42

De schotelstudenten reden Vandenberg Twee zonder belemmeringen en uitermate onromantisch binnen — als arbeiders van de kerkhofploeg die bij hun werkgelegenheid arriveren. Er stond niemand bij de gaasomheining die kort daarvoor zo diep onder het zoute water had gestaan, niemand bij de grote poort die nu scheef openhing — er was niets dat opmerkelijk was, alleen vijftien centimeter stinkende modder — zodat ze gewoon doorreden. De meeste liepen naast de auto’s om ze lichter te maken, en ze begonnen de helling naar het plateau te beklimmen.

Hunter reed de Corvette. De hele smalle achterbank werd in beslag genomen door Wanda, die er aan de open kant iets overheen bloesde, en zwaar ademde. Zelfs Wojtowicz was er niet in geslaagd met dreigende woorden haar de hartaanval uit het hoofd te praten.

Mrs. Hixon reed de truck want Bill Hixon wilde naar de hemel kijken, waar de Vreemdeling en de Zwerver als mandala nu aan beide zijden van het zenit stonden — en omdat het haar niets kon schelen, zoals ze meer dan eens zei. Ze zat alleen in de cabine — Pop had willen blijven, maar ze had hem zonder omhaal verteld dat hij nog erger stonk dan de modder, en het was Bills truck, en ze wilde het niet hebben. Achterin de truck zaten Ray Hanks en Ida. Zij verzorgde zijn gebroken been en haar eigen gezwollen enkel. Ze geloofde niet in slaappillen en voerde zichzelf en de zwak protesterende Ray grote hoeveelheden aspirine.

‘Kauwen,’ beval ze hem. ‘Omdat ze bitter zijn denk je niet aan andere dingen.’

De rest liep. Reeds driemaal hadden enkele van hun aan de truck moeten trekken om hem over moeilijke stukken te helpen, en tweemaal moest de truck de Corvette uit plekken duwen waar de wielen van de personenauto doordraaiden. Iedereen zat onder de modder, hun schoenen torsten dikke klompen van de troep; en de banden van de truck zaten zo vol dat de kettingen geen geluid meer maakten.

Er kwam een blauwe gloed in het bijna schaduwloze, gemengde planetenlicht waarin het vuile landschap baadde. Harry McHeath, door zijn jeugdigheid beter in staat dan de anderen om zijn aandacht aan twee objecten tegelijk te schenken, riep: ‘Het is weer begonnen! Ze doen het allebei!’ Vier kaarsrechte, lijndunne, helderblauwe bundels licht reikten over de grijze hemel van de Vreemdeling naar de Zwerver. Maar in plaats van er langs te schieten kwamen ze nu samen. Doch ze raakten de Zwerver niet, maar hielden een speling van een haarbreed stukje grijze lucht, en ze werden teruggedrongen in vier zwakke, halfcirkelvormige, blauwachtig witte waaiers.

‘Ze botsen zeker tegen een of ander veld,’ raadde Kleine Man.

‘Zoals de gevechten van de Lensmannen!’ schalde McHeaths stem uitgelaten.

Drie soortgelijke paarse stralen schoten van de Zwerver naar de Vreemdeling en werden onderschept. Blauwe en paarse stralenbundels strekten zich kruisend tussen de twee planeten uit, als een langgerekt, meetkundig exact touwspelletje.

‘Dit wordt het wel!’ kreet Hixon vurig.

Wojtowicz liep zo gespannen te kijken dat hij van de helling afwandelde. Uit een ooghoek zag McHeath hem uit het gezicht vallen en hij rende naar hem toe.

‘Ik ben in orde, jongen, ik ben alleen een eindje weggegleden,’ stelde Wojtowicz de bezorgde McHeath gerust. ‘Steek me je hand even toe, wil je, dan kan ik blijven kijken.’ Hixon riep naar de truck: ‘Je moet naar buiten komen en kijken, lieveling — het is geweldig!’

Vanuit de cabine schreeuwde Mrs. Hixon terug: ‘Kijk jij maar voor mij naar het vuurwerk, Billyboy — ik rij!’ En ze toeterde wreed naar de Corvette, die scheen te gaan stoppen.

