‘Alyss!’
Geschrokken keek het blonde meisje op toen ze ineens haar naam hoorde fluisteren. Ze draaide zich snel om en zag het gezicht van Will achter de tralies, met die zo vertrouwde en onweerstaanbare grijns van oor tot oor.
Snel stond ze op. In de haast gooide ze haar stoel om; ze kon hem nog maar net opvangen voor hij tegen de vloer kletterde. Ze holde naar het raam.
‘Will! Mijn hemel! Hoe kom jij dáár nu weer terecht?’
Ze zag de duizelingwekkende diepte achter hem en besefte dat hij op de ijzige richel stond te wankelen, zonder enige verdere ondersteuning, voor zover ze kon zien. Geschrokken deed ze een stap naar achteren. Ze was ineens helemaal overstuur. Alyss was bijna nergens bang voor, behalve voor hoogten en diepten. Alleen al het zien van de donkere afgrond daar beneden het raam deed haar van angst verstijven. Will zocht iets onder zijn mantel en stak het eind van een touw door de tralies.
‘Ik kom je hier weghalen,’ zei hij. ‘Nog een paar minuutjes maar!’
Angstig keek ze over haar schouders naar de deur van haar cel. Hij duwde steeds meer touw naar binnen, dat allemaal van onder zijn mantel tevoorschijn kwam. Ze schrok zich een hoedje toen ze doorkreeg wat Will van plan was.
‘Je wilt me toch zeker niet daarlangs naar beneden laten klimmen?’ vroeg ze angstig naar beneden wijzend.
Will grijnsde haar geruststellend toe. ‘Niets aan, toch?’ zei hij. ‘En ik help je wel, hoor!’
‘Will, dat lukt me nooit!’ zei ze half snikkend. ‘Ik heb hoogtevrees, ik ga vast vallen. Ik raak verlamd van schrik. Ik kan het niet!’
Will dacht even na. Hij wist dat er inderdaad mensen waren die zoiets als hoogtevrees hadden. Persoonlijk begreep hij daar geen sikkepit van. Zijn hele leven al deed hij niets liever dan ergens op of in klimmen — of het nou een boom, een huis, een kasteelmuur of een rotswand was. Maar hij wist ook dat zo’n fobie echt een verlammende uitwerking kon hebben. Eerst fronste hij zijn wenkbrauwen, maar ineens begon hij weer te lachen.
‘Ik weet wel wat,’ zei hij. ‘Ik bind gewoon het touw om je middel en laat je langzaam naar beneden zakken.’
En daar kwam het andere uiteinde van het touw al naar binnen en viel op de kluwen die inmiddels op de vloer lag.
Alyss besefte ineens dat haar hoogtevrees er eigenlijk niet toe deed. Ze kon met geen mogelijkheid tussen die tralies door, toch? Of wilde Will die soms doormidden zagen of vijlen? Dat zou veel en veel te lang duren. Angstig keek ze weer naar de deur. Keren had gezegd dat hij met een uurtje terug zou komen. Hoelang had ze wanhopig met haar hoofd op de tafel zitten nadenken? Wat betekende een uurtje of zo? Een half uur? Veertig minuten? Anderhalf uur? Misschien liep de man nu al de trap op.
‘Je moet maken dat je wegkomt daar,’ fluisterde ze ferm. ‘Dadelijk komt Keren terug — hij kan hier elk moment binnenwandelen!’
‘Nou, dan zou hij willen dat hij nog even gewacht had,’ zei Will, wiens glimlach inmiddels verdwenen was. ‘Heb je al uitgedokterd wat zijn plannen zijn?’ vroeg hij. Hij wist dat de beste afleiding was om ergens anders over te praten. Alyss schudde ongeduldig van nee. Hij zat weer op zijn rug te friemelen, en haalde nu het leren foedraal met het flesje erin tevoorschijn. Voorzichtig legde hij het op de vensterbank.
‘Je moet nu echt gaan!’ fluisterde ze weer. ‘We hebben geen tijd hiervoor. Hij komt zo terug om me weer te ondervragen.’
