HOOFDSTUK 21

Alyss schreed door de kamer op de kasteelheer in zijn grijze toga af, zonder Will een blik waardig te tonen.

‘Heer Orman!’ koerde ze, ‘wat ben ik u dankbaar dat u me de komende weken gastvrijheid wilt schenken!’

Ze stak haar hand naar hem uit, met de palm naar beneden. Orman kon niet anders dan zich met tegenzin buigen om er een vluchtige handkus op te drukken — waarmee meteen duidelijk gemaakt was wie hier de hoogste in rang was.

‘Weken, mevrouw? Maar ik dacht dat het om enkele dagen ging, een week hooguit?!’

‘Welnee!’ Alyss trok een verstoord gezicht over zoveel dommigheid. ‘De wegen naar het kasteel van mijn verloofde gaan schuil onder een dikke laag sneeuw en ijs, en bovendien zijn er, naar ik hoorde, wolven en beren in uw land! Ik kan echt niet verder reizen voordat de sneeuw gesmolten is — hoe gaarne ik mij ook morgen al bij mijn geliefde Farrel zou voegen! Foei, heer Orman, u misgunt mij toch zeker niet de gastvrijheid die mij door mijnheer uw vader beloofd is?’

Orman kon geen kant meer op. Interessant, dacht Will, hoe de pikorde onder de adel werkte. Een ongemanierde zuurpruim was Orman nog steeds, misschien wel een moordenaar, maar tegen Alyss’ vermeend hogere rang had hij niets in te brengen.

‘Natuurlijk niet, vrouwe Gwendolyn,’ zei hij, ‘ik vroeg het alleen maar, verder niet hoor!’

Maar Gwendolyn schonk hem al geen aandacht meer en keek naar Will alsof zij een onaangenaam insect zag.

‘En wat hebben we hier dan?’ vroeg zij met opgetrokken wenkbrauw.

‘Ach, een potsenmaker, mevrouw, die hier kort geleden is komen binnenwaaien.’

‘En heeft dat potsenmakertje ook een naam?’ vroeg zij, Will strak aankijkend.

Een gewone sterveling werd natuurlijk niet geacht om zelf het woord te richten tot een adellijke dame als Gwendolyn. Will was onder de indruk van het gemak waarmee Alyss haar rol leek te spelen.

‘Will Barton noemt hij zichzelf, vrouwe,’ antwoordde Orman. Doordat zij hem dwong Will aan haar voor te stellen, had zij eens temeer benadrukt dat zij in alles zijn meerdere was.

Will maakte een diepe buiging. ‘Tot uw dienst, mevrouw,’ zei hij beleefd.

Alyss keek hem vorsend aan, met één hand ondersteunde zij haar elleboog terwijl haar lange elegante vingers nadenkend over haar wangen gleden. ‘En, kun je er wat van, Will Barton?’

Will keek zijdelings naar Orman. ‘Ach, ik ben slechts een simpele speelman, mevrouw.’

Orman schudde misprijzend het hoofd. ‘Boerse liedjes en meezingers, dan heb je het wel gehad, vrees ik. Iets serieus staat niet op het programma.’

‘Het volkse repertoire, hè?’ zei Alyss en lachte kort en hoog. ‘Wat enig! Wel, speelmannetje, kom dan over een uur maar eens naar mijn vertrekken. Misschien dat een paar van uw deuntjes mij kunnen helpen vergeten dat ik helaas hier moet wachten, ver weg van mijn geliefde.’ Even keek ze Orman aan. ‘Als u daar geen bezwaar tegen heeft, mijn beste Orman?’

‘Natuurlijk niet, mevrouw,’ moest de kasteelheer met tegenzin toegeven. ‘Al onze faciliteiten staan te uwer beschikking uiteraard.’

Zo, dat kon Will in zijn zak steken. Hij was een faciliteit! Gelukkig kon hij zijn gezicht in de plooi houden, zodat Orman hem niet doorzag. Alle aandacht van de kasteelheer werd opgeeist door Alyss, die gewoon doorging met haar imitatie van een bazige edelvrouwe.

‘Wel, dan zal het ook geen probleem zijn om je keuken te vragen om mij een lichte maaltijd te brengen, in diezelfde vertrekken, Orman,’ concludeerde zij. ‘Ik ben moe en hongerig na een lange reis door dat vermaledijde land van u. U kunt me dan morgen wel aan uw hofhouding voorstellen; vandaag wil ik liever eerst wat tot rust komen.’

