30 Wat de Eedstaf vermag

De zon stond aan de horizon en in de verte waren de omtrekken van de Witte Toren te zien. Het was nog kouder dan het ’s nachts geweest was en de donkergrijze wolken in de lucht voorspelden weinig goeds. De winter liep ten einde, maar het had eigenlijk allang lente moeten zijn. De ochtendgeluiden drongen Egwenes tent binnen hoewel haar tent afgezonderd stond. Het kamp leek wel te trillen. Werklieden waren bezig met het vervoeren van water, extra brandhout en houtskool. Dienstmeiden haalden een ochtendmaal voor de zusters. De Novices van de tweede zitting waren op weg naar de ontbijtzaal en de Novices van de eerste en derde zitting gingen naar hun lessen. Niemand wist het, maar het was een gedenkwaardige dag. Vandaag zou er waarschijnlijk een einde komen aan de schijnonderhandelingen die in Darein, een van de brugsteden van Tar Valon, plaatsvonden. Beide partijen deden alsof ze wilden onderhandelen. Elaida’s overvallers bleven ongestraft toeslaan aan de andere kant van de rivier. De ontmoeting van vandaag zou voorlopig de laatste zijn.

Egwene staarde naar haar ochtendmaal en haalde zuchtend een zwarte spikkel uit de dampende pap. Ze veegde haar vingers af aan een linnen servet zonder te kijken of het een kalander was. Als je het niet zeker wist, maakte je je minder zorgen over de rest van je pap. Ze nam een grote hap en probeerde zich te concentreren op de zoete stukjes gedroogde abrikoos die Chesa erin had gedaan. Kraakte er nou iets in haar mond?

‘Het is allemaal voedzaam, zei mijn moeder altijd, dus let er maar niet op,’ mompelde Chesa alsof ze het tegen zichzelf had. Ze gaf Egwene raad zonder de delicate grens tussen meesteres en dienstmeid te overschrijden. Ze gaf nooit raad als Halima er was, maar die was vanochtend vroeg al vertrokken. Chesa zat op een van de kledingkisten voor het geval Egwene iets nodig had, maar af en toe dwaalden haar ogen af naar de stapel kleren die vandaag naar de wasvrouwen gebracht moest worden. Ze vond het niet erg om iets te naaien waar Egwene bij was, maar de was uitzoeken ging in haar ogen te ver.

Egwene hield op met grijnzen en wilde tegen Chesa zeggen dat ze zelf ook wat moest gaan eten – Chesa vond dat ze niets mocht eten tot Egwene klaar was – maar voordat ze haar mond kon opendoen, kwam Nisao de tent binnen. Ze werd omringd door de gloed van saidar. Voordat de tentflappen terugvielen, zag Egwene hoe Sarin, Nisao’s kale en zwartbehaarde zwaardhand, buiten stond te wachten. De kleine zuster had haar kap naar achteren gedaan zodat de gele voering van fluweel te zien was, maar ze hield haar mantel om zich heen geslagen alsof ze het ijskoud had. Ze zei niets en wierp Chesa een scherpe blik toe. Chesa wachtte tot Egwene knikte, pakte haar mantel en haastte zich naar buiten. Ze kon misschien het licht van de Kracht niet zien, maar ze wist wanneer Egwene alleen wilde zijn.

‘Kairen Stang is dood,’ zei Nisao meteen. Haar gezicht was glad en haar stem klonk kalm en kil. Ze was geen grote vrouw, maar het leek wel alsof ze haar uiterste best deed om langer te lijken. ‘Zeven zusters hadden al de resonantie getest voordat ik er was. Er is geen twijfel over mogelijk dat ze met saidin vermoord is. Haar nek was gebroken. Verbrijzeld. Alsof haar hoofd een slag in de rondte is gedraaid. Het was tenminste een snelle dood.’ Nisao haalde diep adem en ging nog meer rechtop staan. ‘Haar zwaardhand is in de boeien geslagen. Iemand heeft hem een kruidenmengsel gegeven om hem te laten slapen, maar hij zal onhandelbaar zijn als hij wakker wordt.’ Gelen moesten gewoonlijk helemaal niets van kruiden hebben, maar daar zei ze niets over. Een teken dat ze meer ontdaan was dan haar kalme gezicht liet blijken.

