De Duistervrienden hadden geen risico’s genomen met Elayne. Ze was niet alleen afgeschermd, maar Temaile had er schijnbaar duivels plezier in gehad om haar strak vast te binden met haar hoofd tussen haar knieën. Haar spieren deden pijn van de krampachtige houding. De prop in haar mond, een smerig vod met een vieze, olieachtige smaak, was zo stevig vastgebonden dat haar mondhoeken er pijn van deden. Hij was bedoeld om te voorkomen dat ze bij de poorten om hulp zou roepen. Niet dat ze dat zou hebben gedaan; daarmee zou ze alleen de mannen die de poorten bewaakten ter dood hebben veroordeeld. Ze voelde de zes Zwarte zusters saidar vasthouden tot ze door de poort waren. Maar de blinddoek was overbodig geweest. Ze dachten dat ze haar daarmee een gevoel van hulpeloosheid konden geven, maar ze weigerde zich hulpeloos te voelen. Ze was immers volkomen veilig tot haar kinderen werden geboren, en haar kinderen zelf ook. Dat had Min gezegd.
Door het geluid van tuigage en de vloer van ruwe planken onder haar wist ze dat ze in een wagen of kar zat. Ze hadden niet de moeite genomen om een deken over de vloerplanken te gooien. Een wagen, dacht ze. Ze had het gevoel dat er meer dan één paard voor stond. De wagen rook zo sterk naar oud hooi dat ze ervan moest niezen. Haar situatie leek hopeloos, maar Birgitte zou haar niet in de steek laten.
Ze voelde dat Birgitte van enige spannen achter haar naar een span voor haar sprong, en ze kon wel lachen. De binding vertelde haar dat Birgitte op haar doelwit gericht was, en Birgitte Zilverboog miste nooit. Toen het geleiden begon, aan beide kanten van de wagen, was de neiging om te lachen verdwenen. Door de binding bleef een rotsvaste vastberadenheid komen, maar er was ook nog iets anders nu, een sterke afkeer en een toenemende... geen woede, maar het leek erop. Er stierven daarbuiten mannen. In plaats van te lachen, kon Elayne wel huilen. Ze verdienden dat iemand om hen huilde, en ze stierven voor haar. Net zoals Vandene en Sareitha waren gestorven. Ze voelde zich weer bedroefd om hen. Maar niet schuldig. Ze hadden alleen kunnen worden gespaard door Falion en Marillin te laten gaan, en dat zouden ze geen van beiden hebben toegestaan. Ze hadden de aankomst van de anderen niet kunnen voorzien, of dat vreemde wapen dat Asne had.
Er klonk een donderend geraas vlakbij, en de wagen wiebelde zo hevig dat ze heen en weer rolde. Ze zou er zeker beurse plekken op haar knieën en schenen aan overhouden. Ze nieste herhaaldelijk van het stof dat was opgedwarreld. Ze voelde afzonderlijke haren rechtop gaan staan waar die niet werden tegengehouden door de prop en de blinddoek. De lucht rook vreemd. Een blikseminslag, schijnbaar. Ze hoopte dat Birgitte de windvindsters erbij had weten te betrekken, hoe onwaarschijnlijk dat ook leek. Er zou een tijd komen dat de Kinne de Kracht als wapen zouden moeten gaan gebruiken – niemand kon zich afzijdig houden van Tarmon Gai’don – maar laat ze hun onschuld nog maar een tijdje langer behouden. Enkele tellen later verdween het schild om haar heen.
Ze kon niets zien en kon dus ook niet met enige doelmatigheid geleiden, maar ze voelde wevingen in de buurt, sommige Geest, sommige Lucht. Zonder de wevingen te zien kon ze niet bepalen waar ze voor waren, maar ze kon het wel aardig inschatten. Haar gevangenbewaarders waren nu zelf gevangenen, afgeschermd en gekneveld. En zij kon alleen maar geduldig wachten. Birgitte kwam snel dichterbij, maar ze kon niet wachten om dat verdomde web van touwen van zich af te krijgen.
De wagen kraakte toen iemand zich erop hees. Birgitte. Door de binding kwam een flits van vreugde. Binnen enkele tellen waren de touwen om haar heen verdwenen, en prutste Birgitte aan de knoop van de prop in haar mond. Elayne bewoog een beetje stijfjes, maar maakte zelf de blinddoek los. Licht, ze zou barsten van de spierpijn tot ze om Heling kon vragen. Dat herinnerde haar eraan dat ze het de windvindsters zou moeten vragen, en het verdriet om Vandene en Sareitha kwam weer terug. Zodra ze de prop kon uitspugen, wilde ze vragen om water om die vieze smaak uit haar mond te spoelen, maar in plaats daarvan vroeg ze: ‘Waar bleef je nou?’ Haar gelach om Birgittes plotselinge onthutsing werd onderbroken door nog een nies. ‘Laten we hier weggaan, Birgitte. De Kinne?’
