9

Paul en Margo begonnen achter het merendeel van de schotelstudenten aan te lopen, die teruggingen naar de auto’s. Ze herinnerden zich niet wie het eerst had gezegd: ‘We kunnen hier maar beter vandaan gaan,’ maar toen de woorden eenmaal waren uitgesproken, volgden instemming en actie snel en bijna algemeen. Doc had bij zijn astrolabium van paraplu en tafelhoek willen blijven, en had geprobeerd een kern van goed ingelichte waarnemers over te halen bij hem te blijven, maar tenslotte was hij van gedachten veranderd. ‘Rudy is vrijgezel,’ legde Hunter uit aan Margo toen zij en een paar anderen wachtten tot Doc zijn spullen had verzameld. ‘Hij is in staat de hele nacht op te blijven en waarnemingen te verrichten of schaak te spelen, of te proberen fraaie meiden te versieren — ‘ dit laatste werd geschreeuwd ‘– maar de rest van ons heeft gezinnen.’

Zodra het voorstel om te vertrekken was geopperd, had Paul besloten onmiddellijk naar het hoofdkwartier van het Maanproject te gaan. Hij en Margo konden afslaan naar Vandenberg Twee; hij had haar zelfs net willen voorstellen om naar de strandingang te wandelen — dat was misschien sneller — toen hij zich herinnerde dat het langer zou duren voor ze toestemming kregen om binnen te gaan.

Toen, juist toen zij op weg gingen, was Miauw, misschien aangemoedigd doordat ze zag dat Ragnarok werd aangelijnd, uit Margo’s armen gesprongen om de onderzijde van de dansvloer te inspecteren. Ann was achtergebleven om de reddingsoperatie gade te slaan, en Rama Joan bleef bij haar dochter. Zij boden een vreemde aanblik: het kleine meisje met haar kalme ogen en haar lichtrode vlechten, en de mannelijke vrouw in haar gekreukte avondkleren.

Toen Doc aan kwam zetten gingen de zes op pad, met flinke pas om de anderen in te halen.

Doc wees met zijn duim naar de man met de baard. ‘Heeft dit figuur mijn reputatie zitten bezoedelen?’ wilde hij van Margo weten.

Nee, Professor Hunter heeft juist hoog van u opgegeven,’ vertelde ze hem met een grijns. ‘Ik heb begrepen dat u Rudolf Valentino heet.’

‘Nee, alleen maar Rudolf Brecht,’ schaterde Doc, ‘maar de Brechts zijn ook een zinnelijke familie, hèhè!’

‘Ik zie dat je je paraplu hebt vergeten,’ zei Hunter tegen hem, terwijl hij Doc tegelijkertijd bij zijn elleboog greep. ‘Maar ik laat je er niet voor teruggaan.’

‘Nee, Ross,’ zei Doc, ‘ik heb hem daar met opzet laten staan — die plu is al een soort monument. Verder wil ik even vermelden dat wij grote dwazen zijn. We zullen nu de hele nacht tegen het verkeer moeten optornen, terwijl we in plaats daarvan onze tijd hadden kunnen besteden aan nuttige waarnemingen op een ideale plaats — en ik zou jullie allemaal op een stevig boerenontbijt hebben getrakteerd!’

‘Ik ben helemaal niet zo zeker van die ideale plaats van jou,’ begon Hunter somber, maar Doc viel hem in de rede door naar de Zwerver te wijzen terwijl hij doorliep en te vragen: ‘Hé, als we aannemen dat dat een echte planeet is, wat denk je dat de gele en bruine plekken dan zijn? Ik denk aan gele woestijnen en oceanen vol paarse algen en zeewier.’ ‘Dorre vlakten gesublimeerd jodium en zwavel,’ raadde Hunter in het wilde weg.

‘Met een grenspatrouille van Maxwells demonen om ze uit elkaar te houden, neem ik aan?’ daagde Doc hem vriendelijk uit.

Paul keek op. De paarse band aan de rand was nu breder, en het gele gebied, dat naar het midden bewoog, was bijna een dikke halve cirkel.