Egwene legde haar lepel op de kleine tafel en leunde achterover. Haar stoel voelde opeens niet meer zo gerieflijk. Bode Cauton was nu de beste na Leane. Een Novice. Ze probeerde niet te denken aan wat Bode nog meer was. Nu ze een paar extra dagen geoefend had, was Bode er bijna even goed in als Kairen. Bijna. Ze zei er echter niets over. Nisao wist een paar geheimen, maar niet allemaal. ‘Eerst Anaiya, en nu Kairen. Allebei van de Blauwe Ajah. Is er nog iets anders wat ze met elkaar verbindt?’

Nisao schudde haar hoofd. ‘Als ik het me goed herinner, was Anaiya al vijftig of zestig jaar Aes Sedai toen Kairen naar de Toren kwam. Misschien hadden ze dezelfde kennissen. Ik weet het niet, Moeder.’ Ze klonk moe en haar schouders hingen een beetje. Haar geheime onderzoek naar de dood van Anaiya had niets opgeleverd. Ze was zich er vast van bewust dat Kairen aan dat onderzoek toegevoegd zou worden.

‘Zoek uit hoe het zit,’ beval Egwene. ‘Maar doe het discreet.’ Deze tweede moord zou al meer dan genoeg ophef veroorzaken. Ze bestudeerde de Gele zuster even. Nisao kon achteraf met verontschuldigingen komen of beweren dat ze al vanaf het begin haar twijfels had gehad, maar tot dat tijdstip kwam ze normaal gesproken zelfverzekerd en volledig zeker van haar zaak over. Zoals alle zusters van de Gele Ajah. Dat was nu echter niet het geval. ‘Zijn er veel zusters die uit saidar putten als ze buiten hun tent zijn?’

‘Ik heb er wel een paar gezien, Moeder,’ zei Nisao stug. Haar kin ging omhoog, maar even later verdween de gloed die haar omringde. Ze trok haar mantel nog verder om zich heen alsof ze het opeens koud had. ‘Ik betwijfel of het Kairen iets had geholpen. Haar dood was te onverwacht. Maar het geeft je... een veiliger gevoel.’ Nadat de kleine zuster vertrokken was, zat Egwene met haar lepel in de pap te roeren. Ze zag geen zwarte spikkels meer, maar haar trek was weg. Ze stond uiteindelijk op, deed haar gestreepte stola om en sloeg haar mantel om haar schouders. Vooral vandaag mocht ze niet bij de pakken neer gaan zitten. Vooral vandaag moest ze haar dagelijkse taken uitvoeren.

Buiten rolden karren met grote wielen voort door de bevroren straten. Ze waren gevuld met grote watertonnen of stapels brandhout en kolenzakken. De wagenmenners en de mannen die achter de karren reden, zaten helemaal in hun mantel ingepakt tegen de kou. Novicefamilies liepen zoals gewoonlijk gehaast over de loopplanken en maakten zonder vaart te minderen hier en daar kniksen voor langskomende Aes Sedai. Als je een zuster niet op de juiste manier begroette, kon je straf krijgen. Maar dat kreeg je ook als je te laat was. Leraressen waren vaak minder tolerant dan Aes Sedai die je in het voorbijgaan tegenkwam. Die laatsten begrepen wel waarom Novices zich zo haastten.

De Novices sprongen natuurlijk nog steeds opzij bij het zien van de gestreepte stola die uit Egwenes kap hing. Ze besloot om haar stemming niet nog meer te laten verpesten door Novices die op straat kniksen maakten en door hun nichten opgevangen werden als ze bijna uitgleden op de ijskoude grond. Leden van dezelfde familie noemden elkaar ‘nicht’. Het bleek de onderlinge band te versterken, alsof ze echt familie waren. Haar stemming werd wel verpest door de Aes Sedai die ze hier en daar over de loopplanken zag lopen. Ze kwam er niet meer dan een tiental tegen op de route tussen haar tent en werkkamer, maar het merendeel werd omringd door het licht van de Kracht. Ze liepen bijna allemaal in groepjes van twee, soms gevolgd door zwaardhanden. Of ze nou door saidar omringd werden of niet, ze waren zeer alert en hielden iedereen in de gaten. Het deed haar denken aan die ene keer dat Emondsveld door de vlekkenkoorts geteisterd werd. Iedereen liep rond met in brandewijn gedrenkte zakdoeken voor hun mond. De toenmalige Wijsheid, Doral Barran, had gezegd dat dat zou helpen. Ze hielden allemaal hun zakdoek vast en bekeken elkaar om te zien wie als volgende besmet zou worden. Elf mensen waren gestorven toen de plaag weer voorbij was, maar het had nog een maand geduurd eer de zakdoeken weer opgeborgen werden. Lange tijd verbond ze de geur van brandewijn met angst. Ze rook nu bijna weer die geur. Twee zusters waren vermoord door een man die kon geleiden en die klaarblijkelijk kon gaan en staan waar hij wilde. Angst verspreidde zich sneller onder de Aes Sedai dan vlekkenkoorts ooit gekund had.

