35 Het belang van Dyelin

‘Willen ze een vrijgeleide?’ vroeg Elayne ongelovig. ‘Om Caemlin binnen te komen?’ Buiten de ramen flitste de bliksem en donderde het. Het stortregende in Caemlin. De zon moest allang boven de horizon staan, maar de staande lampen waren aangestoken omdat het halfduister was. De slanke jongeman die voor haar stoel stond, kleurde van schaamte, maar hij bleef haar in de ogen kijken. Hij was eigenlijk weinig meer dan een jongen, zijn gladde wangen waarschijnlijk meer voor de vorm geschoren dan uit noodzaak. Zoals het hoorde droeg Hanselle Renshar, Arathelles kleinzoon, geen zwaard of wapenrusting, maar de deuken van de borstplaatriemen waren nog te zien op zijn groene jas. Een grote vochtige plek op zijn linkerschouder toonde aan waar zijn mantel had gelekt. Vreemd, de dingen die je op dit soort ogenblikken opmerkte. ‘Er is mij opgedragen erom te vragen, Vrouwe,’ zei hij kalm.

Dyelin, haar armen over haar borst gevouwen, gromde zuur. Ze keek bijna boos. Vrouw Harfor, zoals altijd keurig in haar rode tabberd met de smetteloze witte leeuw op haar indrukwekkende boezem, snoof hoorbaar. Hanselle kleurde weer. Ze waren in Elaynes kleinere zitkamer, waar een vuurtje in de marmeren haard het grootste deel van de ochtendkilte wegnam en lampolie de geur van rozen verspreidde. Ze wenste dat Birgitte hier was. Elayne kon uit de milde ergernis die door de binding vloeide afleiden dat ze bezig was met verslagen. Haar ergernis was niet groot genoeg om te duiden op iets dringenders.

De aankomst van Luan en de anderen bij de stad twee dagen geleden, met hun zestigduizend wapenlieden, had voor meer dan een beetje opwinding gezorgd, en voor spontane feestjes van burgers in de straten zodra duidelijk was dat ze niet van plan waren de kampen te betrekken die waren achtergelaten toen Jarid Sarand vertrok. Hij had mannen meegenomen van Huizen die nu aan Elaynes kant stonden, hoewel ze dat nog niet konden weten. Het Licht alleen wist hoeveel problemen die verdraaide man zou veroorzaken. Maar Hanselles boodschap wierp een nieuw licht op het gigantische kamp een span ten zuiden van Laag Caemlin. Als Arathelle, Luan en de anderen wisten dat de stad vanuit Tyr en Illian werd bevoorraad via Poorten, en ongetwijfeld wist iedereen in Andor dat inmiddels, dan hadden ze misschien besloten dat een beleg nergens toe zou leiden. Veiligheid was een kwestie van strijdlinies.

Misschien wilden ze verzoeken om Caemlins overgave om een grote aanval te voorkomen. De verklaringen van steun, die door Kinsvrouwen in plaats van ruiters werden vervoerd, waren vanuit Aringil naar de mijndorpen in de Mistbergen verstuurd, of dat zou binnenkort gebeuren. Maar zelfs nu Sumeko en andere Kinsvrouwen vele gewonden heelden, brachten de wapenlieden van Caeren, Anshar en Baryn die niet waren meegenomen door Jarid haar aantallen nog niet in de buurt van de zestigduizend. Kleine groepen wapenlieden begonnen de stad binnen te komen toen bekend raakte dat het veilig was om naar Caemlin te komen, maar nog niet voldoende. Het kon nog wel een week of langer duren voor er grote groepen verschenen. Die hadden de stad gemeden uit angst voor Arymilla’s leger. De uitkomst van een massale aanval stond niet bij voorbaat vast – mannen boven op een muur hadden een aanzienlijk voordeel ten opzichte van degenen die hem probeerden te beklimmen – maar het zou in het beste geval kantje boord zijn, zonder hoop dat er snel meer hulp zou arriveren. Dyelin had nog een bezoek gebracht aan Danine Candraed in het westen, maar de vrouw aarzelde nog steeds. Elayne had negen Huizen terwijl ze er tien nodig had, alles lag in de waagschaal, en Danine kon maar niet beslissen of ze wel of niet voor Trakand moest staan. ‘Waarom willen ze me spreken?’ Ze hield Birgittes ergernis uit haar stem. Birgittes ergernis en die van zichzelf.

Hanselle kleurde nog een keer. Het overkwam hem schijnbaar vaak. Het Licht brande haar, ze hadden echt een jongen gestuurd! ‘Dat hebben ze me niet verteld, Vrouwe. Er is mij alleen opgedragen om een vrijgeleide te vragen.’ Hij aarzelde. ‘Zonder komen ze Caemlin niet binnen, Vrouwe.’

Ze stond op, liep naar haar schrijftafel, pakte een vel glad, wit papier uit de rozenhouten papierkist en doopte een pen in de kristallen inktpot met zilveren dop. Ze schreef in afgeronde letters, zonder haar gebruikelijke zwier. Ze hield het kort en ter zake.

Heer Luan Norwelijn, vrouwe Arathelle Renshar, heer Pelivar Coelan, vrouwe Aemlyn Carand, vrouwe Ellorien Traemane en heer Abelle Pendar kunnen veilig Caemlin binnenkomen en ervan verzekerd zijn dat zij en hun geleide de stad op elk gewenst ogenblik mogen verlaten. Ik zal hen deze middag informeel ontvangen in de Grote Zaal, zoals hun status past. We moeten spreken over de Grenslanders.