Maar Hunter reed alleen wat langzamer. Hij had een paar snelle blikken op de strijdende planeten geworpen, en het leek hem nog steeds belangrijker om de groep in de ruimtebasis te krijgen zolang de opwinding nog duurde en de militairen misschien afgeleid waren. Daar moest hij voor zorgen, en bovendien moest het lege momentumpistool worden afgeleverd — Margo’s obsessie in deze was hij min of meer gaan delen. Terwijl zij, waar ze links van de auto voortstrompelde, kennelijk nog hetzelfde idee had.

Dus riep Hunter: ‘Schiet op, allemaal! Hier gaan we rechtsaf. Loop niet van de weg af!’ En hij deed de wagen het plateau opzwenken.

Daar vonden ze tenslotte manschappen — drie soldaten die best op wacht zouden kunnen staan, te oordelen naar de drie wapens die tegen de muur van de golfijzeren hut achter hun stonden. Maar nu zaten ze rusteloos op de grond en staarden omhoog naar het interplanetaire gevecht. Een van hun knipte met zijn vingers.

Toen de truck na de Corvette het plateau opreed en de beide wagens bijna stilstonden benaderde Margo de soldaten snel van achter.

Hoog aan de hemel voegden zich nog drie blauwe en twee paarse lijnen bij het laserspervuur, waardoor het patroon nog ingewikkelder werd.

Margo raakte de schouder van de eerste soldaat aan, en toen hij niet reageerde schudde ze aan hem. Hij draaide haar een vertrokken, zwetend gezicht toe.

‘Waar is Professor Morton Opperley?’ vroeg ze gebiedend. ‘Waar zijn de geleerden?’

‘Christus, weet ik het,’ zei hij. ‘Die bollebozen zitten allemaal daar ergens.’ Hij wuifde vaag naar het plateau. ‘Val me niet lastig, dame!’ Hij draaide zich weer snel om, zijn gezicht naar de hemel gewend, en sloeg een van zijn maats op de schouder.

‘Tony!’ riep hij, ‘ik wed om nog twee papiertjes dat Ouwe Gouwe vonken uit de kloten van Kanonskogel gaat slaan!’ ‘Aangenomen!’

(Vierduizend kilometer naar het oosten klemde Jake Lesher Sally Harris tegen zich aan en hijgde: ‘O Sal, als ik hier nou een boek van had kunnen maken!’)

Margo liep door. Mrs. Hixon toeterde weer. Hunter reed langzaam verder, volgde Margo. Hij riep met harde stem naar de gestalten rond de auto’s: ‘Blijven lopen, allemaal. Kijk en loop.’

In de verte straalden opeens schijnwerpers tegen witte muren, waarop zich groepjes mensen aftekenden, die geen van alle bewogen, allemaal naar de lucht staarden.

Er flitsten nog twee blauwe bundels aan, niet direct vanaf de Vreemdeling, maar van punten een halve diameter verder — misschien grote ruimteoorlogsschepen. Een van de nieuwe bundels bereikte de Zwerver. Aan de rand van de noordelijke gele inkeping van de mandala laaide een witgloeiende vuurkolom op, en toen het licht verzwakte zat er daar in de goud met paarse huid van de Zwerver een lange, hoekige zwarte spleet.

Anns stem sneed schril van teleurstelling door de opwinding heen. ‘Mammie, ze doen de Zwerver pijn!’

Pop, die rondstommelde en weer met zijn vuisten zwaaide, snauwde met leedvermaak: ‘Bak ze, braad ze! Ga zo door! Maak jezelf maar dood!’

Opeens breidden de negen blauwe bundels die net voor de Zwerver ophielden zich uit, wekten een lichtblauwe, halfbolle sluier op die de Zwerver gedeeltelijk aan het oog onttrok — een soort mistgordijn waar de kleurige kentekenen van de planeet onduidelijk doorschenen. De paarse stralenbundels verdwenen.

‘Ze verzuipen ze,’ schreeuwde Hixon. ‘Nu de genadeslag!’ ‘Nee, ik geloof dat de Zwerver een nieuw soort verdedigingsscherm opricht,’ sprak Kleine Man tegen.

Vijf verblindende plekken wit licht ontsprongen op het stalen oppervlak van de Vreemdeling.

‘Ontploffende projectielen!’ giste McHeath. ‘De Zwerver vecht terug!’

Stastok, zwaar ademend en geleund op de truck voortschuifelend, riep nu gekweld en smekend uit: ‘Maar wat moeten wij hieruit leren? Regeren haat en dood de kosmos, zelfs onder de allerhoogsten?’