De tent die ze als werkkamer gebruikte, was al warm toen ze aankwam. Het komfoor verspreidde een rozengeur. De staande lampen en tafellamp waren aan. Men wist precies op welk tijdstip ze elke dag binnenkwam. Nadat ze haar mantel opgehangen had, ging ze achter haar schrijftafel zitten en pakte meteen de stoelpoot vast die altijd inklapte. Ze hoefde vandaag alleen maar haar dagelijkse handelingen te verrichten. Morgen zou ze aankondigen wat er moest gebeuren.

Ze werd verrast door haar eerste bezoekster. Theodrin was wel de laatste zuster die ze verwacht had. De sierlijke Bruine zuster uit Arad Doman had een koperkleurige huid en haar mond deed haar er nukkig uitzien. Vroeger zag ze eruit alsof ze elk ogenblik kon gaan glimlachen. Ze schreed over de versleten kleden en kwam vlak voor de schrijftafel tot stilstand. Haar kniks was zo plechtig dat Egwene besloot haar linkerarm uit te steken zodat Theodrin haar Grote Serpent-ring kon kussen. Je beantwoordde een plechtigheid met een andere plechtigheid.

‘Romanda wil weten of ze u vandaag kan spreken, Moeder,’ zei de slanke Bruine zuster. Ze zei het zachtjes, maar haar toon verried haar nukkigheid.

‘Zeg haar dat ze mag komen wanneer ze wil, Dochter,’ antwoordde Egwene voorzichtig. Theodrin maakte opnieuw een kniks met dezelfde uitdrukking op haar gezicht.

Toen de Bruine zuster de tent weer wilde verlaten, kwam er een Aanvaarde binnen die net haar gestreepte witte kap naar achteren deed. Emara was een magere vrouw en even klein als Nisao. Het leek wel alsof ze door de wind weggeblazen kon worden, maar ze pakte de Novices die onder haar toezicht stonden streng aan. Strenger dan veel zusters. Ze was echter ook streng voor zichzelf, en het leven van een Novice was nou eenmaal niet makkelijk. Emara keek met een minachtende grijns naar de rand op Theodrins stola en spreidde vervolgens haar gestreepte rok voor Egwene. Er verschenen rode vlekken op Theodrins wangen.

Egwene sloeg zo hard met haar hand op de tafel dat de stenen inktpot en de zandkoker bijna omvielen. ‘Ben je soms vergeten hoe je je tegenover een Aes Sedai dient te gedragen, kind?’ zei ze fel. Emara trok wit weg – de Amyrlin had nu eenmaal een naam – en maakte snel een nog diepere kniks voor Theodrin, die stijf knikte. Ze verliet de tent nog sneller dan ze binnengekomen was. Emara stamelde in een door de zenuwen versterkt Illiaans accent dat Lelaine de Amyrlin wilde spreken. Romanda en Lelaine waren een tijd terug een stuk minder formeel en kwamen onaangekondigd binnen wanneer het hun uitkwam. Er was een hoop veranderd sinds ze Elaida de oorlog verklaard hadden. Egwene gaf hetzelfde antwoord als ze Theodrin had gegeven, maar was veel meer kortaf. Emara viel bijna om toen ze een kniks maakte en rende de tent uit. Dit was weer een stapje verder in het ontstaan van de legende van Egwene Alveren, de Amyrlin Zetel die nog meer gevreesd werd dan Sereille Bagand.

Toen de Aanvaarde weg was, deed Egwene haar hand omhoog en keek met een frons naar wat eronder lag. Het was een gevouwen briefje dat Theodrin neergelegd had toen ze haar ring kuste. De rimpels op haar voorhoofd werden nog dieper toen ze het briefje openvouwde. Het handschrift op het kleine blaadje zag er vloeiend en netjes uit, maar op een van de hoeken zat een inktvlek. Theodrin was gewoonlijk erg netjes. Misschien probeerde ze te voldoen aan het beeld dat men van Bruinen had.