Elayne Trakand

Erfdochter van Andor

Hoogzetel van Huis Trakand

Ze probeerde kalm te blijven, maar de stalen penpunt dook bij de laatste letters in het papier. Een vrijgeleide. Ze geleidde wat Kracht en stak een kaars aan, en haar hand trilde toen ze goudgele was op het papier liet druppelen. Ze suggereerden dat ze zou proberen hen met geweld hier te houden. Nee, ze deden meer dan suggereren! Ze zeiden het bijna rechtstreeks! Ze duwde haar zegel, een bloeiende lelie, in de was alsof ze die dwars door de tafel wilde drukken. ‘Hier,’ zei ze, en gaf het papier aan de jongeman. Haar stem was ijzig en ze deed geen pogingen hem warmer te doen klinken. ‘Als ze zich nu nog niet veilig voelen, kunnen ze misschien proberen zich in te bakeren.’ Een donderslag zette een punt achter haar zin. Hij kleurde weer, deze keer duidelijk van boosheid, maar was zo verstandig haar enkel te bedanken terwijl hij het papier opvouwde. Hij stak het zorgvuldig achter zijn jas toen vrouw Harfor hem uitgeleide deed. Ze zou hem persoonlijk tot aan zijn paard begeleiden. Een boodschapper van edelen die zo machtig waren als Luan en de anderen, moest met een zekere mate van eer worden behandeld. Plotseling sloeg Elaynes boosheid om in droefheid. Ze kon niet echt zeggen waar ze bedroefd over was. Haar stemmingen veranderden vaak zonder aanwijsbare reden. Misschien om al diegenen die waren gestorven en al diegenen die dat nog zouden doen. ‘Weet je zéker dat je geen koningin wilt zijn, Dyelin? Luan en die bende zouden meteen voor je staan, en als ik je steun, zullen degenen die voor mij stonden dat ook doen. Het Licht brande me, zelfs Danine zou je waarschijnlijk steunen.’

Dyelin ging zitten en spreidde haar blauwe rokken zorgvuldig voordat ze antwoord gaf. ik weet het héél zeker. Mijn eigen Huis geeft me al voldoende te doen zonder daar heel Andor nog aan toe te voegen. Bovendien vind ik het niet goed als de troon van Huis verandert zonder goede reden, zoals het gebrek aan een erfdochter, of erger nog, een erfdochter die dom of incompetent is, of wreed of inhalig. Jij bent geen van die dingen. Continuïteit biedt stabiliteit, en stabiliteit biedt welvaart.’ Ze knikte; ze had het mooi gezegd. ‘Maar als je was gestorven voor je was teruggekeerd naar Caemlin en je aanspraak had bekendgemaakt, dan zou ik zelf aanspraak hebben gemaakt. De eenvoudige waarheid is echter dat jij een betere koningin zult zijn dan ik. Beter voor Andor. Deels komt dat door je band met de Herrezen Draak.’ Dvelins opgetrokken wenkbrauw nodigde Elayne uit om daarop in te gaan. ‘Maar grotendeels,’ vervolgde ze toen Elayne zweeg, ‘komt het door jezelf. Ik heb je zien opgroeien; toen je vijftien was, wist ik al dat je een goede koningin zou zijn, misschien wel de beste die Andor ooit heeft gehad.’ Elaynes gezicht werd warm en er welden tranen op in haar ogen. Het Licht brande haar stuiterende stemmingen! Alleen wist ze dat ze deze keer haar zwangerschap niet de schuld kon geven. Lof van Dyelin was als lof van haar moeder, nooit met tegenzin gegeven of als het niet verdiend was. Ze had een drukke ochtend, en ze had nu alleen nog maar te maken met Caemlin en het paleis in plaats van heel Andor. Vrouw Harfor meldde dat de verspieders in het paleis van wie vaststond dat ze hadden gerapporteerd aan Arymilla of haar bondgenoten, heel rustig en stil waren geworden, als muizen die vreesden dat er een kat toekeek.

‘We kunnen ze nu veilig ontslaan, Vrouwe,’ zei Reene met veel voldoening. Ze had een even grote hekel aan verspieders in het koninklijk paleis als Elayne, misschien nog wel meer. De erfdochter of koningin wóónde dan misschien in het paleis, maar de huisvrouwe beschouwde het paleis als haar eigendom. ‘Allemaal.’ Verspieders voor anderen waren met rust gelaten, zodat niemand zou vermoeden dat Reene van hen wist.

‘Laat ze allemaal blijven en hou ze in de gaten,’ zei Elayne. ‘Ze zullen waarschijnlijk geld van iemand anders gaan aannemen, en nu weten we wie ze zijn.’ Een verspieder die je kende, kon je ervan weerhouden iets te ontdekken wat hij niet mocht ontdekken, en je kon hem zelf informatie voeren. Dat gold ook voor de ogen-en-oren van Ajahs die vrouw Harfor had ontdekt. De Ajahs hadden geen recht om haar te bespioneren, en als ze hun af en toe wat valse informatie toespeelde, zou het hun eigen schuld zijn als ze daarnaar handelden. Ze kon het niet te vaak doen, want dan zouden ze weten dat hun verspieders waren ontdekt.

‘Zoals u zegt, Vrouwe. De wereld is veranderd, hè?’

‘Ik ben bang van wel, Vrouw Harfor.’

De mollige vrouw knikte bedroefd, maar kwam snel terug op de lopende zaken. ‘Een van de ramen in de Grote Zaal lekt, Vrouwe. Ik zou het zelf hebben opgelost als dat had gekund, maar er zit een barst in het glas, en dat betekent dat we iemand moeten inschakelen...’ De lijst van problemen waarvoor Elayne goedkeuring moest geven ging door, en dan waren er nog al die papieren die ze moest ondertekenen.