Rama Joan, die naar de hemel bleef kijken terwijl ze Ann voorttrok, riep terug met een snelle, galmende stem: ‘De goden spenderen de weelde die het heelal verzamelt, zij bekijken de wonderen grondig en smijten ze in het niets. Daarom zijn het goden! Ik zei je toch dat het duivels zijn!’

Ann zei beschuldigend: ‘O, mammie.’

Zoals McHeath al had geraden waren de vijf witte punten opgezwollen tot de bleke halve bollen van explosiefronten, waarachter het stalen oppervlak van de Vreemdeling ongerept tevoorschijn kwam.

Hixon zei: ‘Van duivels weet ik niet veel maar ik weet nu dat er altijd oorlog zal zijn.’ Hij wuifde een hand naar het zenit. ‘Welke bewijzen kan je nog meer verlangen dan dat?’ Mrs. Hixon schreeuwde raadselachtig uit de cabine: ‘Nu klink je aannemelijk, Bill, en wat heb je eraan?’

Stastok snakte: ‘Maar als de hoogsten… en de meest wijzen… Is er geen genezing?’

Harry McHeaths verbeelding ontvlamde bij het horen van deze tragische vraag, en een ogenblik lang zag hij zichzelf in een bijna almachtig, eenmans ruimteschip, halverwege tussen de Zwerver en de Vreemdeling gebalanceerd, waar hij de pijlen van de strijders omdraaide, op de een of andere manier hun zinnen genas.

Kleine Man zei, niet met stemverheffing, bijna alsof hij tegen zichzelf sprak: ‘Misschien moet de genezing altijd van onderaf komen. Altijd.’

Maar Wojtowicz hoorde hem en zonder zijn blik af te wenden vroeg hij: ‘Hoe bedoel je van onderaf, Doddsy? Toch niet van ons?’

Kleine Man keek hem aan. ‘Ja, Wojtowicz,’ zei hij, met een grijns omdat het belachelijk was, ‘van kleine onbetekenende mensen zoals jij en ik.’

Wojtowicz schudde zijn hoofd. ‘Wauw,’ lachte hij, ‘ik ben brooddronken.’

Al die tijd hadden de wagens en mensen zich voortdurend voortbewogen, en nu waren ze bijna bij de fel beschenen muren. Een jongen in een korte trui rende langs Margo en greep een majoor beet en schreeuwde in zijn oor: ‘Opperley zegt dat die verdomde schijnwerpers uitmoeten. Ze verpesten zijn waarnemingen!’

Hunter toen hij dit hoorde moest denken aan Archimedes die tegen de vijandelijke soldaat die door zijn diagram in het zand liep zei: ‘Verpest mijn cirkel niet!’

De soldaat in de legende had Archimedes gedood, maar deze majoor knikte heftig met zijn hoofd terwijl hij omdraaide. Hunter herkende majoor Buford Humphreys van twee nachten geleden. Tegelijk zag Humphreys hem, zag Rama Joan en Ann, zag de hele troep ‘schotelmaniakken’ die hij uit Vandenberg had geweerd. Zijn ogen rolden wild door zijn hoofd, toen, met een schouderophalen van onbegrip en een snelle blik op de lucht rende hij weg. ‘Verdomme, korporaal, doe die lampen uit!’ roepend.

Ondertussen had Margo de jongen bij zijn trui gegrepen voor hij weg kon schieten. ‘Breng ons naar Professor Opperley!’ commandeerde ze. ‘We moeten verslag uitbrengen. Kijk, ik heb een briefje van hem.’

‘Goed,’ stemde hij toe, zonder naar het vuile, verfrommelde papiertje te kijken. ‘Volg mij.’ Hij wees naar de auto’s. ‘Maar doe die koplampen uit!’

De lichten van de Corvette en de truck flitsten een moment eerder uit dan de witte muur donker werd, maar Margo bleef zich aan de jongen vastklemmen. Zijn lichte trui maakte het voor Hunter makkelijk hen te volgen. Achter ze zag hij nu de radarschermen en de witte loop van een veldtelescoop.

In het zwerk gingen de blauwe bundels over hun hele lengte uit, en het mistgordijn rond de Zwerver vervaagde, en werd ogenblikkelijk vervangen door honderd punten wit licht, die helder toestootten.