Romanda heeft twee zusters naar Cairhien laten Reizen om een gerucht onder de Gele Gezetenen te onderzoeken. Ik weet niet wat het gerucht is, Moeder, maar daar kom ik wel achter. Een van hen had het over Nynaeve. Ik weet niet of ze in Cairhien is, maar ze heeft hoe dan ook iets met het gerucht te maken.

Dat dwaze mens had zelfs haar naam onder aan het briefje gezet! ‘Wat is dat, Moeder?’

Egwene schrok en kon nog net de inklapbare stoelpoot pakken voordat ze op de grond viel. Ze keek boos naar Siuan die bij de tentflappen stond met haar blauwgerande stola over haar armen en haar leren mappen tegen haar borst gedrukt. Ze trok haar wenkbrauwen op toen ze Egwenes schrik zag.

‘Hier,’ zei Egwene geërgerd en wierp haar het briefje toe. Dit was niet de tijd om angstig en zenuwachtig te zijn! ‘Heb je het al van Kairen gehoord?’ Natuurlijk had ze dat gehoord, maar Egwene zei toch: ‘Heb je alle benodigde stappen ondernomen?’ Benodigde stappen. Licht, ze klonk even pompeus als Romanda. Ze was écht gespannen. Ze bedacht pas op het laatste ogenblik dat ze een ban tegen luistervinken moest weven; pas toen de ban geplaatst was, bedacht ze dat vandaag geen goede dag was om te laten merken dat ze Siuan onder vier ogen wilde spreken.

Siuan was niet gespannen. Ze had wel ergere stormen meegemaakt. En ze was niet verdronken, zoals sommige mensen zouden zeggen. Vandaag was voor haar een zwak windje. ‘Dat is nergens voor nodig zolang we niet zeker zijn van de boten, Moeder,’ antwoordde ze rustig. Ze legde haar mappen op tafel en schoof ze netjes tussen de inktpot en de zandkoker. ‘Hoe minder tijd Bode heeft om na te denken, hoe minder kans dat ze in paniek raakt.’ Ze was zo kalm als wat. Zelfs twee vermoorde zusters konden Siuan niet van haar stuk brengen. Of dat een Novice een van die twee moest vervangen. Ze trok echter wel de wenkbrauwen op toen ze het briefje las. ‘Eerst besluit Faolain zich schuil te houden,’ snauwde ze toen ze klaar was met lezen, ‘en nu geeft Theodrin dit aan u in plaats van mij. Dat dwaze kind heeft nog minder hersens dan een visvogel! Je zou bijna denken dat ze wil dat iemand ontdekt dat ze Romanda voor u in de gaten houdt.’ In de gaten houden. Dat was een beleefde manier om ‘verspieden’ te zeggen. Ze waren allebei bedreven in woordspelletjes. Zo ging dat als je Aes Sedai was. Maar Egwene had er vandaag geen trek in.

‘Misschien wil ze wel echt dat iemand haar ontmaskert. Misschien heeft ze er genoeg van dat Romanda haar zegt wat ze moet doen, zeggen en denken. Er was hier net een Aanvaarde die Theodrin spottend aankeek, Siuan.’

Siuan maakte een wuivend gebaar. ‘Romanda probeert iedereen te vertellen wat hij of zij moet doen. En denken. Dat verandert allemaal wel zodra Theodrin en Faolain op de Eedstaf kunnen zweren. Ik denk niet dat iemand erop zal staan dat ze nu voor de stola getest worden. Tot die tijd moeten ze alles maar nemen hoe het komt.’

‘Dat is niet goed genoeg, Siuan.’ Egwene moest haar best doen om normaal te klinken. Ze had vooraf al een vermoeden gehad van wat die twee te wachten stond, toen ze hen beval zich bij Romanda en Lelaine te voegen. Ze moest toen weten waar de Gezetenen mee bezig waren. Dat moest ze nog steeds weten, maar ze was hen wel wat verplicht. Zij waren de eersten geweest die trouw aan haar zwoeren en ze hadden dat vrijwillig gedaan. Daar kwam bij... ‘Wat voor Theodrin en Faolain geldt, geldt ook voor mij. Als Aanvaarden hen al zo behandelen...’ Ze maakte zich geen zorgen over de Aanvaarden. Zusters, en vooral Gezetenen, waren echter een ander verhaal. ‘Siuan, ik kan de eenheid van de Toren niet herstellen als de Aes Sedai aan me twijfelen.’