Nu was het Ormans beurt om diep te buigen. ‘Zoals u wenst, mevrouw,’ zei hij. Hij kon ook weinig anders, dacht Will.

‘Maar voordat ik me terugtrek wil ik toch graag een of twee zaken met u bespreken, Orman…’ zei Alyss veelbetekenend, met haar ogen op Will gericht.

Orman begreep haar aanwijzing onmiddellijk. Hij wees Will de deur en zei: ‘Scheer je weg, speelman, wij zullen onze conversatie op een later tijdstip hervatten.’

Will maakte een diepe buiging. ‘Vrouwe Gwendolyn, heer,’ zei hij terwijl hij achteruit naar de deur liep. Maar ze letten al niet meer op hem, want Orman bood op dat moment Gwendolyn een stoel aan.

‘Niet vergeten hoor, speelkereltje!’ riep de dame nog, terwijl Will de deur opende. ‘Over een uurtje in mijn kamer! Misschien ben ik dan nog niet klaar en misschien moet je even wachten, maar zorg dat je er bent!’

Will maakte een laatste diepe buiging. ‘Tot uw dienst, vrouwe!’

Terwijl hij door de deur naar buiten liep hoorde hij Alyss geinteresseerd aan Orman vragen: ‘En vertel me nu eens, Orman, wat is dat wat ik hoor van je vader? Wat mankeert hem toch? Is er iets wat ik kan doen?’

Xander duwde de zware deur achter hem dicht voordat Will het antwoord kon horen.

Zoals paste bij haar hoge rang reisde Alyss met een heel gevolg. Haar hofhouding bestond uit een kamerheer, twee kameniersters, en een zestal soldaten. De laatsten kregen onderdak in het kasteel, terwijl Alyss en haar persoonlijke bedienden een appartement in de donjon toegewezen kregen. Will meldde zich op de afgesproken tijd in de hal. Hij vroeg zich af wat hem te wachten stond, want hij wist immers niet hoeveel van haar bedienden wisten wie zij werkelijk was. De kamerheer ontving hem in elk geval koeltjes en wees naar een stoel.

‘Mevrouw heeft gezegd dat je maar even moest wachten,’ zei hij uit de hoogte. Hij keek kritisch naar Wills koffer terwijl deze ging zitten. ‘Zo, een luitspeler, hè?’

Will haalde diep adem, klaar om alles weer eens uit te leggen, maar besloot dat het geen enkele zin had. Als iedereen dacht dat hij een luitspeler was, wie was hij dan om steeds maar weer te zeggen dat ze het bij het verkeerde eind hadden? De kamerheer was in elk geval niet echt geïnteresseerd, die was al weer verdwenen en had hem alleen in de hal achtergelaten.

Af en toe kwam er een bediende voorbij. Alyss liet hem minstens een half uur wachten. Hij besefte dat dat helemaal paste bij de rol die zij speelde — deftige heren en dames trokken zich zelden iets aan van hun minderen. Toch vond Will dat ze het bij hem iets overdreef. Maar ten langen leste kwam de kamerheer weer tevoorschijn en gebaarde hem de andere kamer in te gaan.

‘Vrouwe Gwendolyn heeft nu tijd voor je,’ bromde de man. Will mompelde wat terug. Iemand met een zeer scherp gehoor zou iets hebben kunnen verstaan als: ‘En het werd verdomme tijd ook!’, maar de bediende leek Oost-Indisch doof.

Achter de man aanlopend kwam hij in een grote zitkamer. Alyss stond bij het raam en hield haar gezicht geheel in de plooi tot de kamerheer de deur weer achter zich dichtgetrokken had. Toen trok er een brede glimlach over haar gezicht en ze kwam op hem af om zijn hand in de hare te nemen en een vluchtige kus op zijn wangen te planten.

‘Will!’ zei ze zonder stemverheffing, ‘Wat heerlijk om je nu al weer terug te zien!’

En meteen was al zijn ergernis over het lange wachten verdwenen. Hij drukte haar warm de hand. ‘Insgelijks!’ zei hij, ‘maar wat doe jij in ’s hemelsnaam hier?’

