HOOFDSTUK 27

‘Wat!?’ Wills stem schoot de hoogte in, zo verbaasd was hij. ‘Denkt u dat Malkallam u zal helpen? Hij is toch de gezworen vijand van u en uw familie?’

Maar Orman schudde vermoeid het hoofd. Zelfs die beweging leek hem al te veel geworden.

‘Ach, als je in sprookjes en legenden wilt geloven… Ik geloof geen moment dat het Malkallam is die achter dit alles zit. De man heeft jaren met veel succes als heelmeester gewerkt, hij weet enorm veel van geneeskrachtige kruiden. Maar toen is er iets akeligs gebeurd met hem en is hij verdwenen. De mensen zeiden dat hij het bos in getrokken was, en zich daar omringde met vreemde verschijnselen en duistere machten.’

‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg Will.

Orman haalde zijn schouders op. Daar had hij meteen spijt van, want hij kreunde weer van pijn voordat hij antwoord gaf. ‘Wie weet? Misschien begonnen de mensen ergens te denken dat hij geen heelmeester maar een tovenaar was. Dat komt vaker voor — iemand ontwikkelt een bepaalde vaardigheid die niet helemaal normaal gevonden wordt, en voor je het weet geloven de mensen dat het om tovenarij gaat!’ Hij keek Will veelbetekenend aan, terwijl hij weer op adem kwam na die lange zin. ‘Jij als Grijze Jager zou dat moeten weten en begrijpen!’

Will kon hem alleen maar gelijk geven. Dat was inderdaad precies wat veel mensen van de Jagers dachten. En, besefte hij, Alyss en hij hadden al ontdekt dat een hoop van de toverkunsten van Malkallam niet meer waren dan trucjes, hoe ingewikkeld ook. Maar toch…

‘Durft u het wel aan?’ vroeg hij. ‘Er zitten een hoop zwakke kanten aan uw plan.’

Orman gunde hem een dunne glimlach. Maar veel vreugde en blijdschap zat daar niet achter.

‘De vraag is eerder of ik het me kan permitteren om het niet aan te durven,’ antwoordde hij. ‘Malkallam is de enige persoon in een straal van honderden kilometers die misschien in staat is om het vergif te herkennen dat ze me hebben toegediend, en die me dan een tegengif zou kunnen geven. Zonder hem val ik zeker weg in een diepe slaap. En dan ga ik ook dood.’

Will dacht diep na. De heer van het kasteel had gelijk, besloot hij. Malkallam was een gok, maar veel andere mogelijkheden waren er niet.

De deur ging open. Het was Xander. Zodra de secretaris binnen was, zag Will aan zijn gezicht dat hij slecht nieuws had.

‘Heer, ik kon haar niet bereiken. Kerens mannen zitten nu overal.’

Orman vloekte terwijl er weer een pijnscheut door hem heen ging. Xander liep al naar zijn meester, maar Will hield hem tegen. Hij voelde een kille hand om zijn hart.

‘Wat bedoel je? Hebben ze je tegengehouden?’ zei hij en voegde daar op beschuldigende toon aan toe: ‘Je hebt het niet eens geprobeerd, hè?’

De kleine secretaris gaf geen krimp en keek hem aan. ‘Ik heb het niet meer geprobeerd toen ik zag dat ze er waren, want dan hadden ze me gezien. En ik wilde vrouwe Gwendolyn niet onnodig in gevaar brengen!’

Will greep de man bij zijn vest en trok hem naar zich toe. ‘Wat ben je voor een slappeling!’ schreeuwde hij. ‘Wat bedoel je, “in gevaar brengen”?’

Xander keek hem nog steeds recht aan zonder enige blijk van angst te geven. Maar hij probeerde zich ook niet los te maken uit Wills greep.

‘Denk toch even na, Jager. Ze zien me haastig met een boodschap naar Gwendolyn lopen. En dan nog geen uur later verdwijnen wij met zijn drieën uit het kasteel. Denk je heus dat Keren dan niet het een aan het ander koppelt en beseft dat zij met jullie samenwerkt?’

Langzaam liet Will de man los en de secretaris deed een stapje naar achteren, terwijl hij zijn kleren weer recht trok. Ergens had hij wel gelijk, dacht Will. Elke poging om Alyss te waarschuwen bracht haar nu waarschijnlijk in gevaar. Maar stel dat ze Buttel tegenkomt, en dat die haar herkent… Op de een of andere manier moest hij haar waarschuwen.

‘Ik moet haar helpen,’ zei hij.

Orman schudde vermoeid zijn hoofd. ‘Daar is het nu te laat voor,’ zei hij. ‘Als Xander gelijk heeft en Kerens mannen de boel overgenomen hebben, dan betekent dat misschien wel dat hij nu zijn snode plannen wil uitvoeren. In dat geval hebben we nog maar een paar minuten om hier weg te komen.’