Meester Norrij bracht met zijn stoffige stem verslag uit over wagenladingen graan, bonen en handelsgoederen, en kondigde met enige verbazing aan dat het aantal brandstichtingen niet was afgenomen. Er waren die nacht zeventien gebouwen afgebrand. Hij was er zeker van geweest dat het gevangennemen van Arymilla daar een einde aan zou maken, en hij was ontstemd omdat hij het mis had gehad. Hij bracht doodvonnissen op naam van Rhys a’Balaman en Aldred Gomaisen, die ze moest ondertekenen en verzegelen. Huurlingen die overliepen, konden niet anders verwachten als hun nieuwe meesters niet overwonnen. Evard Cordwyn was bij de poort gesneuveld, anders was hij ook tot de galg veroordeeld. Hafeen Bakuvun had een verzoekschrift gestuurd; hij vroeg om een beloning voor zijn daden bij de Far Maddingpoort, maar dat was eenvoudig genoeg te weigeren. De aanwezigheid van de Domanihuurling en zijn mannen had misschien het verschil gemaakt om de poort te behouden tot Dyelin aankwam, maar ze hadden hun werk gedaan, meer niet. ‘De gevangenen praten nog altijd niet, vrees ik,’ zei Norrij, en schoof het geweigerde verzoekschrift terug in zijn leren map. Hij scheen het gevoel te hebben dat als hij dat maar snel genoeg deed, het zou zijn alsof hij het er nooit uit had gehaald. ‘De Aes Sedai-Duistervrienden, bedoel ik, Vrouwe. En de andere twee. Ze praten helemaal niet, behalve in eh... scheldwoorden. Mellar is nog wel de ergste; hij schreeuwt over wat hij van plan is te doen met de vrouwen die hem in hechtenis hebben genomen.’ Deni had haar instructies letterlijk opgevat; de gardevrouwen hadden Mellar behoorlijk in elkaar geslagen, waardoor hij van top tot teen onder de blauwe plekken zat. ‘Maar de Aes Sedai kunnen ook behoorlijk eh... hekelend zijn. Ik vrees dat we hen zullen moeten ondervragen als we iets zinnigs willen ontdekken.’

‘Noem ze geen Aes Sedai,’ snauwde ze. Haar maag draaide zich om toen de woorden ‘Aes Sedai’ en ‘Duistervriend’ in één adem werden uitgesproken. ‘Die vrouwen hebben alle recht opgegeven om Aes Sedai te worden genoemd.’ Ze had zelf hun Grote Serpent-ringen afgenomen en die laten omsmelten. Dat was Egwenes recht, niet dat van haar, en misschien zou ze ervoor worden gestraft, maar ze had zich er niet van kunnen weerhouden. ‘Vraag vrouwe Sylvase om het gebruik van haar secretaris.’ Ze had geen ondervragers onder haar mensen, en volgens Aviendha kon een ongeoefende ondervrager degene die hij zonder succes ondervroeg zelfs doden. Wanneer zou haar zuster op bezoek mogen komen? Licht, ze miste Aviendha. ‘Ik vermoed dat hij allesbehalve een secretaris is.’ De vensters van de zitkamer lichtten op door de bliksem en de glazen voorzetramen rammelden van de daaropvolgende donderklap.

Norrij drukte zijn vingertoppen tegen elkaar, hield de map met de muizen van zijn handen tegen zijn met inkt bevlekte tabberd en keek ernstig. ‘Er zijn maar weinig mensen die een eigen ondervrager hebben, Vrouwe. Het duidt op een eh... donkere kant. Maar ik begrijp dat haar grootvader elke man die belangstelling voor haar toonde wegjoeg tot er niemand meer belangstelling toonde, en dat ze zo goed als een gevangene is, al sinds ze meerderjarig is. Dat zou iedereen een donkere blik op de wereld geven. Ze is mogelijk niet zo eh... betrouwbaar als u zou wensen, Vrouwe.’

‘Denkt u dat u enkele van haar bedienden kunt omkopen om mijn ogen-en-oren te zijn?’ Wat was dat gemakkelijk om te vragen. Verspieders waren een deel van haar leven geworden, evenzeer als steenvoegers of glaszetters.

‘Dat zou moeten lukken, Vrouwe. Ik zal u over een dag of twee meer kunnen vertellen.’ Ooit zou hij vervuld zijn geweest van afschuw bij de gedachte om iets met verspieden te maken te hebben. Maar schijnbaar veranderde alles in de loop der tijd. Zijn handen verschoven over de map, en hij opende hem bijna, ik vrees dat de riolen in het zuiden van de Nieuwe Stad dringend aandacht behoeven.’ Elayne zuchtte. Niet alles veranderde. Het Licht brande haar, zodra ze heel Andor had, zou ze waarschijnlijk nauwelijks meer een uurtje voor zichzelf hebben. Wat wilden Luan en de anderen? Ongeveer halverwege de ochtend verscheen Melfane Dawlish. Ze liet Elayne door Essande en Neris uitkleden zodat ze kon worden gewogen in een grote weegschaal die de vroedvrouw had meegebracht; een dagelijks ritueel. De koperen schaal was bekleed met een deken, het Licht zij dank! De stevige kleine vrouw luisterde naar haar hart door een holle houten buis die ze tegen Elaynes borst en rug hield, duwde haar oogleden open om haar ogen te onderzoeken en rook aan haar adem. Ze liet Elayne plassen, en hield toen de glazen pot op tegen het licht van een staande lamp om het resultaat te bestuderen. Daar rook ze ook aan; ze stak er zelfs een vinger in en stopte die in haar mond! Ook dit was een dagelijks terugkerend ritueel. Elayne wendde haar ogen af en trok haar zijden mantel met geborduurde bloemen om zich heen, maar ze huiverde toch. Deze keer merkte Melfane het op.

