Ondanks Docs slaap voor morele doeleinden probeerde niemand behalve Rama Joan zijn voorbeeld te volgen, en na ongeveer een half uur hief Doc het hoofd, stutte het met een hand, om aan een discussie deel te nemen tussen Paul en Hunter over de banen in de ruimte die de aarde en de Zwerver zouden innemen ten opzichte van elkaar.
‘Ik heb het allemaal al in gedachten uitgerekend — ruwweg, natuurlijk,’ deelde Doc hun mee. ‘Aannemend dat ze een gelijke massa hebben, zullen ze ronddraaien om een punt dat halverwege tussen ze ligt, in een maand van ongeveer negentien dagen.’
‘Zou dat niet korter zijn,’ wierp Paul tegen. ‘We kunnen met het blote oog zien hoe snel de Zwerver beweegt.’ Hij wees naar waar de vreemde planeet, nu kastanjebruin en licht oranje, scheef naar de oceaan zakte. De stompe gele speerpunt van de maan stootte voor zijn voorkant langs, bijna van onder af.
Doc gniffelde. ‘Die beweging wordt alleen veroorzaakt doordat de aarde draait — precies wat de zon op en onder doet gaan.’ Toen Paul een lelijk gezicht trok om zijn eigen domheid, voegde hij er aan toe: ‘Een zeer begrijpelijke vergissing — ik maak hem zelf ook steeds, in mijn geest die ik van mijn holbewonende voorouders heb geërfd, samen met mijn staartbeentjes. Hé, kijk eens hoe ver de zee is teruggelopen! Ross, ik ben bang dat de invloed op het getij sneller verloopt dan we hoopten.’
Om weer terug te komen op het onderwerp van de discussie probeerde Paul voor zijn geestesoog te zien hoe een tachtig maal hogere vloed ook een tachtig maal lagere eb zou betekenen — met in de meeste plaatsen een tussentijd van zes uur.
‘Trouwens, het zal ongeveer tien dagen kosten voor we die baan van negentien dagen gaan maken,’ zei Doc, ‘aangezien de versnelling van de aarde slechts iets van honderdvijfentwintigduizendsten van een centimeter per seconde is. Die van de maan, ook ten opzichte van de Zwerver, moet ongeveer honderdvijfentwintig centimeter per seconde zijn geweest, cumulatief natuurlijk.’
Een kille aflandige bries waarde langs Pauls nek. Hij trok zijn jas dichter tegen zich aan — hij had hem teruggekregen van Margo toen Kleine Man haar een van de leren jasjes had gegeven. Ondanks dat hield ze Miauw in de jas om zich warmer te maken terwijl ze over het lange, vlakke strand staarde.
‘Kijk eens hoe het licht op het natte grind glinstert,’ zei ze tegen Paul. ‘Als amethisten en topazen die met vrachtwagens vol zijn gestort.’
‘Ssj,’ zei de dikke vrouw naast haar. ‘Hij ontvangt boodschappen.’
Aan haar andere zijde zat Stastok naar de Zwerver te staren alsof hij erdoor was gehypnotiseerd, met zijn kin op zijn handpalm, in de houding van ‘De Denker.’
‘De Keizer zegt: “Terra zal geen leed geschieden”,’ dreunde Stastok op dat ogenblik met een stem alsof hij in trance verkeerde. ‘ “Haar woelige baren zullen gesust worden, haar oceanen zullen zich terugtrekken van haar kusten.” ’
‘Een planeet vol Koning Kanoeten,’ mompelde Doc zacht. ‘Jouw Keizer had zijn handen uit zijn zakken moeten halen toen er nog tijd was om de aardbevingen te voorkomen,’ riep Mrs. Hixon spottend. Mr. Hixon lei zijn hand op haar arm en fluisterde haar iets toe. Ze bewoog met haar schouders, maar maakte verder geen grapjes.
Rama Joan opende haar ogen. ‘Hoe gaat het nu met je bespiegelingen, Rudolf?’ daagde ze Doc uit. ‘Engelen? Of duivels?’