‘Windvindsters,’ antwoordde Birgitte, en hield de flap van tentdoek achter aan de wagen opzij. ‘Chanelle besloot dat ze liever niet aan Zaide wilde vertellen dat ze de overeenkomst verpest had.’ Elayne snoof minachtend, maar dat had ze beter niet kunnen doen. Niezend klom ze zo snel mogelijk van de wagen af. Haar benen waren al even stijf als haar armen. Het Licht brande haar, maar ze verlangde naar een warm bad. En een borstel. Birgittes rode jas met de witte kraag zag er wat verfomfaaid uit, maar Elayne vermoedde dat ze die vanochtend schoon had aangetrokken. Toen haar voeten de grond raakten, begonnen gardisten op paarden in een dichte ring om de wagens luid te juichen en met hun lansen te zwaaien. De gardevrouwen juichten ook bijna allemaal. Twee van de mannen droegen de witte leeuw van Andor en haar gouden lelie. Ze moest glimlachen. De koninginnegarde had gezworen Andor, de koningin en de erfdochter te beschermen, maar hun besluit om haar persoonlijke banier bij zich te dragen moest van Charlz Guybon zijn gekomen. Hij zat op een groot paard met zijn helm op de zadelknop en maakte een buiging voor haar, met een brede glimlach op zijn gezicht. Het was een plezier om naar de man te kijken. Misschien zou hij geschikt zijn als tweede zwaardhand. Achter de gardisten rezen banieren van Huizen en huurlingen op, de een na de ander. Licht, hoeveel mannen had Birgitte meegebracht? Maar dat kon wachten tot later. Eerst wilde Elayne haar gevangenen zien. Asne lag met gespreide benen op de weg en staarde met lege ogen op naar de hemel; het schild rondom haar was overbodig. De anderen lagen even stil, gebonden met stromen Lucht waardoor hun armen tegen hun zijden en hun gespleten rokken tegen hun benen werden gedrukt. Een véél aangenamere houding dan waarin zij had gezeten. De meesten leken bijzonder kalm, gezien hun situatie, hoewel Temaile kwaad naar haar keek en Falion op het punt leek te staan om over te geven. Shiaines met modder besmeurde gezicht zou elke Aes Sedai trots hebben gemaakt. De drie mannen, ook gebonden met stromen Lucht, waren allesbehalve kalm. Ze kronkelden en worstelden, keken woest naar de ruiters om hen heen alsof ze hen allemaal wilden aanvallen. Dat gaf aan dat ze Asnes zwaardhanden waren, maar dat hoefde niet te betekenen dat zij ook Duistervrienden waren. Hoe dan ook, ze zouden gevangen moeten worden gezet – om anderen te beschermen tegen de doodstoorn waarmee ze door Asnes dood waren vervuld. Ze zouden alles doen om degene te vermoorden die zij schuldig achtten aan haar dood. ‘Hoe hebben ze ons gevonden?’ wilde Chesmal weten. Als ze niet met een vuil gezicht op de weg had gelegen, had niemand haar voor een gevangene aangezien.
‘Mijn zwaardhand,’ zei Elayne, glimlachend naar Birgitte. ‘Een ervan.’
‘Een vrouwelijke zwaardhand?’ vroeg Chesmal minachtend. Marillin schuddebuikte van onderdrukt gelach in haar knevels. ‘Dat had ik gehoord,’ zei ze toen het schudden ophield, ‘maar het leek te ongelooflijk om waar te zijn.’
‘Je had dat gehóórd en je hebt er nooit iets over gezegd?’ vroeg Temaile, draaiend om haar woedende blikken op Marillin te richten. ‘Jij stommeling!’
‘Je vergeet jezelf,’ zei Marillin scherp, en toen begonnen ze te ruziën over of Temaile haar moest eerbiedigen! Eigenlijk moest Temaile dat inderdaad – Elayne kon hun krachten vergelijken – maar het leek nauwelijks iets om nu ruzie over te maken!