Maar zelfs toen McHeath met dichtgeknepen ogen kijkend ‘Implosiebol!’ riep was het te zien dat de Zwerver tweemaal haar diameter opzij was geglipt, wat de toeschouwers het duizelende gevoel gaf dat het heelal op zijn grondvesten schudde. De implosiebol verhelderde, toen de witte ontploffingen die zich aan de andere zijde van de Zwerver hadden bevonden nu zichtbaar werden, en de bol had een brede, hoekige nek waar de Zwerver eruit was gebarsten.

‘Ze zijn inertieloos geworden — de hele planeet!’ riep Clarence Dodd.

Er zat nu een half dozijn rafelige gaten in de huid van de Zwerver, zwart maar matroodgloeiend naar het midden toe — zoveel dat de mandala nu bijna onherkenbaar was.

Als een raaklijn aan de zijkant van de geteisterde planeet schoot er nu naar de Vreemdeling een paarse straalbundel die vele malen dikker en helderder was dan welke van de eerdere ook.

Maar voor hij halverwege naar de Vreemdeling was bewoog de grotere planeet even snel als een van zijn bundels — een massieve uitval als van een rinoceros, die alle gevoel van evenwicht vernietigde — naar een positie langszij de Zwerver. Er zat geen maanbreedte tussen de twee.

De Zwerver verdween.

Een blauw salvo barstte los uit de Vreemdeling en reet de ruimte waar de Zwerver was geweest uiteen.

‘Goddomme, ze hebben hem in stukken gepaft!’ krijste Pop extatisch.

‘Nee, hij verdween een fractie van een seconde daarvoor,’ weersprak Kleine Man. ‘Je moet waarnemen!’

De Vreemdeling, waarvan het stalen oppervlak niet doorzeefd was maar overdekt met bruine en groene littekens, hing daar drie, vier, vijf seconden, toen verdween ook hij — als een matte elektrische lamp die wordt uitgeschakeld, met de plek weerkaatst zonlicht als gloeidraad.

De bundel blauwe laserstralen en de ene dikkere paarse straal kropen van elkaar weg, werden zwakker en korter maar bleven kaarsrecht, kropen naar de astronomische verte, terwijl de peervormige implosiebol waaruit de Zwerver was ontsnapt elk ogenblik bleker, en spookachtiger doorschijnend werd.

‘De Zwerver ontsnapte in de ultraruimte,’ zei McHeath. ‘Misschien, maar hij was ten dode opgeschreven,’ vond Hixon. ‘Hij ligt denk ik al half aan stukken, en de Vreemdeling is er achteraan gegaan om het karweitje af te maken. Hij is er geweest.’

‘Maar we kunnen het niet zeker weten,’ zei Hunter. ‘Misschien blijft hij eeuwig ontsnappen.’ In gedachten voegde hij er aan toe: Zoals de Vliegende Hollander.

‘We kunnen er niet eens zeker van zijn dat ze echt weg zijn,’ lachte Wojtowicz nerveus. ‘Misschien zijn ze alleen naar de andere kant van de aarde gesprongen.’

‘Dat zou kunnen,’ zei Kleine Man. ‘Maar we zagen zelfs niet dat ze begonnen te bewegen… ze verdwenen gewoon. En ik heb zo’n gevoel…’

Toen pas, terwijl de helder oranje en gele nabeelden van hun netvlies verdwenen, begonnen de schotelstudenten een voor een te beseffen dat ze allemaal doodstil in een inktzwarte duisternis stonden. Hunter had het sleuteltje van de Corvette omgedraaid. Achter zich hoorde hij de motor van de truck afslaan. Met twee en drie tegelijk begonnen de sterren in de zwarte hemelen aan te gaan — de oude, vertrouwde sterren die de leikleurige lucht drie nachten verborgen had.


* * *

Don en Paul tuurden door het kijkscherm van de Baba Yaga naar de lege sterrenvelden en de blauwe en paarse laserstralen die volgens rechte lijnen naar het oneindige reisden.

Ze waren allebei vastgegespt. Paul hield een rood geworden zakdoek tegen zijn wang. Don hield een oogje op de thermometer van de buitenwand op het groengloeiende radarbeeld van Zuid Californië en de Stille Oceaan onder hun, onder de achtersteven. Hoewel het overgrote deel van de aardatmosfeer nog moest komen had hij al een keer geremd, vooral om zich ervan te overtuigen dat de hoofdjet zou vuren. ‘Nou, ze zijn weg,’ zei Don.