Hij antwoordde: ‘Ik wacht wel tot er een zo dichtbij vliegt dat ik kan zien of zijn vleugels van leer of veer zijn.’ Toen daagde het besef dat hij niet noodzakelijk een grapje had verkondigd en hij keek snel omhoog naar de Zwerver en huiverde cynisch. Toen stond hij op, rekte zich uit en nam het platform in ogenschouw.
‘Ha, ik zie dat jullie de truck hebben ingeladen terwijl ik sliep,’ verklaarde hij zonder blikken of blozen. ‘Dat was vriendelijk. Zelfs de watertanks niet vergeten — ik neem aan dat ik jou daarvoor moet bedanken, Doddsy?’ Toen, zachter, tegen Hunter: ‘Hoe is het met Ray Hanks?’
‘Werd nauwelijks wakker toen we de draagbaar in de truck zetten en hem met touwen aan de zijkanten vastmaakten. ‘k Heb hem een deken gegeven.’
Er klonk een gegons in de lucht. Iedereen werd heel stil. Verscheidene mensen keken vreesachtig naar de Zwerver, alsof ze dachten dat daar iets vandaan kon komen. Toen riep Harry opgewonden: ‘’t Is een helikopter van Vandenberg — geloof ik…’
Het leek inderdaad een helikopter te zijn, toen hij naar de zee zwenkte, omdraaide en langs het strand kwam, op een hoogte van niet veel meer dan twintig meter. Plotseling kwam hij op hun af en bleef boven ze hangen. Het gegons werd een gebrul. De tocht van de wieken deed de stapel ongebruikte programma’s als witte spookjes weg dwarrelen.
‘Probeert die stomme idioot boven op ons te landen?’ vroeg Doc kwaad. Evenals de anderen zat hij op zijn hurken en loerde hij omhoog.
Een luide stem bereikte hen ondanks het brullen van de motor. ‘Ga weg! Ga weg van hier!’
‘Goddomme, de klootzakken!’ brulde Doc, zodat wat de stem daarna zei verloren ging. ‘Ze zijn niet tevreden met het dichtsmijten van de deur in ons gezicht. Nu bevelen ze ons uit de buurt te verdwijnen!’ Naast hem zwaaide Kleine Man dapper en vurig met zijn vuist.
‘Ga weg van het strand!’ eindigde de luide stem. De helikopter ging scheefhangen en vervolgde zijn koers langs de kust.
‘Hé Doc!’ schreeuwde Wojtowicz terwijl hij de ander bij de schouder greep. ‘Misschien waarschuwen ze ons voor de vloed!’
‘Maar dat duurt nog minstens zes uur —’
Doc brak af toen het duidelijk werd dat het gebrul niet met de helikopter verdween, en toen er op een tiental plaatsen water omhoog spoot door de spleten tussen de planken. Rondom het platform woelde een chaos van bleek schuim. De golf was binnengelopen toen aller ogen op de helikopter waren gericht en zijn lawaai dat van de golf had gemaskeerd.
‘Maar — vroeg Doc, zelf een beetje op de manier van Koning Kanoet.
‘Geen vloed, maar een tsunami!’ schreeuwde Hunter naar hem. ‘Schokgolven door de aardbevingen!’
Doc sloeg zich voor het hoofd.
Over het sissende zand en het hol kletterende grind trok het water zich terug, en liet een spookachtig netwerk van schuim achter.
‘Daar komt er weer een!’ riep Paul uit, die angstig een verre, bleke muur zag oprijzen. ‘Start de truck!’
De Hixons doken al op de voorbank. De motor kuchte en viel uit. De starter gierde. Hunter, Doddsy, Doc en Harry McHeacth sprongen omlaag en maakten zich klaar om aan de zijkanten te duwen. Rama Joan droeg Ann min of meer over het platform, duwde haar in de truck, en gaf haar een klap in het gezicht toen ze probeerde terug te gaan. ‘Hier blijven en hou je vast!’ snauwde ze. Wanda probeerde Ann te volgen, maar Wojtowicz omklemde haar in de berengreep en vertelde haar: ‘Deze keer niet, dikzak!’ Paul klapte de laadklep op en trachtte hem vast te zetten.