Siuan snoof heel hard. ‘Moeder, zelfs Lelaine en Romanda weten nu dat u echt de Amyrlin Zetel bent, of ze dat toegeven of niet. Die twee hadden nog niet eens naar Deane Aryman geluisterd. Volgens mij beginnen ze u steeds meer als een nieuwe Edarna Noregovna te zien.’

‘Dat zal allemaal best,’ zei Egwene droog. Deane werd gezien als de redster van de Toren na de ramp met Artur Haviksvleugel die Bonwhin veroorzaakt had. Edarna was van alle .vrouwen met de staf en stola politiek gezien het meest bedreven. Ze waren allebei zeer krachtige Amyrlins geweest. ‘Maar volgens jou moest ik vooral oppassen dat ik niet als Shein Chunla eindigde.’ Shein was in het begin een sterke Amyrlin die de Toren en de Zaal goed in bedwang had, maar uiteindelijk werd ze een speelpop die deed wat haar gezegd werd. Siuan knikte goedkeurend en instemmend. Ze leerde Egwene de geschiedenis van de Toren en had het vaak over Amyrlins die een fatale fout hadden gemaakt. Daar viel ze zelf ook onder. ‘Maar dit is iets heel anders,’ mopperde ze terwijl ze met haar vingers tegen het briefje tikte. ‘Als ik Theodrin te pakken krijg, zal ze wensen dat ze nog een Novice was. En Faolain! Als ze denken dat ze er nu nog tussenuit kunnen knijpen, zal ik ze ontgraten alsof het knorvissen zijn!’

‘Wie ga je ontgraten?’ vroeg Sheriam terwijl ze door de ban heen naar binnen stapte.

Egwene viel bijna weer op de grond. Ze moest echt een stoel vinden die niet elke keer in elkaar klapte als ze bewoog. Ze durfde te wedden dat Edarna nooit opsprong alsof ze stekeleik op haar rug had. ‘Het heeft niets met jou te maken,’ zei Siuan terwijl ze het briefje in de vlam van de tafellamp hield. Toen het even daarna opgebrand was, sloeg Siuan de as van haar handen. Alleen Egwene, Siuan en Leane wisten hoe het zat met Faolain en Theodrin. En de twee zusters zelf natuurlijk. Al waren er een hoop dingen waar zij weer niets van wisten.

Sheriam liet zich niet door deze opmerking van de wijs brengen. De rossige Hoedster leek helemaal hersteld te zijn van haar zenuwinzinking in de Zaal. Ze had weer een deel van haar waardigheid terug. Toen ze Siuan het briefje zag verbranden, kneep ze lichtjes met haar groene ogen. Ze raakte de smalle blauwe stola om haar hals aan alsof ze zichzelf eraan wilde herinneren dat ze hem om had. Ze hoefde Siuans bevelen niet op te volgen – Egwene vond het te wreed om haar Hoedster dat aan te doen – maar Sheriam wist donders goed dat ze Siuan evenmin bevelen hoefde te geven. Dat vond ze vast niet leuk nu Siuan zoveel zwakker in de Kracht was dan zij. Ze vond het ook vast niet leuk dat er geheimen waren die ze niet mocht weten. Daar moest Sheriam maar mee leren leven.

Ze had ook een stuk papier bij zich en legde dat voor Egwene op tafel. ‘Ik kwam Tiana onderweg tegen, Moeder, en ze vroeg of ik dit aan u wilde geven.’

‘Dit’ was het dagelijkse verslag over wegloopsters. Die verslagen kwamen niet meer elke dag, of zelfs elke week, sinds de Novices in families ingedeeld waren. Nichten steunden elkaar als ze verdrietig of gefrustreerd waren en zorgden ervoor dat er geen stomme fouten gemaakt werden, zoals weglopen. Er stond maar één naam op het vel. Nicola Trehil.

Egwene zuchtte en legde het vel neer. Ze had gedacht dat Nicola’s leergierigheid haar ondanks al haar frustratie zou weerhouden van weglopen. Toch kon ze niet zeggen dat ze het jammer vond. Nicola was een gewetenloze intrigante en tot alles bereid om verder te komen. Ze had hoogstwaarschijnlijk hulp gehad. Areina zou er geen problemen mee hebben om paarden te stelen zodat ze konden vluchten.