Will werd nu echt boos en barstte los. ‘Denken jullie alleen maar aan je eigen hachje dan?’ vroeg hij. ‘Je eigen veiligheid? Donder dan maar op. Ik laat mijn vrienden niet in de steek als ze me nodig hebben.’

Orman zei niets. Maar tot Wills verrassing kwam de kleine secretaris op hem af en legde een kalmerende hand op zijn arm.

‘Heer Orman heeft gelijk,’ zei hij rustig. ‘Jullie kunnen maar het beste nu meteen weggaan hier. Als je in het kasteel tegengehouden wordt, dan staat niets Keren in de weg om hem, jou en je vriendin te vermoorden. Begrijp je dat dan niet?’

Will aarzelde. Ergens diep van binnen wist hij dat zijn opdracht het belangrijkste was, en dat Xander dus gelijk had. Zijn eerste en belangrijkste verantwoordelijkheid was Orman in veiligheid te brengen — nu hij ervan overtuigd was dat Orman geen opstandige krijgsheer of tovenaar was. Maar dat betekende nog steeds dat hij dan Alyss achter moest laten.

‘Je verspilt de weinige tijd die ons rest,’ zei Orman op rustige toon. ‘Kijk, misschien snappen ze je vriendin, en misschien ook niet. Maar als ze ons allemaal te pakken krijgen, dan is er ook geen enkele reden voor Keren om haar níet te doden — zeker niet als hij ontdekt dat ze eigenlijk een diplomatieke koerierster is. Zolang hij mij niet heeft kan hij het kasteel en de titel niet opeisen, en dan moet hij altijd wisselgeld achter de hand houden. Je kunt dan bijvoorbeeld altijd voorstellen om mij tegen Gwendolyn te ruilen, als je dat zou willen. Dan weet je zeker dat hij haar geen haar zal krenken.’ Even wachtte hij om dit tot Wills hersenen te laten doordringen. ‘Ik neem aan dat dat niet haar echte naam is, Gwendolyn?’

‘Nee, ze heet Alyss,’ zei Will met zijn gedachten ergens anders. Hij dacht na over de woorden van Orman. Er zat enige logica in. Als ze allemaal gevangen genomen werden hoefde Keren hen niet in leven te laten. Maar als hij met Orman kon ontsnappen, dan kon hij de man altijd gebruiken om te onderhandelen. Hij vroeg zich af of hij inderdaad bereid zou zijn om de kasteelheer te ruilen voor Alyss, en besloot dat — als het ooit zover mocht komen — het antwoord op die vraag ‘ja’ zou zijn.

‘Goed dan,’ zei hij ineens, ‘we gaan ervandoor.’ Hij wachtte even, bracht zijn verwarde gedachten op orde en deelde toen een paar korte bevelen uit.

‘Pak alles bij elkaar wat u mee wilt nemen,’ zei hij tegen Orman. ‘En denk eraan, we kunnen niet veel bagage meenemen. Doe warme kleren aan, een dikke mantel en stevige laarzen. Ik denk dat we buiten zullen moeten slapen. Ik ga naar de stal en zadel twee paarden.’ Hij wachtte even, keek naar de secretaris en verbeterde zichzelf. ‘Drie paarden. Xander, kun jij heer Orman naar de oostelijke donjonpoort brengen zonder al te veel aandacht te trekken?’ De ingang aan de oostkant kwam uit op de binnenhof, recht tegenover de stallen.

De kleine secretaris knikte bevestigend. ‘Er is daar een trappenhuis dat alleen door bedienden gebruikt wordt. Dat kunnen we wel nemen,’ zei hij.

Will knikte goedkeurend. ‘Goed, als jullie daar dan over een minuut of tien zijn? Dan zorg ik dat de paarden in de stal klaarstaan. En zodra ik jullie naar buiten zie komen breng ik die naar jullie toe.’

‘En dan?’ vroeg Orman.

‘Dan rijden we zo hard we kunnen naar de buitenpoort,’ antwoordde Will.

Ondanks zijn pijn moest de man grimlachen. ‘Dat is geen klassiek voorbeeld van strategisch denken, of wel?’

Will haalde zijn schouders op. ‘Als u wilt kunnen we ook een geheime tunnel graven, of ons verkleden. Maar tegen de tijd dat we dat voor elkaar hebben zijn we waarschijnlijk dood. Dus kunnen we beter snel zijn en hen verrassen. Ik neem aan dat op de muren nog steeds her en der mannen staan die u trouw gebleven zijn?’

Orman knikte. ‘Een paar. Maar niet veel meer.’

