Hunter en Doc zaten samen te snateren terwijl ze de Zwerver gadesloegen. Docs kale schedel kreeg een griezelige helrode glans toen Hunters woeste hoofd en baardige gezicht hem een ogenblik lang afsneden van de gouden helft van het voorwerp in de hemel.
Paul, plotseling overlopend van een vreemde, roekeloze geestdrift, sprong naast ze op het platform en zei luid: ‘Luister eens, ik heb geheime inlichtingen over sterrenfoto’s die draaiingsgebieden vertonen die volledig bevestigen wat u —’
‘Hou je kop! Ik heb geen tijd om naar idiote beweringen van schotelgekken te luisteren,’ brulde Doc niet onvriendelijk, en vervolgde meteen: ‘Ross, ik ben het met je eens dat als dat ding even ver weg is als de maan, dan is het even groot als de aarde. Moet wel. Maar —’
‘Als het tenminste een bol is,’ viel Hunter hem scherp in de rede. ‘Hij kan zo plat als een bord zijn.’
‘Goed, als het tenminste een bol is. Maar dat is een natuurlijke, zinnige veronderstelling, vind je niet? Ik wilde zeggen dat als het maar tweeduizend kilometer hoog hangt, dan is het maar — ‘ zijn ogen waren twee seconden gesloten — ‘vijfenvijftig kilometer doorsnede. Volg je me?’
‘Natuurlijk,’ zei Hunter. ‘Gelijkvormige driehoeken en veertienduizend kilometer gedeeld door 250.’
Doc knikte zo heftig dat hij zijn bril bijna verloor en hem vast moest grijpen. ‘En als het maar tweehonderd kilometer hoog is — dat is nog hoog genoeg om de aarde te verlichten, alleen niet door weerkaatst zonlicht —’
‘Dan heeft het maar een doorsnede van vijf kilometer.’ maakte Hunter zijn zin af.
‘Ja,’ beaamde Paul luid, ‘maar in dat geval zou hij een baan met een omloopstijd van negentig minuten hebben. Dat is vier graden per minuut — genoeg om het vrij snel op te merken, zelfs zonder sterren om van uit te gaan.’
‘Je hebt volkomen gelijk,’ zei Doc, die zich tot hem wendde alsof Paul een oude collega was. ‘Vier graden is even lang als de gordel van Orion. Zo’n grote beweging zullen we snel genoeg zien.’
‘Maar hoe weet je dat dat ding inderdaad een baan beschrijft?’ vroeg Hunter. ‘Hoe weet je zoiets met zekerheid?’
‘Is ook gewoon een natuurlijke, zinnige veronderstelling,’ vertelde Doc hem, tamelijk zuur en zachtjes brullend. ‘Zoals we aannemen dat het zonlicht reflecteert. Waar het ook vandaan is gekomen, het is nu in de ruimte, zodat we aannemen dat het de wetten van de ruimte gehoorzaamt, tenzij we het tegendeel ervaren.’ Hij sprak Paul aan. ‘Je zei iets over sterrenfoto’s?’
Paul begon het ze te vertellen.
Margo was Paul niet naar het platform gevolgd. Om haar heen waren de mensen aan het kletsen en duwen, en twee vrouwen knielden bij Stastok en wreven zijn polsen, Kleine Man zat achter de stoelen naar iets te zoeken, maar Margo stond over het vale zand te staren naar het griezelige kielzog van amethist en topaas van de Zwerver in de wateren van de Stille Oceaan. Ze verbeeldde zich dat alle geesten uit haar verleden, of misschien was het het verleden van de wereld, naar haar toe zouden komen marcheren over die juwelen snelweg.
Het gezicht van de Wijfjestulband belemmerde haar uitzicht en zei beschuldigend: ‘Ik ken jou — jij bent de vriendin van die ruimtevaarder. Ik heb je foto in Life zien staan.’
‘Je hebt gelijk, Rama Joan,’ zei een vrouw in lichtgrijze trui en broek tegen de Wijfjestulband. ‘Ik heb blijkbaar dezelfde foto gezien.’
