een Aes Sedai was. Maar ze had twee verschillende versies gehoord en van Thom nog een der de. In al die verhalen moest Barashelle heel lang zwaar werk ver richten om de liefde van Anselan te winnen. Tweeduizend jaren konden veel veranderen in een geschiedenis.
‘Niet prettig, nee,’ beaamde Birgitte en opeens waren haar ogen veel te groot en onschuldig in haar bleke gezicht. ‘Aangezien je zult willen dat ik dat vreselijke geheim voor me houd, neem ik aan dat je me niet zo achter mijn vodden zult zitten als sommige Aes Sedai. Het gaat niet goed samen: jij mij maar opjagen, zodat ik me gedwongen voel het te zeggen, als ik van je af wil.’
Als vanzelf schoot Elaynes kin omhoog. ‘Dat lijkt verdacht veel op een dreigement. Ik kan niet goed tegen dreigen, niet van jou of ie mand anders. Als je denkt...’
De vrouw richtte zich op, pakte haar bij de arm en onderbrak haar verontschuldigend. Haar greep was al veel krachtiger. ‘Alsjeblieft, ik bedoel het niet op die manier. Gaidal beweert dat ik evenveel gevoel voor grapjes heb als een rots die in een shojakring wordt gegooid.’ Haar gezicht betrok even bij het noemen van Gaidal, maar kreeg snel weer zijn gewone uitdrukking. ‘Je hebt mijn leven gered, Elayne. Ik zal je geheim bewaren en je als zwaardhand dienen. En je vriendin zijn als je dat wilt.’
‘Ik zal er trots op zijn jouw vriendin te zijn.’ Shojakring? Dat zou ze een volgende keer wel vragen. Birgitte was misschien wel sterker, maar ze had rust nodig, geen vragen. ‘Trots op mijn zwaardhand.’ Het leek erop dat ze de Groene Ajah moest kiezen, om ook Rhand te kunnen binden. De droom zat nog helder in haar geheugen en ze was van plan hem over te halen dat op de een of andere manier te aanvaarden. ‘Kun je misschien proberen... je gevoel voor grapjes... wat aan te passen?’
‘Ik zal het proberen,’ zei Birgitte op een toon alsof ze beloofde een berg op te tillen. ‘Maar als ik je zwaardhand moet zijn, zelfs in het geheim, zal ik ook je zwaardhand zijn. Je kunt je ogen amper open houden. Het wordt tijd dat je gaat slapen.’ Zowel Elaynes wenk brauwen als kin schoten omhoog, maar de ander gaf haar geen kans iets te zeggen. ‘Afgezien van veel andere dingen behoort een zwaard hand ook zijn... haar Aes Sedai te zeggen wanneer ze zich afbeult. Of dat ze wat voorzichtiger moet zijn wanneer zij denkt dat ze de Doemkrocht in kan lopen. En om haar in leven te houden, zodat ze kan doen wat ze moet doen. Ik ga die dingen voor jou doen. Je hoeft geen aanval in je rug te verwachten wanneer ik bij je ben, Elayne.’ Zij had geen behoefte aan slaap, veronderstelde ze, maar Birgitte wel. Elayne deed de lampen op half en zorgde ervoor dat de vrouw ging liggen en kon gaan slapen, hoewel dat pas gebeurde nadat Birgitte had gezien dat ze voor haarzelf een kussen en dekens op de vloer tussen de bedden had neergelegd. Ze hadden nog een verschil van mening over wie op de vloer moest slapen, maar Birgitte was nog zo zwak dat het Elayne geen moeite kostte haar in het bed te houden. Nou ja, niet zoveel moeite. Nynaeves zachte gesnurk werd gelukkig niet eenmaal onderbroken.