‘Weer?’ vroeg Will, en hield op met waar hij mee bezig was. ‘Heeft hij je iets gedaan?’ Zijn stem klonk dreigend. Als Keren haar pijn gedaan had was het met hem gedaan. Maar weer schudde ze haar hoofd.
‘Nee, hij heeft me niets gedaan. Nog niet. Maar hij heeft een vreemde steen…’ Haar stem stierf weg. Ze wilde hem liever niet vertellen hoe weinig het had gescheeld of ze had Wills identiteit verraden.
‘Een steen?’ herhaalde hij, niet-begrijpend.
Ze knikte. ‘Een blauwe edelsteen… Op de een of andere manier kan hij je daarmee laten zeggen wat hij wil horen. Will, ik had hem bijna verteld dat jij eigenlijk een Grijze Jager bent!’ liet ze zich ontvallen. ‘Ik kon er niets aan doen. Het is een steen die… die je gewoon antwoord laat geven op alle vragen die je gesteld worden. Het is heel akelig.’
Will dacht diep na. Ineens herinnerde hij zich die eerste avond in het kasteel, toen Kerens mannen zo enthousiast gereageerd hadden toen Keren had voorgesteld dat Will nóg een lied voor hen zou zingen. Misschien had de verrader al meer ervaring met hypnose.
Maar nee, er waren belangrijker dingen nu. Hij trok zijn Saksisch mes uit de schede en begon in het cement om de middelste tralie te hakken, om er een gat te maken om het zuur in te gieten. Er waren vier tralies, en hij dacht dat als hij de middelste twee eruit wist te krijgen het gat groot genoeg zou zijn voor Alyss. En hij kon dan naar binnen klimmen, het touw om haar heen knopen, en haar dan langzaam laten zakken met het touw om een van de overgebleven tralies geslagen. En als dat eenmaal achter de rug was, dan zou hij het touw losmaken en zelf naar beneden klimmen.
‘Nou,’ zei hij, ‘gelukkig is dat niet gebeurd. Maar als Buttel hier is, dan heeft die waarschijnlijk al lang geraden wie en wat ik ben.’ Hij glimlachte weer om haar wat gerust te stellen, maar zag dat zij net zo overstuur was van de afgrond die haar wachtte als van wat zij als haar eigen zwakte zag.
‘Nou, dat blijven dan vermoedens,’ zei ze diep ongelukkig. ‘Hij kan het nooit zeker weten. Maar ik had het hem bijna gewoon verteld!’
‘Het lijkt erop of Keren al die tijd onze zogenaamde tovenaar was dus,’ zei Will nadenkend.
Alyss keek hem vragend aan. Wat bedoelde hij?
‘Nou, hij zit ook achter de ziekte van heer Syron! En Orman heeft hij ook weten te vergiftigen. En nu vertel je me dat hij de een of andere duistere methode heeft om mensen uit te horen. Keren heeft misbruik gemaakt van de oude legende en de roddelverhalen over Malkallam om een rookgordijn op te trekken voor zijn eigen hoogverraad. Hij wil het kasteel overnemen — al begrijp ik nog steeds niet hoe hij dat denkt klaar te spelen als het verhaal eenmaal bekend is.’
‘Hij heeft een afspraak gemaakt met de Scoti, volgens mij,’ antwoordde Alyss. Ze had dat in eerste instantie zomaar naar Keren geroepen, als een beschuldiging die nergens op gebaseerd was — maar uit zijn reactie had ze opgemaakt dat het de waarheid was.
‘De Scoti, hè?’ zei Will peinzend. Als de Scoti kasteel Macindaw onder controle hadden, dan konden ze zonder tegenstand Araluen binnenvallen. Ze konden straffeloos op rooftocht gaan in het grensgebied. Zelfs een heuse invasie was dan voorstelbaar. Misschien stelde Macindaw als kasteel niet zo veel voor, maar het toch was een onmisbare schakel in de noordelijke verdedigingslinie van het rijk. ‘Maar dan moeten we hem zeker tegenhouden!’ ‘Op zijn minst!’ bevestigde Alyss. Het was duidelijk dat ze het meende. ‘Daarom moet je maken dat je wegkomt! Ga naar Noordam en sla alarm. En kom terug met een leger, om hem tegen te houden!’