‘Goed.’ Will keek naar Xander. ‘Breng hem naar de buitendeur, via die trap van je. Als Keren en zijn mannen besluiten hier op bezoek te komen, wil ik niet dat jullie als ratten opgesloten zitten. Als ze jullie niet thuis treffen, winnen we misschien weer een paar minuten tijd. Misschien weten ze nog niet dat we hen doorhebben. Over tien minuten dus,’ herhaalde hij.

De twee andere mannen knikten dat ze het begrepen hadden. Will liep snel naar de deur, deed deze op een kier open en keek naar buiten. Er was niemand in het voorvertrek. Xander had blijkbaar de sergeant en zijn mannen weg weten te sturen. Will liep gehaast de kamer door, naar de volgende deur en keek ook daar of er iemand op wacht stond. Ook de gang was geheel verlaten. Aan het eind stonden twee wachters, maar gezien de ongeïnteresseerde blik zijn kant op leken ze niet erg op hun hoede. Zichzelf tot een normaal tempo dwingend liep Will naar het trappenhuis en verder naar beneden.

De zenuwen gierden door zijn keel terwijl hij door de grote hal naar buiten liep. Eigenlijk wilde hij zo hard als hij kon naar de stallen rennen, maar hij dwong zichzelf de binnenplaats over te slenteren om maar zo weinig mogelijk de aandacht te trekken. Al die tijd was hij gespitst op enig signaal dat er alarm geslagen werd.

In de relatief donkere stallen liet hij alle schijn varen. Zo hard als hij kon holde hij naar Trek en griste onderweg zijn zadel en tuigage mee. Zowel de hond als het paard hoorde hem van verre aankomen. Ze stonden al op de uitkijk.

Trek bleef netjes stilstaan terwijl Will het zadel op zijn rug gooide en snel de riemen vastsnoerde. De hond hield de wacht; ze moest doorhebben dat er iets bijzonders aan de hand was. Zodra hij klaar was met Trek, nam Will de onderdelen van zijn boog uit hun geheime bewaarplaats en schroefde de delen aan elkaar. Zijn pijlen hingen vlakbij, en hij gooide de riem van de koker over de zadelknop.

Daarna zocht hij in de andere stallen naar twee geschikte paarden. Zijn eigen pakpaard was sterk genoeg, maar waarschijnlijk te langzaam als ze achtervolgd zouden worden. Er stonden ook enkele strijdrossen, maar die liet hij gewoon staan. Hij dacht niet dat Orman en Xander zulke enorme beesten aan zouden kunnen. Eerder al was hem een mooie vosmerrie opgevallen, en die leidde hij nu uit haar stal. Ze bleef braaf staan wachten tijdens het opzadelen, maar ze zag eruit alsof ze, mocht het nodig zijn, best hard zou kunnen galopperen. Hij bond haar naast Trek vast en liep de stallen weer door, op zoek naar een derde paard.

Aan het andere eind vond hij een grijze ruin, die er heel kalm bijstond. Ook die kreeg zadel en tuig. Daarna controleerde hij de buiksingels nog eens goed — stel je voor dat heer Orman en de secretaris met zadel en al van hun paard zouden glijden!

Zodra hij klaar was met de paarden sloop hij naar de staldeuren en deed een ervan op een kiertje open. Hij keek door de spleet naar de donjon. Hij zag iets bewegen bij de oostelijke poort en wist dat dat Xander moest zijn, die in de halfopen deur stond. In de schaduwen naast hem stond nog een donkere figuur — Orman, hoopte Will, al zou het natuurlijk ook een van Kerens mannen kunnen zijn.

Hij haalde zijn schouders op — er was maar één manier om dat te testen.

‘Daar gaan we dan,’ mompelde hij. Hij keek even naar de hond, die hem verwachtingsvol aan stond te kijken. ‘Kom mee,’ zei hij kort en voegde eraan toe: ‘En niet blaffen!’

Hij bevestigde dat bevel voor de zekerheid nog eens met het gebaar dat hij haar geleerd had, en de hond, die nu gelukkig begreep wat er van haar verwacht werd, vleide zich op haar buik op de stenen en bleef liggen, klaar om in actie te komen.

Snel bond Will nog een touw aan de halsters van de twee andere paarden en bond dat aan zijn zadelknop. Toen holde hij snel naar de deuren en deed een ervan wagenwijd open. Hij rende terug, klom in het zadel en gaf zijn paardje de sporen. Even was er enige weerstand tot de twee andere paarden in draf meekwamen en achter Trek aan over de kasseien kletterden. De hond glipte naast Trek mee naar buiten, een zwart-witte schaduw, die met de buik vlak boven de grond mee rende.