‘Ze is met een man gekomen,’ deelde Ann aan Rama Joans zijde mee. ‘Maar het zijn aardige mensen; ze hebben een poes meegenomen. Zie je hoe hij naar de grote fluwelen schotel kijkt, Mammie?’
‘Ja liefje,’ stemde Rama Joan met een verwrongen glimlach in. ‘Dat komt doordat ze duivels ziet. Poezen houden van duivels.’
‘Probeer ons alsjeblieft niet nog banger te maken,’ zei Margo scherp. ‘Het is stom en kinderachtig.’
‘O, denk je dat er geen duivels zijn?’ vroeg Rama Joan op de toon van een heel normaal gesprek. ‘Maak je geen zorgen om Ann. Zij houdt van alles.’
Ragnarok, die langs sloop, steigerde grommend naar Miauw. Kleine Man die nog steeds onder de stoelen scharrelde, snauwde: ‘Af, meneer!’ Margo worstelde om de poes vast te houden en het aantal krabben te beperken. Rama Joan draaide zich om en keek naar de Zwerver en toen naar de maan die uit de verduistering tevoorschijn kwam. Kleine Man vond wat hij zocht en ging zitten en legde het op zijn knieën — iets ter grootte van een aktetas maar met scherpere randen.
Op het platform zei Doc tegen Paul: ‘Ja, het lijkt er aardig op dat die foto’s aantonen dat er iets uit de ultraruimte is gekomen, maar — ‘ Zijn dikke brillenglazen versterkten zijn frons. ‘Ik zie niet hoe dat de problemen hier en nu gaat oplossen. Vooral niet het probleem van hoe ver weg dat verdomde ding is.’ Zijn frons groef dieper in zijn voorhoofd.
Hunter zei luid tegen Doc: ‘Rudolf! Luister eens!’
Doc greep een opgerolde paraplu, terwijl hij zei: ‘Sorry Ross, ik heb iets anders te doen,’ en sprong nogal onhandig van het platform op het zand.
Paul realiseerde zich wat de vreemde geestdrift was die hem had gegrepen, want nu kon hij zien dat alle anderen hetzelfde ondervonden: pure vrolijkheid en opwinding.
‘Maar dit is belangrijk,’ ging Hunter luid verder, half tegen Paul en half langs Paul heen tegen Doc die in het zand knielde. ‘Als dat ding maar tweehonderd kilometer hoog zit, zit hij in de schaduw van de aarde en dan kan hij geen zonlicht weerkaatsen. Dus als we veronderstellen dat hij maar twintig kilometer hoog zit — dat is hoog genoeg om een groot gebied te verlichten. En dan zou hij maar ongeveer zeshonderd meter breed zijn. Rudolf, luister — ik weet dat we allemaal Charley Fulby hebben uitgelachen om zijn idee van een vuurballon, maar ballonnen van meer dan honderd meter diameter zijn opgelaten tot hoogten van veertig kilometer en meer. Als we een gigantische ballon veronderstellen die een geweldige lichtbron in zich draagt, wat misschien zou bijdragen aan het zweefvermogen door het gas van de ballon te verwarmen…’ Hij zweeg. ‘Rudolf, wat ben je daar beneden toch aan het doen’
Doc had de opgerolde paraplu diep in het zand gestoken en zat erachter gehurkt door de krul van de stok omhoog te turen. De Zwerver werd angstaanjagend weerkaatst in zijn dikke lenzen.
‘Ik controleer de baan van dat apparaat,’ riep Doctor omhoog. ‘Ik breng hem op een lijn met de hoek van de grote tafel en deze plu. Laat niemand het in zijn hoofd halen die tafel te verplaatsen!’
‘Ik zei,’ riep Hunter naar beneden, ‘dat het misschien helemaal geen baan beschrijft, maar gewoon zweeft. Ik zei dat het misschien alleen maar een ballon is, zo groot als vijf voetbalvelden.’