Zelf viel ze niet snel in slaap, wat ze Birgitte ook had wijsgemaakt. De vrouw kon zonder kleren haar neus niet buiten de wagen vertonen, maar ze was groter dan Nynaeve of zijzelf. Ze ging tussen de bedden zitten en begon de zijden donkergrijze rijkleding bij de zoom uit te leggen. De volgende ochtend zou er amper tijd zijn om meer te doen dan snel te passen en de nieuwe zoom vast te stikken. De slaap overviel haar toen ze nog maar de helft had losgetornd. Opnieuw kreeg ze de droom van de binding met Rhand, meerdere keren. Soms knielde hij vrijwillig neer en soms moest ze doen wat ze met Birgitte had gedaan. Ze moest zelfs een keer zijn slaapkamer binnensluipen terwijl hij sliep. Birgitte stond nu ook bij de andere vrouwen. Dat vond Elayne niet zo erg. Ook niet van Min, Egwene, Aviendha of Nynaeve, hoewel ze zich niet kon voorstellen wat Lan over dat laatste zou zeggen. Maar de anderen... Ze had juist Birgitte, in de van kleur veranderende mantel van een zwaardhand, bevolen om Berelain en Elaida drie jaar lang naar de keuken te sturen, waarop de twee vrouwen haar opeens begonnen te stompen. Ze werd wakker doordat Nynaeve zich verstapte toen ze bij Birgitte wilde gaan kijken om te zien hoe die eraan toe was. Achter de kleine raampjes was het grijs van de vroege dageraad te zien.
Birgitte werd wakker en beweerde dat ze even sterk was als altijd en bovendien een razende honger had. Elayne betwijfelde of Nynaeve haar bui van zelfverwijt al te boven was. Ze wrong niet met haar handen, zei ook niets, maar terwijl Elayne haar handen en gezicht waste, alles uitlegde over het beestenspul en waarom ze daar nog een tijdje moesten blijven, schilde Nynaeve haastig rode peren en gele appels, sneed ze in partjes, verwijderde het klokhuis, sneed brokjes kaas en overhandigde dit alles op een bord aan Birgitte, samen met een beker aangelengde wijn met honing en kruiden. Ze zou het de vrouw hebben gevoerd als haar dat was toegestaan. Nynaeve waste Birgittes haren in witte hennenpeper tot het even zwart was als dat van Elayne – Elayne deed haar eigen haar natuurlijk zelf. Ze schonk Birgitte haar mooiste ondergoed en kousen en keek teleurgesteld toen een paar muiltjes van Elayne beter pasten. Ze stond erop Birgitte in de donkergrijze jurk te helpen, zodra haar haren met een doek waren gedroogd en weer opnieuw gevlochten. Hij moest rond haar heupen en haar borsten worden uitgelegd, maar dat zou moeten wachten. Ze wilde zelfs eigenhandig de zoom vaststikken. De ongelovige blikken van Elayne dreven haar weer naar haar eigen bezigheden en deden haar onder het wassen mompelen dat ze even goed kon naai en als ieder ander. Als ze dat wilde.
Toen ze eindelijk naar buiten gingen, keek net het eerste scherpe gouden randje van de zon boven de bomen in het oosten uit. Dit stukje van de ochtend voelde bedrieglijk aangenaam aan. Er stond geen enkel wolkje aan de strakblauwe hemel en tegen de middag zou de lucht wel weer heet en kurkdroog aanvoelen.
Thom en Juilin leidden het span al naar de wagen en overal in het kamp heerste de drukte van de voorbereiding van het vertrek. Pruiler was reeds gezadeld en Elayne bedacht dat ze vandaag niet moest vergeten om te zeggen dat ze zelf paard wilde rijden voor een van de mannen het zadel in bezit nam. Ook als Thom en Juilin er het eerste waren, zou ze niet al te teleurgesteld zijn. Vanmiddag zou ze voor het eerst voor toeschouwers op het slappe koord dansen. Het pakje dat Luca haar had laten zien, maakte haar wat zenuwachtig, maar gelukkig had ze er niet zo over gezeurd als Nynaeve. Luca zelf schreed met grote stappen door het kamp, de rode mantel fladderde achter hem aan. Hij schoot alle kanten op en verstrekte ie dereen overbodige aanwijzingen. ‘Latelle, maak die bloedberen wakker! Ik wil ze overeind hebben, grauwend, wanneer we door Samara trekken! Clarine, pas deze keer beter op je honden! Als er weer eentje achter een kat aan gaat... Brugh, jij en je broers voeren je kunstjes vlak voor mijn wagen uit, let erop. Vlak ervoor. Dit moet een keurige optocht worden, geen wedstrijd wie van jullie het snelst de losse koprol kan doen! Cerandin, hou de zwijnpaarden in toom! Ik wil dat de monden van de toeschouwers openvallen van verbazing, niet dat ze doodsbang weghollen!’
