33 Een vuurrode zaak

Het mes streek vlak langs Nynaeves haren toen het in het hout plonk te waar ze tegenaan leunde. Achter haar blinddoek kneep ze haar ogen angstig dicht. Ze had veel liever een behoorlijke vlecht gehad, in plaats van die losse lokken tot op haar schouders. Als dat mes ook maar één haartje had doorgesneden... Stom mens , dacht ze verbitterd. Stom, stom mens.

Onder de opgerolde sjaal voor haar ogen kon ze nog net een streepje licht zien dat onder al die stof heel fel leek. Er moest nog voldoende licht zijn, ook al was het laat in de middag. De man zou zeker geen messen werpen wanneer hij niet goed kon zien. Het volgende mes sloeg aan de andere kant van haar hoofd in; ze kon het voelen trillen. Ze meende het tegen haar oor te voelen. Ze ging Thom Merrilin en Valan Luca vermoorden! En voor de goede orde: daarna elke andere man.

‘De peren!’ brulde Valan Luca, alsof hij niet maar dertig pas van haar vandaan stond. Hij nam blijkbaar aan dat de blinddoek ook haar oren afschermde.

Ze voelde in de buidel aan haar riem, pakte er een peer uit en zette die voorzichtig op haar hoofd. Ze was blind! Puur stom en blind! Nog twee peren. Behoedzaam strekte ze haar armen tussen de messen naast haar en hield de peren aan het steeltje vast. Even gebeur de er niets. Ze wilde haar mond al opendoen om Thom Merrilin toe te roepen dat als er ook maar één schrammetje... Plonk! Plonk! Plonk! De messen kwamen zo snel dat ze zou hebben gegild als haar keel niet door een vuist werd dichtgeknepen. In haar linkerhand had ze alleen nog het steeltje, door de andere peer stak een mes en het sap van de peer op haar hoofd drupte op haar haren. Ze griste de sjaal af en liep op hoge benen naar Thom en Luca, die waanzinnig stonden te grijnzen. Voor ze ook maar één woord kon uitbrengen, zei Luca bewonderend: ‘Je bent geweldig, Nana! Je moed is groots, maar jij bent nog geweldiger!’ Hij zwierde die belachelijke roodzijden mantel met een buiging rond en hield een hand op zijn hart. ‘Ik ga dit “Roos tussen de doornen” noemen. Al moet ik eer lijk zeggen dat jij mooier bent dan welke roos ook.’

‘Er is niet veel moed voor nodig om als een boomstam te blijven staan.’ Dus ze was een roos? Ze zou hem de doorns tonen. Ze zou het beiden eens goed inpeperen. ‘Luister eens, Valan Luca...’

‘Wat een dapperheid! Je dook niet eens in elkaar! Ik moet je zeggen dat ik de moed niet zou hebben om dat te doen!’ Dat was waar, zei ze bij zichzelf, ik ben niet moediger dan ik hoef te zijn,’ sprak ze, milder gestemd. Ze kon moeilijk een man uit schelden die volhield dat ze zo dapper was. Dat was in ieder geval beter dan dat gemekker over rozen. Thom streek langs zijn witte snorpunten alsof hij iets grappigs had gezien. ‘De kleding,’ zei Luca en glimlachte zo breed dat zijn tanden zicht baar werden. ‘Je zult er prachtig uitzien in...’

‘Nee,’ snauwde ze. Wat hij juist had goedgemaakt, deed hij nu teniet door hierover te beginnen. Clarine had een zijden gewaad van nog feller rood dan zijn mantel gemaakt, dat ze van Luca tijdens dit nummer moest dragen. Volgens haar was dat om het bloed te verbergen als Thoms mes ernaast zat.

‘Maar, Nana, schoonheid in gevaar is heel aantrekkelijk!’ Luca’s stem koerde of hij zoete woordjes in haar oor fluisterde. ‘Jij zult ieder oog trekken en ieders hart zal bonzen door je schoonheid en je moed!’