‘Ross Hunter!’ Rama Joans stem klonk schallend en het leek alsof ze lachte. De baardige man keek om. Evenals de anderen.
‘Ross Hunter!’ herhaalde Rama Joan. ‘Twintig minuten geleden vertelde je ons over grote symbolen in de hemel en nu heb je opeens liever een grote rood met gele ballon. O, kinderen die jullie zijn, kijk naar de maan!’
Paul imiteerde degenen die een hand ophieven om de Zwerver achter te verbergen. De oostelijke rand van de maan gloeide wit, bijna een derde deel was niet meer verduisterd, maar zelfs dat gebied bevatte gekleurde vlekken, terwijl de bruinbeschaduwde omgeving ervan paars en goud glom. Er viel niet over te twisten dat het licht van de Zwerver minstens even fel op dat deel van de maan scheen als op de aarde.
De stilte werd verbroken door een plotseling rat-a-tat-tat.
Kleine Man had een opvouwbare, draagbare schrijfmachine opengevouwen op zijn knieën gezet, en typte er op los. Voor Margo klonk dat onregelmatige geklik even eenzaam en ongerijmd als een tapdans op een grafsteen op een kerkhof.
Generaal Spike Stevens snauwde: ‘Okay, aangezien het Eerste Hoofdkwartier er niets aan doet, doen wij het. Jimmy, stuur onmiddellijk dit spoedbevel naar de Maanbasis: neem een schip en verken de nieuwe planeet achter jullie. geschatte afstand van jullie 45.000 kilometer. (Voeg daar de ruimtecoördinaten ten opzichte van de maan bij!) deze informatie van vitaal belang. stuur gegevens rechtstreeks.’
Kolonel Griswold zei: ‘Spike, hun scheepszenders zijn niet krachtig genoeg om ons te bereiken.’
‘Ze zullen het via de Maanbasis doorgeven.’
‘Dat zullen ze niet, door de hele bulk van de maan heen.’ Spike knipte met zijn vingers. ‘Okay, zeg ze twee schepen omhoog te sturen. Een om te verkennen, het andere om — na een geschikte tussenpoos — door te geven aan de basis. Wacht even. Ze horen toch drie schepen paraat te hebben, is het niet? Goed, dan moeten er twee omhoog om de nieuwe planeet te verkennen, noord en zuid, en een gaat in een baan om de maan als relais. Ja Will, ik weet dat ze dan maar één man overhouden op de basis, zonder schip, maar we moeten gegevens hebben al moeten we de basis ervoor afbreken.’
Kolonel Mabel Wallingford, die huiverde in de elektrisch geladen atmosfeer van de ingegraven zaal, vroeg zich opeens af: En als het nu eens geen test is? Dan zal Spike het niet aankunnen. Dan heb ik hem zijn triomfje gegeven en dan zie ik het weer teniet gedaan!
Margo Gelhorn hoorde een van de vrouwen zeggen: ‘Probeer nog niet op te staan, Charley.’ Stastok leunde achterover in haar armen en keek tamelijk kalm naar de Zwerver. Een zwakke glimlach speelde om zijn lippen.
Gehoorgevend aan een opwelling boog ze zich naar hem over. Rama Joan volgde haar voorbeeld, terwijl ze werktuiglijk het losse eind van haar groene tulband instopte. ‘Ispan,’ zei de magere man zwak. ‘O, Ispan, hoe is het dat ik u niet herkende? Ik denk dat ik nooit over deze zijde van u heb nagedacht.’ Toen, luider: Ispan, helemaal paars en goud. Ispan, de Keizerlijke Planeet.’
‘Ispan-Hispan,’ zei Kleine Man zonder emotie terwijl hij voortging met typen.
‘Charlie Fulby, ouwe leugenaar,’ zei Rama Joan bijna teder, ‘waarom blijf je ‘t volhouden? Je weet best dat je nooit in je hele leven voet op een andere planeet hebt gezet.’