Hij bleef bij hun wagen staan, keek Nynaeve en haar boos aan en had nog wat over voor Birgitte. ‘Heel vriendelijk van jullie om met de anderen mee te gaan, vrouw Nana en mijn vrouwe Morelin. Ik dacht dat jullie tot de middag bleven slapen!’ Hij gaf Birgitte een knikje. ‘Jullie maken een praatje met iemand van de andere kant van de rivier, nietwaar? Nou, we hebben geen tijd voor bezoekers. Ik ben van plan voor de middag alles te hebben opgesteld en de eerste uit voering in volle gang te zien.’
Nynaeve leek bedremmeld door de woordenvloed, maar na zijn twee de zin werd elke woedende blik met gelijke munt terugbetaald. Hoe onhandig ze zich ook tegenover Birgitte gedroeg, haar houding te genover anderen hield ze niet in toom. ‘Wij zullen even snel klaar zijn als alle anderen, baas Luca, prent dat maar in je hoofd! Boven dien maken enkele uren geen verschil. Er staan genoeg mensen aan de andere kant van de rivier te kijken. Zelfs als er maar een op de honderd komt kijken, heb je meer toeschouwers dan je ooit had kunnen dromen. Als wij besluiten op ons gemak te ontbijten, kun je met je duimen draaien en wachten. Je krijgt niet wat je wilt, als je ons achterlaat.’
Dat was tot nog toe de botste opmerking over de beloofde honderd goudmarken, maar ditmaal bond hem dat niet in. ‘Voldoende mensen? Voldoende mensen! Mensen moet je lokken, vrouw. Chin Aki ma staat er al drie dagen en hij heeft een kerel die met zwaarden en bijlen kunsten vertoont. En negen tuimelaars! Negen! Een of andere vrouw, van wie ik nooit heb gehoord, heeft twee vrouwelijke tuimelaars die aan een hangend touw dingen doen, waardoor de ogen van de Chavana’s uit hun kasseji rollen! Het is ongelooflijk wat voor menigte daarop afkomt! Sillia Cerano heeft mannen die hun gezichten als hofnarren hebben opgeschilderd, elkaar nat gooien met water en elkaar met blazen tegen het hoofd slaan. De mensen hebben alleen daarvoor al een zilveren penner meer over.’ Opeens kneep hij zijn ogen half dicht en richtte zijn aandacht op Birgitte. ‘Wil jij je gezicht beschilderen? Sillia heeft geen vrouw bij haar narren. Enkele paardenknechten willen best meedoen. Het doet geen pijn om met een opgeblazen blaas geraakt te worden en ik betaal je...’ Hij verviel peinzend tot zwijgen – hij hield net zoveel van geld uitgeven als Nynaeve – en in dat ogenblik van stilte merkte Birgitte op: ‘Ik ben geen nar en zal nooit een nar zijn. Ik ben boogschutter.’
‘Boogschieten,’ mopperde hij, de ingewikkelde, glimmend zwarte vlecht opnemend die over haar linkerschouder hing. ‘En ik neem aan dat je jezelf Birgitte noemt. Wat ben je? Een van die gekken die op de Hoorn van Valere jagen? Zelfs als het ding bestaat, wat voor kans heb jij dan om hem eerder te vinden dan een ander? Ik was in Illian toen de Jagers de eed werd afgenomen en op het grote Plein van Tammaz stonden duizenden mensen. Maar de roem die je hóópt te winnen, kan nooit het klappen van de toeschouwers...’ ik ben boogschutter, beste man,’ onderbrak Birgitte hem ferm. ‘Haal een boog en ik schiet beter dan jij of wie je ook aanwijst. Honderd goudkronen tegen een van jou.’ Elayne verwachtte een gilletje van Nynaeve – zij zouden de weddenschap moeten nakomen als Birgitte verloor. Wat Birgitte ook beweerde, Elayne dacht niet dat de vrouw al geheel hersteld was – maar Nynaeve sloot kort haar ogen en haal de diep en lang adem.
