Grauwbaard Halt, zo vertelt men wel,
Die knipt zijn haar met mes en vork.
Aan het hof is hij niet erg in tel,
Men vindt hem daar een echte hork.
Grauwbaard Halt, het ga je goed!
Het ga je goed, hoezee!
Grauwbaard Halt, het ga je goed!
O, neem me met je mee!
Will sloeg bij deze laatste woorden een slotakkoord aan op zijn mandola en liet de klanken langzaam wegsterven. Delia klapte verrukt in haar handjes en lachte hem lief toe.
‘Wat kun je dat goed!’ riep ze uit, toch nog verrast. ‘Waarom kom je niet af en toe in de herberg spelen?’
Will schudde zijn hoofd. ‘Ik dacht het niet!’ zei hij. ‘Ik hoor je moeder al, als ik iedereen de tent uitjaag met mijn kattengejank!’
Eerlijk gezegd was het meer dat hij dacht dat zingen en spelen in een herberg niet erg paste bij de waardigheid van een Grijze Jager, en dat optreden als zanger zijn geheimzinnige imago niet bijster veel goed zou doen. Eigenlijk wist hij niet eens zeker of het wel door de beugel kon, dit zingen voor Delia, nu hij erover nadacht. Maar het was zo’n leuk meisje! Ze was aardig tegen hem, en hij was jong en soms wat eenzaam… Hij had besloten dat hij zichzelf wel een verzetje mocht gunnen.
Ze zaten samen op de veranda van zijn boshut. Het was al laat in de middag, de herfstzon stond laag in het westen, de stralen verstrooid door de halfkale takken van de bomen. De laatste dagen, na het feestmaal met de Skandiërs, was het niet haar moeder maar Delia geweest, die hem zijn avondeten bracht. En vanavond, toen zij aankwam, had hij heel toevallig net wat zitten tokkelen. Hij oefende het lied over Grauwbaard Halt — een ingewikkelde melodie van zestiende noten, gespeeld in een opzwepend ritme.
Ze had hem gevraagd het nog eens te spelen, en er ook bij te zingen. Het was een heel oud liedje, eigenlijk heette het ‘Stinker Jan’ en het ging over een vieze oude herder die zich nooit waste en altijd bij zijn geiten sliep om het niet koud te krijgen. Toen Will begon met mandola spelen had hij het lied moeten leren, en hij had er meteen een nieuwe versie van gemaakt over Grauwbaard Halt — als een pesterijtje over de altijd slordige bos haren van zijn leraar.
‘Maar wordt Jager Halt dan niet boos, als je hem zo belachelijk maakt?’ vroeg Delia met wijd opengesperde ogen. Iedereen in het rijk kende Halt als een norse ontoegankelijke man. Over zo’n man grappen maken leek haar maar een gevaarlijke hobby.
Will haalde zijn schouders op. ‘Welnee. Halt is helemaal niet zo’n knorrepot als iedereen altijd denkt. Hij heeft eigenlijk best veel gevoel voor humor!’
‘In elk geval zat hij te grinniken, die keer dat hij je de hele nacht in een boom liet zitten, omdat jij dat liedje over hem gezongen had!’ klonk opeens een stem achter hen. Het was een bekende stem, laag en vrouwelijk, en met een unieke melodie die Will deed denken aan een beekje dat over gladde stenen stroomt. Hij herkende hem meteen, sprong overeind en haastte zich naar degene die onder aan de traptreden opgedoken was.
‘Alyss!’ riep hij, en een blijde lach spreidde zich over zijn gezicht. Hij stak zijn beide handen naar haar uit en zij greep die stevig vast, terwijl ze de veranda opkwam.