‘De storm in,’ besloot Paul de gedachte. ‘De Zwerver was een wrak.’

‘Als iets zich nog de ultraruimte in kan stuwen is het geen wrak,’ verzekerde Don hem heel vrolijk. De sterren begonnen over het scherm te zwemmen, en hij raakte een paar noniusschalen aan en ze kalmeerden.

‘Misschien drijft de Zwerver naar een andere kosmos,’ mompelde Paul bedachtzaam. ‘Misschien is dat wel de manier: het niet proberen te forceren, maar gewoon als een schip dat schipbreuk heeft geleden meedrijven met de ultraruimtelijke stromingen, je overgeven aan de storm.’

Don wierp hem een scherpe blik toe. ‘Ze heeft je heel wat verteld, hè? Ik vraag me af of ze op tijd aan boord is gekomen.’

‘Natuurlijk,’ zei Paul kort. ‘Ik geloof dat zelfs die kleine schepen zo snel als het licht kunnen reizen, of sneller.’

‘Dat was een flinke haal die ze je heeft gegeven,’ merkte Don achteloos op, en ging toen vlug verder: ‘Ik, ik heb daarboven geen grote romances meegemaakt.’ Hij raakte zijn instrumenten weer aan en fronste over de temperatuur van de buitenwand. Opgewekt vervolgde hij: ‘En ik geloof dat ik ze beneden ook niet meer heb. Margo meent het echt ernstig met dat Hunter-figuur, lijkt me.’

Paul haalde zijn schouders op. ‘Wat kan het je schelen? Je hield altijd al meer van eenzaamheid dan van mensen. Is niet als belediging bedoeld — houden van jezelf is het begin van alle liefde.’

Opnieuw keek Don hem snel aan. ‘Ik wed dat jij meer van Margo hield dan ik. Ik geloof dat ik dat altijd al heb geweten.’

‘Natuurlijk,’ zei Paul mat. ‘Ze zal wel boos zijn dat ik Miauw kwijt ben.’

Don grinnikte. ‘Wat zal die kat niet allemaal te zien krijgen.’ Toen veranderde zijn stem. ‘Jij wilde ook met Tigerishka mee, is het niet? Je bleef achter om het haar te vragen.’

Paul knikte. ‘En ze wilde me onder geen beding hebben. Toen ik haar vroeg wat ze voor me voelde gaf ze me dit.’ Hij drukte zijn wang tegen de bloedige lap.

Don grijnsde. ‘Jij bent nogal gulzig als het om straf gaat, nietwaar?’ Op heel lichte toon ging hij verder: ‘Ik weet het niet, Paul, maar als ik verliefd was op een kattendame, zou die haal het enige zijn dat me kon overtuigen dat zij ook van mij hield. Hou je nu vast, we gaan van de Niagara af.’


* * *

De schotelaars stonden in het inktzwarte duister overkapt met sterren. Toen, zo dichtbij dat het een ogenblik leek alsof ze in een kamer waren, ging er een kleine lamp aan, die een tafel toonde die vol lag met papieren en waarachter een man zat met het tijdloze, magere, scherpe gezicht van een farao. Margo ging op hem toe, achter de jongen met de korte trui aan, en Hunter stapte uit en volgde haar.

De man achter de tafel keek opzij. Iemand daar zei: ‘De magnetische velden van beide planeten zijn verdwenen, Oppie. We zitten weer op aard-normaal.’

Margo zei luid: ‘Professor Opperley, we zoeken u al twee dagen. Ik heb hier een pistool dat uit een schotel is gevallen. Het stopt momentum in dingen. Wij vonden dat het aan u moest worden toevertrouwd. Helaas hebben we de hele lading opgebruikt om hier te komen.’

Hij keek haar even in het gezicht, toen omlaag naar het grijze pistool dat ze uit haar jasje had gehaald. Zijn lippen versmalden tot een dunne, behoorlijk hatelijke glimlach. ‘Voor mij ziet het er heel wat meer uit als iets uit een speelgoedwinkel,’ zei hij vlot. Toen, terwijl hij zich tot de man naast hem wendde: ‘Hoe staat het met de radiohemel, Denison? Klaart ie op of —’

Margo had de pijl bovenop het pistool vlug naar zich toe gedraaid, richtte toen op de tafel en drukte de trekkerknop in. Zowel Opperley als de jongen met de trui probeerden haar te grijpen, maar staakten die poging. Een paar stukken papier dreven naar het pistool en toen ook nog drie paperclips en een metalen potlood dat als presse-papier dienst deed. Een seconde lang bleven ze aan de loop hangen, toen vielen ze eraf.

