Sally Harris en Jake Lesher zaten in een van de ondergrondse treinen die in de 42ste Straat werden stilgezet en ontruimd. De verkeersopstoppingen waren hopeloos en Jakes auto was in Flatbush geparkeerd. De politie hielp de treinmensen met het ontruimen van de wagons en stuurde de passagiers bovengronds.
‘Maar waarom, waarom?’ wilde Jake weten. ‘’t Ziet er niet best uit.’
‘Jawel, ‘t ziet er goed uit,’ vond Sally. ‘Als er bommen vielen zouden ze ons juist omlaag sturen. Bovendien zitten we hier vlakbij Hugo’s dakhuis. Vind je het niet opwindend, Jake?’
Toen ze buiten kwamen merkten ze dat Times Square voller was dan ze ooit om drie uur ’s morgens hadden meegemaakt. In het westen zagen ze de Zwerver nog tamelijk hoog aan de hemel staan, met de maan zo dichtbij dat ze elkaar bijna raakten. Aan de zuidkant van de straat schiep de schaduwrand een strook roerloze gele mensen en aan hun zijde een strook paarse. De neonreclames werkten allemaal op volle kracht, maar waren sterk gebleekt door het supermaanlicht. Het plein was ook stiller dan ze ooit hadden meegemaakt, behalve dat er op dat ogenblik achter hun een man verscheen met de kreet: ‘Extra editie! Lees dit! Lees hier alles over de nieuwe planeet!’
Jake ruilde twee munten voor een Daily Orbit. De geïllustreerde voorplaat bestond uit een natte foto van de Zwerver in dorre rode en gele inkt en zes regels informatie die iedereen had kunnen krijgen door naar de hemel en op zijn horloge te kijken. De kop zei: vreemde bol doet mensheid verstomd staan.
‘Ik sta niet verstomd,’ zei Sally in een stralend humeur. Toen grijnzend tot Jake: ‘Ik heb hem geschapen. Ik heb hem daar opgehangen.’
‘Wees niet godslasterlijk, jongedame,’ vermaande een man met zware kaken haar nors.
‘Ha, u denkt dat ik ‘t niet heb gedaan, hè?’ vroeg ze agressief. ‘Ik zal het u laten zien!’ Met haar ellebogen maakte ze de ruimte om zich heen vrij en gooide Jake haar jasje toe. Ze prikte met een vinger naar de man met de kaken en vervolgens naar de Zwerver, en knippend met haar vingers terwijl ze uitdagend heupwiegde begon ze te zingen: met een bezielende alt en een melodie geleend van ‘Green Door’ en ‘Strange Fruit’:
Vreemde bol!.., aan de westelijke hemel…
Vreemd licht… dat straalt van de hemel…
Don Merriam had de jet van de Baba Yaga gestart voor hij zich ingespte, toen de aniline- en salpeterzuurpompen maar net waren begonnen te draaien. De reden was eenvoudig genoeg: hij had al gevoeld dat het rondzwalkende schip van de rand stapte.
Hij had al het mogelijke gedaan om tijd te sparen. Hij had het schip opengemaakt zodat alle lucht in een grote windstoot vrijkwam, liever dan te wachten tot de luchtsluis leegliep en weer werd gevuld. De twee luiken waren in haast gesloten, en hij had de luchthendel maar heel even aangeraakt hoewel hij wist dat de zuurstofvoorraad van zijn pak ten einde liep — en toch was hij nog bijna te laat geweest.
De koude jet ontbrandde echter zoals het hoorde. Verschrikkelijk hete moleculen stroomden met een snelheid van bijna vier kilometer per seconde uit de straalpijp van de Baba Yaga, en na een angstig ogenblik steeg hij op, maar eerder horizontaal dan recht omhoog — als een oud vliegtuig dat opstijgt.