‘Als je het zo mooi vindt,’ zei ze vastbesloten, ‘draag jij het dan.’ Af gezien van de kleur was ze niet van plan zoveel boezem in het open baar te tonen, of Clarine dat nu geschikt achtte of niet. Ze had het pakje van Latelle bij haar uitvoering gezien, geheel van zwarte lovertjes met een hoge kraag die rond de nek sloot. Zoiets wilde ze wel dragen... Waar stond ze aan te denken? Ze was zeker niet van plan om werkelijk hiermee door te gaan. Ze had alleen met deze oefening ingestemd om te voorkomen dat Luca iedere avond aan haar deur kwam krabben om haar over te halen.

De man was niet zo bot om niet aan te voelen wanneer hij een ander onderwerp aan moest snijden. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij, een en al gladde bezorgdheid.

Ze kromp ineen toen hij haar opgezwollen oog aanraakte. Hij had goed pech daarover te beginnen. Hij kon veel beter blijven proberen haar in dat rode gewaad te krijgen, ik had er een hekel aan dat het me vanmorgen in de spiegel aankeek, dus heb ik erin gebeten.’ Ze zei het zo vlak, met opgetrokken lippen, dat Luca met een ruk zijn hand terugtrok. Uit de behoedzame glans in zijn ogen maakte ze op dat hij een nieuwe beet verwachtte. Thom streek verwoed over zijn snor en zijn gezicht stond vuurrood vanwege zijn poging om niet in lachen uit te barsten. Hij wist natuurlijk wat er was gebeurd. Hij wel. En zodra zij wegliep, zou hij Luca ongetwijfeld onthalen op zijn verslag van het voorval. Mannen konden het roddelen nooit laten; het was hen aangeboren en geen enkele vrouw kon het hen ooit af leren.

Het was schemeriger dan ze had verwacht. De zon hing rood boven de boomkruinen in het westen. ‘Als je dit ooit nog eens waagt in dit slechte licht...’ gromde ze, haar vuist opstekend naar Thom. ‘De schemering is al bijna ingevallen!’

‘Ik neem aan,’ zei de speelman, die een borstelige wenkbrauw op trok, ‘dat dat inhoudt dat je het gedeelte dat ik geblinddoekt ben, weg wil laten?’ Hij maakte natuurlijk een grapje. Het was een grap je. ‘Zoals je verkiest, Nana. Van nu af aan alleen met volmaakt goed licht.’

Pas toen ze wegbeende, kwaad met haar rok zwaaiend, besefte ze dat ze eigenlijk had ingestemd met dit dwaze gedoe. Niet met zoveel woorden, maar ze had het wel gedaan. Ze zouden zeker proberen haar daaraan te houden, even zeker als de zon vanavond onder zou gaan.

Stom, stom, stom mens’.

Het open veld waar ze – Thom tenminste, vervloekte vent, hij en die Luca – hadden geoefend, lag op enige afstand van het kampement naast de weg naar het noorden. Ongetwijfeld had Luca de dieren niet van streek willen maken voor het geval een van Thoms messen haar hart had doorboord. De man zou het lijk zeker aan de leeuwen heb ben gevoerd. Ze moest dat gewaad van hem alleen maar dragen, om dat hij dan met zijn ogen alles kon verslinden wat ze nooit aan ie mand anders dan Lan wilde laten zien. En bloedvuur voor hem ook, dat hij zo koppig was. Ze wilde dat hij hier was, zodat ze het hem goed kon inwrijveen. Ze wilde dat hij hier was, zodat ze zeker wist dat hij veilig was. Ze brak een dode tak hondenvenkel af en gebruikte de bruine lange pluimen als een zweep om de punten van het on kruid weg te meppen die door de bladeren omhoogstaken. Gisteravond had Elayne verteld dat Egwene verslag had gedaan van strijd in Cairhien, schermutselingen met roversbenden, gevechten tussen Aiel en Cairhienin, die alle Aiel als vijanden beschouwden, met Andoraanse soldaten die de Zonnetroon voor Morgase opeisten. Lan was erbij betrokken geweest. Wanneer Moiraine hem uit het oog verloor, greep hij blijkbaar elke kans aan om bij de strijd betrokken te raken, alsof hij aanvoelde waar die gevoerd werd. Nynaeve had nooit gedacht dat ze nog eens zou wensen dat de Aes Sedai Lan heel kort aan de lijn zou houden.