‘Laat iemand die vrouwen de mond snoeren,’ beval Elayne. Caseille steeg af, gaf haar leidsels over aan een andere gardevrouw en beende naar Temaile toe. Ze sneed met haar dolk een reep van Temailes rokken. ‘Laad ze in de wagen en snij dat dode paard los. Ik wil terug binnen de muren zijn voor Arymilla’s mensen voorbij de richel in de verleiding komen.’ Het laatste wat ze nu nodig had was een felle strijd. Wat de uitkomst ook zou zijn, Arymilla kon zich meer mannenlevens veroorloven dan zij. ‘Waar zijn de windvindsters, Birgitte?’
‘Nog op de richel. Ik denk dat ze geloven dat ze hun deelname kunnen ontkennen als ze niet te dicht bij het slagveld komen. Maar je hoeft je geen zorgen te maken dat je hier wordt aangevallen. De kampen achter die richel zijn verlaten.’ Caseille hees Temaile over haar schouder en wankelde naar de wagen, waar ze haar als een zak graan op de vloer gooide. Gardevrouwen pakten de andere vrouwen op. Ze waren zo verstandig om de worstelende zwaardhanden over te laten aan de gardisten; er waren er twee nodig per zwaardhand. Een stel lange gardisten maakte het gareel van het dode paard los. ik heb alleen kampvolgelingen gezien; verzorgers en zo,’ zei Charlz. ik denk dat al haar kampen misschien wel verlaten zijn,’ vervolgde Birgitte. ‘Ze heeft vanmorgen grote troepen naar de noordelijke muur gestuurd om zo veel mogelijk van onze mannen te verslaan, en ze heeft er nog minstens twintigduizend in Laag Caemlin bij de Far Maddingpoort. Enkele huurlingen zijn overgelopen en vallen de poort van binnenuit aan, maar ik heb Dyelin gestuurd met iedereen die ik kon missen. Zodra jij veilig binnen de muren bent, neem ik de rest mee naar haar toe om te helpen. En ik heb nog meer goed nieuws: Luan en de rest van die groep komen deze kant uit. Ze kunnen hier vanmiddag al zijn.’
Elaynes adem stokte. Ze zouden Luan en de anderen het hoofd moeten bieden als ze verschenen, maar dat andere nieuws...! ‘Weet je nog wat vrouw Harfor meldde, Birgitte? Arymilla en de anderen zijn van plan om mee te rijden met de eerste groep die Caemlin binnentrekt. Zij moet dus ook bij de Far Maddingpoort zijn. Hoeveel mannen heb je hier?’
‘Wat is de stand van het slagersboek, Guybon?’ vroeg Birgitte, met een behoedzame blik op Elayne. Er kwam ook behoedzaamheid door de binding. Grote behoedzaamheid.
‘Ik heb nog geen volledige telling, Vrouwe. Sommige doden...’ Charlz grimaste, ik zou zeggen ongeveer vijf- of zeshonderd doden, misschien wat meer. Twee keer zoveel gewond. Die paar ogenblikken waren de akeligste die ik ooit heb gezien.’
‘Zo’n tienduizend, Elayne,’ zei Birgitte, en haar dikke vlecht zwaaide heen en weer toen ze haar hoofd schudde. Ze stak haar duimen achter haar riem en de binding vulde zich met vastberadenheid. ‘Arymilla moet minstens twee keer zoveel mannen hebben bij de Far Maddingpoort, misschien wel drie keer zoveel als ze haar kampen echt heeft leeggehaald. Als je denkt wat ik denk dat jij denkt... Ik heb Dyelin opgedragen de poort weer in te nemen als hij zou vallen, maar het is waarschijnlijker dat ze tegen Arymilla vecht in de stad. Als door een of ander wonder de poort nog standhoudt, is het minstens twee tegen een.’
‘Als ze door de poort zijn,’ zei Elayne koppig, ‘dan is het niet waarschijnlijk dat ze die achter zich dicht hebben gedaan. We vallen ze van achteren aan.’ Het was niet alleen maar koppigheid. Niet helemaal. Ze was niet geoefend met wapens, maar ze had alle andere lessen die Gawein van Garet Brin had gehad wel meegekregen. Een koningin moest de strijdplannen van haar generaals begrijpen in plaats van ze eenvoudigweg maar te aanvaarden. ‘Als de poort standhoudt, zitten ze vast tussen ons en de muur. Aantallen doen er niet zoveel toe in Laag Caemlin. Arymilla zal niet meer mannen in een straat kunnen opstellen dan wij. We gaan het doen, Birgitte. Laat nu iemand een paard voor me regelen.’
Even dacht ze dat Birgitte zou weigeren en haar koppigheid nam toe, maar Birgitte ademde zwaar uit. ‘Tzigan, haal die grote grijze merrie voor vrouwe Elayne.’