Misschien was Dons fout dat hij zijn koers probeerde te corrigeren — zijn huidige vector zou hem zeer waarschijnlijk wel in een of andere baan hebben doen belanden — misschien wel heel efficiënt. Maar hij vloog op zijn gevoel en de manier waarop de witte maan, overdekt met barsten, maar steeds zo groot in het scherm bleef hangen beviel hem niet, en hij wist dat hoe sneller hij corrigeerde, hoe minder brandstof het kostte, en hij was er niet zeker van hoeveel brandstof en oxidator hij had — eigenlijk wist hij niet eens in welk van de drie zusterschepen hij zat — en daarbij kwam ook nog dat hij waarschijnlijk al behoorlijk duizelig en onlogisch was door gebrek aan zuurstof.
Daarom, zonder acht te slaan op de anderhalve g die aan hem trok, reikte hij opzij — een behoorlijk eind: normaal zou het de taak van een robot of een tweede piloot zijn geweest — en sloeg hij de sleutels neer die de drie raketten met vaste brandstof aan de maankant van het schip afvuurden. De plotselinge extra stoot die ze de Baba Yaga gaven was voldoende om hem uit zijn stoel te wippen. Onverbiddelijk maar pijnlijk traag gleed de hendel uit zijn handen en hij viel zwaar — veel zwaarder dan op de maan zou zijn gebeurd — tegen de vloer die vijf meter lager lag, en zijn helm sloeg tegen zijn achterhoofd, zodat hij bewusteloos raakte. Tien seconden later schakelde de aniline-salpeterzuurjet uit. Dit gebeurde automatisch als de hendel werd losgelaten. De raketten met vaste brandstof waren een fractie van een seconde eerder opgebrand. Gezien de omstandigheden was de correctie met opmerkelijke nauwkeurigheid berekend. De Baba Yaga steeg vrijwel loodrecht op van de maan met bijna voldoende kinetische energie om los te komen. Maar nu vertraagde de maans milde zwaartekracht het schip elke seconde meer, hoewel het nog steeds snel steeg in vrije val en dat nog enige tijd zou blijven doen.
Dons helm lag op de slordig dichtgemaakte sluispoort. Een klein wit straaltje damp met de grootte en de vorm van een visitekaartje ontsnapte door een dunne spleet in het raam. Aan de randen van de barst werd ijs afgezet.
Barbara Katz zei tegen Knolls Kettering III: ‘Over minder dan een minuut volgt het contact, Paps.’ Met ‘contact’ bedoelde ze het ogenblik waarop de Zwerver de maan zou overlappen, of de maan de Zwerver, of —
‘Neemt u mij niet kwalijk, meneer,’ kwam een zachte diepe stem van achter hun, ‘maar wat gaat er gebeuren als ze elkaar raken?’
Barbara draaide zich om. Er brandde nu ergens een lamp aan de achterkant van het huis. Het licht onthulde de silhouetten van een forse man in het uniform van een chauffeur en twee naast elkaar staande vrouwen. Ze waren blijkbaar heel stil naar buiten gekomen.
Naast haar zei Mr. Kettering met nauw verholen ergernis: ‘Ik heb jullie al uren geleden gezegd naar bed te gaan. Je weet dat ik niet wil dat jullie me bemoederen.’
‘Neemt u me niet kwalijk, meneer,’ hield de stem aan, ‘maar iedereen is wakker en staat er buiten naar te kijken. Iedereen in Palm Beach. Alstublieft, meneer, wat gebeurt er als hij tegen de maan opvliegt?’
Barbara wilde het woord nemen en de chauffeur en de meiden een heleboel vertellen: dat het de maan was die naar de Zwerver bewoog, want de elektrisch aangedreven voet van de teleskoop was zo afgesteld dat hij de maan in zijn baan volgde, en de maan rende nu vijf diameters voor zijn normale koers uit; dat ze nog steeds de afstand van de Zwerver niet kenden — een van de oorzaken was dat het oppervlak geen scherpe details vertoonde, op de randen na, alleen een fluweelachtig geel of bruin, onder welke vergroting ook; dat hemellichamen meestal niet botsten maar banen om elkaar gingen beschrijven.