‘Sommige ziekten herken ik aan een verandering van de smaak, Vrouwe. Hoe dan ook, er zijn ergere dingen. Mijn zoon Jaem, degene die de weegschaal voor me droeg, zijn eerste betaalde werk was stallen uitmesten. Hij beweerde destijds dat alles wat hij at smaakte naar...’ Haar ronde buik schudde van het lachen. ‘Nou, u kunt het zich wel voorstellen, Vrouwe.’ Dat kon Elayne, en ze was blij dat ze geen last had van misselijkheid. Ze huiverde echter opnieuw. Essande leek kalm, haar handen om haar middel gevouwen terwijl ze goedkeurend naar haar nicht keek, maar Neris keek alsof ze moest overgeven. ‘Jammer dat hij mijn vak niet kan leren, maar niemand zou kruiden kopen van een man. Of een mannelijke vroedvrouw inhuren.’ Melfane lachte bulderend over die belachelijke gedachte. ‘Hij wil leerling worden bij een wapensmid, notabene. Hij is er wat oud voor, maar dat wil hij. Nu dan, zorg ervoor dat u uw kind voorleest.’ Ze betwijfelde Elaynes bewering dat ze een jongen en een meisje ter wereld zou brengen. Daarvoor zou ze eerst hun hartjes moeten horen, en dat zou nog wel een paar weken duren. ‘Dan leert ze uw stem kennen. En laat muzikanten voor haar spelen. Zo leert ze te houden van lezen en muziek. En het helpt ook nog op andere manieren. Maakt het kind slimmer.’

‘Dat zegt u elke keer, Vrouw Dawlish,’ zei Elayne knorrig, ik kan het wel onthouden, hoor. En ik doe het ook.’ Melfane lachte weer, met twinkelende donkere ogen. Ze aanvaardde Elaynes wisselende stemmingen zoals ze regen en bliksem aanvaardde. ‘U zou ervan staan te kijken hoeveel vrouwen denken dat een kind in hun buik niets kan horen, maar ik zie echt het verschil bij kinderen die worden voorgelezen. Mag ik nog even met mijn tante spreken voor ik vertrek, Vrouwe? Ik heb een pastei voor haar meegebracht en wat zalf voor haar gewrichten.’ Essandes gezicht werd rood. Nou, nu haar leugen was onthuld, zou ze wel Heling aanvaarden, en anders wilde Elayne weten waarom niet. Na afloop van het middagmaal bracht Elayne de bedoelingen van Luan en de anderen ter sprake bij Birgitte. Het was een heerlijke maaltijd, en ze at alles op. Melfane had de koks en iedere andere vrouw die in de buurt stond de mantel uitgeveegd om het eentonige voedsel dat ze haar al die tijd hadden voorgezet. Vandaag kreeg ze tot in de perfectie gegrilde vijverforel, koolrolletjes gevuld met kruimige witte schapenkaas, bonen met pijnappelpitten en een smakelijk appeltaartje. Het eten was des te heerlijker omdat er helemaal niets bedorven was. Ze kreeg goede zwarte thee te drinken met munt, waar ze even van schrok voor ze besefte dat het echt munt was. Het enige wat Melfane haar verboden had was wijn, hoeveel water er ook in werd gedaan. Birgitte dronk ook niet meer, hoewel het onmogelijk leek dat dat effect kon worden doorgegeven via de binding. Elayne wees haar daar maar niet op. Birgitte had te veel gedronken om de pijn van het verlies van haar Gaidal te verdoven. Elayne begreep dat, ook al keurde ze het niet goed. Ze kon zich niet voorstellen wat ze zou doen als Rhand overleed.

‘Ik weet het niet,’ zei Birgitte nadat ze het laatste stuk van haar taartje naar binnen had geschrokt, ik schat dat ze zijn gekomen om je om hulp te vragen bij hun optreden tegen de Grenslanders. Het enige wat zeker is, is dat ze hier niet zijn om hun verdomde steun aan jou te verlenen.’

‘Dat denk ik ook.’ Elayne pikte kaaskruimels van haar bord met een natte vinger en stopte ze in haar mond. Ze lustte nog wel zo’n bord eten, maar Melfane had aangekondigd dat ze vast van plan was haar gewichtstoename binnen de perken te houden. Net genoeg en niet te veel. Misschien voelde een koe die werd vetgemest voor de markt zich ook zo. ‘Tenzij ze eisen dat ik Caemlin overgeef.’

‘Dat kan ook altijd nog,’ zei Birgitte, en klonk bijna vrolijk. Volgens de binding was ze allesbehalve vrolijk. ‘We hebben echter nog steeds uitkijkposten in de torens, en Julanya en Keraille zijn aan het werk als wasvrouwen in hun kamp, dus weten we het al voor de eerste man vertrekt als ze iets tegen de stad gaan ondernemen.’ Elayne wenste dat ze niet zo vaak zuchtte. Het Licht brande haar, ze had Arymilla, Naean en Elenia achter slot en grendel, die er zeker niet blij mee waren een bed te moeten delen – ze wist dat ze daar geen pret om moest hebben, maar ze had het wel – en ze had er drie bondgenoten bij, al waren dat niet noodzakelijk de betrouwbaarste. Ze waren in ieder geval onherroepelijk aan haar gebonden. Ze zou een gevoel van triomf moeten hebben.

Die middag kleedden Essande en Sephanie haar in donkergroene zijde met smaragdgroene banden op de rokken en een zilveren borduurrand langs de zoom, boezem en mouwen. Ze droeg haar Grote Serpent-ring en een grote zilveren pin met blauwe brandverf, waarin de vorm van Trakands Sluitsteen was vrijgelaten. Die pin maakte haar somber. Binnen het Huis werd gezegd dat Trakand de sluitsteen was die Andor bijeenhield. Ze had het er tot nu toe niet erg goed van afgebracht.