‘Vrouwen,’ bromde Luca. Thom en Juilin hoefden toch niet zo te kijken alsof ze het ermee eens waren. ‘Jij past uitstekend bij vróuwe Morelin en Nana, of hoe ze ook heten.’ Met een groots gebaar zwaai de hij zijn zijden mantel rond naar de drukte van mannen en paarden om zich heen. ‘Het is je scherpe oog mogelijk ontgaan, Birgitte, maar ik heb een voorstelling te regelen en mijn rivalen legen reeds de zakken van de Samaranen, stelletje beurzensnijders dat het zijn.’ Birgitte glimlachte, haar lippen krulden licht omhoog. ‘Ben je bang, beste man? We kunnen jouw inzet op een penner zetten.’ Elayne dacht dat Luca een hartaanval kreeg, te oordelen naar de hoogrode kleur van zijn gezicht. Zijn nek leek opeens veel te groot voor zijn hemd. ‘Ik haal mijn boog,’ siste hij bijna. ‘Wat mij betreft, mag je die honderd marken met werken aflossen, met een geverfd gezicht of door de kooien schoon te maken.’
‘Weet je zeker dat je weer voldoende hersteld bent?’ vroeg Elayne aan Birgitte toen hij mopperend wegbeende. Het enige woord dat ze opving, was: ‘Vróuwen’! Nynaeve keek de vrouw met de vlecht aan alsof ze wilde dat de grond zich opende om haar – haarzelf, niet Birgitte – op te slokken. Een aantal paardenknechten stond om de een of andere reden rond Thom en Juilin.
‘Hij heeft mooie benen,’ zei Birgitte, ‘maar ik heb nooit van lange mannen gehouden. Zet er een leuk gezicht op en ze zijn altijd on uitstaanbaar.’
Petra, tweemaal zo breed als ieder ander, had zich bij het groepje mannen gevoegd. Hij zei iets en schudde toen Thom de hand. Ook de Chavana’s stonden erbij. Plus Latelle, die ernstig met Thom sprak terwijl ze duistere blikken op Nynaeve en de twee vrouwen naast haar wierp. Tegen de tijd dat Luca met een ongespannen boog en een koker pijlen terugkeerde, was niemand meer aan het werk. Wagens, paarden en kooien – zelfs de gekluisterde zwijnpaarden – waren in de steek gelaten. De mensen stonden in een groep rond Thom en de dievenvanger. Iedereen volgde Luca, die een klein stukje het kamp uitliep.
‘Men houdt mij voor een goede schutter,’ zei hij en kerfde op borst hoogte een kruis in de stam van een hoge eik. Hij had iets van zijn opgewektheid terug en mat zwierig vijftig passen af. ‘Ik neem het eerste schot, zodat je kunt zien wat je te wachten staat.’ Birgitte plukte de boog uit zijn hand en liep nog eens vijftig passen verder; terwijl hij haar verbluft nakeek. Ze bekeek de boog hoofd schuddend, maar plaatste hem op haar voet en had hem al in één vloeiende beweging gespannen voor Luca, Elayne en Nynaeve naast haar stonden. Birgitte trok een pijl uit de koker die hij haar voor hield, bekeek hem even en gooide hem toen als afval weg. Luca frons te, wilde wat zeggen, maar ze gooide de tweede pijl ook opzij. De volgende drie ploften eveneens op de met bladeren bedekte grond, voor ze er een met de punt in de grond naast haar stak. Van de een entwintig hield ze er vier over.