Maar ze wist dat mannen — vermoedelijk zelfs miljonairs — graag zelf over wetenschappelijke onderwerpen praten; en bovendien had ze geen zin zich met de interraciale etiquette van Palm Beach te bemoeien.
Toen keek ze op en zag dat het probleem zichzelf had opgelost.
‘Ze botsen niet,’ zei ze. ‘De maan gaat voor de Zwerver langs.’ In een opwelling voegde ze er aan toe: ‘O, Paps, tot nu toe geloofde ik niet dat hij er echt was.’
De vrouwen hapten naar adem.
‘De Zwerver?’ vroeg de chauffeur zacht.
Knolls Kettering III nam het over. Een beetje stijf zei hij: ‘De Zwerver is de naam die Miss Katz en ik voor de vreemde planeet hebben uitgekozen. Ga nu alsjeblieft naar bed.’
Arab Jones riep over het dak naar Pepe Martinez en High Bundy, die samen een wals dansten: ‘Hé man, kijk eens, ze zijn nu aan liet paren! Die ouwe Maan gaat haar binnen als sperma in een paars ei.’
De drie interraciale weedbroeders hadden nog vier eerste kwaliteit sigaretten gerookt om de eindeloze kick van de verschijning van de Zwerver te vieren en ze waren nu zo high als vliegers — high als communicatiesatellieten! Maar niet zo high, als dat al ooit gebeurt, dat ze volledig verstoken waren van redelijke vermogens, want Pepe riep uit: ‘Wat zullen die square Mexicanen zuidelijk van de grens zich een kruisen slaan, en de bruintjes in Rio dansen,’ terwijl High het zo opsomde: ‘Vat dit, mannen: de kicks zijn in de wereld en zullen er blijven.’
Met zijn bruine gezicht glimmend in de gloed van de Zwerver zei Arab: ‘Laat ons onze tent oprollen en afdalen, mijn zonen, en onder de doodsbange bevolking gaan.’
Hunter zei tegen Doc: ‘De maan zit daar goed vastgeprikt,’ doelend op de kalkwitte cirkelschijf die voor de Zwerver stond. ‘Ik begin me zelfs af te vragen — denk eens aan de gelijkvormige driehoeken, Rudy — of hij misschien vier en een half miljoen kilometer ver is en honderdveertigduizend kilometer breed.’
‘Jupiter die een bezoek komt afleggen, hè?’ grinnikte Doc. Meteen daarna vroeg hij de anderen: ‘Welnu, kan iemand mij Jupiter momenteel ergens anders in de hemel aanwijzen? Hoewel,’ voegde hij er aan toe, ‘ik moet toegeven dat ik nooit heb gehoord van een paars gebied op Jupiter of van een gele vlek in de vorm van een eend.’
‘Een pinguïn!’ riep Ann achter hem.
De twee mannen maakten deel uit van de kleine stoet die door het zand en het zeegras naar de strandingang van Vandenberg Twee ploeterde. De stoet werd geleid door Paul, Margo met Miauw, en Doc. Toen kwamen Hunter, Stastok, en twee andere mannen die aan de vier hoeken een aluminium bed voortzeulden waarop Wanda — de dikke vrouw — rustte. Af en toe kreunde ze. Naast de draagbaar liep de magere vrouw maar zonder haar radio, die in de verschuiving ten onder was gegaan. Ze sprak sussend tegen Wanda. De achterhoede bestond uit Rama Joan, Ann, en Clarence Dodd — Kleine Man — met Ragnarok aan de lijn en nerveus.