Will had al zijn aandacht nu nodig voor het vreemde flesje, de punt van zijn tong stak tussen zijn lippen door terwijl hij voorzichtig de stop eraf draaide. Hij keek haar even kort aan en schudde van nee.
‘Niet zonder jou,’ zei hij. Heel voorzichtig goot hij een klein beetje van wat in de fles zat rond de tralie waar hij in het cement had zitten hakken. De vloeistof begon te walmen zodra deze het ijzer en het cement aanraakte. Het ijs eromheen smolt al. De giftige dampen deden Will hoesten. Vergeefs probeerde hij het geluid van zijn gekuch te dempen. Alyss ging een paar stapjes achteruit, ze bedekte haar neus met de mouw van haar jurk.
‘Wat is dat voor spul?’ vroeg ze nieuwsgierig.
‘Dat is zuur. Heel akelig spul, als je het mij vraagt. Malcolm zei dat het in een paar tellen door de tralies heen zou bijten.’ Hij fronste de wenkbrauwen. De stang leek nog steeds even solide. ‘Of had hij het misschien over een paar minuten?’ vroeg hij zich af. Hij deed de stop weer op de fles en richtte zich op de tweede tralie. Hij begon opnieuw om het metaal heen een gat te hakken in de vensterbank.
‘We laten die eerste gewoon gaan en beginnen vast met de tweede. Wil jij, terwijl ik daarmee bezig ben, het touw stevig aan een van de andere tralies vastbinden?’
Ze deed wat van haar gevraagd werd. Maar ze dacht intussen nog na over wat ze zojuist gehoord had.
‘Malcolm? Wie is dat?’ vroeg ze.
Hij keek op en glimlachte. ‘Ach natuurlijk, daar heb ik je nog niets over verteld. Het spijt me. Malcolm, dat is Malkallams echte naam. En die Malkallam is, als je hem eenmaal hebt leren kennen, echt een aardige kerel.’
‘En jij hebt hem dus leren kennen.’ Dat kwam er heel droog uit. Typisch Alyss. Will moest erom lachen.
‘Ik vertel het je later wel. Eerst even dit doen, dat luistert nogal nauw.’
Hij had de fles met zuur weer in zijn hand en goot wat van de vloeistof in het ondiepe kuiltje dat zijn mes had uitgehouwen in het cement. Weer ontstond een wolkje van bittere dampen, en daarna een geur van brandende roest. Will wachtte even, de lippen getuit, en keek geconcentreerd naar wat zich daar afspeelde. Net als de eerste keer leek het hem dat het zuur langer nodig had dan je zou verwachten. Hij probeerde te trekken aan de eerste tralie en voelde dat deze een beetje meegaf. Het werkte dus wel — maar lang zo snel niet als hij gedacht had. Zou hij nog meer zuur in de gaten gieten? Maar dan liep het misschien wel over de vensterbank, en hij dacht niet dat dat verstandig was.
Ze konden dus alleen maar wachten. Hij deed de stop weer op de fles en reikte die door de tralies heen naar Alyss.
‘Alsjeblieft. Berg die zolang maar ergens op,’ zei hij. Hij had er geen zin in om met die fles op zak ook nog naar beneden te moeten klimmen. Zonder na te denken legde ze het leren foedraal op de rand van het stenen kozijn, boven het raam.
‘Wat ik niet begrijp,’ ging Will verder, in een poging haar af te leiden van de afdaling die haar te wachten stond, ‘is waar die verdomde John Buttel nu weer ineens vandaan komt? Hij had al lang en breed op Skorghijl moeten zitten.’