Ze was groot en zag er prachtig uit in het uniform van de diplomatieke dienst, een jurk van dunne witte stof. Het leek een eenvoudig kledingstuk, maar de simpele belijning deed haar slanke figuur en lange benen enorm goed uitkomen. Haar asblonde haar viel recht tot op haar schouders en omlijstte haar gezicht, waarin een paar grijze ogen stilletjes schitterden, alsof ze lachten om een privégrapje tussen haar en Will. Een ferme kin, een rechte neus en volle lippen, die eveneens lichtelijk geamuseerd omhoogkrulden, maakten het beeld compleet. Ze was duidelijk blij hem weer te zien.
Even stonden ze zwijgend tegenover elkaar. Alyss was een van Wills oudste vrienden, en net als hij was ze als wees opgevoed aan het hof van Redmont. Eigenlijk waren zij, toen Will vol liefdesverdriet om prinses Cassandra teruggekeerd was uit Araluen, langzaam meer dan goede vrienden geworden. De leerling-diplomate had haarfijn aangevoeld dat hij juist toen behoefte had aan wat warmte, aan vrouwelijk gezelschap en aandacht — en ze had die maar al te graag gegeven. Het was overigens nooit veel verder gekomen dan wat aarzelende omhelzingen en een enkele knuffel in het maanlicht, onder de hoge muren van Redmont — en misschien voelden ze daarom allebei dat er nog wat uit te spreken was tussen hen.
Het kon Delia niet ontgaan hoe blij de twee waren elkaar terug te zien. Ze voelde dat er een speciale band tussen hen was, en met tegenzin besloot ze zich terug te trekken. Ze was realistisch genoeg om te beseffen dat — hoewel ze zelf best knap was, en vrolijk, en waarschijnlijk het meest aantrekkelijke meisje van het hele eiland — deze elegante blonde vrouw in haar prachtige witte jurk iets te hoog gegrepen was voor een knappe eilandbewoonster. Alyss was gracieus, een en al zelfverzekerdheid, kortom een echte schoonheid. Daar kon zij niet tegenop, dacht Delia gelaten — en dat net nu er enige dooi tussen haar en deze aantrekkelijke interessante jongeman te bespeuren was.
‘Wat doe jij in ’s hemelsnaam in deze uithoek?’ wist Will eindelijk uit te brengen, terwijl hij Alyss begeleidde naar de plek waar hij en Delia zojuist nog gezeten hadden. Het dorpsmeisje zag dat hij nog steeds een van haar handen omklemde, en dat zij geen aanstalten maakte om die hand terug te trekken.
‘O, gewoon, een routineboodschap van het hof aan de baron hier,’ zei zij en schudde haar gladde haren naar achteren als om te onderstrepen dat het om een onbelangrijke missie ging. ‘We sturen dezelfde boodschap aan meer dan de helft van alle lenen, niks om je zorgen over te maken. Ik wist dat jij hier op Zeeklif gestationeerd was, en ik heb met een andere boodschapper geruild, zodat ik je op kon komen zoeken.’ En daarbij staarde ze betekenisvol over zijn schouder en trok één fijne wenkbrauw op om hem erop te wijzen dat hij niet erg beleefd was.
Will besefte ineens dat hij Delia helemaal vergeten was en draaide zich haastig om, waarbij hij de mandola omstootte die hij tegen zijn stoel had gezet. Even was er een moment van verwarring, terwijl hij zich diep vooroverboog om het ding weer op te rapen. In elk geval, dacht Delia, heeft hij haar hand los moeten laten, de hand van dat toonbeeld van perfectie.
‘Oh, het spijt me!’ zei Will snel. ‘Alyss, dit is Delia, een goede vriendin van mij hier. Delia, dit is Alyss, diplomatiek koerierster, en een van mijn oudste en liefste vriendinnen.’
Delia kromp inwendig ineen bij dat ‘liefste’, maar trok een dappere glimlach terwijl zij de uitgestoken hand van Alyss aannam. Glad, warm, en droog natuurlijk — maar verrassend stevig. ‘Aangenaam,’ zei ze.
Alyss moest glimlachen toen ze merkte dat haar plotselinge aankomst niet door iedereen even aangenaam gevonden werd. ‘Insgelijks,’ antwoordde ze.
