HOOFDSTUK 33

Alyss bleef als versteend in haar stoel zitten. Buttel keek maar heel even vluchtig in haar richting. Wat moest díé man nou hier? Had hij haar herkend?

Deze en andere vragen raasden door haar hoofd, en zij moest haar beste acteertalenten inzetten om de rol van naïeve adellijke dame vol te houden.

‘Excuses dat ik zomaar binnenval,’ zei de man zonder omhaal van woorden. Je kon aan de toon horen dat het hem eigenlijk geen donder kon schelen of zij hem vergaf dat hij zomaar was komen binnenstormen of niet. Hij wendde zich meteen weer naar Keren, zij het met een lichte frons. Ergens leek die vrouw op iemand die hij kende, dacht hij.

‘Ik dacht dat u dit wel meteen wilde horen, en toen zeiden ze dat u bij die…’ en hij wees met zijn duim naar Alyss.

‘Vrouwe Gwendolyn,’ zei Keren. ‘Deze dame is te gast in dit kasteel, ze is de verloofde van heer Farrel van Gort.’

Er klonk een waarschuwing in zijn woorden. Niet te veel zeggen waar zij bij is. Alyss voelde het gewoon. Ze zette dus haar meest onnozele glimlach op en stak hem een lome hand toe, palm naar beneden.

‘Ik geloof niet dat ik eerder het genoegen had…?’ lispelde zij.

De onzekerheid van Buttel leek verdwenen. Hij keek even naar de hand, alsof hij niet wist wat er van hem verwacht werd. Een hoveling zou de hand omhoog gebracht hebben in de richting van zijn lippen, om er een luchtkus op te geven, maar Buttel was geen hoveling. Weer vulde Keren de stilte die gevallen was.

‘Vrouwe Gwendolyn, dit is John Buttel, een van mijn bedienden.’

Buttel leek eindelijk besloten te hebben dat hij toch iets moest met die uitgestoken hand. Hij greep deze tamelijk stevig vast in zijn eigen ruwe knuist en schudde hem flink heen en weer.

‘Aangenaam,’ mompelde hij, met de charme van een boerenkinkel.

‘Het is mij een eer,’ zei Alyss poeslief. ‘Dus u zat de verraders achterna, heer Buttel? Wat dapper!’ En ze knipperde hevig met haar wimpers.

Buttel begreep er nu niets meer van. ‘Verraders, mevrouw?’ zei hij aarzelend. Hij keek onzeker naar Keren.

‘Ik zat mevrouw hier net te vertellen hoe heer Orman en de speelman het plan opgevat hadden om het kasteel over te geven aan de Scoti,’ legde hij uit.

Buttels voorhoofd was inmiddels een en al rimpel. Het duurde even tot aan zijn opklarend gezicht te zien was dat hij het eindelijk begrepen had.

‘Uh… O ja. Ja, dat is waar. Zo is het. Verraders, dat zijn het. Gelukkig hadden we ze op tijd in de smiezen, zeg ik altijd maar. Als we hen niet gesnapt hadden, dan waren we…’

‘Ja, ja, ik weet zeker dat vrouwe Gwendolyn niet alle onaangename details wil horen, Buttel,’ kwam Keren snel tussenbeide. Hij had weinig vertrouwen in Buttels improvisatietalenten als het ging om logische verhalen verzinnen. Het was beter om alles zo simpel mogelijk te houden. Alyss merkte de ingreep echter heus wel op, en kon raden wat de bedoeling ervan was. Ze slaakte een heimelijke zucht van verlichting dat ze Keren nog niet in vertrouwen genomen had. Blijkbaar waren er veel dingen in kasteel Macindaw die anders waren dan ze leken te zijn.

‘Maar brave mijnheer Buttel, u bent gewond!’ zei ze dus. ‘Pas op, anders knoeit u nog bloed op dit mooie tapijt hier!’