Ann zei: ‘Ik denk dat het oceanen van goud water zijn en landen met dikke paarse wouden.’

‘Nee jongedame, je moet je aan de regels van het spel houden,’ vermaande Doc. Hij boog zich naar haar toe zonder zijn schreden te onderbreken. ‘Wat wil zeggen dat je daar boven niet iets mag veronderstellen dat er hier beneden niet is.’

‘Is dat uw formule voor het benaderen van het onbekende, Mr. Brecht?’ vroeg Rama Joan met een zweem van een lach in haar stem. ‘Zou dat zelfs voor Rusland werken?’

‘Wel, ik zelf vind het een verdraaid goede formule om Rusland te benaderen,’ antwoordde Doc. ‘Hé jongedame,’ richtte hij zich weer tot Ann, ‘wat is de beste manier om op goede voet te komen met je moeder? Ik heb nog nooit een Rama het hof gemaakt en het idee fascineert me.’

Ann haalde haar schouders op en schudde haar vlechten, en Rama Joan antwoordde in haar plaats. ‘Je moet niet beginnen met de verwachting dat je alleen afspiegelingen van jezelf zult aantreffen,’ zei ze spottend. Plotseling rukte ze de tulband af zodat er een wolk roodgouden haar vrijkwam waardoor ze tenminste geloofwaardig werd als moeder van Ann, hoewel het haar mannelijke avondkledij nog veel ontoepasselijker maakte.

Ze haalden de anderen nu in. Paul werd geboeid door het aantal mensen dat afgewend liep van de Zwerver, besefte toen dat ook hij zo liep. Ze passeerden Stastok en de twee vrouwen bij hem. De magere droeg de radio, die nu met een blikken klank het Grieg Concert a mineur speelde, samengeperst tussen luide storingen.

‘Ik heb andere stations geprobeerd,’ vertelde de vrouw aan Hunter, ‘maar die stoorden nog erger.’

De muziek hield abrupt op. Als één man stonden ze stil, en verschillende van de mensen die vooruit liepen deden hetzelfde.

De radio zei, heel duidelijk: ‘Dit is een verkeersbericht. De Hollywood en Santa Monica snelwegen — nee — de Hollywood, Santa Monica en Ventura snelwegen zijn verstopt. Automobilisten worden verzocht geen van de snelwegen te gebruiken tot nadere aankondiging. Blijf alstublieft thuis. Het verschijnsel aan de hemel is geen atoomaanval. Herhaal, geen atoomaanval. We hebben zojuist een telefoongesprek gehad met Professor Humason Kirk, de bekende sterrenkundige van het Tarzana College, en hij heeft ons gezegd dat het verschijnsel aan de hemel onbetwistbaar — onthoud dat, luisteraars, onbetwistbaar — een wolk metalliek poeder in een baan om de aarde is, die zonlicht weerkaatst. Hij heeft de poeders voorlopig geïdentificeerd als goud en rooskleurig brons. Het totale gewicht van de poeders kan niet meer zijn dan een paar pond, heeft Professor Kirk ons verzekerd, en ze kunnen geen kwaad doen —’

‘O, de stomme ezel!’ viel Doc hem in de rede. ‘Poeders! Stuifzwammen!’

Verschillende mensen sisten dat hij zijn mond moest houden, maar toen ze weer konden luisteren klonk er alleen het geluid van een piano die zich door het concert werkte.


* * *

Don Merriam vermoedde dat hij binnen honderd meter van de Hut was toen de tweede grote maanbeving kwam, dit keer een verticale, maar aangekondigd door hetzelfde verschrikkelijke knarsende gebrul, alsof de maan zich de ingewanden uitscheurde. Zijn tanden deden pijn en het metaal van zijn pak vibreerde heftig, alsof het een kosmisch piano-akkoord resoneerde.

De maan zakte weg onder zijn laarzen, sloeg toen weer tegen zijn ribbelzolen, viel weg en sloeg opnieuw toe. Het stoftapijt rees en daalde met hem mee. Her en der schoten grote hoeveelheden zes meter of meer omhoog, en vielen toen terug: vergeleken met stof op aarde abrupt.