Alyss keek verbaasd. ‘Wat dacht je? Ik ben je contactpersoon! Heeft Halt je dat niet verteld?’

Will deed een stap achteruit en keek nog verbaasder. ‘Hij zei alleen dat het iemand zou zijn die ik als zodanig zou herkennen,’ antwoordde hij, ‘maar ik had geen idee dat jij dat zou zijn!’

Even aarzelde hij. Alyss glimlachte. Zo herkende hij haar weer, dit was niet het aanstellerige gedoe van die Gwendolyn van zonet.

‘Je wist niet dat ik ook in de spionnenbusiness verzeild geraakt was, bedoel je?’

Will knikte en haar glimlach werd breder. ‘Nou, je hebt gezien dat ik al een valse identiteit heb aangenomen. Je dacht toch niet dat een koerier van de koning gewoon met een schoudertasje door het koninkrijk trok?’

Will lachte enigszins beschaamd terug. ‘Nou, eerlijk gezegd, dat dacht ik eigenlijk wel. Zo iets. Maar ja, voor mij is dit ook pas de eerste echte opdracht, hoor!’

Ze liet zijn hand los en klonk ineens weer zakelijk. ‘Luister, we verdoen onze kostbare tijd. Ik leg het later wel uit. Maar eerst moeten we zorgen dat er hier wat muziek klinkt.’

Will schrok. ‘Muziek?’ vroeg hij, en snel knikte zij en wees naar de koffer.

‘Ja, je kwam toch om op je mandola te spelen, of was je dat vergeten? Het is toch een mandola, die je daar bij je hebt?’

Eigenlijk verbaasde het hem niets dat zij het meteen bij het juiste eind had. Hij maakte de koffer open. Ineens besefte hij ook dat de kamerheer nog steeds in het vertrek was en nu dichterbij kwam. Hij keek geïnteresseerd toe terwijl Will het instrument stemde en de eerste akkoorden aansloeg.

‘Alleen spelen, hoor, laat dat zingen maar zitten!’ zei Alyss.

Met een diepe frons begon Will aan de eerste noten van ‘De berg van Wallerton’. De kamerheer kwam nog dichterbij en luisterde met scheef hoofd. Alyss keek naar de man alsof ze op iets wachtte. Na de eerste zestien maten keek hij op en knikte haar geruststellend toe. Daarna gebaarde ze Will te stoppen. Will begreep er niets van en speelde gewoon door. Intussen keek hij haar vragend aan. Zacht zei ze: ‘Geef dat ding aan Max hier. Hij neemt het over terwijl wij verder praten!’

Nu begreep Will het pas. Hij gaf zijn instrument aan de oudere man. Deze pakte de mandola aan en zonder te stemmen of verder gedoe ging hij gewoon verder met hetzelfde lied. Will hoorde al snel dat de man zijn manier van spelen niet onverdienstelijk imiteerde, inclusief af en toe een valse noot in de baspartij en wat struikelingen als hij snelle loopjes speelde op de hoge snaar. Dat waren fouten die Will ook steeds probeerde te maskeren.

Alyss trok hem opzij, dichter naar het raam, maar wel zover ervandaan dat men hen van buiten niet zou kunnen zien. ‘Zo. Nu kunnen we tenminste echt praten. En als iemand ons al afluistert dan horen ze alleen een minstreel die een liedje speelt voor die tuthola van een Gwendolyn.’

‘Wie heeft die verzonnen, trouwens, die vrouwe Gwendolyn?’ vroeg Will.

Alyss schudde haar hoofd. ‘O, die is niet verzonnen, die bestaat echt. Ze is niet erg slim, maar wel enorm trouw aan de kroon. Toen wij hoorden dat zij inderdaad van plan was om hier rond deze tijd langs te gaan, hebben we haar gevraagd of ze het goed vond als ik haar plaats innam. Het was echt ideaal — heer Syron had haar echt al eerder gevraagd om deze winter hier te logeren, voordat deze ellende begon. Dus Orman kon haar niet goed weigeren, want dan zou hij zijn vaders gastvrijheid teniet doen. Het heeft me heel wat tijd gekost om haar idiote gegiechel onder de knie te krijgen, trouwens!’