Vanmorgen was Elayne nog steeds verontrust, omdat de soldaten van haar moeder in Cairhien waren en tegen Rhands Aiel vochten, maar Nynaeve maakte zich meer zorgen over de roversbenden. Egwene had verteld dat Rhand rovers en moordenaars ophing wanneer ie mand bezwoer zijn gestolen eigendommen of een moordenaar of brandstichter van een schuur te herkennen. Hij had het touw wel niet zelf in handen, maar dat maakte geen verschil en Egwene had verteld dat hij iedere terechtstelling met een gezicht zo koud en hard als de bergen bijwoonde. Zo was hij niet. Hij was als jongen heel zacht aardig geweest. Ze wist niet wat hem in de Woestenij was overkomen, maar het had hem weinig goed gedaan. Nou ja, Rhand was ver weg en haar eigen problemen – die van haar en Elayne – waren nog geen stap dichter bij een oplossing gekomen. De Eldar lag een kleine span naar het noorden en werd overbrugd door een hoge stenen brug op metalen pijlers, die zonder een roest plekje in de zon stonden te glanzen. Zeker een overblijfsel van vroeger, misschien wel uit een vorige Eeuw. Ze was er vlak na hun aan komst, midden op de dag, eens heen gegaan, maar had geen enkele boot gezien die de moeite van het noemen waard was. Roeiboten, kleine vissersscheepjes die langs de rivieroevers scharrelden, enkele vreemde, smalle dingen die over het water heen en weer schoten, voortbewogen door mannen met peddels, zelfs een logge barkas die in de modder vast leek te zitten. Aan beide kanten was heel veel modder zichtbaar, veel ervan uitgedroogd en gebarsten, maar dat was geen wonder nu de hitte zo lang en onnatuurlijk bleef voortduren. Er lag niets waarin ze de rivier af konden zakken, zoals hun plan was. Al wist ze nog steeds niet waar ze heen moesten varen. Hoezeer ze haar hersens ook pijnigde, ze kon zich niet meer herin neren hoe de stad heette waar de Blauwe zusters verondersteld werden te zijn. Ze zwaaide wild naar een sproeibol en die barstte open in een heleboel witte pluimpjes die naar de grond zweefden. Waar schijnlijk waren ze er ook niet meer, als ze er al ooit waren geweest. Maar het was de enige aanwijzing die ze hadden van een veilige plaats aan deze kant van Tyr. Wist ze die naam nou maar. Het enige goede van hun hele reis naar het noorden was dat Elayne niet meer met Thom zat te flirten. Er was nadat ze zich bij het beestenspul hadden aangesloten niets meer voorgevallen. Het zou ten minste goed zijn geweest, als Elayne niet had besloten net te doen alsof er nooit iets was gebeurd. Gisteren had Nynaeve het meisje gelukgewenst dat ze weer verstandig was geworden en toen had Elayne koeltjes gereageerd.

Ben je aan het uitzoeken of ik je in de weg sta als je Thom wilt, Nynaeve? Hij is redelijk oud voor jou en ik dacht echt dat je je genegenheid op iemand anders had gericht, maar je bent oud genoeg om dat zelf te beslissen. Ik ben dol op Thom en ik denk dat dat wederzijds is. Ik zie hem als een soort tweede vader. Als je met hem wilt minnekozen, heb je mijn toestemming. Maar ik dacht toch echt dat je steviger in je schoenen stond.