De schokken gingen door. Don worstelde om te blijven staan, alsof hij op de rug van een bokkend paard stond. Hij hield zijn handen gereed om zijn evenwicht te herwinnen telkens als hij dreigde om te vallen. Het springende stof tekende heldere verticale krassen tegen de sterrenvelden — dikke, haarspeldvormige penseelstreken. De vlakte van Plato baadde weer in zonlicht.

De schokken zwakten af. Don draaide de polarisatie van zijn helm tot driekwart op en zocht naar de Hut. Hij probeerde hem niet meer via zijn radio op te roepen. Hij kon de patrijspoorten niet vinden, maar als de zon scheen was dat altijd moeilijker. Met behulp van de sterren vond hij de goede richting en begon hij te lopen. Hij dacht dat hij de langpotige trapezia met glinsterende randen van twee van de Baba Yaga’s zag.

Een tweede horizontale maanbeving liet hem op zijn gezicht vallen. Hij hief zijn onderarmen op tijd op om de slag te verzachten. Deze trilling, evenwijdig aan het oppervlak, duurde lang. Er kwamen een half dozijn zijdelingse golfbewegingen. Plato’s grijze stofmeer rimpelde tot aan de horizon. Stofwolken stegen op en vielen neer. Het spul gedroeg zich meer als water (op aarde) dan als stof. Rotspunten die boven het oppervlak uitstaken veroorzaakten zogstrepen. Dons helm werd bekogeld door stofstraaltjes.

Een verticale component sloot zich aan bij de horizontale beving. Het gebrul verdoofde hem. Zijn pak schudde heen en weer als een leeg blik in een deegroer-machine.

Hij gaf het wachten op en begon als een bestofte zilveren kever naar de schepen te kruipen. Hij wilde dat hij de twee extra benen van een kever had.


* * *

De schotelstudenten verdeelden zich in groepjes terwijl ze op hun voertuigen afgingen, die een kleurig schouwspel vormden aan de voet van de bruine kliffen. Het effect van het licht van de Zwerver, dat een mengsel was van de complementaire kleuren paars en geel, was een geelachtig wit schijnsel, behalve waar spiegelende oppervlakken zoals water de gehele bol weerkaatsten, of aan de randen van schaduwen waar een van de kleuren niet doordrong.

Hunter zei ietwat jaloers tegen Paul: ‘Ik neem aan dat jullie lieden van het Maanproject dit zaakje al veel grondiger doorhebben dan wij. Meer gegevens, om te beginnen. Satelliettelescopen, radar, en de rest.’

‘Daar ben ik niet zo zeker van, Ross,’ antwoordde Paul. ‘Bij het Project ontwikkel je een soort doelgerichte aandacht die andere zaken uitsluit.’

Kleine Man kwam op hun af met Ragnarok aan een korte lijn en zijn klembord in zijn andere hand.

‘Herinnert u zich mij? — Ik ben Clarence Dodd. Mag ik uw handtekening nu misschien hebben, Miss Gelhorn?’ zei hij innemend terwijl hij zijn klembord naar voren stak. ‘Morgen gaan een hoop mensen zeggen: “Waarom hebben we het niet getekend?” Maar dan is het te laat.’

Margo had haar handen vol aan Miauw en snauwde: ‘O donder op idioot!’

‘Ik zal wel tekenen, Doddsy!’ riep Doc vrolijk. ‘Maar je moet wel hier komen en ophouden met te proberen een honden-katten-oorlog te ontketenen.’

Ann giechelde. ‘Ik vind Mr. Brecht aardig, mammie. De roodharige vrouw in avondkleren glimlachte flauw naar haar.

‘Dat hoor ik graag,’ riep Doc. ‘Ga maar door met reclame maken tegen je moeder.’