‘Het gaat natuurlijk elektrostatisch,’ zei de jongen, nieuwsgierig naar de dwarrelende papieren kijkend.

‘Het werkt ook op metalen voorwerpen,’ merkte degene die was aangesproken als Denison op, toen hij de paperclips zag vallen. Inductie?’

‘Het trok aan mijn hand. Dat voelde ik duidelijk,’ zei Opperley zelf. Hij spreidde de vingers van zijn hand uit. Hij keek weer naar Margo. ‘Zei je dat het werkelijk uit een schotel is gevallen?’

Ze glimlachte toen ze het ding overhandigde.

Hunter zei: ‘Wij hebben ook een boodschap van Luitenant Donald Merriam van de ruimtemacht. Hij gaat hier landen over —’

Opperley had zich tot iemand naast hem gewend. ‘Was er niet een Merriam onder die mensen die in de Maanbasis zijn omgekomen?’

‘Hij is niet omgekomen,’ viel Margo hem in de rede. ‘Hij is ontsnapt in een van de maanschepen. Hij is op de nieuwe planeet geweest. Hij gaat proberen hier te landen — misschien is hij al bezig.’

‘En hij had een speciale boodschap voor u, Professor Opperley,’ deelde Hunter mee. ‘De nieuwe planeet heeft lineaire deeltjesversnellers even breed als de aarde en een cyclotron met de omtrek van de aarde.’

Opperley grinnikte. ‘Daar hebben we net een demonstratie van gehad, is het niet?’

Geen van hun merkte dat er heel dichtbij Mars ietwat verlaat een ster ging branden. Een van de laserstralen had Deimos getroffen, de kleine buitenste maan van Mars, en hem witheet opgewarmd — tot de aanmerkelijke opwinding van Tigran Biryuzov en zijn kameraden.

Opperley legde het grijze pistool neer en liep naar de andere kant van de tafel. ‘Kom alstublieft mee,’ verzocht hij Margo en Hunter. ‘We moeten de mensen op het landingsterrein waarschuwen voor deze mogelijkheid.’

‘Wacht even,’ zei Margo. ‘Laat u het momentumpistool hier zo maar liggen?’

‘O,’ zei Opperley verontschuldigend. Hij reikte ernaar en overhandigde het aan Margo. ‘Het is beter dat u er voor mij op past.’


* * *

Richard Hillary en Vera Carlisle wandelden over een smalle weg die zuidwaarts naar de toppen van de Malvern Hills ging. Opnieuw liepen er andere wandelaars mee, her en der over het weggetje verspreid.

Ze hadden ontdekt dat zelfs seks en kameraadschap de lemming-drang niet konden stillen, tenminste niet overdag. Richard dacht weer aan de Zwarte Bergen. Het was misschien mogelijk die te bereiken zonder zich van de hoge gronden te verwijderen.

De zon ging die ochtend verborgen achter een grijze bewolking die uit het westen was gekomen toen de Zwerver onderging als een kwart D. Toen was er een heel vreemd verschijnsel geweest. Net toen de Zwerver achter het wolkengordijn was verdwenen scheen hij herboren te worden, helemaal zilvergrijs gekleurd en groter dan eerst, een uur boven zijn verdwijnpunt. Ze hadden erover gepraat of dit een fata morgana van de Zwerver was of een tweede vreemde planeet. Toen was het beeld of de tweede planeet ook in de wolken verdwenen.

Vera bleef staan en schakelde haar transistorradio aan, Richard bleef eveneens staan, met een berustende zucht. Twee andere wandelaars bij hun in de buurt bleven ook staan, uit nieuwsgierigheid.

Vera draaide langzaam aan de knop. Er was geen storing te horen. Ze draaide het volume op hard en bewoog de zenderknop. Nog steeds alleen stilte.