De motor sloeg aan. Wojtowicz duwde Wanda achter hem, en hij en Paul duwden tegen de achterkant van de auto. Toen de truck een meter of zo naar voren schokte doken ze op de planken. De achterwielen piepten toen ze slipten in het natte zand. Nog een stoot van de mannen, een nieuwe ruk voorwaarts, de wagen aarzelde, weer een stoot van de mannen terwijl ze meeliepen, en plots reed de truck snel weg, met zwaaiende laadklep. De achterlichten schenen op het schuimende water dat aan hun hielen knabbelde.
De tweede golf was hoog genoeg om een hoek van het platform te overspoelen en het te doen schommelen. De spleten spoten water uit als een blussysteem. Toen de golf terugliep spoorde Paul Margo aan snel over de gladde planken naar de truck te gaan. Ze hield Miauw stevig vast. Hij bleef even staan aan de achterste rand van het podium en keek rond naar de anderen en naar de mannen die overeind krabbelden in het ondiepe water onder hem.
‘Kom mee! Snel, voor de derde komt!’ schreeuwde hij en plonsde omlaag met Margo. Toen zette hij de stormloop op de truck in.
Arab en Pepe en High verwachtten dat blauwe golven politie het station van de metro zouden binnengolven. Daarom verstopten ze zich op de wc’s. Arab stond gereed hun resterende sticks in het toilet te snipperen en High hield zich klaar om ze door te trekken, terwijl Pepe aan de deur luisterde. Erg slim was het niet maar het ging bijna instinctief.
Maar niemand anders probeerde binnen te komen; ze hoorden geen politiemensen rondstappen en schreeuwen, ze hoorden zelfs helemaal niemand. Kort daarna kwamen ze eruit.
Het lege station zag eruit als een spookhuis, zodat ze een tijd lang steels rondslopen. Pepe probeerde wat chocola uit een machine te trekken maar het ding zat vast. Hij gaf er een dreun op maar vanwege het lawaai hield hij op. Ze stapten achterin de lege, wachtende trein, die het centrum als bestemming had, en liepen helemaal naar voren. Daar zat Arab een poos aan een hendel te knoeien en gooide hem toen om. De deuren begonnen te sluiten en hij zette hem vlug terug. Hij duwde tegen een andere hendel en het zoemen werd luider, de trein scheen kracht te zetten, en ook die hendel gooide hij gauw om.
‘Kan beter niet met die dingen rotzooien,’ giechelde hij zacht. Ze bestudeerden de dubbele zwarte tunnel door de voordeur, wachtten tot er een andere trein hun kant uitkwam, maar dat gebeurde niet.
Hoe langer het station leeg bleef, hoe meer ze het als een privéwereldje gingen beschouwen. Met het rijke gevoel van wereldeigenaars staken ze drie sticks aan en rookten ze in het hok van de bestuurder.
Tenslotte zei Arab: ‘Wat denken wij dat er werkelijk is gebeurd, High?’
High fronste ingespannen. Toen: ‘De Russen zijn geland in haven uit superduikboten. Ze verslaan smerissen in Slag om Union Square. Smerissen trekken zich terug naar noorden, met achterhoedegevechten. Russen rukken op. Mijn dagorders: laag liggen, mannen, en doe alsof je doofstom bent.’
Arab knikte. ‘Pepe?’
‘Die vuurbal! Zij duikt op in de haven en splijt in twee zonder te ontploffen en dan komt ze naar het centrum rollen door de straten. Mensen denken: zij is gifgas en vluchten naar de daken, maar in werkelijkheid is zij lachrook, mengsel van opium en weed. Iedereen behalve ons stikken dood. Te bang om te inhaleren. Arab?’
Een warme bries begon uit de tunnel langs te stromen. De lucht was zwaar van de stank van een metro: metaal, droge aarde, verschraalde mensenlucht, een vleugje elektriciteit. ‘Schiet op, Arab, het was jouw werk,’ spoorde Pepe hem aan.
‘Okay, ik weet het nu,’ zei Arab. ‘Rivier staat hoog, hebben we gezien. Blijft hoger komen. Het water duikt op uit de haven, komt aan wal en stroomt naar het noorden. Zondvloed als die van Noach! Mensen moeten op de daken en veranderen in zoutpilaren. Kelders en metro worden geëvacueerd. Smerissen vluchten. Brandweervogels staan klaar met spuiten, maar water is iets waar ze niet tegen kunnen vechten. Zij vluchten ook. Water komt maar en komt maar door.’