Paul nam Margo bij de arm om haar naar zijn auto te leiden, maar toen hield iets hem tegen en deed hem naar de Zwerver kijken. De door paars begrensde gele figuur was nu volledig in beeld gedraaid, en stond scherp afgetekend: dik aan de basis, dunner en scherp gebogen aan de top. Pauls verbeelding werd er door geprikkeld.

NA EEN UUR

* * *

Clarence Dodd — of Kleine Man zoals Paul hem in gedachten nog steeds noemde — gaf Ragnaroks lijn aan Doc en maakte een tweede vereenvoudigde schets met horizontale strepen om het paarse deel aan te geven. Hij schreef eronder: ‘Na een uur.’

Een van de auto’s, een rode, reed achteruit en weg, ver voor de anderen uit.

Van verderop riep de magere vrouw: ‘Kan iemand ons alsjeblieft helpen. Ik geloof dat Wanda een hartaanval heeft.’ Ragnarok jankte Miauw siste.

Plotseling besefte Paul waaraan de gele figuur hem deed denken: aan een dinosaurus. Een dinosaurus met grote kaken, steigerend op zijn grote, dikke achterpoten. Zijn huid trok samen. Toen stond hij te trillen en hij voelde een zwak, laag gebrul in zijn lichaam.

Toen Paul een kleine jongen was stond hij graag midden op de schommel op de galerij, een stevige zitplaats voor drie man, belegd met kussens, die met kettingen aan de vier hoeken van de zoldering hing. Toentertijd had het een durfachtige evenwichtsprestatie geleken. Nu stond hij opeens weer op die schommel, want de grond onder zijn voeten bewoog, zacht maar massief, met een logge gedempte bons, een paar centimeter naar achter, een paar centimeter naar voren, en weer terug, en hij liet zijn lichaam zwaaien om in balans te blijven, precies zoals hij dat op zijn schommel placht te doen.

Boven de onverstaanbare uitroepen en gillen uit schreeuwde Hunter schel en bezorgd: ‘Kom bij die auto’s vandaan!’ Margo klemde zich tegen Paul aan. Miauw, tussen hun in gedrukt, piepte.

De mensen draaiden zich om en renden weg. De bruine klif leek op te zwellen; over zijn hele oppervlak barstten spleten open; en toen zonk hij, langzaam leek het, maar op het eind huiverend alsof hij met mokerslagen werd bewerkt. Er rolde grind omlaag. Een kei sloeg tegen Pauls wang. Een wolk stoffige lucht; en plotseling een sterke lucht van vochtige aarde.

‘Schiet op!’ schreeuwde Hunter. ‘Een paar liggen eronder!’ Maar Paul keek eerst opnieuw omhoog naar de steigerende gele figuur op de paarse bol die nu merkbaar dichterbij de maan stond.

Tyrannosaurus Rex!


* * *

Pershing Plein is een plek met kleine fonteinen en keurig gesnoeide groenpartijen die een gemeentelijke garage en atoomschuilkelder overdekt, in het hart van het oude Los Angeles, waar de uithangborden vaker ‘Su crédito es bueno’ vermelden dan ‘Uw krediet is goed.’

Op deze avond hadden de dronkenlappen en zonderlingen en anonieme reizigers die, na de langharige eekhoorns en de bevederde duiven, de hardnekkigste bewoners van het plein zijn, iets meer opwindends om naar te kijken dan de baarden van de profeten van de tweede komst van de Verlosser en de manische gebaren van in lompen gehulde lezinghouders.

Op deze avond begaven de bewoners van het Pershing Plein zich naar de Olive straat op de hoek van de Vijfde straat, waar een bronzen standbeeld van Beethoven peinzend staart naar het Biltmore Hotel, Bunker Hill, en de Baptistengehoorzaal die als een van de belangrijkste schouwburgen van de stad dienst doet. Hun opgeheven gezichten zagen helder van het Zwerverlicht terwijl zij zwijgend zuidwaarts staarden naar het monsterlijke teken aan de hemel, maar het gelaat van Beethoven bleef zelfbespiegelend in de schaduw van zijn geweldige wenkbrauwen en haardos terwijl hij omlaag tuurde naar zijn half dichtgeknoopte vest dat wit was van de duivenuitwerpselen.