Het leek wel alsof iedereen rondom hen zuchtte, behalve de Duistervrienden. Ze dachten waarschijnlijk dat ze een staaltje van Elayne Trakands beruchte slechte buien zouden zien. Die wetenschap veroorzaakte er bijna een. Het Licht mocht haar wisselende stemmingen halen!
Birgitte kwam dichterbij staan en sprak zachtjes. ‘Maar je wordt wel omringd door je lijfwacht. Dit is geen stom verhaaltje over een koningin die de strijd aanvoert met haar banier. Ik weet dat een van je voorouders dat heeft gedaan, maar jij bent haar niet, en jij hebt geen leger dat kan bijspringen.’
‘Goh, dat was ik nou ook net van plan,’ zei Elayne zoetjes. ‘Hoe wist je dat toch?’
Birgitte snoof lachend en mompelde ‘ongelooflijk mens’, maar hard genoeg om gehoord te kunnen worden. Er kwam echter genegenheid door de binding.
Het was natuurlijk niet zo eenvoudig. Er moesten mannen worden aangespoord om de gewonden te helpen. Sommigen konden lopen, maar velen konden dat niet. Te veel mannen hadden de bloedige stomp van een arm of been afgebonden. Charlz en de edelen verzamelden zich om Elayne en Birgitte heen om het aanvalsplan te horen, dat door de omstandigheden gedwongen eenvoudig was. Chanelle weigerde om de Poort te wijzigen, totdat Elayne ermee instemde dat ze deze keer alleen voor het transport hoefden te zorgen. Ze verzegelde de overeenkomst met hen door haar vingertoppen te kussen en die tegen de lippen van de ander te drukken. Pas toen verkleinde de Poort tot een verticale zilverachtige streep en werd weer groter, tot hij een honderd pas breed uitzicht bood op Caemlin vanuit het zuiden.
Er waren geen mensen in de bakstenen markten die vanaf de Poort tot aan de Far Maddingpoort reikten, maar een heleboel mannen, te paard en te voet, stonden op de brede weg, buiten bereik van de boogschutters op de muren. De eersten waren slechts honderd pas van de poort vandaan. Schijnbaar waren ze ook in de zijstraten. De mannen te paard stonden vooraan met een verzameling banieren, maar zowel de cavalerie als de infanterie keek naar de poorten van Caemlin zelf.
De dichte poorten. Elayne kon wel gillen van blijdschap. Zij reed als eerste door de Poort, maar Birgitte nam geen risico’s. Haar lijfwacht verzamelde zich om haar heen en leidde haar naar de zijkant. Birgitte was aan haar zijde, maar op de een of andere manier leek het niet alsof ze haar aan de kant drongen. Gelukkig probeerde niemand haar ervan te weerhouden de grijze aan te sporen tot er nog maar één rij gardevrouwen tussen haar en de weg was. Maar die laatste rij had evengoed een stenen muur kunnen zijn. De grijze was echter een groot paard, dus kon ze eroverheen kijken zonder in de stijgbeugels te gaan staan. Die had ze moeten verlengen; ze waren iets te kort voor haar. Dat betekende dat dit Chesmals paard was, aangezien zij de enige was die ongeveer dezelfde lengte had. Een paard kon niet worden besmet door degene die hem bereed – ook al was Chesmal van de Zwarte Ajah, dat betekende nog niet dat het paard kwaadaardig was – maar ze voelde zich onbehaaglijk op het dier, en niet alleen door de korte stijgbeugelriemen. De grijze zou worden verkocht, de grijze en alle andere paarden waar de Duistervrienden op hadden gereden, en het geld zou aan de armen worden uitgedeeld. Achter Charlz kwamen cavaleristen en voetsoldaten door de Poort, genoeg om die helemaal te vullen. Gevolgd door de witte leeuw en de gouden lelie ging hij in draf over de weg met vijfhonderd gardisten, uitgespreid over de hele breedte van de weg. Andere groepen van gelijke grootte splitsten zich af en verdwenen in de straten van Laag Caemlin. Toen de laatste mannen uit de Poort kwamen, werd die kleiner en verdween. Nu was er geen snelle ontsnapping meer mogelijk als er iets fout ging. Nu moesten ze winnen, anders zou Arymilla de troon krijgen, of ze Caemlin in handen had of niet. ‘We hebben vandaag Mart Cautons verdomde geluk nodig,’ mompelde Birgitte.
‘Zoiets heb je al eens eerder gezegd,’ zei Elayne. ‘Wat bedoel je daarmee?’