Zij en Birgitte lazen om beurten hardop voor aan haar kinderen. Uit geschiedenissen, natuurlijk; als Melfane gelijk had, wilde ze hun geen domme verhaaltjes voorlezen. Het was droge kost. Een mollige man in rood met wit speelde op de fluit, terwijl een slanke vrouw in livrei levendige, vrolijke deuntjes op de twaalfsnarige hanou speelde. Tenminste, wanneer ze niet werden overstemd door donderklappen. Barden groeiden niet aan de bomen, en Birgitte had niet geweten of ze wel iemand van buiten het paleis bij Elayne in de buurt wilde hebben. Maar vrouw Harfor had enkele beroemde muzikanten gevonden, die maar al te graag gebruikmaakten van de kans een livrei te dragen. Ze werden aanzienlijk beter betaald in het paleis dan in een gelagkamer, en hun kleding kregen ze erbij. Elayne overwoog een speelman in te huren, maar dat deed haar denken aan Thom. Leefde hij nog wel? Ze kon alleen maar bidden. Het Licht geve dat hij nog leefde. Alstublieft.

Vrouw Harfor kondigde aan dat Luan, Arathelle en de anderen waren aangekomen, en Elayne zette de coronet van de erfdochter op; een eenvoudige gouden ring met een gouden roos omgeven door doorns op haar voorhoofd. Caseille, samen met acht gardevrouwen, liep achter haar, Birgitte en Essande aan toen ze haar vertrekken verlieten, hun laarzen luid bonzend op de vloer. Negen gardevrouwen waren gestorven toen ze werd gered van de Duistervrienden, en dat leek de band tussen de andere nog sterker te hebben gemaakt. Ze verdwaalden twee keer onderweg naar de Grote Zaal, maar niemand zei er iets over. Wat stelden verschuivende gangen nog voor als je tegenover vuur en bliksems had gestaan die waren gemaakt met de Kracht? De grote gebogen deuren van de Grote Zaal, aan beide zijden besneden met grote leeuwen, stonden open, en Caseille bleef er met de gardevrouwen voor staan terwijl zij, Birgitte en Essande naar binnen gingen.

De hoge vensters waren donker door de regen, behalve als het bliksemde, maar de staande spiegellampen tegen de muren en rond de witte pilaren die in rijen langs de zijkanten van de ruimte stonden, waren allemaal aangestoken. Er klonk een luid en aanhoudend plong-plong-plong in de grote ruimte, van druppels die in een eenvoudige houten emmer onder een van de gekleurde vensters in de zoldering twintig pas boven hen vielen. Een van de witte leeuwen glinsterde door waterdruppels langs een barst, nabij taferelen van veldslagen en de gezichten van de eerste koninginnen van Andor. Zoals altijd in deze zaal voelde Elayne die vrouwen haar beoordelen terwijl ze over de rood met witte vloertegels liep. Ze hadden Andor opgebouwd dankzij hun scherpe geest en het bloed van hun zonen en echtgenoten, waren begonnen met één stad en hadden een sterke natie gevormd vanuit de puinhopen van Artur Haviksvleugels rijk. Ze hadden het recht elke vrouw die op de Leeuwentroon zat te beoordelen. Ze vermoedde dat hun gezichten daar waren aangebracht zodat elke koningin het gevoel zou hebben dat haar daden door de geschiedenis werden gewogen.

De troon zelf stond op een witmarmeren verhoging aan het uiteinde van de ruimte, besneden en verguld en gemaakt voor een vrouw, maar groot op de poten met leeuwenklauwen. De witte leeuw op de hoge rug, van maanstenen in een achtergrond van glanzende robijnen, zou boven het hoofd van de langste vrouw uitsteken als ze op de troon zat. Dyelin stond al aan de voet van de trap naar de verhoging, en keek toe terwijl Sylvase sprak met Conail en Catalyn terwijl Branlet en Perival aandachtig luisterden. Perival haalde zijn vingers door zijn haren en knikte. Twijfelde Dyelin ook aan Sylvase? Lir en Karind stonden een eindje van de anderen vandaan, en ook bij elkaar uit de buurt. Ze keken niet eens naar elkaar. Aangezien ze bondgenoten waren geweest tegen Elayne, wilden ze niet dat ze dacht dat ze dat nog steeds waren. Essande ging bij de bedienden in de livrei van de acht andere Huizen staan, die zich hadden verzameld om een tafel met hoge zilveren kannen wijn en thee. Dat betekende informeel in deze context. Elk van hen had één eigen bediende bij zich. Voor een formele bijeenkomst zou Elayne alle bedienden hebben geleverd, en zou de Grote Zaal gevuld zijn geweest met alle edelen in Caemlin en alle edelen uit het kamp buiten Caemlin. ‘Ellorien kan soms uitdagend zijn, Elayne,’ zei Dyelin voor ongeveer de vijfde keer nadat ze over het verzoek tot vrijgeleide had gehoord. Haar gezicht stond koel en kalm, maar ze moest haar zenuwen voelen. Haar handen streken onnodig over haar met goud geborduurde rokken.

‘Ik laat me niet door haar uitdagen,’ antwoordde Elayne. ‘En dat zouden jullie ook niet moeten doen. Ik bedoel jou, Conail, en jou, Lir.’ Conail, in blauw met gouden borduursel, kleurde al even snel als Hanselle. Hij had ruziegemaakt met een huurling die naar zijn mening laatdunkend over Elayne had gesproken, en had de man bijna vermoord. Het was maar goed voor hem dat de andere man als eerste zijn zwaard had getrokken. Zelfs huurlingen verdienden gerechtigheid, en Andor was Tyr niet, waar edelen ongestraft burgers konden vermoorden. Nou, voordat Rhand zoveel van hun wetten had veranderd. Het Licht brande hem, waarom sprong hij zo heen en weer?