Buttel keek naar beneden, naar waar het bloed door het ruwe verband om zijn dijbeen sijpelde. Hij vloekte en bukte zich om het wat strakker te trekken. Na zijn eerste wantrouwige blik op Alyss leek hij geaccepteerd te hebben dat zij was wie zij voorgaf te zijn. Ze kon dus opgelucht adem halen. Het was ook al weken geleden dat ze elkaar ontmoet hadden, dacht ze, en toen had ze haar haar los gedragen. Vandaag was het strak en hoog opgestoken. Bovendien droeg ze een hoge puntige hoed met een voile eraan. Dat scheen de mode te zijn, al vond ze het zelf nogal belachelijk. Maar in haar opleiding had men niet nagelaten te wijzen op het belang van een kapsel, als men zich wilde vermommen. Ze droeg ook heel andere kleren dan toen op Zeeklif. Ze had een heel deftige jurk aan, met kantjes en frutsels overal, en met belachelijk wijde mouwen, die zowat tot op haar knieën vielen. En ze droeg zoveel juwelen als ze maar kwijt kon. De vorige keer had ze een eenvoudige witte tuniek gedragen. Bovendien dwong ze haar van nature tamelijk lage stem naar de hogere octaven, en sprak ze met dat wat klaaglijke accent van de deftige dame die vrouwe Gwendolyn moest voorstellen.

Al met al kreeg Alyss weer wat zelfvertrouwen. Misschien wel een beetje te veel, maar ze kon de kans niet voorbij laten gaan om nog wat meer informatie te verzamelen.

‘En die verrader, heer Orman, heeft die u zo gemeen met zijn zwaard geslagen?’ vroeg zij, net alsof zij om de man gaf.

Buttel maakte een minachtend geluid. ‘Die boekenwurm! Nee, die kon nog niet eens een zwaard optillen om zijn eigen armzalige leven te beschermen. Het was die verdomde speelman die me dit aangedaan heeft, moge hij branden in de hel!’

‘Denk om je taalgebruik, Buttel,’ waarschuwde Keren. Buttel keek hem niet-begrijpend aan en Keren knikte naar Alyss.

‘Uh-oh… vergeef me m’n Gallisch, mevrouw. Hoe dan ook, dat laffe kereltje heeft me een pijl door mijn been geschoten. Vechten als een man, ho maar! Hij durft nogal, op drie- of vierhonderd meter van ons vandaan blijven staan en me dan een pijl door mijn been jagen!’

Dan heeft hij vast gemist — hij mikte op wat anders — dacht Alyss. Jammer.

‘Driehonderd meter?’ zei Keren ongelovig. ‘Dat moet me dan een fraai schot geweest zijn.’

Buttel haalde zijn schouders op. Hij overdreef graag wat.

‘Nou, misschien niet precies driehonderd. Maar ver genoeg. Die jongen is geen gewone speelman, wat ik je zeg. Ik heb nog nooit een speelman ontmoet die zo goed kon schieten.’

Alyss voelde alarmbellen afgaan.

‘Nou, ik vond anders dat hij mooi kon zingen,’ zei ze, in de hoop dat ze het gesprek een andere richting op kon duwen. Als Buttel ervan overtuigd was dat Will een gewone speelman was, dan zou hij zich niet afvragen wat hij dan wél was — een Grijze Jager bijvoorbeeld. Want als hij eenmaal dat vermoeden had, zou hij ook haar misschien wel gaan wantrouwen. Ze wendde zich tot Keren.

‘Zeg nu zelf, heer Keren, hij had een aangename stem, wat?’

Keren knikte bedachtzaam. Het was nog niet in hem opgekomen dat Will Barton misschien wel iets anders was dan een reizende grappenmaker. Van wat hij ervan gezien had, was hij als minstreel zeker de slechtste niet.

‘Nou, hij kon er inderdaad wel wat van,’ zei hij tegen Alyss. ‘En die hond van hem — dat was ook een echte artiestenhond.’

O lieve heer, dacht Alyss.

Buttel keek ineens geïnteresseerd op. ‘Een hond? Wat voor hond?’

Keren maakte wegwerpgebaren. Hij leek te zeggen dat hij het onderwerp niet van belang vond. ‘Ach, hij had een zwartwitte herdershond bij zich. Die deed steeds mee, als hij optrad.’

O lieve heer, dacht Alyss weer. Buttels wenkbrauwen waren tot één dikke streep boven zijn ogen samengetrokken. Hij telde alles in zijn schamele hersens bij elkaar op, dat zag ze. Een geoefend boogschutter. Meer dan geoefend. En een zwart-witte herdershond. Ineens stapte hij op Alyss af, een priemende vinger naar haar uitgestoken. Hij wist wel dat hij haar ergens van kende!

‘Ga staan!’ riep hij. Keren keek geschrokken naar de man. Hij moest buiten zinnen zijn.

Alyss bleef hem met een licht minachtende glimlach aankijken, zoals paste bij een adellijke dame die een bevel te horen krijgt van een gewone boer.

‘Pardon, mijnheer Buttel?’ zei ze waardig. Ze wendde zich tot Keren. ‘Heer Keren, als mijn verloofde hiervan hoort…’

‘Ga staan, zei ik!’ Buttel schreeuwde nu.