De vrouw keek haar nijdig aan maar Stastok zag zonder wrok op naar de vrouw met de groene tulband die hem ondersteunde. ‘Niet lichamelijk, nee, dat is volkomen waar, Rama,’ zei hij. ‘Maar ik heb ze jarenlang in de geest bezocht. Ik ben even zeker van hun werkelijkheid als Plato van zijn universele waarheden en Euclides van de oneindigheid. Ispan en Arletta en Brima moeten bestaan, net als God. Ik weet het. Maar om het de mensen in deze materialistische tijd te laten begrijpen moest ik doen alsof ik ze lichamelijk had bezocht.’
‘Waarom laat je dan nu de schijn vallen?’ drong Rama Joan aan, alsof ze het antwoord al wist.
‘Nu hoeft niemand meer iets te veinzen,’ zei Stastok rustig. ‘Ispan is hier.’
Kleine Man draaide het vel uit zijn machine, klemde het op een klembord, stapte op het platform, en hamerde op de tafel. Lezend van het vel papier, zei hij: ‘Na de plaats, de datum, het uur en de minuut heb ik staan: wij, de ondergetekenden, zagen een cirkelvormig voorwerp naast de maan aan de hemel. zijn schijnbare diameter was vier maal die van de maan. zijn twee helften waren paars en goud gekleurd en leken op het yin-yang-teken of het spiegelbeeld van een opgevulde 69. het gaf genoeg licht om een krant bij te lezen en zijn verschijning bleef minstens twintig minuten lang onveranderd. Nog verbeteringen? Dan zal ik dit rond laten gaan om getekend te worden zoals het er staat. Jullie adressen heb ik ook nodig.’
Iemand kreunde maar Doc riep van zijn post op het zand: ‘Goed zo Doddsy, leg het vast!’ Kleine Man offreerde zijn klembord aan de twee vrouwen die het dichtst bij hem zaten. De ene giechelde hysterisch, de andere greep zijn pen en tekende.
Paul riep naar Doc: ‘Ziet u al beweging?’
‘Nog niets zekers,’ zei de ander, terwijl hij voorzichtig rechtop ging staan om de paraplu niet te verstoren. ‘ ’t Is in ieder geval niet iets in een lage baan.’ Hij klom weer op het platform. ‘Heeft iemand hier een teleskoop of een verrekijker?’ vroeg hij luidkeels, maar niet erg hoopvol. ‘Toneelkijker?’ Hij wachtte nog even, haalde zijn schouders op. ‘Wel typisch voor deze mensen,’ zei hij tegen Paul, terwijl hij zijn bril afdeed om de glazen te poetsen en zijn oogleden te masseren. ‘Wat een stel amateurs!’
Hunters gebaarde gezicht klaarde op. ‘Heeft iemand hier een radio?’ riep hij.
‘Ik heb er een,’ zei een magere vrouw die met Stastok op de vloer zat.
‘Mooi, zoek eens een nieuwsbericht,’ vroeg Hunter haar.
Ze zei: ‘Ik zoek KFAC — die hebben klassieke muziek met regelmatig nieuws- en verkeersberichten.’
‘Als ze hem in New York en Buenos Aires zien,’ legde Hunter uit, ‘dan weten we zeker dat hij hoog zit.’
Margo stond opnieuw de Zwerver te bestuderen toen iemand haar elleboog aanraakte, aan de kant waar de poes niet zat. Kleine Man zei vriendelijk: ‘Ik heet Clarence Dodd. U bent…?’
‘Margo Gelhorn,’ vertelde ze hem. ‘Is dat enorme beest uw hond, meneer Dodd?’
‘Ja, inderdaad,’ zei hij vlug, met een opgewekte glimlach. ‘Mag ik uw handtekening op dit document hebben?’
‘Ach, kom nou!’ zei ze zuur. Opnieuw keek ze naar de Zwerver boven haar hoofd.
‘Het zal u spijten,’ verzekerde Kleine Man haar vredig. ‘De enige keer dat ik een geloofwaardige schotel zag vergat ik getekende verklaringen te vragen van de vier mensen die bij me in de auto zaten. Een week later zeiden ze allemaal dat het iets anders was.’