Luca was van plan de rivier morgenochtend over te steken en Samara, aan de andere kant in Geldan, was geen geschikte plaats om te blijven. Luca had het grootste deel van de dag na hun aankomst in Samara doorgebracht om er een goede plek voor zijn beestenspul te vinden. Zijn enige zorg was dat een ander beestenspul, misschien zelfs meer dan één, hem voor was geweest, en hij was niet de enige die meer bood dan alleen dieren. Daarom had hij er sterk op aan gedrongen dat zij meedeed als Thom messen ging werpen. Ze had geluk dat zij van hem niet samen met Elayne op het hoge koord moest dansen. De man meende blijkbaar dat zijn voorstelling het belangrijkste ter wereld was. Die moest groter en mooier zijn dan elke andere. Zelf vond ze de aanwezigheid van de Profeet in Samara zorgwekkend. Zijn volgelingen vulden elk leeg plekje binnen de stadsmuren en hadden ook onderdak gevonden in tenten, hutten en krotten rond de wallen, een stad die de niet onaanzienlijke omvang van Samara nog overtrof. De stad bezat een hoge stenen muur en de meeste gebouwen waren ook van steen. Vele huizen hadden twee verdiepingen en er waren meer lei- en pannendaken dan rietdaken. Aan deze kant van de Eldar was het weinig beter. Ze waren, voor ze stopten, langs drie Witmantelkampen gereden; honderden witte ten ten in rechte rijen en er moesten er nog veel meer zijn die ze niet hadden gezien. Witmantels aan deze kant van de rivier, de Profeet en misschien opstandjes aan de andere kant en zij had geen enkel idee waar ze heen moesten reizen, of op welke manier, afgezien van de hotsende woonwagen die niet veel sneller reed dan zij konden lopen. Ze wilde dat ze zich nooit door Elayne had laten overhalen de koets achter te laten. Ze zag geen enkel onkruid meer rond haar voeten, maar een paar stappen verderop stond hondenvenkel, die ze door midden brak, en nog eens, tot de stukjes niet langer waren dan haar hand, waarna ze alles op de grond gooide. Ze wilde dat ze hetzelf de met Luca kon doen. En met Galad Damodred, die hen had gedwongen hierheen te gaan. En al’Lan Mandragoran, omdat die niet hier was. Ze had hem natuurlijk niet nodig. Zijn aanwezigheid zou... troostrijk zijn geweest.

Het kamp was rustig, nu overal het avondeten werd klaargemaakt op kleine vuurtjes bij de wagens. Petra voedde de mannetjesleeuw en gooide met een stok grote lappen vlees tussen de spijlen door. De leeuwinnen zaten reeds vriendschappelijk over hun vlees gebogen en lieten af en toe een grauw horen wanneer iemand te dicht bij de kooi kwam. Nynaeve bleef bij Aludra’s wagen staan. De Vuurwerkster was aan het werk met een houten stamper en vijzel op een tafel die uit de zijkant van de wagen was neergeklapt, in zichzelf mompelend over het spul dat ze aan het mengen was. Drie Chavana’s glimlachten Nynaeve uitnodigend toe en wenkten haar. Brugh niet. Die was nog laaiend over zijn lip, hoewel ze hem een zalfje had gegeven om de zwelling te verminderen. Als ze de anderen misschien even hard raakte, zouden ze naar Luca luisteren – nog belangrijker: naar haar luisteren! – en beseffen dat ze niet gediend was van hun glimlachjes. Het was jammer dat baas Luca zijn eigen bevelen zo slecht nakwam. Latelle kwam terug van de berenkooi en glimlachte haar strak toe, eigenlijk meer meesmuilend. Nynaeve keek vooral naar Cerandin, die de stompe teennagels van de enorme grijze s’redits aan het bij vijlen was met een vijl die geschikt leek voor metaal. ‘Die vrouw daar gebruikt haar voeten en handen bewonderens waardig handig,’ zei Aludra. ‘Kijk me niet zo woest aan, Nana,’ voeg de ze eraan toe, terwijl ze haar handen afklopte, ik ben je vijand niet. Hier, probeer deze nieuwe vuurstokjes eens.’ Nynaeve pakte het houten kistje van de donkerharige vrouw behoedzaam aan. Het was een vierkant blok dat ze met gemak met één hand kon vasthouden, maar ze gebruikte beide. ‘Ik dacht dat je ze strijkers noemde?’

‘Of het een, of het ander. Vuurstokjes zeggen toch veel beter wat het zijn dan strijkers, ja toch? Ik heb de gaatjes waar ze insteken wat gladder gemaakt, zodat ze niet meer door het hout worden ontstoken. Goed idee, niet? En de koppen zijn van een nieuwe samenstelling. Probeer ze eens en zeg me wat je ervan vindt.’

‘Ja, natuurlijk. Dank je wel.’