‘Hé, dat is goed, man,’ zei High. ‘Echt ree-a-listisch.’
De bries werd sterker en ook de metrostank, maar nu was de laatste vermengd met een ontoepasselijke geur.
Ver in de tunnel laaide een blauwe flits.
‘Komt een trein,’ zei Pepe.
Weer een blauwe flits, en nog een. De bries werd een wind, en nu werd duidelijk wat de ontoepasselijke geur was: het was de stank die je bij een rivier ruikt. En er klonk nu een aanzwellend gebrul.
‘Komt donkere trein over twee banen!’ krijste Arab.
De blauwe flitsen kwamen dichterbij, dichterbij, en verhelderden. De zilte, wrange wind werd een storm; papieren en stof vlogen langs; het brullen was dat van duizend leeuwen. Een ogenblik lang, toen ze elkaar op het platform vastgrepen, zagen ze het duidelijk: het schuimende donkere front vol vuil en rijdend op blauw vuur.
Toen sloeg de met elektriciteit verzadigde zuiger van zout water toe.
Sally Harris en Jake Lesher knabbelden aan roereieren en kaviaar uit een zilveren schotel die boven een blauwe vlam stond en een kristallen kom op een schaal met ijs.
‘Jee, we zitten hoog,’ zei Sally, die uitzag over de patio van het dakhuis. ‘Ik kan het Empire State zien, RCA., het Chryslergebouw, de Zestig Murentoren… en is dat puntje daar het Waldorf Astoria?’
‘Het was veertig verdiepingen voor we op Hasseltines privélift overstapten,’ vertelde Jake haar terwijl hij kaviaar op een geroosterd broodje lepelde. ‘Ik heb ze geteld.’
Sally nam haar kop koffie mee naar de balustrade van verchroomde buizen en tuurde roekeloos over de rand. ‘Hee, de mensen zien eruit als druppels lijm,’ riep ze naar Jake. ‘Ze rennen weg — ik weet niet waarom. Jake, ik heb je eens gevraagd waarvoor die kleine brandkranen zijn die uit die gebouwen steken — ik dacht dat ze bedoeld waren om brandende auto’s te blussen, weet je nog, of om opstandige menigten arbeiders tegen te houden.’
‘Nee, die zijn om de stoepen ’s ochtends schoon te spoelen,’ onderwees Jake haar. Hij schonk zich een kop koffie in uit de hoge, slanke pot met het rode lampje in de voet.
Ze knikte. ‘Dat dacht ik wel — ze hebben ze nu aangezet.’ ‘Nee kind, dat doen ze om vier uur in de ochtend. Nu is het acht uur.’ Zijn ogen werden vaag. Het voelde aan alsof de geldmakende gedachte die hij in Times Square had gehad eindelijk terugkwam.
‘Nou, misschien wel, maar het ziet er ontzettend nat uit.’ Ze sloeg de straat nog een poosje gade. Toen: ‘Jake?’
‘Wat nu weer? Sal, ik probeer na te denken.’
‘Je hebt gelijk. Het water komt niet uit die brandkraantjes. Het komt uit de ondergrondse.’
Jake sprong op en kwam zo neer dat zijn hielen pijn deden. De vloer was ook opgesprongen. Het gebouw brulde en wankelde — en wankelde opnieuw. Hij sloeg wild met zijn armen en graaide naar de verchroomde balustrade waar Sally boven het lawaai uit krijste en heen en weer werd gerukt. Een heel eind lager plonsden haar kopje en grote brokken steen in het water.
Het wankelen en brullen verflauwde. Sally leunde over de reling en wees recht omlaag naar een zwart lint dat uit de voet van hun gebouw kwam.
‘Kijk!’ gilde ze. ‘Rook! O Jake, is ‘t niet opwindend?’ wilde ze weten toen hij haar wegtrok. ‘We moeten er een toneelstuk van maken!’
Ondanks de chaos van het ogenblik kon Jake zich nog realiseren dat dat het geldmakende idee was waarnaar hij zijn gedachten afzocht.
Achter hem ging het rode verklikkerlicht aan de voet van de koffiepot uit, en de oranje gloed van de broodrooster verdween langzaam.