Will keek van de een naar de ander en wreef zich onzeker in zijn handen — hij wist even niet wat er van hem verwacht werd. Maar zijn blijdschap over de komst van Alyss kreeg snel weer de overhand. ‘Hoelang blijf je? Lang genoeg dat ik je het eiland kan laten zien?’
Alyss schudde spijtig van nee. ‘Alleen vanavond en morgen,’ antwoordde ze. ‘Morgen is er een officieel diner, maar vanavond ben ik vrij, en ik dacht…’
Ze maakte haar zin niet af en Will greep gretig zijn kans. ‘Nou, dan blijf je vanavond toch bij mij eten!’ Hij wees naar het huis achter hem. ‘Ik vraag Edwina wel of ze voor nog iemand eten wil brengen!’
‘Edwina?’ herhaalde Alyss, weer met zo’n glimlachje. Ze keek nieuwsgierig naar het huis, alsof Will daar een hele harem van vrouwen verborgen hield.
Maar voordat Will het kon uitleggen antwoordde Delia al. ‘Edwina is mijn moeder,’ zei ze. ‘Wij zijn van de herberg hier.’ Ze lachte net iets te vrolijk naar Will. ‘Ik zal het haar wel vragen. Ik weet zeker dat het geen probleem is, en ik moest toch maar weer eens terug naar huis.’
Will aarzelde, niet goed wetend hoe hij hierop moest reageren. ‘O… best… goed dan.’ En na net iets te lang gewacht te hebben voegde hij er nog aan toe: ‘Waarom eet je niet met ons mee? We kunnen toch best allemaal samen eten?’
Delia voelde een lichte triomf toen de glimlach op Alyss’ gezicht net een beetje verstrakte. Even voelde ze de verleiding om ja te zeggen. Maar ze besefte onmiddellijk dat deze kleine overwinning waarschijnlijk de enige zou zijn die ze die avond zou smaken.
‘Nee, nee, ik weet zeker dat jullie heel wat te bepraten hebben. Daar zit ik alleen maar bij in de weg!’
Alyss deed geen enkele moeite om haar tegen te spreken, merkte Delia op.
‘Nou, als je het echt niet wilt…’ zei Will onhandig. Hij voelde dat de sfeer wat gespannen werd, maar had geen idee wat hij daaraan zou kunnen doen. Voor hij iets kon zeggen had Delia al de kleine pan opgepakt, die zij voor zijn avondmaal meegebracht had. ‘Ik neem dit wel mee terug,’ zei ze. ‘Het is maar een stamppot en ik weet zeker dat mama beter haar best wil doen voor een oude vriend van de Jager!’
‘Dat zou fantastisch zijn,’ antwoordde Will automatisch, en zich geheel niet bewust van de ironie in haar stem. Hij keek nog steeds naar Alyss.
Delia wachtte een paar tellen en vroeg toen: ‘Hoe laat willen dan jullie eten?’
Weer wist Will zich zo snel geen raad, en weer moest Alyss inspringen. ‘Ik heb eerst nog een vergadering met de baron. En ik wil me even opfrissen op mijn kamer, een bad nemen en zo. Zullen we zeggen over een uur of twee?’
‘Over twee uur is uitstekend,’ antwoordde Delia. En daarna zei ze tegen Will: ‘Zal ik Dennis vragen om ook een paar flessen wijn te brengen?’ Dennis ging over de wijnen in de herberg.
Ook dat vond Will een goed idee. ‘Dat zou fantastisch zijn, dankjewel, Delia!’
Delia glimlachte, knikte Alyss gedag, draaide zich om en liep snel richting dorp. ‘Waarom heb ik dat laatste nou voorgesteld, verdorie?’ zei ze hardop terwijl ze wegliep. Bijna alsof ze het voor zichzelf nog moeilijker wilde maken. Misschien, dacht ze kwaad, kon ze ook nog wat romantische kaarsen brengen en die voor hen aansteken?