Nynaeve haastte zich verder voor de vrouw haar een tweede kistje kon opdringen. Ze hield het ver van zich af, bang dat het zou ontploffen. Aludra liet die nieuwe strijkers of vuurstokjes, of hoe ze ook besloot die morgen weer te noemen, door iedereen proberen. Je kon er in ieder geval een vuur of een lamp mee aansteken. Ze konden ook in vlammen uitbarsten als de grijsblauwe koppen langs elkaar of een ruw oppervlak streken. Zelf hield ze het liever op de vuurslag van metaal en steen, of een kooltje dat netjes in een bakje zand werd bewaard. Dat was veel veiliger.

Juilin ving haar op voor ze een stap op het laddertje naar binnen kon zetten en zijn ogen gleden naar haar opgezette oog. Ze wierp hem zo’n woedende blik toe dat hij terugdeinsde en de belachelijke hoge hoed van zijn hoofd graaide, ik ben de rivier overgelopen,’ zei hij.

‘Er zit een honderdtal Witmantels in Samara. Ze kijken slechts toe en de Geldaanse soldaten kijken even hard terug. Ik heb er echter één herkend. Die jonge vent die bij Het Licht van de Waarheid in Sienda rondhing.’

Ze schonk hem een glimlach en weer stapte hij haastig achteruit, haar behoedzaam opnemend. Nét wat ze nog nodig hadden. ‘Jij brengt ons altijd zulk fijn nieuws, Juilin. We hadden je in Tanchico achter moeten laten, of beter nog, in de haven van Tyr.’ Dat was niet erg eerlijk. Het was beter dat ze van hem hoorde dat Galad er was dan dat ze hem onverwachts tegen het lijf liep.

‘Dank je, Juilin. Nu weten we tenminste dat we naar hem uit moeten kijken.’ Zijn knikje was nauwelijks een antwoord op haar wel willende dank. Hij haastte zich weg en zette zijn hoed met een klap op zijn hoofd, alsof hij erop rekende dat ze hem ging slaan. Mannen hadden geen manieren.

Binnen in de wagen was het veel schoner dan toen Thom en Juilin hem hadden gekocht. De bladderende verf was geheel weggeschuurd – de mannen hadden de hele tijd gemopperd – en de kastjes en het tafeltje dat aan de vloer stond vastgeschroefd, waren gewreven tot ze glommen. Het bakstenen kacheltje met de tinnen pijp werd nooit gebruikt – de nachten waren warm genoeg en als ze hierbinnen gingen koken, zouden Thom en Juilin nooit meer iets doen – maar het was een goede plek om hun kostbaarheden te bewaren, de beurzen en de sieradenkistjes. De wasleren beurs met het zegel had ze zo ver mogelijk naar achteren geschoven en daarna niet meer aangeraakt. Elayne zat op een van de smalle bedden en schoof iets onder de deken toen Nynaeve naar binnen klom, maar vóór ze kon vragen wat het was, riep Elayne uit: ‘Je oog! Wat is er gebeurd?’ Ze moest haar haren weer met hennenpeper wassen; bij de wortels van haar zwarte vlechten waren hier en daar goudblonde plekjes zichtbaar. Het moest om de paar dagen gedaan worden.

‘Cerandin sloeg me toen ik niet keek,’ mompelde Nynaeve. De bekende smaak van gekookte kattenvaren en maarnebladpoeder deed haar tong krullen. Dat was ook niet de reden waarom ze Elayne naar de laatste ontmoeting in Tel’aran’rhiod had laten gaan. Ze ging Egwene niet uit de weg. Het was alleen zo dat zij het vaakst tussen de ontmoetingen door naar de Wereld der Dromen ging; het was een kwestie van eerlijkheid dat Elayne ook de kans kreeg te gaan. Alleen daarom.

Voorzichtig zette ze het doosje vuurstokjes in een kastje, naast twee andere. Het kistje dat vlam had gevat, was allang weggegooid. Ze wist niet waarom ze de waarheid verzweeg. Elayne was blijkbaar de wagen nog niet uit geweest, anders zou ze het al gehoord hebben. Zij en Juilin waren waarschijnlijk de enigen in het kamp die het nog niet wisten, nu Thom vast en zeker elke walgelijke kleinigheid aan Luca had doorgegeven.