Birgitte keek haar vreemd aan. Door de binding kwam... pret! ‘Heb je hem wel eens zien dobbelen?’
‘Ik kom niet echt op plaatsen waar wordt gedobbeld, Birgitte.’
‘Laten we maar zeggen dat hij meer geluk heeft dan wie ook.’ Elayne schudde haar hoofd en zette Mart Cauton uit haar gedachten. Charlz’ mannen belemmerden haar zicht toen ze naar voren reden. Ze vielen nog niet aan en probeerden niet meer lawaai te maken dan nodig was. Met een beetje geluk zouden haar mannen die van Arymilla omsingeld hebben voordat ze in de gaten hadden wat er gebeurde. En dan zouden ze Arymilla van alle kanten aanvallen. Mart had meer geluk dan wie ook? In dat geval moest hij wel heel veel geluk hebben.
Plotseling gingen Charlz’ gardisten sneller rijden, hun lansen met stalen punten omlaag. Iemand had zeker achteromgekeken. Er klonken geschreeuw, kreten van schrik en één donderende kreet die ze van alle kanten hoorder ‘Elayne en Andor!’
Er klonken ook andere kreten. ‘De Manen!’ en ‘De Vos!’
‘De Drievoudige Sleutel!’ en ‘De Hamer!’ en ‘De Zwarte Banier!’ En nog andere, voor mindere Huizen. Maar van haar kant kwam alleen die ene, steeds maar weer opnieuw. ‘Elayne en Andor!’ Plotseling rilde ze, half lachend, half huilend. Het Licht geve dat ze die mannen niet voor niets de dood instuurde. Het geschreeuw vervaagde, grotendeels vervangen door het gekletter van staal op staal, kreten van mannen die doodden of stierven. Plotseling besefte ze dat de poorten opengingen. En ze kon niets zien! Ze schopte de stijgbeugels van haar voeten en klom op het hoge zadel. De grijze danste zenuwachtig, niet gewend aan mensen die op haar rug stonden, maar niet voldoende om haar uit haar evenwicht te brengen. Birgitte mompelde een behoorlijk grove vloek, maar het volgende ogenblik stond zij ook op haar zadel. Honderden kruisboogschutters en boogschutters stroomden de Far Maddingpoort uit, maar waren het haar mannen, of de overgelopen huurlingen? Ze kreeg haar antwoord toen de boogschutters begonnen te schieten op Arymilla’s verzamelde cavalerie, zo snel als ze konden aanleggen en vuren. De eerste kruisbogen kwamen omhoog en lieten een regen van pijlen gaan. De mannen zetten onmiddellijk hun krukken aan het werk om hun kruisbogen weer op te winden, maar anderen drongen zich langs hen heen om een tweede vlucht pijlen af te schieten. Mannen en paarden werden neer gemaaid als gerst voor een zeis. Er kwamen nog meer boogschutters uit de poort, en ze schoten zo rap achtereen als ze konden. Een derde rij kruisboogschutters rende vooruit om te vuren, een vierde, een vijfde, en toen drongen de mannen met hellebaarden zich langs de kruisboogschutters die nog de poort uit renden. Een hellebaard was een angstaanjagend wapen, een combinatie van speerpunt en bijlblad en een haak om mannen mee uit het zadel te trekken. Ruiters die geen ruimte meer hadden om hun lansen te richten, het bereik van hun zwaarden te kort voor de lange schacht van de hellebaard, begonnen te vallen. Mannen in rode jassen en gepoetste borstplaten galoppeerden nu de poort uit, gardisten die links en rechts afsloegen om via een andere kant Arymilla’s rangen aan te vallen. De stroom mannen ging maar door en door, onophoudelijk. Hoe in het Licht kon Dyelin zoveel gardisten hebben? Behalve... Het Licht brande die vrouw, ze moest de half geoefende mannen hebben ingelijfd! Nou, half geoefend of niet, ze zouden vandaag in bloed worden gezalfd.
Plotseling reden er drie figuren in vergulde helmen en borstplaten door de poorten, zwaarden in de hand. Twee van hen waren heel klein. De kreten die opstegen toen ze verschenen klonken ijl van deze afstand, maar nog steeds hoorbaar ondanks het strijdgewoel. ‘De Zwarte Adelaars!’ en ‘Het Aambeeld!’ en ‘De Rode Luipaarden!’ Er verschenen twee vrouwen in de poortopening, worstelend tot de langere vrouw het paard van de ander weer uit het zicht wist te trekken. ‘Bloed en as!’ snauwde Elayne. ‘Conail is oud genoeg, neem ik aan, maar Branlet en Perival zijn nog maar jongens! Iemand had ze uit de buurt moeten houden!’