‘Blijkbaar is er iets gebeurd met het wolvenschip,’ zei Alyss. Buttel had trots zoiets gezegd toen hij haar herkend had, vlak voor Keren haar naar dit vertrek had gestuurd. ‘Ze kwamen in een storm terecht, en die dreef hen weer naar het westen en toen leden ze schipbreuk op een rif voor de kust. Het schip maakte water, ze konden nog maar net het strand halen. Ze hebben het schip toen met veel moeite de rivier de Oosel opgetrokken om zich daar een winter lang te verstoppen — maar toen ze dachten dat het schip ging zinken waren ze zo vriendelijk om Buttels boeien los te maken zodat hij niet zou verdrinken.’
‘En ik neem aan dat hij hen op zijn geheel eigen wijze heeft bedankt voor dat vriendschappelijk gebaar?’
Alyss knikte. ‘Ze waren natuurlijk uitgeput toen ze eenmaal de rivier bereikt hadden. Hij heeft twee wachten vermoord en is ontsnapt. Dat hij daarna hier terechtkwam was puur toeval.’
‘Maar hij viel met zijn neus in de boter,’ zei Will.
Weer knikte ze.
‘Het is vreemd,’ ging Will verder, ‘hoe mensen als Buttel en Keren elkaar weten te vinden als…’
Hij hield midden in de zin op toen zij waarschuwend een hand opstak. Hij keek haar nieuwsgierig aan en zag dat ze helemaal bleek was geworden. Ze had gehoord dat de deur van het voorvertrek van haar cel open en dicht was gegaan. Ze hoorde stemmen: Keren die met de bewakers buiten haar deur sprak.
‘Daar heb je Keren!’ fluisterde ze gehaast. ‘Will, je moet weg! Nu!’
Ze pakte het touw dat aan de tralie vastgebonden was en schoof dat naar Will, maar het viel helemaal naar beneden op de stenen. Will gaf een wanhopige ruk aan de eerste tralie. Die gaf weer wat mee, maar nog lang niet genoeg om hem om te kunnen buigen.
‘Ga nou!’ siste Alyss. ‘Als hij je vindt maakt hij ons allebei dood!’
Met tegenzin moest Will toegeven dat ze gelijk had. Hij zat gevangen op zijn smalle richeltje, hij kon niets doen tegen Keren en de bewakers. En zolang hij vrij was kon hij altijd nog een tweede keer proberen Alyss te bevrijden.
Buiten de cel klonk luid gelach. Alyss sperde haar ogen wijd open toen ze de sleutel in het slot hoorde draaien. Will wist dat hij haar achter moest laten, maar er was nog een ding dat hij wilde zeggen.
‘Alyss!’ zei hij, en het meisje keek hem zenuwachtig aan. ‘Als hij je ondervraagt mag je hem best alles vertellen wat hij van je wil weten. Dat kan ons nu toch geen kwaad meer doen. Geef hem dus braaf antwoord, ja?’
Over zijn plannen kon ze toch niets vertellen, dacht Will bitter, want hij had immers helemaal geen plan? Het had weinig zin haar te laten martelen vanwege zogenaamde geheimen die Keren waarschijnlijk toch al kende of anders wel geraden had.
‘Ja, goed!’ zei ze.
‘Beloof je het?’ drong Will aan. ‘Wat je hem ook vertelt, ik heb er geen last van, hoor!’
‘Ja, ik beloof het. Ik vertel hem gewoon alles. Maar jij moet nu gaan!’
Will trok zijn handschoenen weer aan en pakte het touw vast. Alyss voelde zich misselijk worden toen Will ineens leek te vallen. Maar hij had het touw over zijn schouder en tussen zijn benen door geslagen en hield het stevig vast. Met zijn voeten duwde hij zich weg van de muur.
Maar eerst riep hij nog zacht: ‘Ik kom je halen, hoor!’ En daarna liet hij zich langzaam naar beneden zakken. Het was verleidelijk om heel snel te dalen, maar hij wist dat alles wat snel bewoog de wachten op de muur zou opvallen.
Alyss wierp hem nog een kusje toe en liep toen snel weg bij het raam, nadat ze het gordijn had dichtgetrokken. Ze moest zorgen dat Keren het touw niet zag, in elk geval zo laat mogelijk. Als Will halverwege de afdaling betrapt werd was het met hem gedaan…