‘Ze kan het,’ fluisterde Elayne en probeerde er al haar zekerheid in te leggen. Nynaeve knikte grimmig. Als ze die honderd goudmarken moesten betalen, zouden ze heel gauw de juwelen van Amathera moeten verkopen. De pandbrieven waren eigenlijk waardeloos, zoals ze Nynaeve had uitgelegd. Als ze die gebruikten, zouden het voor Elaida net wijsvingers zijn die haar vertelden waar ze waren geweest of zelfs waar ze zich nu bevonden.
Als ik op tijd mijn mond had open gedaan, had ik dit kunnen voorkomen. Als mijn zwaardhand moet ze doen wat ik zeg. Of niet?
De gebeurtenissen van die ochtend bewezen niet dat gehoorzaamheid een deel van de binding vormde. Hadden de Aes Sedai die ze had bespied, de mannen ook een eed af genomen? Nu ze erover nadacht, meende ze dat een dat had gedaan. Birgitte legde een pijl aan, hief de boog en schoot af, zonder tijd om te mikken. Elayne kromp in elkaar, maar de stalen punt trof precies het hart van het uitgesneden kruis. Voor de pijl was uitgetrild, streek de tweede er vlak naast. Daarna wachtte Birgitte een ogenblik, tot de pijlen niet meer trilden. Een zucht steeg uit de toeschouwers op toen de derde pijl de eerste doormidden spleet, maar dat was nog niets vergeleken met de volkomen stilte toen de laatste pijl de twee de even netjes doormidden schoot. Eén keer kon toeval zijn, maar tweemaal...
Luca keek of zijn ogen uit de kassen rolden. Met open mond staar de hij naar de boom, toen naar Birgitte, naar de boom, naar Birgit te. Ze bood hem de boog aan en hij schudde zwakjes het hoofd. Opeens smeet hij de pijlkoker opzij, spreidde beide armen met een blijde kreet: ‘Geen messen! Pijlen! Op honderd pas!’ Nynaeve zocht steun bij Elayne toen de man uitlegde wat hij bedoelde, maar liet geen enkel bezwaar horen. Thom en Juilin haalden geld op. De meesten gaven hun munten met een zucht of een lach af, maar Juilin moest Latelle bij de arm grijpen toen ze probeerde weg te glippen, en haar boos toespreken voor ze de munten uit haar beurs haalde. Dus dat hadden ze uitgespookt. Ze zou hen hier ferm over onderhouden. Later echter. ‘Nana, je hoeft hier niet mee door te gaan.’ Maar Nynaeve staarde Birgitte slechts met grauwe ogen aan. ‘Onze weddenschap?’ vroeg Birgitte, toen Luca aanstalten maakte weg te lopen. Hij grijnsde, zocht langzaam in zijn beurs en gooide haar een munt toe. Elayne ving de glans van goud in de zon op, ter wijl Birgitte de munt bekeek en hem meteen teruggooide. ‘Jouw in zet was een penner; daar hebben we om gewed.’ Luca’s ogen sprongen van verbazing wijd open, maar het volgende ogenblik lachte hij en drukte de goudmark in haar handen. ‘Je bent ieder koperstuk ervan waard. Wie had dat gedacht! De koning van Geldan zelf komt misschien naar jouw opvoering kijken. Birgitte en haar pijlen. We gaan de boog en de pijlen zilverkleurig verven.’ Wanhopig probeerde Elayne Birgittes aandacht te trekken. Als het idee van die man werd uitgevoerd, konden ze net zo goed een weg wijzer voor Moghedien plaatsen.
Maar Birgitte speelde slechts grijnzend met de munt in haar hand. ‘Verf maakt zo’n armzalige boog nog slechter,’ zei ze ten slotte. ‘En noem me Maerion, zo noemden ze me vroeger.’ Leunend op de boog werd haar glimlach breder. ‘Kan ik ook zo’n rood gewaad krijgen?’ Elayne slaakte een enorme zucht van opluchting. Nynaeve keek of ze wilde overgeven.