Het was Keren die opstond en een hand kalmerend op zijn arm legde. ‘Buttel, in ’s hemelsnaam, wat mankeert je?’

‘Ik dacht al dat ik haar herkende! Ik wist wel dat er iets niet klopte!’

Alyss bleef gewoon zitten, van buiten een en al kalme waardigheid, ja zelfs met een geamuseerde maar hooghartige glimlach. Ze wist maar al te goed waarom Buttel wilde dat ze ging staan. Haar lengte was het enige dat ze niet kon verhullen.

‘Heer Keren, zoudt u zo goed willen zijn deze kinkel uit mijn vertrekken te doen verwijderen?’

De deur van de kamer ging open en daar stond Max, gealarmeerd door het geschreeuw. ‘Mevrouw, is alles goed met u?’

Zijn hand zweefde vlak boven het gevest van zijn dolk. Alyss wuifde hem weg. Het laatste wat ze nu kon gebruiken was een fysieke botsing. Ze had maar twee gewapende bedienden in de buurt, en als het echt tot een gevecht kwam, dan waren ze veruit in de minderheid. Ze moest zich hieruit zien te bluffen.

‘Laat maar, Max. Heer Keren rekent wel af met deze lomperik.’ Max keek weifelend de kamer rond. Ze keek hem in de ogen en knikte bijna onmerkbaar. Hij haalde zijn schouders op en trok zich weer terug in de andere kamer.

Nu ging Keren tussen haar en Buttel staan. Hij was woedend op zijn trawant, vanwege deze belachelijke vertoning. Die Gwendolyn, die was over een week of zo weer vertrokken. Als hij gedwongen werd haar gevangen te nemen kwam haar verloofde haar misschien wel ophalen — en waarschijnlijk niet alleen, maar met een heel leger gewapende mannen. En dat was wel het laatste wat Keren op dit moment kon gebruiken. Net nu het succes zo dichtbij leek.

‘Buttel,’ zei hij zacht maar vastberaden. ‘Ik waarschuw je. Hou je mond en donder op hier. Nu!’

Maar de grote bebaarde man stond al driftig met zijn hoofd te schudden voordat hij uitgesproken was. ‘Dat is helemaal geen adellijke dame!’ riep hij. ‘Ik ken haar. Ik wist het wel. Laat haar maar eens gaan staan!’

Keren keek haar met een verontschuldigend lachje aan. ‘Misschien zou u hem dat kleine plezier willen doen, mevrouw?’ vroeg hij, maar zij schudde verontwaardigd van nee.

‘Ik denk er niet over!’ riep ze boos.

Keren aarzelde. Ineens begon hij te twijfelen.

Buttel, die alles ineens helder werd, maakte daar onmiddellijk gebruik van. ‘Ze is een koerierster!’ zei hij triomfantelijk. ‘Ik heb haar eerder ontmoet, in het zuiden! En toen trok ze op met een Grijze Jager!’

Nu was het de beurt van Keren om te schrikken. ‘Wat zeg je nu? Een Jager?’

Buttel knikte een paar keer heftig van ja. ‘Laat haar nou gaan staan. Je zult het zelf zien. Ze is bijna even lang als ik!’

Keren keerde zich nadenkend om naar Alyss. ‘U bent inderdaad nogal lang,’ zei hij weifelend. ‘Doe alstublieft wat de man vraagt. Ga staan!’

Alyss zuchtte. Ze besefte dat ze gegokt en verloren had. Ze kon haar bluf misschien nog een paar minuten volhouden, maar Keren was nu op zijn hoede en wantrouwig. Elegant stond ze op. Buttel snakte naar adem, hoorde ze.

‘Dat is ze!’ riep hij. ‘Ik wist het! Ik wist dat ik haar eerder gezien had. Nu ze staat weet ik het helemaal zeker. En ik wed dat die speelman Barton helemaal geen speelman of minstreel is. Net zo min als ik. Ik wed dat het haar vriendje de Jager is!’ En hij pijnigde zijn hersens weer, in een poging zich het gesprek te herinneren dat hij buiten de jachthut afgeluisterd had. ‘Hoe noemde je hem ook al weer? Will! Ja. Dat was de naam!’

‘Will?’ Keren was nu echt geïnteresseerd. ‘En zo heet die speelman ook? Wat een toevalligheden! Ik denk dat u toch het een en ander uit te leggen heeft, vrouwe Gwendolyn!’

Загрузка...