‘Misschien is ie kapot, Miss,’ opperde een van de mensen. ‘Hij is versleten,’ zei Richard onaardig. ‘En maar goed ook.’ Toen kwam de stem, aanvankelijk klein en fluitend, maar toen, terwijl ze beter afstemde, klonk er helder en luid in de grijs overkapte stilte van de heuvels:

‘Ik herhaal. Een bericht, getelegrafeerd uit Toronto en bevestigd door Buenos Aires en Nieuw Zeeland, verklaart met nadruk dat de twee vreemde planeten zijn verdwenen Zoals ze zijn gekomen. Dit betekent geen onmiddellijk einde van de abnormale getijden, maar…’

Ze bleven luisteren. Van over de hele weg kwamen de mensen aanlopen, verzamelden zich, verzamelden…


* * *

Bagong Bung besloot dat de golven ver genoeg waren gezakt om het veilig te kunnen doen, dus haalde hij de stevige zak onder zich vandaan waar hij voor de veiligheid op had gezeten, samen met de vastgebonden kleine zakjes met muntstukken van de Sumatra Queen, en hij maakte hem open zodat hij en Cobber-Hume erin konden gluren.

De woeste wateren die keer op keer over het oranje reddingsvlot hadden gespoeld hadden alle modder meegevoerd en alle voorwerpjes in de zak schoongepoetst. Samen met stukjes koraal en steentjes en schelpjes flonkerde er de donkere glans van oud goud en de kleine donkerrode vlammetjes van drie — nee, vier! — robijnen.


* * *

Wolf Loner staakte het voeren van soep aan het Italiaanse meisje, omdat ze zich had afgewend om naar de rand van de opkomende zon te kijken die boven de grijze Atlantische Oceaan uitstak. ‘Il sole,’ fluisterde ze.

Ze raakte het hout van de Volharding aan. ‘Una nave.’

Ze legde haar hand op de pols van de hand die de lepel vasthield en keek op in zijn gezicht. ‘Noi siamo qui.’

‘Ja, we zijn er,’ zei hij.


* * *

Kapitein Sithwise keek omlaag van de brug van de Prince Charles naar de kilometers met modder bedekte jungle die in het lage rode zonlicht begonnen te stomen.

De purser zei: ‘Afgaand op van hier zichtbare gewonden, meneer, hebben wij achthonderd gebroken ledematen en vierhonderd schedelfracturen die verzorgd moeten worden.’ Een van de officieren zei: ‘Brazilië heeft nu de kern voor een atoomstad in de rimboe. Ik stel me voor dat dat uiteindelijk het resultaat zal zijn, meneer, hoewel de internationale gerechtshoven er de handen vol aan gaan krijgen!’

Kapitein Sithwise knikte, maar bleef de vreemde groene zee bestuderen waarin zijn schip tenslotte was afgemeerd.


* * *

Barbara Katz keek naar de blauwe wateren rond de Albatros. Nauwelijks een op de tien golven had nu een kam. De zon kwam op boven de kust van gebroken en verfomfaaide palmbomen, misschien drie kilometer in de verte. Hester zat in het luikgat, met de baby op schoot.

‘Benjy,’ zei Barbara, ‘er is beneden een tweede kajuit, en er zijn dekens, al is er dan geen zeil. Denk je dat je een klein mastje zou kunnen versieren en een zeil en —’

‘Ja, Miss Barbara, ik denk dat ik dat wel kan,’ zei hij. Hij rekte zich breed uit en gaapte oorverdovend. ‘Maar deze keer ga ik eerst rusten.’


* * *

Sally Harris zei tegen Jake Lesher: ‘O Christus, nu is alle opwinding voorbij.’

‘Jezus, Sal, wil jij dan helemaal nooit slapen?’ protesteerde Jake.

‘Wie kan er nu slapen?’ wilde ze weten. ‘Laten we beginnen met seinen te geven dat we hier zitten. Of nog beter, laten we nu echt aan het toneelstuk gaan werken!’


* * *

Pierre Rambouillet-Lacepède schoof spijtig zijn drie-lichamen-berekeningen terzijde, die nu nimmer volledig konden worden gecontroleerd, en schonk zijn aandacht aan Francois Michaud.

De jongere sterrenkundige zei opgetogen: ‘We hebben het zonder een spoor van twijfel berekend! De siderische dag is met drie seconden per jaar verlengd! De binnendringende planeten hebben een meetbare invloed op de aarde uitgeoefend!’


* * *

Margo en Hunter stonden arm in arm in het donker op de zoom van het landingsveld aan het noordelijke einde van het plateau van Vandenberg Twee.