‘Ik heb voor je gestaan, Elayne, en dat betekent dat ik je altijd verdedig,’ zei Lir soepel. Hij was het toonbeeld van een zelfverzekerde hoveling in zijn groene zijde met zilveren borduursel en de zilveren gevleugelde hamer van Huis Baryn op zijn kraag, maar hij was veel te gladjes, die Lir. ‘Maar ik zal mijn temperament in bedwang houden, wat Ellorien ook zegt.’ De binding werd overspoeld met minachting. Lir had drie keer met huurlingen gevochten om te laten zien hoe trouw hij was aan Elayne. Binnen twee dagen. De man was ongetwijfeld zélf op zoek gegaan naar gevechten om dat voor elkaar te krijgen. ‘Als zij probeert ons uit te lokken, waarom moeten wij dan op onze tong bijten?’ wilde Catalyn weten. Haar rode gewaad, met brede gouden banden langs de zomen en polsen geborduurd, paste niet bij haar huidskleur, vooral niet nu haar mollige wangen rood waren van woede. Ze had haar kin geheven. Misschien droeg ze die grote gebrandverfde pin met de blauwe beer van Haevin zodat ze haar kin hoog zou moeten houden en langs haar neus op iedereen neer kon kijken, ik heb me nog nooit door iemand laten porren en diegene dan ongeschonden laren weglopen.’

‘Een os reageert als de boer hem een por geeft, en doet wat de boer wil,’ zei Dyelin droog. ‘En jij doet wat Ellorien wil als je ingaat op haar gepor.’ Catalyns wangen bleven rood, maar nu ongetwijfeld van schaamte.

Reene Harfor verscheen in de deuropening. ‘Mijne Vrouwes,’ zei ze luid, haar stem weerkaatsend door de bijna lege ruimte. ‘Heren.’ Dit was informeel, wanneer twee partijen elkaar ontmoetten en niemand wist hoe ver ze uit elkaar stonden. Vrouw Harfor kondigde de nieuw aangekomen heren en vrouwes in strikte volgorde van rang aan, hoewel er tussen de Huizen die hier verzameld waren niet veel verschil zat. Luan Norwelijn, met een hard gezicht en meer grijze haren dan de vorige keer toen Elayne hem had gezien, zijn blauwe jas onversierd op Norwelijns zilveren zalm op de hoge kraag na. Arathelle Renshar, haar gezicht gerimpeld en haar bruine haar bijna helemaal grijs, in een rood rijgewaad dat druk was versierd met goud en een grote pin met een robijn en de drie gouden honden. Pelivar Coelan, lang en slank, zijn donkere haar zo ver terugwijkend dat hij er bijna uitzag alsof hij de voorzijde van zijn hoofd had geschoren als een Cairhienin, in blauw met zilveren borduursel en twee rozen op zijn kraag; de rozen van Coelan. Aemlyn Carand, mollig in grijze zijde met de drie gouden pijlen over haar mouwen en zo druk aangebracht op haar boezem dat ze eruitzag als een volle pijlkoker. Ellorien Traemane, minder mollig dan Elayne zich haar herinnerde maar toch knap in blauwe zijde met groene strepen en geborduurd met witte herten met gouden geweien; het witte hert van Traemane. Abelle Pendar, zijn hoekige gezicht streng onder zijn grijze haar, in donkergrijs met de drie gouden sterren op zijn kraag. Ze liepen samen de Grote Zaal door, gevolgd door hun bedienden, maar niet gegroepeerd zoals aangekondigd.

Ellorien en Abelle liepen met Luan mee, Pelivar en Aemlyn met Arathelle, twee pas tussen de groepen in. Aha. Ze vroegen als één om een vrijgeleide, maar ze waren niet één. Dat maakte een eis om overgave iets minder waarschijnlijk. Zelfs openlijke vijanden konden soms samenwerken. Hun gespleten rokken en strakke broeken glansden vochtig. De beste mantel kon je nog niet helemaal drooghouden in zulke stortregen. Ze zouden niet in opperbeste stemming zijn. ‘Wees welkom,’ zei ze toen hun bedienden wegliepen naar de andere. ‘Wilt u wijn of thee? De wijn is warm en gekruid. Het is nogal een winterse dag voor de lente.’

Luan deed zijn mond open, maar Ellorien sprak als eerste. ‘Je zit tenminste niet op de troon.’ Haar gezicht leek wel uit marmer gehouwen, en ook haar stem klonk zo hard en koud als marmer. ‘Ik had dat namelijk al half verwacht.’ Boven hen rolde de donder. Luan keek gepijnigd. Arathelle rolde met haar ogen alsof ze zoiets maar al te vaak eerder had gehoord. Lir verschoof, maar Elayne keek hem strak aan en hij maakte een kleine, verontschuldigende buiging, ik heb geen recht om op de troon te zitten, Ellorien,’ antwoordde ze kalm. Licht, laat haar stemming nu aanhouden. ‘Nog niet.’ Dat klonk ongewild een beetje bijtend. Misschien was ze toch niet zo kalm als ze had gewenst.

Ellorien sneerde. ‘Als je wacht tot Danine je tiende wordt, kun je lang wachten. Danine heeft tijdens de laatste Opvolging haar landhuizen bezocht. Ze heeft zich nog nooit voor iemand uitgesproken.’ Elayne glimlachte, maar met moeite. Een Opvolging vond plaats wanneer een Huis een ander Huis opvolgde op de troon. ‘Ik wil graag thee.’