Opeens viel haar iets op aan de datum naast Nicola’s naam. Er stonden twee data met een vraagteken achter. Behalve in officiële verslagen en verdragen werden maanden zelden vermeld en de dagen werden al helemaal niet geteld. Getekend en bezegeld in bijzijn van getuigen in de stad Illian op de twaalfde dag van Saven in het jaar... En voor verslagen als deze, of als een vrouw in het Boek van Novices werd ingeschreven. Voor de rest was het meestal genoeg om te vermelden hoeveel dagen het voor of na een feestdag was. Egwene vond uitgeschreven data er altijd vreemd uitzien. Ze moest op haar vingers tellen om er zeker van te zijn dat ze het goed gezien had. ‘Nicola is drie of vier dagen geleden weggelopen, Sheriam, en daar komt Tiana nu mee? Weet ze niet eens zeker of het drie of vier dagen geleden was?’

‘Nicola’s nichten hebben het geheimgehouden, Moeder.’ Sheriam schudde bedroefd haar hoofd. Toch leek het door haar glimlachje alsof ze het wel leuk vond. Alsof ze er zelfs bewondering voor had. ‘Niet uit liefde; ze schenen blij te zijn dat ze van het kind af waren. Ze waren bang dat ze weer snel teruggebracht zou worden. Ze was nogal bazig door haar Talent van Voorspellen. Tiana is heel boos op ze. Ze zullen niet lekker in hun klas zitten en dat blijft nog wel een paar dagen zo, vrees ik. Tiana zegt dat ze van plan is ze elke dag een portie zweepslagen bij wijze van ochtendmaal te geven totdat Nicola weer gevonden is. Ik denk dat ze daar nog wel op terug zal komen. Het duurde zo lang voordat Nicola’s vlucht ontdekt werd dat het moeilijk zal worden om haar terug te vinden.’ Egwene huiverde even. Ze kon zich haar bezoekjes aan de werkkamer van de Meesteres der Novices, de vrouw die nu voor haar stond, maar al te goed herinneren. Sheriam had veel kracht in haar armen. Een dagelijkse portie zweepslagen was erg streng. Maar geheimhouden dat iemand weggelopen was, was ernstiger dan na het avonduur naar buiten sluipen of iemand een poets bakken. Ze schoof het verslag opzij.

‘Tiana zal doen wat zij denkt dat nodig is,’ zei ze. ‘Sheriam, is er iets veranderd in de manier waarop de zusters over mijn droom praten?’ Ze had meteen verteld dat ze over een mogelijke Seanchaanse aanval gedroomd had. De zusters die dat hoorden, hadden haar verdwaasd aangekeken. Iedereen was met stomheid geslagen door de dood van Anaiya.

In plaats van te antwoorden schraapte Sheriam haar keel en streek haar blauwgestreepte rok glad. ‘U weet het misschien niet, Moeder, maar een van Nicola’s nichten is Larine Ayellin. Uit Emondsveld,’ zei ze erbij alsof Egwene dat niet wist. ‘Niemand zal denken dat u iemand voortrekt als u de hele familie gratie verleent. Tiana gaat ze heel streng aanpakken. Ze zullen het zwaar krijgen.’ Egwene leunde voorzichtig naar achteren vanwege de wankele stoelpoot en keek fronsend naar Sheriam. Larine was bijna even oud als zij en ze waren vroeger goede vriendinnen geweest. Ze hadden uren met elkaar geroddeld en vlechten in elkaars haar gemaakt om te oefenen voor de tijd dat het van de Vrouwenkring mocht. Ondanks alles was Larine een van de weinige meisjes uit Emondsveld die leek te aanvaarden dat Egwene de Amyrlin Zetel was. Dat liet ze vooral merken door afstand te bewaren. Maar dacht Sheriam nou echt dat ze iemand zou vóórtrekken? Zelfs Siuan was even van haar stuk gebracht. ‘Je zou beter dan wie ook moeten weten, Sheriam, dat de Meesteres der Novices bepaalt hoe Novices gestraft moeten worden. Tenzij ze mishandeld worden natuurlijk, maar daar heb ik je niet over gehoord. Trouwens, als Larine ongestraft een wegloopster mag helpen – een wegloopster, Sheriam! – wat zal ze dan menen dat ze morgen ongestraft mag doen? Ze kan de stola verwerven als ze hard genoeg haar best doet. Ik ga haar niet op het verkeerde pad brengen zodat ze op een dag weggestuurd wordt omdat ze zich misdragen heeft. Welnu, wat zeggen ze over mijn droom?’ Sheriam knipperde met haar groene ogen en keek even naar Siuan. Licht, dacht dat mens dat Egwene streng was omdat Siuan erbij was? Omdat Siuan anders zou gaan roddelen? Ze zou beter moeten weten; ze was per slot van rekening zelf Meesteres der Novices geweest. ‘De mening van de zusters, Moeder,’ zei Sheriam uiteindelijk, ‘is nog altijd dat de Seanchanen duizend span ver weg zijn, dat ze niet weten hoe ze moeten Reizen, en als ze richting Tar Valon marcheren, zullen we dat ruim van tevoren te horen krijgen.’ Siuan vloekte zachtjes, maar ze klonk niet verrast. Egwene wilde ook het liefst vloeken. De zusters waren helemaal niet verdwaasd geweest door de moord op Anaiya. Ze geloofden niet dat Egwene een Droomster was. Anaiya was er zeker van, maar die was nu dood. Siuan en Leane geloofden het, maar zij hadden niet genoeg aanzien om serieus genomen te worden. Sheriam geloofde het duidelijk niet. Ze hield zich zeer nauwgezet aan haar eed van trouw, maar je kon iemand niet bevelen te geloven. Ze luisterden naar wat je zei, maar er veranderde niets.