Een moment lang verhevigde de eerbiedige stilte, toen volgde er een ver gebrul. Een vrouw krijste, en de kijkers sloegen de ogen neer. Een ogenblik lang leek het hun alsof over de Olive straat een zwarte oceaan op hun afkwam, grote golven bekroond met gele en paarse kammen van schuim — grote zwarte golven die de volle veertig kilometer vanaf San Pedro langs de Harbor en de snelwegen van Long Beach hadden afgelegd.

Toen zagen ze dat de golven geen zwart water maar koud zwart asfalt waren, dat de straat zelf golfde terwijl harde aardschokken er in noordelijke richting doorvoeren. Het volgende moment zwol het gebrul aan tot dat van honderd straaljagers, en de asfaltgolven gooiden de toekijkers om en braken de muren van de gebouwen om hun heen tot een branding van steen en beton.

Een seconde lang flitste een oneindig onheilspellend violet licht door de diepe oogkassen van de reusachtige metalen Beethoven, toen kantelde hij traag achterover.


* * *

De schotelstudenten hadden meer dan genoeg moeite om de resultaten van de randtrillingen van de grote beving van Los Angeles te doorstaan. Nadat de magere vrouw en twee anderen uit de aarde aan de rand van de verschuiving waren gegraven en getrokken bracht een haastige telling aan het licht dat er nog drie ontbraken. De volgende tien minuten werd er ijlings en zenuwachtig gegraven, voor het grootste deel met twee helder glimmende schoppen die Kleine Man uit zijn stationwagen had gehaald, die tot aan de achterwielen was bedolven. Het dak was slechts een halve meter ingedrukt. Toen herinnerde iemand zich de rode wagen die eerder dan de andere was vertrokken; en iemand anders kwam op de gedachte dat daarin de drie vermisten waren aangekomen.

Toen de gravers op adem kwamen legde Paul, wiens open auto reddeloos was bedolven, uit wat zijn relatie met het Maanproject was, en dat hij van plan was met Margo naar de strandingang van Vandenberg Twee te gaan, en hij bood aan iedereen mee te nemen die komen wilde. Hij zou bij de wachters voor hun instaan — en in ieder geval zou de nood waarin ze verkeerden hun toegang verzekeren.

Doc beval deze suggestie geestdriftig aan, maar een forse man met de naam Rivis was er tegen. Hij had een zeer lage dunk van alle militaire machten en de mate van behulpzaamheid die men van ze kon verwachten — en van zijn auto waren alleen de neus en de voorwielen onder de aarde verdwenen. Rivis, die bovendien vier schattige kinderen, een heerlijk vrouwtje, en een hysterische schoonmoeder had — allemaal in Santa Barbara — was voor uitgraven en naar huis gaan.

Hij vond bijval bij de eigenaren van de volksbus en de open witte besteltruck, beide slechts licht begraven. De mensen van de truck, een keurig en knap paar, Hixon geheten, en beide in overeenkomstige grijze broeken en truien gestoken, drongen vooral aan op snel weggaan.

Toen volgde er een telkens bitterder getwist over zulke onderwerpen als: Zou die en die weg vol files zitten en/of geblokkeerd zijn door de aardbeving? Was Paul wel wat hij voorgaf te zijn? Zouden de motoren van de bedolven auto’s starten als ze werden uitgegraven? (Rivis leverde het bewijs door de zijne te starten, hoewel zijn radio niets ontving dan jankend gekraak.) Was Wanda’s hartaanval echt? En tenslotte, waren de forumleden en hun twijfelachtige nieuwe vrienden een stelletje intellectuelen die bang waren een paar blaren op hun handen te krijgen?

Uiteindelijk stemde de helft van de schotelstudenten op Rivis en de Hixons. De auto’s van de meeste van hun waren nog wel bereikbaar. Tenslotte waren ze zo kwaad dat ze zelfs weigerden voor de dikke vrouw met de hartaanval te zorgen tot Paul een zandjeep met ballonbanden uit Vandenberg Twee kon sturen om haar op te halen.