Ellorien knipperde met haar ogen, maar het zette de anderen ertoe aan te zeggen wat zij wilden gebruiken. Alleen Elayne, Birgitte, Branlet en Perival namen thee. Iedereen rook aan de kommen, of het nu zilveren wijnkommen waren of porseleinen theekommen, alvorens een slok te nemen. Elayne voelde zich niet beledigd. Voedsel en wijn konden nog goed zijn in de keukens, maar al bedorven als ze op tafel werden gezet. Je kon nooit voorspellen wat er zou bederven. De thee had een lichte gembersmaak, maar niet voldoende om de smaak van goede zwarte thee uit Tremalkin te overstemmen. ‘Ik zie dat je het meeste van je steun hebt verzameld onder kinderen en wat Arymilla heeft overgelaten,’ zei Ellorien. Catalyn werd zo rood als haar gewaad en Branlet rechtte boos zijn rug, tot Perival een hand op zijn arm legde en zijn hoofd schudde. Perival was een standvastige jongen, slim voor zijn leeftijd. Lir kon zich deze keer inhouden, maar Conail wilde iets scherps zeggen voor hij door een strenge blik van Elayne zijn kaken op elkaar klapte. Karind weerspiegelde alleen maar onbeweeglijk Elloriens hatelijke blik. Karind was niet erg intelligent, maar er was maar weinig wat haar van haar stuk bracht.

‘Je moet een reden hebben gehad om om deze ontmoeting te vragen,’ zei Elayne. ‘Als het alleen was om beledigingen te uiten...’ Ze liet haar woorden wegsterven. Ze had haar eigen redenen om deze ontmoeting te willen. Als ze haar hadden gevraagd om naar hen toe te komen, had ze dat gedaan. Zónder om een vrijgeleide te vragen. Ze voelde een steek van woede door de binding komen en nam haar eigen woede in een stevige houdgreep. Birgitte wierp een blik als een dolk op Ellorien. Als ze begonnen elkaars woede te versterken... Daar wilde ze niet eens over nadenken, niet hier, niet nu. Ellorien deed haar mond weer open, maar deze keer onderbrak Luan haar. ‘We zijn gekomen om te vragen om een wapenstilstand, Elayne.’ Een bliksemschicht verlichtte de noordelijke vensters en die in de zoldering, maar de tijd tot aan de donderklap wees erop dat het onweer een eind verderop was.

‘Een wapenstilstand? Zijn we dan in oorlog, Luan? Heeft iemand over wie ik niet gehoord heb aanspraak gemaakt op de troon?’ Zes paar ogen gingen naar Dyelin, die gromde.

‘Stommelingen. Ik heb het jullie keer op keer verteld, maar jullie wilden me niet geloven. Misschien geloven jullie dit. Toen Sylvase, Karind en Lir hun verklaringen van steun verstuurden, heb ik dat ook gedaan. Taravin staat voor Trakand, en heel Andor zal het binnenkort weten.’

Ellorien kleurde boos en kreeg het voor elkaar er toch nog kil uit te zien.

Aemlyn nam een grote slok en keek nadenkend. Arathelle liet iets van teleurstelling op haar gezicht zien voordat het weer veranderde in een masker, bijna even hard als dat van Ellorien. ‘Dat kan wel zijn,’ zei Luan, ‘maar we willen toch... als het geen wapenstilstand is, dan een tijdelijke overeenkomst.’ Hij nam een slokje wijn en schudde bedroefd zijn hoofd. ‘Zelfs als we alle manschappen verzamelen die we kunnen, zullen we toch moeite hebben om de Grenslanders te verslaan, maar als we niet samenwerken, hakken ze Andor in stukken. Eerlijk gezegd ben ik verbaasd dat ze nog zo lang zijn gebleven waar ze zijn. Hun mannen moeten inmiddels goed uitgerust zijn, zelfs na een mars van duizend roede.’ De zuidelijke vensters werden helder verlicht door bliksem, en er klonk zo’n harde donderklap dat de ruiten ervan rammelden. Die was wel dichtbij.

‘Ik had zelf verwacht dat ze inmiddels wel in Morland zouden zijn,’ zei Elayne. ‘Maar ik denk dat ze op één plek blijven omdat ze bang zijn een oorlog te beginnen als ze te dicht bij Caemlin komen. Ze schijnen een manier te willen vinden om naar Morland te komen via plattelandswegen. En je weet hoe die eraan toe zijn in deze tijd van het jaar. Ze willen geen oorlog met ons. Toen ik ze toestemming gaf om door Andor te reizen, zeiden ze me dat ze zochten naar de Herrezen Draak.’

Ellorien sputterde en er hadden eigenlijk ijsblokjes uit haar mond moeten komen. ‘Toen je wat? Je zegt dat je geen recht hebt om op de troon te zitten – nog niet – maar dan matig je je wel het recht aan van...!’