De aluminium draagbaar was een van de noemt-u-maarop-ik-heb-het-artikelen uit de stationwagen van Kleine Man. (Margo had hem gevraagd of hij een primus en brandstof daarvoor had. Hij had geantwoord, zonder een spier te vertrekken: ‘Ja die heb ik, maar ik vind het niet nodig om ze deze keer mee te nemen?)
Vlak nadat Doc zijn niet helemaal als grapje bedoelde opmerking over Jupiter had gemaakt riep Rama Joan iedereen op opnieuw naar de Zwerver te kijken. In de afgelopen veertig minuten hadden ze al aanzienlijke veranderingen opgemerkt. De eend (of dinosaurus) had zijn hele lichaam nu aan de linkerkant van de schijf, zijn hoofd stak uit naar rechts alsof het een deel vormde van een goudkap aan de Noordpool. In het nieuwe paarse gebied dat naar voren draaide was een groot geel stuk verschenen, in het midden gelegen, waarvan de vorm het midden hield tussen een opgevulde hoofdletter D en een gelijkzijdige driehoek.
‘Kijk, vlak achter de D,’ riep Rama Joan, ‘zit een dunne halve cirkel die deze kant uitkomt. Hij zit bijna achter de maan verborgen.’
‘Dat is de schaduw van de maan op de nieuwe planeet!’ schreeuwde Doc opgewonden na een paar ijzige seconden. ‘En als hij kleiner is dan de maan kan ik dat in ieder geval niet zien. Ross, ze kunnen onmogelijk meer dan een paar duizend kilometer van elkaar af zijn! Nu weten we dat de planeet het formaat van de aarde heeft, bijna precies hetzelfde.’
‘Mammie, betekent dat dat ze bijna op elkaar zijn gebotst?’ fluisterde Ann. ‘Waarom is Mr. Brecht zo blij? Omdat ze elkaar hebben gemist?’
‘Niet helemaal, liefje. Hij zou waarschijnlijk van het schouwspel hebben genoten. Mr. Brecht is blij omdat hij graag precies weet waar de dingen zijn, zodat hij ze in het donker kan pakken.’
‘Mr. Brecht kan de nieuwe planeet niet pakken, Mammie.’ ‘Nee, liefje, maar wel met zijn gedachten.’
Het zuurstof-heliummengsel uit de tank die Don Merriam had opengedraaid vulde geleidelijk de cabine van de Baba Yaga. De druk sloot het binnenste sluisluik af en opende twee deurtjes in Dons helm. In de cabine begonnen kleine ventilatoren te draaien, zodat de nieuwe lucht in beweging bleef ondanks dat het schip zich in vrije val bevond. Het perste Dons helm binnen, verving de onbruikbaar geworden lucht daarin. Zijn gezicht begon te trekken en hij huiverde even. Zijn adem werd sterker en hij viel in een diepe, gezonde slaap.
De Baba Yaga bereikte de top van zijn baan, balanceerde daar, begon toen terug te vallen naar de maan. Terwijl hij viel draaide hij langzaam. Elke dertig seconden of zo keek zijn kijkscherm naar de maan, en vijftien seconden later naar de aarde. Terwijl het schip om en om draaide begon het stoffige ruimtepak met Don erin over de vloer te rollen, heel langzaam.
Kleine Man riep naar Paul in de voorhoede: ‘Ik twijfel niet aan uw waarheidslievendheid, Mr. Hagbolt, maar de poort van Vandenberg Twee schijnt een heel eind verder te liggen dan u ons deed geloven. Kalm, Ragnarok!’
‘ ’t Is vlak voor het knipperende rode licht,’ vertelde Paul hem, terwijl hij stiekem wenste dat hij daar even zeker van was als hij zijn stem probeerde te laten klinken. Hij voegde er aan toe: ‘Ik moet toegeven dat ik de afstand van het licht heb onderschat.’
‘Maak je geen zorgen, Doddsy, Paul brengt ons er wel heen,’ kondigde Doc vrolijk aan.