Ze haalde diep adem, ging op het andere bed zitten en dwong zich Elayne aan te kijken. Iets in de stilte van de ander vertelde dat ze vermoedde dat er nog meer zou volgen.

‘Ik... vroeg Cerandin naar damane en sul’dam. Ik weet zeker dat ze meer weet dan ze loslaat.’ Ze zweeg om Elayne de kans te geven haar twijfel te uiten over het feit dat ze waarschijnlijk eerder geëist dan gevraagd had, om te zeggen dat de Seanchaanse al alles wat ze wist had verteld, dat ze nooit veel te maken had gehad met damane en zo. Elayne bleef echter zwijgen en Nynaeve besefte dat ze het ogen blik hoopte uit te stellen door ruzie uit te lokken. ‘Ze werd heel op gewonden dat ze verder niets wist, dus schudde ik haar door elkaar. Jij bent echt veel te ver met haar gegaan. Ze hield haar wijsvinger op onder mijn neus.’ Elayne bleef haar aankijken en haar koele blauwe ogen knipperden amper. Nynaeve kon slechts de andere kant op kijken en doorgaan met haar verhaal. ‘Ze... gooide me op de een of andere manier over haar schouder op de grond. Ik stond op en gaf haar een klap, waarna ze me met haar vuist neersloeg. Zo heb ik dat oog opgelopen.’ Ze kon nu net zo goed de rest ook vertellen; Elayne zou het gauw genoeg horen en dan kon het maar beter van haar komen. Ze zou nog liever haar tong hebben uitgerukt. ‘Nou, je snapt, dat pikte ik niet. En we vochten nog een tijdje door.’ Van haar kant was het nauwelijks vechten geweest; ze had alleen geweigerd het op te geven. De bitterste waarheid was dat Cerandin gewoon was op gehouden met haar opzij te gooien en haar op stiekeme maniertjes te laten struikelen, omdat het net was of ze een kind mishandelde. Nynaeve had evenveel kans gekregen als zo’n kind. Had er maar niemand staan kijken, zodat ze had kunnen geleiden; ze was er zeker kwaad genoeg voor geweest. Had er maar niemand staan kijken, punt. Ze wilde dat Cerandin haar links en rechts had gestompt tot er bloed vloeide. ‘Toen overhandigde Latelle haar een stok. Je weet hoe dat mens me terug wil pakken.’ Ze hoefde heel zeker niet te ver tellen dat Cerandin haar met haar hoofd dwars over de wagendissel had vastgehouden. Niemand had haar op die manier mishandeld sinds ze een kan water naar Neysa Ayellin had gegooid, toen ze zes tien was. ‘In ieder geval, Petra kwam tussenbeide.’ Nog net op tijd. De enorme man had ieder als een poesje bij het nekvel gegrepen. ‘Cerandin bood haar verontschuldigingen aan en dat was dat.’ Het was waar dat Petra de Seanchaanse daartoe had gedwongen, maar Nynaeve had het eveneens moeten doen en Petra had die zachte spijkerharde greep rond haar nek niet los willen laten tot ze het had gedaan. Ze had hem zo hard mogelijk midden in zijn maag geslagen, maar hij had geen boe of bah gegeven. Haar hand voelde aan alsof die dik ging worden. ‘Eigenlijk niet veel bijzonders. Ik neem aan dat Latelle wel haar eigen versie zal vertellen. Die vrouw zou ik door el kaar moeten rammelen. Ik heb haar lang niet hard genoeg geraakt.’ Ze voelde zich veel beter nu ze het ware verhaal had gedaan, maar Elayne toonde haar twijfel, waardoor ze liever van onderwerp ver anderde. ‘Wat verberg je daar?’ Ze stak haar hand uit en trok de deken weg, waardoor de zilveren a’dam zichtbaar werd die ze van Cerandin hadden gekregen. ‘Licht nog-aan-toe, waarom wil je ernaar kijken? En als je dat doet, waarom verberg je het dan? Dat is een smerig ding en ik begrijp niet hoe je het aan kunt raken, maar als je dat wilt, moet je het zelf weten.’