Margo haalde haar schouders op, liep toen naar de rand van het plankier, en zei: ‘Paul, ik geloof dat de paarse helft kleiner wordt, en aan de buitenste rand van de gele helft zit een paarse veeg die er eerst niet was.’
Verscheidene mensen zeiden dat ze gelijk had. Doc frommelde aan zijn afzakkende bril, maar voor hij een woord kon uitbrengen zei Hunter: ‘Het roteert. Het moet een bol zijn!’
Plotseling werd de Zwerver, die Paul als een plat voorwerp had beschouwd, bol. Er was iets onuitsprekelijk vreemds aan de verborgen en volkomen onbekende andere kant die nu in beeld kroop.
Doc hief een hand op. ‘Hij roteert naar het oosten,’ verklaarde hij. ‘Dat wil zeggen, deze kant ervan — wat betekent dat het omgekeerd roteert aan de aarde en de meeste andere planeten van ons zonnestelsel.’
‘Mijn God, Bill, nou krijgen we lessen in sterrenkunde,’ vitte de vrouw in het lichtgrijs op een lage, smalende toon tegen de man naast haar.
De draagbare radio van de magere vrouw bracht een heel zwak geluid uit, afgezien van het storingsgeruis. De muziek, voor zover aanwezig, had een galopperend, golvend ritme. Na een moment herkende Paul Wagners Rit van de Walkuren, die hier in de open lucht klonk alsof het door een muizenorkest werd gespeeld.
Don Merriam was bijna halverwege de Hut, en zijn laarzen trapten het stof omhoog terwijl hij zich voorzichtig over de lichter wordende vlakte haastte, toen Johannsens stem in zijn oor knisperde. Hij bleef staan.
Johannsen zei: ‘Let op, Don. Je moet de Hut niet binnenkomen. Je moet aan boord van Boot Een gaan en hem klaarmaken voor een solovlucht.’
Don onderdrukte zijn opwelling om te zeggen: ‘Maar Yo —’ De ander grinnikte waarderend toen hij bleef zwijgen en vervolgde: ‘Ik weet dat we ze nooit solo hebben gevlogen behalve als oefening op de simulator, maar dit zijn bevelen van de hoge bazen. Dufresne heeft zijn pak al aan. Hij volgt je in Boot Twee. Ik zal in Baba Yaga Drie zitten om door te seinen naar Gompert op de basis, die het zal doorgeven aan het Hoofdkwartier op aarde. Als ik het teken geef stijgen jullie op. Jij gaat de noordelijke helft verkennen en hij de zuidelijke, met het oog op het voorwerp achter de maan dat het gele en paarse licht veroorzaakt. Het is nauwelijks te geloven, maar de aarde zegt dat het een —’
De stem werd overstemd door een zwaar, bijna subsoon, malend brullen dat via Dons laarzen opsteeg naar zijn benen. De maan bewoog een pas of meer opzij onder zijn voeten, zodat hij omviel. In de twee seconden van zijn val was zijn enige actieve gedachte dat hij zijn opgevouwen armen als een kooi rond zijn helm moest houden, maar hij kon zien dat het grijze stof golfde en hier en daar omhoog kwam als een dik tapijt waar de wind onder is gekomen. De traagheid van de materie hield het omhoog terwijl de massieve maan er onderdoor bewoog.
Hij viel hard op zijn rug. Het brullen verveelvoudigde, kwam zijn pak overal aan de onderkant binnen. Stoffonteinen spoten in lage parabolen om hem heen. Zijn helm was niet gebarsten.
Het brullen ebde weg. Hij zei: ‘Yo!’ en opnieuw ‘Yo!’, en schakelde toen met zijn tong de fluit in de Hut aan.
Het paars en gele licht staarde fel op hem neer vanaf de westelijke oever van de Atlantische Oceaan, tegen Florida aan.
Er kwam geen antwoord van de Hut.