Zij drieën bereidden zich voor om Hunter, Stastok en een van de twee andere mannen aan de drie hoeken van de draagbaar met de dikke vrouw te vervangen.
‘Hoe voel je je, Wanda?’ vroeg de magere vrouw, die bij de baar in het zand knielde. ‘Je kunt nog een digitalis krijgen, als je wilt.’
‘Een beetje beter,’ mompelde de dikke vrouw. Ze knipperde met haar oogleden. Ze keek naar de Zwerver. ‘O mijn God,’ kreunde ze en wendde haar hoofd af.
De vreemde bol, die onverbiddelijk roteerde, bood een nieuwe aanblik. Het restant van de dinosaurus, of pinguïn, vormde een reusachtige gele C langs de linkerrand van de planeet, terwijl de opgevulde gele D naar het midden was gedraaid, zodat het het effect gaf van een D in een C. Kleine Man maakte een nieuwe schets, en noemde hem eenvoudig ‘Twee uur’.
Ann zei: ‘Ik vind dat de C een stromandje op zijn zij is, en de D is een stuk taart met citroenglazuur. En de maan is een honingmeloen!’
‘Ik weet wie er honger heeft,’ zei haar moeder.
‘Of je kan de D zien als het oog van een enorme paarse naald,’ merkte Ann snel op.
De Gouden Slang slingert zich rond het Gebroken Ei, dacht Stastok. De Chaos wordt uitgebroed.
De maan en haar schaduw hadden zich over de gehele planeet voortbewogen. Het veroorzaakte een gevoel van opluchting toen er een splinter nachtelijke hemel tussen de twee bollen verscheen.
De man aan de vierde hoek van de baar, een zwaarwichtige lasser met de naam Ignace Wojtowicz, zei, misschien alleen maar om de rustperiode uit te rekken: ‘Er is een ding dat ik helemaal niet snap. Als dat daar een echte planeet is, even groot als de aarde, hoe komt het dan dat we zijn aantrekkingskracht niet aan ons voelen trekken — we zouden er toch minstens lichter van moeten worden, niet?’
‘Om dezelfde reden dat we de aantrekkingskracht van de maan en de zon niet voelen,’ antwoordde Hunter vlug. ‘Bovendien, ook al weten we dan de maat van de nieuwe planeet, we hebben geen idee van zijn massa. Natuurlijk moet er, als hij uit de ultraruimte is gekomen, een moment zijn geweest dat zijn zwaartekracht voor ons niet bestond, en toen een moment dat die wel bestond — ik neem aan dat het front van een nieuw ontstaan zwaartekrachtveld zich met de snelheid van het licht voortplant — maar kennelijk waren er geen overgangseffecten.’
‘Die hebben we tenminste niet opgemerkt,’ amendeerde Doc. ‘Tussen haakjes, Ross, waarom twijfel je opeens aan mijn ultraruimte-theorie? Waar anders kan dat ding vandaan zijn gekomen?’
‘Het zou het zonnestelsel gecamoufleerd kunnen zijn binnengekomen, of op de een of andere manier verduisterd. We horen alle onwaarschijnlijkheden te overwegen. Dat is jouw eigen filosofie, Rudy.’
‘Hmmf,’ gaf Doc als commentaar. ‘Nee, ik geloof dat wat Paul ons heeft verteld over draaiingsvelden in sterrenfoto’s de balans doet doorslaan naar Brechts Hypothese van de Ultraruimte. En volgens jouw theorie zou zijn aantrekkingskracht dan ook afgeschermd hebben moeten zijn, lijkt mij. Overigens geloof ik dat we al iets over de massa van de planeet kunnen deduceren. Het is nu zeven over een, plaatselijke tijd,’ zei hij met een blik op zijn pols. ‘Ongeveer twee uur sinds de planeet verscheen.’
‘Twee uur en vijf minuten,’ deelde Kleine Man mee.