Xander hielp Orman al de trap af voor de donjondeur. De heer van het kasteel zag er bijzonder slecht uit; hij bleef alleen overeind omdat zijn secretaris hem ondersteunde. Een moment was er verwarring, terwijl Will met zijn paarden voor hen tot stilstand kwam. Trek begreep wat de bedoeling was en stak zijn twee voorbenen stijf vooruit, zodat hij de twee andere paarden tegen kon houden. Even weigerden zij te wachten, maar Xander greep de halster van de merrie en hield haar stil, terwijl zijn baas zichzelf in het zadel probeerde te hijsen. Will hoorde hoe Ormans adem stokte van de pijn, en hoorde tegelijk een schreeuw vanaf de muur, toen een van de wachten de gebeurtenissen diep onder hem in de gaten kreeg. Hij nam een pijl uit zijn koker en legde die op zijn boog. Xander zou Orman in zijn eentje op het paard moeten zien te krijgen. Het was Wills taak om af te rekenen met verzet van de kant van het garnizoen, als dat er al zou komen.

Zoals Will al vermoed had klonk er nu ook in de donjon gedempt geschreeuw en het geluid van rennende voeten. Hij keek even opzij, waar Xander moeite had om het volle gewicht van zijn meester omhoog te krijgen, terwijl het paard in een halve cirkel weg probeerde te trappelen. Will bracht Trek vlak naast het dier en met zijn boog in één hand trok hij met zijn andere Orman aan zijn riem mee omhoog, in het zadel, terwijl Xander van onderen duwde. Weer kreunde de kasteelheer van de pijn, maar hij zat nu te paard en Xander probeerde zijn voet in een stijgbeugel te plaatsen, terwijl nu ook zijn ruin zenuwachtig van hem weg danste. De spanning en sensatie werden meteen door de paarden opgepikt.

Achter zich hoorde Will het slot van de donjonpoort ratelen. Daarna zwaaide de zware deur open. Er stond iemand in de opening.

Will draaide zich half om in het zadel en schoot zonder fatsoenlijk te mikken één pijl af, die trillend op ooghoogte in de deurpost terechtkwam. Iemand slaakte een verschrikte kreet en de deur werd meteen weer dichtgetrokken.

‘Kom mee!’ schreeuwde Will. Nu was er echt geen tijd meer te verliezen. Hij gaf Trek de sporen en het kleine paard draafde weg, de twee andere paarden achter zich meezeulend. Hij keek achterom en zag hoe Xander zich wanhopig aan de manen van de ruin probeerde vast te klemmen, half in en half uit zijn zadel. Maar Will had wel andere zaken om zich zorgen over te maken. Ze reden recht op het poortgebouw af en een van de wachten holde op een drafje naar de grote windas waarmee de valdeur bediend werd. Will schoot een pijl vlak langs de man zijn oor en zag hoe die verschrikt wegdook en zich op de stenen liet vallen.

Nu werd er nog meer geschreeuwd. Vanuit een ooghoek zag Will ergens achter hen beweging boven op de muren. Hij hoorde een pijl van een kruisboog op de stenen ketsen, vlak voor de voeten van Trek.

Zonder erbij na te hoeven denken, en bijna zonder te mikken, schoot Will terug, en een kleine gestalte tuimelde van de muur naar beneden. De kruisboog kwam met veel kabaal naast hem neer op de kasseien.

En toen denderden de hoeven van de paarden al over de ophaalbrug. Trek voelde geen weerstand meer aan het touw waarmee de twee andere paarden aan zijn zadel vastgeknoopt zaten. De beide paarden, opgejaagd door de spanning, liepen zo hard ze konden naast Trek mee naar buiten. Vanuit het relatieve duister van de grote poort kwamen ze ineens in het heldere winterlicht, en enkele tellen later sloegen de hoeven op de bevroren grond aan de overkant van de gracht. Ze waren vrij.

Will voelde en hoorde nog enkele kruisboogpijlen langs zich suizen, maar veel waren het er niet. Ze hadden de wacht volkomen verrast — of het waren toch vooral mannen van Orman op de muur, die niet wilden schieten op hun heer en meester.

Will keek over zijn schouder en zag dat Xander nu ook stevig in het zadel zat. Hij reed vlak naast Orman, die met een van pijn vertrokken gezicht ineengedoken in het zadel hing. Gelukkig leek hij zich goed vast te houden aan de zadelknop.

Het zou wel even duren voor de achtervolging werd ingezet. Will wist waar hij wilde zijn, voordat ze hen in zouden halen. Hij stuurde Trek meteen richting het Grimsdalwoud. De andere paarden volgden Trek gedwee, en de hond bleef achter hen aan rennen, klaar om een verloren schaap terug te leiden naar de kleine kudde. Will grijnsde. Dat zou niet nodig zijn. De vos en de merrie kwamen braaf achter Trek aan, en de weg voor hen was vrij.

Загрузка...