‘Doe niet zo nuffig,’ diende Elayne haar van repliek. Een langzame glimlach en een blos van opwinding verspreidden zich over haar gezicht. ‘Ik denk dat ik er een kan maken.’

‘Er een maken!?’ Nynaeve ging zachter praten en hoopte dat niemand aan zou komen hollen om te zien wie wie vermoordde, maar ze voelde zich niet milder gestemd. ‘Licht, waarom? Maak dan eerst een beerput. Een berg afval en vuil. Daar kun je nog iets behoorlijks mee doen.’

‘Ik ben niet van plan zo’n a’dam te maken.’ Elayne bleef rechtop zitten en hield op de haar bekende koele manier haar kin in de hoog te. Ze klonk beledigd en ijzig kalm. ‘Maar het is een ter’angreaal en ik heb uitgezocht hoe het werkt. Ik heb gezien dat je in de Toren een les hebt gevolgd over binding. De a’dam verbindt de twee vrouwen. Daarom moet de sul’dam met de armband ook een geleidster zijn.’ Ze fronste licht. ‘Maar het is een vreemde binding. Anders. In plaats van twee of meer gelijke delen, waarbij er één leidt, neemt één feite lijk de beheersing over. Ik denk dat een damane daarom niets kan doen wat de sul’dam niet wenst. Ik geloof dat de lijn zelf eigenlijk geen nut heeft. De halsband en de armband zouden zonder net zo goed werken en op precies dezelfde manier.’

‘Heel goed,’ zei Nynaeve droog. ‘Je hebt er heel veel aandacht aan besteed voor iemand die niet van plan is er een te maken.’ Elayne was niet eens zo hoffelijk te blozen. ‘Wat voor nut heeft het voor jou? Ik kan niet zeggen dat het om Elaida’s nek niet zou misstaan, maar dat maakt het geen sikkepit minder walgelijk om...’

‘Begrijp je het niet?’ onderbrak Elayne haar, de hooghartigheid vol komen vergetend door haar brandende opwinding. Ze boog zich naar Nynaeve toe en legde een hand op haar knie. Haar ogen glansden en ze was opgetogen over zichzelf. ‘Het is een ter’angreaal, Nynaeve. En ik... denk... dat... ik... er... een... kan... maken!’ Ze lachte, en ging snel verder: ‘Als ik deze kan maken, kan ik ook andere maken. Misschien wel angrealen of sa’angrealen. In duizenden jaren is dat niemand in de Toren gelukt.’ Ze richtte zich op, huiverend, en hield haar vingers tegen de mond. ‘Ik heb er nooit eerder aan gedacht zelf iets te vervaardigen. Niet iets nuttigs. Ik herinner me dat ik eens een vak man aan enkele stoelen voor het paleis heb zien werken. Ze waren niet verguld of met fraai houtsnijwerk versierd – ze waren voor de bediendenzaal – maar ik kon de trots in zijn ogen zien. Trots op wat hij had gemaakt, een goed en nuttig ding. Ik denk dat ik me ook heel prettig zou voelen. O, wisten we maar een deel van wat de Verzakers weten. Zij hebben de kennis van de Eeuw der Legenden in hun hoofd en zij gebruiken het in dienst van de Schaduw. Bedenk eens wat wij met die kennis zouden kunnen doen. Bedenk eens wat we zouden kunnen maken!’ Ze haalde diep adem en liet haar handen in haar schoot vallen, al verminderde haar geestdrift amper. ‘Nou ja, hoe dan ook, ik wed dat ik ook het raadsel van de Wittebrug kan oplossen. Gebouwen als van gesponnen glas, maar sterker dan staal. En cuendillar en...’

‘Rustig, rustig,’ zei Nynaeve. ‘Wittebrug is minstens vijf- tot zes honderd span hiervandaan en als jij bij dat hartsteenzegel wilt gaan geleiden, kun je beter even diep ademhalen. Weet jij wat er kan gebeuren? Het blijft in de beurs, in de kachel, tot we er ergens een veilige plek voor vinden.’