De andere helft ging op weg naar de strandpoort.


* * *

Don Guillermo Walker wist dat de Zwerver zoiets als een planeet moest zijn, want hij en zijn felle spiegelbeeld in het zwarte Nicaragua meer onder hem hadden hem nu zestig mijl naar het zuiden gevolgd zonder van plaats te veranderen — behalve dat hij dichter bij de westelijke horizon en misschien dichter bij de maan stond. En nu vertoonde het ding wat leek op een gouden haan die kraaide om Simon Bolivár te wekken. Heb ik niet eens in Le Coq d’Or gespeeld? vroeg de eenzame bommenwerper zich af. Nee, dat is een opera, of een ballet.

Het alom heersende felle schijnsel was hier en daar aan de westelijke horizon roze geworden; hij wist niet waarom. Toen hij een boog maakte langs het lange, heuvelige eiland Ometepe zag hij in Alta Gracia meer lichten dan je na middernacht ooit zou verwachten. Iedereen zou wel op zijn en er naar staan te gapen, of in de kerken duiken, veronderstelde hij.

Plotseling spoten er achter de stad rode lichten en rotsblokken omhoog, en even dacht hij dat hij een bom had laten vallen zonder het te weten. Toen besefte hij dat het een van de vulkanen van Ometepe moest zijn die ging werken. Hij zwenkte naar het oosten — weg, weg van die uitbarsting! Dat roze licht overal — de hele Stille Oceaan moest in eruptie zijn, van de Golf van Fonseca tot de Golf van Nicoya.


* * *

Don Merriam, gebeukte en smartelijk slappe kever, drukte zich op zijn handen op naast de trotse magnesium vlaggenstok van de Hut, en zag waar de Hut zou moeten zijn een ruwwandige spleet van zeven meter breed. Kleine watervallen van stof sijpelden langs de verste wand.

Een van de schepen was met de Hut verdwenen, een andere lag op zijn zij over de kloof terwijl twee van zijn drie schokbrekende poten omhoog staken als de pootjes van een dode kip. Ondertussen was hij bijna onder de derde Baba Yaga gekropen zonder hem te zien.

Ze noemden de kleine raketscheepjes voor gebruik op de maan ‘Baba Yaga’s’ omdat ze — Dufresne had er ‘t eerst aan gedacht — deden denken aan de heksenhut op poten die voorkomt in een paar populaire stukjes klassieke Russische muziek, en die, volgens de bijbehorende folklore, ’s nachts op die poten rondrent. Het gerucht ging dat de Russische maanmannen hun schepen ‘Jeeps’ noemden.

Maar nu werd de vergelijking van de wandelende hut veel te waarheidsgetrouw, want de voortdurende verticale maanbeving, die Don nauwelijks meer opmerkte, liet de laatste Baba Yaga op zijn met staalplaten geschoeide poten rondstappen terwijl hij heen en weer wiegde. Een van de schoenen was maar een meter van de kloof verwijderd, en terwijl Don toekeek liep hij nog vijfentwintig centimeter verder.

Voorzichtig drukte Don zich op tot hij met zijn voeten wijd uiteen op zijn hurken zat. Hij maakte zichzelf wijs dat Dufresne misschien in de missende raket was opgestegen, hoewel hij het licht van de straalpijp niet had gezien. En Yo kon dood of levend in het schip aan de andere kant van de spleet zijn. Gompert…

De Baba Yaga nam nog een stap naar de gapende kloof. Don deed zelf een paar snelle passen over de schokkende bodem, richtte zich toen op en graaide naar de laatste sport van de ladder die uit het schip midden tussen zijn drie poten hing.

Hij trok zich aan zijn handen op en klom naar het luik, dat onheilspellend tussen de vijf trompetachtige straalpijpen was geplaatst. De Baba Yaga schommelde. Don zei tot zichzelf dat zijn gewicht het zwaartepunt iets liet zakken, de poten iets korter maakte.

Загрузка...