‘Zo, jongen, ik hoor allerlei interessante verhalen over jou,’ zei Alyss en glimlachte naar Will aan de andere kant van de gedekte tafel.
Hij aarzelde met zijn antwoord, terwijl hij haar nog een glas van de heerlijke witte wijn inschonk. Vreemd genoeg had Delia de beste wijn uit haar moeders kelder laten brengen.
‘Ach, ik doe maar wat,’ zei hij. ‘Af en toe weet ik het ook niet meer, hoor!’
Alyss bleef hem zonder met haar ogen te knipperen aankijken. Ze liet zich door die quasi-onverschilligheid niet voor de gek houden.
‘O ja? De bemanning van een wolvenschip uitnodigen voor een feestmaal?’ antwoordde zij. ‘Voorkomen dat je dorp wordt platgebrand, door een paar koeien en wat zakken wijn vrijwillig af te staan? Als je het mij vraagt is dat meer dan zomaar wat aanrommelen. Dat was verdraaid knap werk van je!’
‘Ach, Skandiërs zijn helemaal geen kwaaie mensen, als je eenmaal weet hoe je ze aan moet pakken,’ zei Will, en grijnsde breed. Hij was eigenlijk best trots op de manier waarop hij die crisis te lijf was gegaan. ‘En bovendien was het alleen al de moeite waard om al die opgeprikte ridders en hun dames daar aan tafel te zien zitten, samen met een bende bloeddorstige zeerovers!’
Alyss fronste haar wenkbrauwen en streek met haar vingertop langs de rand van haar wijnglas. ‘Maar was dat niet een beetje té riskant? God weet wat er had kunnen gebeuren toen je die mensen zo bij elkaar zette.’
Will schudde beslist van nee. ‘Nee hoor, niets ergs, zeker niet nadat Gundar me zijn woord gegeven had, als schipper van de boot. Er is geen Skandiër die zo’n belofte ooit zou verbreken. En ik wist ook dat Norris op zijn beurt zijn eigen mensen onder controle zou houden, dat was wel het minste wat hij kon doen.’ Bij die laatste woorden lachte hij betekenisvol.
Alyss begreep die onuitgesproken boodschap en trok vragend haar wenkbrauwen op. Will aarzelde even — eigenlijk wilde hij de vuile was van Zeeklif nog niet naar buiten brengen. Maar toen bedacht hij dat Alyss lid was van het diplomatieke korps, en dat ze dus gewend was om wel grotere geheimen te horen en te houden dan dit.
‘Weet je, Norris en de baron hadden de boel hier wel erg laten verslappen. Als het echt op vechten aangekomen was, dan hadden ze geen schijn van kans gehad. Hun manschappen zijn nauwelijks opgeleid, helemaal niet getraind en ze hebben een conditie van likmevestje. En Norris wist dat en ging toen gelukkig mee in mijn idee van een gezellig dinertje.’
‘En het was ook een perfect idee!’ zei Alyss bedachtzaam.
Will tuitte zijn lippen. ‘Het kwam natuurlijk goed uit dat ik destijds zelf de Stormwitzee overgevaren ben,’ zei hij. ‘Ik wist dat ze voldoende voorraden moesten hebben, omdat ze anders de winter niet door zouden komen. En als ze mijn oplossing aanvaardden hoefden ze er niet eens voor te vechten — ze kregen nog een afscheidsfeestje op de koop toe!’ En hij moest weer grijnzen bij de herinnering aan die gedenkwaardige avond.
‘En nu zijn ze veilig vertrokken?’
Will schudde zijn hoofd.
‘Nee, ze zijn nog bezig die beesten te slachten en het vlees te roken, zodat het de hele winter goed blijft. Ze blijven nog twee of drie dagen bij de Bitterwortelkreek voor anker liggen, en dan gaan ze weer.’
‘Maar betekent dat dan dat ze in feite nog steeds een risico vormen, voor het leen?’ vroeg Alyss.