Elaynes gretigheid was vreemd. Nynaeve zou er geen bezwaar tegen hebben om ook iets van de kennis van de Verzakers te krijgen – geen enkel bezwaar – maar als ze een stoel wilde, ging ze wel naar een timmerman. Zij had nooit iets willen maken, afgezien van zalfjes en poedertjes. Toen ze twaalf was, gaf haar moeder het op om haar te leren naaien toen bleek dat het Nynaeve geen steek kon schelen of de zoom wel recht was, en ze ook geen enkele belangstelling had om zoiets te leren. En wat koken betreft... feitelijk meende ze dat ze goed kon koken, maar het punt was dat ze alleen dacht aan wat gezond was. Helen was belangrijk. Ieder mens kon een brug bouwen, maar daar hoefden anderen – en zijzelf – zich niet mee te bemoeien, ik was het door jou en je a’dam haast vergeten,’ vervolgde Nynaeve, ‘maar Juilin heeft Galad aan de andere kant van de rivier, in Samara, gezien.’

‘Bloed, bloed en as!’ mompelde Elayne, en toen Nynaeve haar wenk brauwen optrok, voegde ze er ferm aan toe: ‘Ik ga niet luisteren naar een preek over nette taal, Nynaeve. Wat gaan we eraan doen?’

‘Volgens mij kunnen we aan deze kant van de rivier blijven en mogen de Witmantels ons daar zoeken en zich afvragen waarom we het beestenspul hebben verlaten. We kunnen ook meegaan, de brug over, en hopen dat de Profeet geen opstand begint en Galad ons niet laat stikken, of we kunnen een roeiboot kopen en de rivier afzakken. Geen van drieën erg aantrekkelijk. En Luca zal zijn honderd marken willen. In goud.’ Ze probeerde niet zuur te kijken maar het deed wel pijn. ‘Die heb je aan hem beloofd en ik neem niet aan dat het eerlijk is om zonder betaling weg te sluipen.’

Zijzelf zou het meteen doen, als ze een goed plekje zouden vinden. ‘Dat is het zeker niet,’ zei Elayne geschokt. ‘We hoeven ons echter geen zorgen over Galad te maken, tenminste niet als we bij het beestenspul blijven. Galad zal nooit naar zoiets toe gaan. Hij vindt het wreed dieren in kooien te stoppen. Let wel, jagen en vlees eten vindt hij best, maar in een kóói stoppen!’

Nynaeve schudde haar hoofd. Waar het om ging, was dat Elayne al tijd wel een smoes zou vinden om minstens een dag uitstel te krijgen als er een manier bestond om weg te gaan. Die meid wilde zich werkelijk voor de toeschouwers op het hoge koord tentoonstellen. En zijzelf zou dan waarschijnlijk moeten toelaten dat Thom weer met messen op haar ging mikken.

Maar die bloedkleren trek ik niet aan!

‘We huren de eerste de beste boot die groot genoeg is om vier mensen mee te nemen,’ zei ze. ‘De handel over de rivier zal toch niet geheel stil liggen?’

‘Het zou helpen als we wisten waar we heen moeten.’ De stem van Elayne klonk veel te lief. ‘We kunnen gewoon naar Tyr gaan, weet je. We hoeven ons niet aan die plaats vast te klampen, omdat jij...’ De woorden stierven weg, maar Nynaeve wist wat ze had willen zeggen.

Omdat jij zo koppig bent.

Alleen doordat zij zo woedend was dat ze zich een eenvoudige naam niet meer herinnerde, en omdat zij van plan was hem terug te vinden en erheen te gaan, al zou het de allergrootste moeite kosten. Nou, daar was niets van waar. Ze was van plan die Aes Sedai te vinden die misschien Rhand zouden steunen. Ze wilde hen naar Rhand brengen en niet als een zielige vluchteling naar Tyr vluchten om daar een veilig plekje te zoeken, ik kom er wel weer op,’ zei ze vlak. Het eindigde op ‘bar’. Of was bet ‘dar’? ‘Lar’?

‘Voor je er genoeg van krijgt je op het koord te laten bewonderen, weet ik het.’

Die kleren trek ik niet aan!

Загрузка...