‘Van een Aes Sedai, Ellorien.’ Elayne stak een hand op zodat ze het Grote Serpent om haar ringvinger niet konden missen. Haar stem was ijzig, hoewel ze dat niet wilde, ik heb niet gesproken als de erfdochter of zelfs de Hoogzetel van Huis Trakand. Ik heb gesproken als Elayne Sedai van de Groene Ajah. En zelfs als ik dat niet had gedaan, zouden ze toch wel zijn gekomen. Hun proviand en diervoeder begonnen op te raken. Als ik had geprobeerd ze tegen te houden, als iemand had geprobeerd ze tegen te houden, dan zóu er oorlog van zijn gekomen. Ze zijn vastbesloten de Herrezen Draak te vinden. Het zou een oorlog zijn geworden waarin Andor weinig kans had. Je spreekt over samenwerken, Luan? Verzamel alle manschappen in Andor, dan zouden we bijna evenveel mensen hebben als zij, maar twee van de drie aan onze kant zouden mannen zijn die wel kunnen omgaan met een hellebaard of speer maar de meeste tijd achter de ploeg doorbrengen. Al hun mannen zijn geoefende wapenlieden die er niet voor terugdeinzen tegen Trolloks te vechten. In plaats van een oorlog die Andor een generatie lang in bloed zou onderdompelen of te gronde richten, steken de Grenslanders nu vredig ons land over. Ik laat ze in de gaten houden. Ze betalen voor de proviand en diervoeders die ze nodig hebben, en ze betalen goed.’ Op een andere dag, met andere toehoorders, zou ze daarom hebben gelachen. Andoraanse boeren zouden de Duistere zelf nog hoge prijzen berekenen. ‘Het ergste wat ze hebben gedaan, is een paar paardendieven afranselen die eigenlijk hadden moeten worden overgedragen aan een magistraat, maar dat kan ik de Grenslanders niet kwalijk nemen. Zeg eens, Ellorien. Wat zou jij anders hebben gedaan, en hoe?’

Ellorien knipperde met haar ogen, ijzig nors, snoof toen minachtend en nam een slok van haar wijn.

‘En wat ben je van plan met die Zwarte Toren?’ vroeg Abelle zachtjes. ‘Ik... vermoed dat je ook voor hen een plan hebt.’ Vermoedde hij ook haar andere reden om de Grenslanders door Andor te laten reizen? Dat mocht, zolang hij die maar niet uitsprak. Zolang hij zweeg, leken haar motieven volledig ten gunste van Andor te zijn. Dat was hypocriet, ze kon het niet ontkennen, maar ook realistisch. Ze had de waarheid verteld over haar andere redenen, maar deze kon haar schaden als hij hardop werd uitgesproken. Ze had nog één Huis nodig, en het zag ernaar uit dat het Candraed zou moeten worden, maar Danine zou er nooit mee instemmen als ze dacht dat Elayne haar daartoe probeerde te dwingen.

‘Niets,’ zei ze hem. ‘Ik stuur regelmatig gardisten om rond het terrein van de Zwarte Toren te rijden en ze eraan te herinneren dat ze in Andor zijn en onderworpen aan de wetten van Andor, maar verder kan ik niet meer doen als wanneer de Witte Toren in Caemlin stond.’

Ze keken haar lange tijd aan, alle zes zonder met hun ogen te knipperen.

‘Pendar staat voor Trakand,’ zei Abelle plotseling. Meteen erachteraan zei Luan: ‘Norwelijn staat voor Trakand.’ Boven hen knalde de bliksem en scheen helder door de gekleurde vensters in de zoldering. Elayne moest moeite doen om niet te wankelen. Birgittes gezicht stond uitgestreken, maar er kwam stomme verbazing door de binding. Het was gedaan. Ze had er elf en de troon was van haar.

‘Hoe meer er voor haar staan, hoe beter het is voor Andor.’ Dyelin klonk zelf ook een beetje verdwaasd. ‘Sta samen met mij voor Trakand.’

Er was nog een stilte, langer deze keer, vol uitgewisselde blikken, maar toen, een voor een, kondigden Arathelle, Pelivar en Aemlyn aan dat hun Huizen Trakand steunden. Maar ze deden het voor Dyelin. Elayne zou dat moeten onthouden. Misschien kon ze in de loop der tijd hun trouw winnen, maar voor het ogenblik steunden ze haar vanwege Dyelin.

‘Ze heeft de troon,’ zei Ellorien, koud als altijd. ‘De rest is dons en veren.’

Elayne probeerde haar stem warm te laten klinken. ‘Wil je vanavond het avondmaal met ons gebruiken, Ellorien? Blijf tenminste tot de regen ophoudt.’

‘Ik heb mijn eigen koks,’ antwoordde Ellorien, en draaide zich om naar de deuren. Haar bediende rende naar haar toe om haar kom aan te pakken en die op tafel te zetten. ‘Zodra het ophoudt met regenen ga ik naar Sheldyn. Ik ben al te lang weggeweest.’

‘Tarmon Gai’don nadert, Ellorien,’ zei Elayne. ‘Je zult dan niet op je landgoederen kunnen blijven.’

Ellorien bleef staan en keek over haar schouder. ‘Als Tarmon Gai’don komt, rijdt Traemane voor de Laatste Slag, en wij rijden achter de leeuw van Andor.’ Het donderde terwijl ze de Grote Zaal uit beende met haar bediende op haar hielen.

‘Willen jullie me allemaal vergezellen naar mijn vertrekken?’ vroeg Elayne aan de anderen. Achter de leeuw van Andor, maar geen woord over Elayne Trakand. Bijna de helft van haar steun was op de een of andere manier twijfelachtig; Jarid Sarand was nog steeds op pad met een niet onaanzienlijke troepenmacht, en ze zou uiteindelijk problemen krijgen met Ellorien. Zo ging het nooit in verhalen. In verhalen was alles aan het eind altijd netjes afgerond. Het echte leven was veel... rommeliger. Toch had ze eindelijk de troon. De kroning moest nog plaatsvinden, maar dat was alleen nog maar een formaliteit. Terwijl ze de stoet voorging, de Grote Zaal uit, kletsend met Luan en Pelivar, rolde de donder boven hen als trommels die de mars naar Tarmon Gai’don sloegen. Hoe lang nog voor Andors banieren moesten marcheren naar de Laatste Slag?

Загрузка...