‘Dyelin heeft ze lang genoeg tegengehouden,’ zei Birgitte kalm. Door de binding kwam een volkomen kalmte. ‘Langer dan ik dacht dat ze Conail zou kunnen tegenhouden. En ze heeft het wel voor elkaar gekregen om Catalyn erbuiten te houden. Hoe dan ook, die jongens hebben een paar honderd man tussen hen en de voorhoede in staan, en ik zie niemand ruimte voor ze maken zodat ze naar voren kunnen.’ Het was waar. De drie zwaaiden nutteloos met hun zwaarden, minstens vijftig pas van waar mannen stierven. Maar vijftig pas was niet erg ver voor een boog of kruisboog.
Er verschenen ook mannen op de daken, eerst tientallen en toen honderden, boogschutters en kruisboogschutters die over de nokken klommen en zich als spinnen een weg baanden over de dakpannen tot ze omlaag konden schieten in de menigte beneden. Een van hen gleed uit en viel, en kwam boven op de mannen in de straat terecht, schokkend terwijl hij herhaaldelijk werd gestoken. Een andere kwam plotseling overeind met een pijlschacht in zijn zij, en viel van het dak. Hij kwam ook op de mannen beneden terecht en werd ook doodgestoken.
‘Ze zitten te dicht op elkaar gepakt,’ zei Birgitte opgewonden. ‘Ze kunnen nog geen boog heffen, laat staan ermee schieten. Ik wed dat de doden niet eens ruimte hebben om om te vallen. Het zal nu niet meer lang duren.’
Maar de slachting ging nog een goed halfuur door voor de eerste kreten om ‘Genade!’ begonnen. Mannen hingen hun helmen aan hun zwaardgevesten en hieven ze boven hun hoofd, en riskeerden de dood in de hoop op leven. Voetsoldaten zetten hun helmen af en hielden hun lege handen omhoog. Ruiters gooiden lansen, helmen en zwaarden neer en staken hun handen in de lucht. Het verspreidde zich als een koorts, en de kreet kwam uit duizenden kelen. ‘Genade!’
Elayne ging weer in haar zadel zitten. Het was gedaan. Nu moest ze er nog achter komen hoe goed het gedaan was. De gevechten stopten natuurlijk niet meteen. Sommigen vochten door, maar ze vochten alleen en stierven of werden neergehaald door mannen rondom hen die niet langer bereid waren te sterven. Uiteindelijk gooiden zelfs de grootste doorzetters hun wapens en wapenrusting af. Ook al riep niet iedereen om genade, het was toch een oorverdovend gebulder. Mannen zonder wapens, helmen en borstplaten of andere wapenrusting liepen wankelend door de rij gardisten, met hun handen boven hun hoofd. Hellebaardiers dreven ze voort als schapen, en zo keken ze ook, verdoofd als schapen in een slachthuis. Hetzelfde moest zich afspelen in tientallen smalle straten in Laag Caemlin en bij de poorten. De enige kreten die ze nog hoorden waren die om genade, en die begonnen af te nemen toen de mannen beseften dat ze die kregen.
De zon was niet meer dan een uur van het hoogste punt verwijderd tegen de tijd dat de edelen onder de vijand allemaal van elkaar gescheiden waren. De lagere edelen werden naar de stad begeleid, waar ze zouden worden vastgehouden voor losgeld. Dat moest worden betaald zodra de troon veilig was.
De eerste van de hogere edelen die naar haar toe werden gebracht, begeleid door Charlz en een tiental gardisten, waren Arymilla, Naean en Elenia. Charlz had een bloedige scheur in zijn linkermouw, en een deuk in zijn glanzende borstplaat die van een hamerslag moest zijn gekomen, maar zijn gezicht stond evenwichtig achter de tralies van zijn helm. Ze zuchtte van verlichting toen ze de drie vrouwen zag. De anderen zouden ze vinden tussen de doden of gevangenen. Ze had haar tegenstand onthoofd. Tenminste, tot Luan en de anderen aankwamen. De gardevrouwen voor haar gingen eindelijk opzij, zodat ze haar gevangenen in de ogen kon kijken. De drie waren gekleed alsof ze die dag nog verwacht hadden Arymilla’s kroning bij te wonen. Arymilla’s roodzijden gewaad was bedekt met zaadparels op de boezem en geborduurd met witte leeuwen over de mouwen. Ze zwaaide in haar zadel, met diezelfde verdoofde blik in haar bruine ogen als haar soldaten. Naean, slank en met een rechte rug, droeg blauw met de zilveren drievoudige sleutel van Arawn op haar mouwen en zilveren borduurwerk op haar boezem, en haar glanzende haren zaten in een zilveren net met saffieren. Ze leek eerder ingetogen dan verdoofd. Ze sneerde zelfs nog, al was het zwakjes. Elenia met haar honingkleurige haren, in groene zijde die druk was geborduurd met gouddraad, keek afwisselend boos naar Arymilla en Elayne. Door de binding kwamen gelijke delen triomf en walging. Birgittes afkeer van deze vrouwen was even persoonlijk als die van Elayne zelf.