‘Zit het je dwars dat je Don en Paul gaat ontmoeten?’ fluisterde hij. ‘Eigenlijk hoor ik dat natuurlijk niet te vragen, als we gespannen afwachten of ze het wel zullen halen.’

‘Nee,’ vertelde ze hem, en ze legde haar andere hand over de zijne. ‘Ik zal blij zijn om ze te begroeten, dat is alles. Ik heb jou.’

Ja, dat heeft ze, dacht hij niet onverdeeld gelukkig. En nu moest hij zijn leven aan deze verovering aanpassen. Kon hij Wilma en de jongen opgeven? Niet geheel en al, dat wist hij zeker. Toen viel hem iets anders in.

‘En nu heb je Morton Opperley,’ fluisterde hij.

Margo grinnikte, en vroeg toen: ‘Wat bedoel je daar precies mee, Ross?’

‘Niets bijzonders, geloof ik,’ deelde hij mee.

Rondom hun stond de rest van de schotelstudenten bij elkaar. De truck en de Corvette waren een eind terug geparkeerd.

Terzijde stonden Opperley en een paar leden van zijn afdeling. De toren had een ogenblik eerder radiocontact met de Baba Yaga gemeld.

Boven hun hoofden waren de oude bekende sterren van het noordelijk halfrond uitgespreid tussen de twee sterrenbeelden de Schorpioen en de Grote Beer, maar hoog in het westen bevond zich daartussen een spoelvormige verzameling nieuwe sterren, sommige zwak, sommige helderder dan Sirius — de glitterende overblijfselen van de maan.

‘Het wordt wel even wennen, geen maan meer,’ zei Hixon. ‘Een stuk of honderd goden met een klap uit de mythologie weggevaagd,’ merkte Rama Joan op.

‘Ik vind het jammerder dat de Zwerver weg is,’ piepte Ann. ‘O, ik hoop dat ze zijn ontsnapt.’

‘Meer dan alleen de maangoden zijn weg,’ zei Stastok somber.

‘Geeft niet, Charlie,’ suste Wanda hem. ‘Je hebt grootse dingen werkelijkheid zien worden. Al je voorspellingen —’ ‘Al mijn dromen,’ verbeterde hij haar. Hij fronste, maar hield haar hand toch vast.

Hunter zei: ‘We krijgen twee goden terug voor elke god die we nu kwijt zijn. Dat voorspel ik.’

Pop zei brommerig: ‘Het kan mij geen moer schelen dat de maan weg is. Ze heeft voor mij nooit iets gedaan.’

‘Heeft ze zelfs nooit één aardig meisje gewilliger gemaakt, Pop?’ vroeg Margo hem.

McHeath zei, alsof hij er net achter was: ‘Geen maan — geen getijden.’

‘Jawel, we hebben nog steeds de zonnegetijden,’ verbeterde Kleine Man. ‘Kleintjes, natuurlijk, zoals ze bij Tahiti hebben.’

‘Ik vraag me af wat er met de restanten van de maan gaat gebeuren?’ vroeg Margo, kijkend naar het westen. ‘Blijven die in een kring ronddraaien?’

Opperley hoorde dat en zei ter verklaring: ‘Nee, nu hun zwaartepunt met de Zwerver is verdwenen zullen de fragmenten uit elkaar gaan met de snelheid die ze in hun baan hadden — ongeveer negen kilometer per seconde. Sommige zullen de atmosfeer van de aarde over ongeveer tien uur raken. Er komt een regen van meteoren, maar niet met een erg verwoestende uitwerking, stel ik me voor. De ring lag in een vlak dat boven de Noordpool passeerde. De meeste fragmenten zullen ons wel missen. Veel ervan zullen in lange, elliptische banen rond de aarde gaan.’

‘Jee,’ merkte Wojtowicz nogal vrolijk op, ‘het is net alsof we Doc weer terughebben om alles te verklaren.’

‘Wie is Doc?’ vroeg Opperley.

De groep bleef even stil. Toen zei Rama Joan: ‘O… een man.’

Op dat ogenblik laaide er in het zenit een gele vlam op, die veranderde in een citroengele streep vuur en naar de aarde zakte. Er klonk een langzaam luider wordend gebrul, zoals van een open haard wanneer al het hout vlam vat. De Baba Yaga kwam omlaag, de gele jets stierven weg, en hij landde volmaakt.

Загрузка...