Will grijnsde. ‘Maar denk je dat dit gedoe allemaal echt nodig is?’ vroeg hij en wees op Max, die net een foute snaar aansloeg in de intro van ‘Midden in het wilde woud’.

Alyss haalde haar schouders op. ‘Misschien niet — maar je weet maar nooit wie er ergens staat af te luisteren om te weten te komen wat die dame echt van plan is. Het veiligste is het ervan uit te gaan dat er inderdaad iemand spioneert. En daarom heb ik je ook zo lang laten wachten — sorry nog.’

Will haalde gelaten zijn schouders op. Ze had gelijk. Hij besefte dat heel wat bedienden van Orman hem hadden zien zitten. Het zou best kunnen dat ze dat aan Orman moesten rapporteren.

Even keek hij naar Max. ‘Hij doet het erg goed,’ zei hij, en verbeterde zichzelf. ‘Ik bedoel, hij kan heel goed minder goed spelen.’ Hij grijnsde. ‘Ben ik echt zo slecht?’

Alyss raakte even zijn hand aan. ‘Kom op, zeg. Je bent best goed. Maar we kunnen hem moeilijk als een beroeps laten spelen als we willen dat iedereen denkt dat jij daar bezig bent. Maar vertel, wat heb je tot dusverre uitgevonden hier?’

Will schudde het hoofd. ‘Niet veel, ben ik bang. Tenminste niets wat we niet al wisten. Iedereen in de streek is doodsbenauwd. En niemand wil erover praten. Ik heb die Syron nog niet gezien, maar Orman… dat lijkt me geen lieverdje in elk geval.’

Alyss knikte. ‘Inderdaad. Zag je die boeken op zijn bureau?’ Will schudde van nee en ze ging verder. ‘Nou, een heette Toverspreuken. Een ander Zwarte Magie, en zo lagen er volgens mij nog meer.’

Will knikte. ‘Die kwamen natuurlijk uit die gaten op de boekenplanken van de bibliotheek,’ zei hij.

Alyss ging zitten op een bankje en trok haar voeten onder zich. Will genoot van het uitzicht. ‘En die neef, die Keren?’ vroeg ze verder. ‘Heb je die al ontmoet?’

‘Eén keer pas. Dat lijkt me wel een geschikte kerel. Doet heel gewoon, geen poespas. In elk geval kunnen die twee elkaar niet uitstaan. Orman was me net aan het vertellen dat ik maar beter uit zijn buurt kon blijven toen jij binnen kwam zeilen,’ zei hij.

Alyss dacht diep na. ‘Dus het zal niet eenvoudig zijn om contact met hem te krijgen?’

Will knikte.

‘Nou, misschien kan ik dat dan maar beter op me nemen. Ik neem aan dat het wel bij Gwendolyn past om een beetje met hem te flirten. Vooral omdat hij toch lager in rang is dan zij. Dan weet ze zeker dat er niets vervelends gebeurt.’

Will besefte enigszins verbaasd dat hij het geen prettig idee vond als Alyss met Keren zou flirten. Keren was een knappe man, een aardige kerel ook, en, nam Will aan, een aantrekkelijke partij voor vrouwen. Ineens zag hij dat Alyss naar hem zat te grijnzen, alsof ze zijn gedachten kon lezen.

‘Will, het is maar Gwendolyn die met die man flirt, hoor! En bovendien is ze verloofd met een ander, dus veel zal het niet voorstellen!’

Nou, dacht Will, die Gwendolyn is misschien verloofd, maar jij niet! Maar hij schudde de gedachte van zich af. Alyss deed alleen haar plicht.

Zij praatte verder. ‘Ik heb een mannetje achtergelaten buiten dat dorp waar jij hebt overnacht. Hij kampeert in het bos en heeft een stel postduiven bij zich. Dan kunnen we Halt en Crowley altijd een boodschap sturen als dat nodig mocht zijn.’

Will schraapte zenuwachtig zijn keel. ‘Nou, er is eigenlijk wel iets dat we hun moeten vertellen,’ zei hij. Alyss keek hem nieuwsgierig aan. Even aarzelde Will, in het besef dat wat hij nu ging zeggen belachelijk zou klinken. Maar hij moest het vertellen.

‘Gisteravond heb ik de Donkere Ridder ontmoet, in het Grimsdalwoud,’ zei hij.

Загрузка...