De schotelstudenten hadden rennend nog drie nieuwe bevingsgolven ontlopen die eigenlijk meer schuim dan water waren — maar tot hun enkels reikten — en hadden zelfs droog zand bereikt en daar halt gehouden. Stastok en Ida sjouwden zijn andere vrouw tussen zich in mee. Toen begonnen de echt grote golven hun na te jagen.
Voor hun uit doemden de eerste ronde heuvels van de Santa Monica bergen donker en massief op tegen een hemel die door het ochtendgloren grijs werd gekleurd. Dichterbij, maar al vrij ver, verwijderden de hobbelende lichten van de truck zich steeds verder. Hixon had de meest rechtstreekse route, weg van de zee, genomen, een koers die halverwege tussen Vandenberg en de ingezakte wanden waaronder hun auto’s waren bedolven leidde. Dat was een wijze inval geweest — bij elke andere koers hadden ze scheef op de golven over zelfs nog lager strand moeten rennen; de moeilijkheid was dat ook deze huidige koers over een flinke afstand niets dan zand en vlakke, zanderige grond was — een droge rivierbedding.
Achter hun raakte de Zwerver de rand van de oceaan. De gebogen maan-ruit ging opnieuw voor langs. De planeet zelf vertoonde weer het yin-yang-beeld, maar schijnbaar gekanteld — naar adem snakkend dacht Doc: Hé, daarmee is het begonnen. Het ding heeft één rotatie voltooid — het heeft een dag van zes uur. Toen rees er iets zwarts, rechthoekigs en met rafelige randen op, en sneed zijn uitzicht op de Zwerver af.
Het was het platform waar ze hun schotelforum hadden gehouden, op zijn kant gezet door de tweede van de grote krulgolven.
Toen hoorde hij het gebrul.
De anderen waren weer gaan rennen en hij stampte achter ze aan. Vinnige naaldjes plaagden zijn hart.
Toen… wel, het was alsof in één verschrikkelijke, geen tijd vergende duik de Zwerver een half miljoen kilometer was versprongen en opeens boven de groep balanceerde, en de hele hemel bedekte op een smalle grijze band rond de horizon na.
Het was voldoende om hen op de plaats halt te laten houden, ondanks de bleke verschrikkingen met hun wrakhouten vuisten die op het strand lagen te brullen.
Hunter was de eerste die de afstanden en dimensies in de juiste proporties zag, en hij dacht: Jezus, het is gewoon (gewoon, nog wel) een vliegende schotel met een middellijn van vijftien tien meter, die door middel van antizwaartekracht vijf meter boven ons hangt en beschilderd is met een paars en gouden yin-yang-teken. Toen begon hij weer te rennen. De eerste en kleinste van de grote krulgolven bespetterde ze met schuim en bruiste kniehoog rond hen. Hoewel de meeste van hun geesten en zintuigen nog strak gevestigd waren op het ding boven hun hoofden reageerden hun lichamen op de aanval van het water. Ze grepen elkaar vast om steun te zoeken; handen klemden zich aan glibberige handen of natte heupen of doordrenkte jassen. Wanda ging kopje onder, en Wojtowicz dook haar achterna.
Margo’s nagels sneden in Paul zijn nek en ze schreeuwde in zijn oor: ‘Miauw! Pak Miauw!’ en met haar andere hand gaf ze hem een zet. Hij kreeg een klein kattenstaartje en -oortjes in het oog die in het vuile schuim verdwenen en zonder nadenken dook hij er achteraan, en greep met zijn handen in het wilde weg voor zich uit. Zo miste Paul wat er vervolgens gebeurde.
Een roze luik van twee meter breed vloog open in het midden van de schotel, en naar buiten zwaaide, vlak boven hun hangend aan twee van klauwen voorziene ledematen en een puntige grijpstaart, een met groen en violet bont bedekte — ‘Duivel!’ krijste Ida. ‘Zij zei toch dat het duivels zouden zijn!’
‘Tijger!’ schreeuwde Harry McHeath. Doc hoorde het en zijn gedachten smeten eruit, even onbedwingbaar als een stel eerlijke dobbelstenen: Mijn God, de tweede zondagspagina van Buck Rogers! De Tijgermensen van Mars!