Will verzekerde haar dat dat niet het geval was. ‘Nee, die belofte van Gundar is nog steeds geldig. Ik vertrouw hem wat dat betreft voor honderd procent.’ Weer grijnsde hij breed. ‘Vooral ook omdat hij weet dat ik dikke vrienden ben met de oberjarl van alle Skandiërs.’
‘Maar over dat plichtsverzuim van Norris ga je natuurlijk nog wel rapporteren, neem ik aan?’
Net als dat voor de Jagers gold, was Alyss, de diplomaat, eerst en vooral loyaal aan het rijk.
Will knikte bevestigend.
‘Ik moet wel,’ zei hij. ‘Maar gelukkig kan ik erbij zeggen dat ze in elk geval hun lesje geleerd hebben. Sinds de ochtend na het diner hebben zijn mannen onafgebroken getraind. En daar heeft hij zich niet populair mee gemaakt, dat kan ik je wel vertellen. Over een maand of zo zijn ze allemaal weer in vorm.’
‘Dus als ze dan zo op de goede weg zijn,’ zei Alyss nonchalant, ‘dan zouden ze je ook wel een tijdje kunnen missen?’
Will wilde net de fles wijn pakken toen ze die laatste woorden uitsprak. Zijn hand bleef halverwege de tafel hangen en hij keek haar nieuwsgierig aan. Haar ogen keken bijzonder serieus, er was geen greintje humor of vriendelijkheid in te zien nu. Het ging nu ineens over serieuze zaken, besefte hij. ‘Me missen?’
Alyss knikte. ‘Ik ben niet echt toevallig hierheen gekomen, Will. Dat wil zeggen, er waren inderdaad wat boodschappen die bezorgd moesten worden. Maar het waren Halt en Crowley die me vroegen dat te doen, om ook jou een boodschap te brengen. Je wordt namelijk overgeplaatst.’
Ineens overviel Will de twijfel. Misschien was de manier waarop hij het Skandische probleem had opgelost toch niet zo knap als hijzelf had gedacht…
Alyss zag die zorg op zijn gezicht en stelde hem meteen gerust. ‘Nee, Will, maak je geen zorgen, het is geen strafoverplaatsing. Integendeel — ze waren bijzonder enthousiast over de manier waarop je alles hebt opgelost. Vooral Halt. Nee, het gaat om een tijdelijke opdracht waar ze je voor willen hebben.’
Er viel een zware last van Wills schouders. ‘Wat voor opdracht?’
Alyss haalde haar schouders op. ‘Tja, de details weet ik zelf nog niet eens. Het is allemaal heel geheim en vertrouwelijk. Ze wilden dat ik de boodschap overbreng, omdat ik een oude vriendin van je ben. Dan vragen de mensen zich minder af wat er aan de hand is dan wanneer jij ineens zou verdwijnen nadat er zomaar een koerier van het hof langsgekomen was. Nu maken ze misschien die connectie niet meteen, en zullen ze zeggen dat je vertrek weer zo’n voorbeeld is van de geheimzinnigheid van de Grijze Jagers. En mijn bezoekje aan jou zien ze dan hopelijk als iets puur sociaals — vooral als je vriendinnetje Delia flink wat roddels gaat verspreiden.’
Will kleurde tot in zijn haarwortels. ‘Delia is gewoon een kennis, hoor!’
Maar Alyss sloeg al geen acht meer op hem. Ze wees naar de hond, die tot dat moment tevreden op de warme stenen voor het haardvuur had liggen doezelen. Nu was ze klaarwakker; ze had haar oren plat naar achteren gelegd en haar tanden ontbloot. Er klonk een diep gegrom uit haar keel. En ze keek strak in de richting van de voordeur.
‘Er is iemand daarbuiten,’ zei Will zacht. Hij gebaarde Alyss te blijven zitten waar ze zat en liep toen snel en onhoorbaar naar de deur.