‘Je bent een juweel, Doddsy. Laat iedereen dat twee over elf in zijn geheugen etsen — op een goede dag vragen je kleinkinderen misschien naar de juiste tijd dat je Mr. Monster uit de ultraruimte zag ploppen. In ieder geval moet de maan om één uur voorbij zijn hoogste punt in de hemel zijn, een uur voordat ze ondergaat. Ik schat dat ze beslist oostelijk van dat punt zit, nog in de buurt van het hoogste punt. Ongeveer drie of vier graden oostelijk, zou ik zeggen, zes of acht maandiameters. Dat zou betekenen dat de gravitatiekracht van de nieuwe planeet de maan in haar baan heeft versneld. Ergo, de nieuwkomer is geen lichtgewicht.’
‘Wauw,’ zei Wojtowicz waarderend. ‘Hoe groot is die versnelling precies, Doc, als je je voorstelt dat de maan een raket is?’
‘Wel, tussen zesvijfde van een kilometer per seconde en…’ Doc aarzelde, toen zei hij, alsof hij zijn eigen getallen niet geloofde: ‘en zeven of meer kilometer per seconde.’
Hij en Hunter keken elkaar aan. ‘Wauw,’ herhaalde Wojtowicz. ‘Maar ik neem aan, Doc, dat de maan in haar oude baan blijft, alleen veel harder gaat. Misschien een maand per week, hé?’ De zwarte ruimte tussen maan en planeet was iets breder geworden tijdens het gesprek.
‘Ik geloof dat we beter wat kunnen opschieten,’ zei Doc op een vreemd afwezige toon, terwijl hij zich naar zijn hoek van de draagbaar bukte.
‘Juist,’ stemde Hunter abrupt in.
Grote rotatiepompen kwamen tot leven en pompten water naar de bakboordzijde van de Prince Charles om te compenseren voor het gewicht van de passagiers en bemanningsleden die aan de stuurboordreling stonden en zich bij de patrijspoorten aan stuurboord verdrongen om de Zwerver en de maan in de Atlantische Oceaan te zien ondergaan, terwijl achter hun de dageraad onopgemerkt de hemel bleekte. De dikte van de aardse atmosfeer had het paars van de planeet in rood en zijn geel in oranje veranderd. Zijn zog over de kalme zee was spectaculair.
De marconist van het atoomschip meldde aan Kapitein Sithwise dat de ether was vervuld van een zeer ongebruikelijke en groeiende hoeveelheid storingen.
Don Guillermo Walker speelde het klaar zijn vliegtuig op het zuidelijke eind van het Nicaragua-meer te landen, bij de monding van de San Juanrivier, ondanks het gebroken linker-rolroer en het half dozijn gaten dat door brokken roodgloeiend puimsteen in de vleugels was geslagen of gebrand. Wat gaf het, het grote rotsblok had hem gemist!
De vulkaan op Ometepe kreeg nu gezelschap van zijn tweelingpiek, Madera, en gezamenlijk stuurden ze rossige pilaren hemelwaarts, bijna negentig kilometer naar het noordwesten. En nu werden al zijn verwachtingen van deze krankzinnige première-avond overtroffen. Nauwelijks een kilometer van hem vandaan zag hij de twee rode lichten aanflitsen die de gebroeders Araiza hem hadden beloofd als gids naar de plaats van de sloep. Caramba, qué fidelidad! Nooit zou hij meer een Zuid-Amerikaan beschuldigen van trouweloosheid of frivoliteit.
Plotseling zag hij de weerkaatsing van de Zwerver in het zwarte meer uiteen vallen. Hij zag de sinistere waterformaties als lage, brede treden op hem afkomen. Ternauwernood op tijd zwaaide hij het vliegtuig rond en legde het met de neus in de golven. De oude Seabee besteeg de eerste met succes, zij het met een sterke helling en een flinke plons. Een aardbeving of een landverschuiving!