‘Jullie zijn voorlopig mijn gasten in het paleis,’ zei Elayne tegen hen. ik hoop dat jullie schatkisten diep zijn. Jullie losgeld zal betalen voor deze oorlog die jullie veroorzaakt hebben.’ Dat was vals van haar, maar ze had plotseling een hatelijke bui. Hun schatkisten waren helemaal niet diep. Ze hadden veel meer geleend dan ze ooit zouden kunnen terugbetalen om huurlingen in te huren. En om huurlingen om te kopen. Ze waren ook zonder losgeld al zo goed als blut. Het losgeld zou hun ondergang zijn.
‘Je denkt toch zeker niet dat het zo afloopt?’ zei Arymilla hees. Ze klonk alsof ze zichzelf probeerde te overtuigen. ‘Jarid is nog steeds daarbuiten met een aanzienlijke troepenmacht. Jarid en anderen. Zeg het haar, Elenia.’
‘Jarid zal proberen te redden van Sarand wat hij kan, van deze rampspoed die jij over ons hebt afgeroepen,’ snauwde Elenia. Ze begonnen tegen elkaar te schreeuwen, maar Elayne negeerde hen. Ze vroeg zich af hoe ze het zouden vinden een bed te delen met Naean. De volgende die onder begeleiding verscheen, was Lir Baryn, en even later Karind Anshar. Lir was zo slank als een kling en even sterk, en keek peinzend in plaats van opstandig of nors. Zijn groene jas, geborduurd met de zilveren gevleugelde hamer van Huis Baryn op de hoge kraag, was nog gekreukeld van de borstplaat die hij niet meer droeg, en zijn donkere haar plakte op zijn hoofd van het zweet. Ook zijn gezicht glansde ervan. Hij was niet zo bezweet geraakt door toe te kijken terwijl anderen vochten. Karind was even uitbundig gekleed als de andere vrouwen, in glanzende blauwe zijde met zwaar zilver-vlechtsel en parels in haar grijzende haren. Haar vierkante gezicht stond gelaten, vooral nadat Elayne hun vertelde over hun losprijzen. Geen van beiden had zoveel geleend als de andere drie, voor zover Elayne wist, maar het losgeld zou er toch in hakken. Toen verschenen er twee gardisten met een vrouw die iets ouder was dan Elayne, in eenvoudig blauw, een vrouw die ze dacht te herkennen. Ze droeg zo te zien alleen een gebrandverfde pin met een rode ster en een zilveren zwaard op een glanzende zwarte achtergrond. Maar waarom werd Sylvase Caeren naar haar toe gebracht? Ze was een knappe vrouw met helderblauwe ogen die recht in Elaynes gezicht keken, maar ze was de erfgename van heer Nasin, niet de Hoogzetel van Caeren.
‘Caeren staat voor Trakand,’ zei Sylvase verrassend genoeg zodra ze inhield. Door de binding kwam dezelfde verbazing die Elayne voelde. Arymilla gaapte Sylvase aan alsof ze gek was. ‘Mijn grootvader heeft een hersenbloeding gehad, Arymilla,’ zei de jonge vrouw kalm, ‘en mijn neven en nichten struikelden bijna over elkaar heen om mij als Hoogzetel aan te wijzen. Ik zal het op schrift zetten, Elayne, als je wilt.’