‘Keizerin!’ riep Stastok, terwijl zijn koude knieën in elkaar klapten, en, omlijst door de smerige stank van de zee, drong een ademtocht hemels parfum zijn neusgaten binnen…
Grote, violette ogen met zwarte pupillen keken hun allen snel om beurten aan, met het kalme air van een ietwat minachtende toeschouwer.
De tweede geweldige golf was geen dertig meter meer weg: het platform reed erop als een surfboard, overal in de rondte dobberden stoelen, en achter het platform aan kwam het half uit elkaar gerukte strandhuis.
Een groene klauw schoot uit, mikte een taps toelopend grijs pistool op de zee, en waaierde het heen en weer.
Er volgde geen flits, gloed, of teken maar de grote golf zonk ineen, verschrompelde, loste op. Het platform gleed eraf en opzij. Het opgebroken strandhuis zwaaide af naar Vandenberg. Al het schuim schoot weg, en verdween. Dingen werden verwarrend hoger en lager. Het water reikte nu nauwelijks tot de heupen, en toen het hen eindelijk bereikte miste het de stuwkracht van de eerste golf.
Het grijze pistool bleef over hun hoofden heen en weer waaieren.
Een grote windvlaag van het land suisde langs hun heen. Doc raakte uit zijn evenwicht en begon te vallen. Rama Joan trok hem in de goede stand.
Pauls hoofd en schouders doken op uit het schuim. Hij klemde een kletsnatte Miauw tegen zijn schouder.
De wind bleef waaien.
Het wezen dat aan de rand van het roze toegangsluik hing scheen uit te rekken, onwaarschijnlijk ver, werd een violet gestreepte groene kromme die naar Paul reikte.
Het grijze pistool viel, en Margo ving het op.
Paarsgrijze klauwen sloegen zich in Pauls schouder, en hij en Miauw werden omhoog gezwaaid, door meer dan slechts menselijke spierkracht, het roze luik in. Margo en Doc en Rama Joan, die zich om steun aan elkaar vasthielden, zagen dit alles duidelijk.
Het groen met violette wezen schoot na Paul en de poes de schotel in.
Toen, zonder zichtbare overgang, hing de schotel honderden meters hoog in de lucht, niet groter dan de maan, en was het luik een grote, bleke stip.
Margo stak het grijze pistool onder haar jasje.
De wind van het land verflauwde.
De stip loste op en de schotel verdween.
Toen worstelden ze allemaal hand in hand tegen het strand op, door kniehoog water dat zuigend terugliep naar zee.
Bagong Bung, die de Machan Lumpur uit het hoge water van de inham ten zuiden van Do-Son stuurde, na de geslaagde doch onaangenaam vertraagde lossing van diverse soorten contrabande, zag de Zwerver opgaan in de wolkomrande Golf van Tonkin in het begin van de nacht, op hetzelfde moment dat de schotelstudenten — bijna een halve planeet verderop — juist ontsnapt aan de tsunami, toekeken hoe de laatste splinter van de Zwerver in de Stille Oceaan zonk. Voor Bagong Bung was het yin-yang-teken een vertrouwd Chinees symbool waaraan hij graag dacht als de Twee Walvissen, maar de mismaakte maan — waarop hij snel zijn koperen kijker richtte — leek voor hem nu op een grote zak vol gelige diamanten.
Zo was voor Bagong Bung het opgaan van de Zwerver waar de maan had moeten opkomen niet zozeer een verbijsterende verstoring als wel een belofte van geluk, een bovennatuurlijke aanmoediging. Diamanten deden hem denken aan de vergane schatschepen die onder de ondiepe zeeën rondom hem waren verborgen. Ogenblikkelijk en onherroepelijk besloot hij dat als de dageraad aanbrak, en daarmee de eb kwam, hij tijd zou besteden aan minstens één duik op de nieuwe plaats waarvan hij had geraden dat daar het wrak van de Sumatra Queen lag.
‘Kom boven, kameraad Hume,’ riep hij door de roestende spreekbuis naar zijn Australische machinist. ‘Groot geluk staat ons te wachten. Nee, ik mag het je niet zeggen. Kom boven, dan zal je het zien. O, en of je het zal zien!’