‘Dat is misschien het beste,’ zei Elayne langzaam. Als het op schrift stond, was het onherroepelijk. Dit zou niet de eerste keer zijn dat een Huis naar de andere kant overliep, zelfs zonder de dood van een Hoogzetel, maar het was beter om er zeker van te zijn. ‘Trakand verwelkomt Caeren warm, Sylvase.’ Ze kon ook maar beter niet te afstandelijk zijn. Ze wist weinig van Sylvase Caeren. Sylvase knikte aanvaardend. Dus ze bezat toch een zekere mate van intelligentie. Ze wist dat ze niet volledig vertrouwd zou worden tot ze haar trouw bewees door verklaringen van haar steun rond te sturen. ‘Als je me een beetje vertrouwt, wil je me dan het voogdijschap geven over Arymilla, Naean en Elenia? In het koninklijk paleis, natuurlijk, of waar je me dan ook wilt onderbrengen. Ik geloof dat mijn nieuwe secretaris, baas Lounalt, ze misschien kan overhalen jou te steunen.’ Om de een of andere reden gaf Naean een harde kreet. Ze zou uit haar zadel zijn gevallen als een gardist haar arm niet had gegrepen en haar had ondersteund. Arymilla en Elenia keken allebei alsof ze moesten overgeven.
‘Ik denk van niet,’ zei Elayne. Het vooruitzicht op een gesprek met een secretaris riep niet dat soort reacties op. Schijnbaar had Sylvase een harde kern. ‘Naean en Elenia hebben hun steun aan Arymilla op schrift gezet. Ze zullen zichzelf toch echt niet te gronde willen richten door die te herroepen.’ Want dat zou er dan namelijk gebeuren. Kleinere Huizen die aan hen gezworen waren, zouden zich terugtrekken tot hun eigen Huis steeds minder belangrijk werd. Zijzelf zouden het als Hoogzetels waarschijnlijk niet lang meer maken nadat ze aankondigden dat ze nu voor Trakand stonden. En wat Arymilla aanging... Elayne zou Arymilla niet eens toestaan haar liedje te veranderen. Ze zou de steun van die vrouw zelfs weigeren als ze hem zelf aanbood!
Er was iets grimmigs in Sylvases blik te zien toen ze naar de drie vrouwen keek. ‘Misschien doen ze het toch, met de juiste aanmoediging.’ O, ja; een heel harde kern. ‘Maar zoals je wenst, Elayne. Pas wel heel goed voor ze op. Verraad zit in hun bloed en beenderen.’
‘Baryn staat voor Trakand,’ kondigde Lir plotseling aan. ik zal het ook op schrift zetten, Elayne.’
‘Anshar staat voor Trakand,’ zei Karind op ferme toon. ik zal de verklaringen vandaag nog versturen.’
‘Verraders!’ riep Arymilla. ‘Dit kost jullie je leven!’ Ze prutste aan haar riem, waar een schede van een dolk hing, bezet met edelstenen maar leeg, alsof ze van plan was de zaak zelf te regelen. Elenia begon te lachen, maar ze klonk niet alsof ze pret had. Het klonk bijna als huilen.
Elayne haalde diep adem. Nu had ze negen van de tien Huizen die ze nodig had. Ze maakte zichzelf niets wijs. Wat Sylvases redenen ook waren, Lir en Karind probeerden te redden wat er te redden viel door zich te distantiëren van een verloren zaak en op de wagen te springen van de ogenschijnlijke winnaar. Ze zouden van haar verwachten dat ze hun een voorkeursbehandeling zou geven omdat ze voor haar hadden gestaan voordat ze de troon had, en dat Elayne zou vergeten dat ze Arymilla ooit hadden gesteund. Dat zou ze geen van beide doen. Maar ze kon ze ook niet zonder meer van de hand wijzen. ‘Trakand verwelkomt Baryn.’ Maar nooit warm. Nooit dat. ‘Trakand verwelkomt Anshar. Kapitein Guybon, breng de gevangenen zo snel mogelijk naar de stad. De wapenlieden van Caeren, Baryn en Anshar krijgen hun wapens en wapenrusting terug zodra de verklaringen zijn verstuurd, maar ze kunnen nu vast hun banieren terugkrijgen.’ Hij salueerde en draaide zijn vos om terwijl hij al bevelen schreeuwde.
Terwijl ze haar grijze merrie naar Dyelin toe stuurde, die vanuit een zijstraat kwam gereden gevolgd door Catalyn en de drie jonge dwazen in hun vergulde wapenrusting, reden Sylvase, Lir en Karind achter haar en Birgitte aan. Ze voelde zich niet ongerust met deze mensen achter zich, niet met honderd gardevrouwen achter hen. Ze zouden heel goed in de gaten worden gehouden tot die verklaringen waren verzonden. Ook Sylvase. Elayne dacht alweer vooruit. ‘Je bent wel erg stil,’ zei Birgitte zachtjes. ‘Je hebt net een grote overwinning behaald.’
‘En over een paar uur,’ antwoordde ze, ‘zal ik weten of ik er nog een moet behalen.’