Toen Sheriam weer weg was, vroeg Egwene zich af waarvoor ze eigenlijk gekomen was. Alleen maar om aan te geven dat Larine straf zou krijgen? Vast niet. Maar ze had op haar antwoorden aan Egwene na niets anders gezegd.

Niet lang daarna verschenen Mijrelle en Morvrin. Egwene voelde hoe ze beiden de Bron loslieten voordat ze de tent binnenkwamen. Ze lieten hun zwaardhanden buiten wachten. Zelfs in de korte tijd dat ze langs de tentflappen te zien waren, kon je zien dat ze alert waren. Nog meer dan zwaardhanden gewoonlijk al waren. Mijrelles donkere ogen vlamden even op en ze sperde haar neusgaten open toen ze Siuan zag. Morvrins ronde gezicht bleef zo glad als een gepolijste steen, maar ze haalde haar handen langs haar donkerbruine rok alsof ze iets weg wilde vegen. Misschien deed ze dat onbewust. In tegenstelling tot Sheriam moesten zij wel Siuans bevelen opvolgen, en dat vonden ze maar niets. Het was niet zo dat Egwene ze op die manier kort probeerde te houden, maar ze vertrouwde Siuan meer dan dat ze hen vertrouwde, ondanks hun eed. Daar kwam bij dat het af en toe onhandig, zo niet onmogelijk was om de zusters die haar trouw gezworen hadden te vertellen wat ze wilde. Siuan kon boodschappen rondbrengen en dan wist Egwene tenminste zeker dat haar bevelen opgevolgd werden.

Ze vroeg meteen wat er over haar droom gezegd werd, maar ze zeiden hetzelfde als Sheriam. De Seanchanen waren ver weg. Ze zouden het op tijd te horen krijgen als daar iets aan veranderde. Dat werd nu al anderhalve week gezegd.

‘Het was misschien anders geweest als Anaiya nog leefde,’ zei Morvrin terwijl ze haar evenwicht probeerde te bewaren op een van de wankele krukken die voor de schrijftafel stonden. Dat ging haar ondanks haar gewicht makkelijk af. ‘Anaiya stond bekend om haar esoterische kennis. Ik dacht altijd dat ze voor de Bruine Ajah zou kiezen. Als zij zegt dat u een Droomster bent...’ Ze hield haar mond toen ze Egwenes scherpe blik zag. Mijrelle had het opeens druk met het warmen van haar handen boven het komfoor. Zij geloofden het ook niet. Met uitzondering van Siuan en Leane geloofde niemand in het kamp dat Egwene een ware droom had gehad. Varilin had de onderhandelingen in Darein overgenomen en Beonin had nu een minder belangrijke rol. Ze verontschuldigde zich er steeds voor dat ze de waarschuwing nog niet had doorgegeven en zei dat het steeds niet uitkwam. Misschien over een paar dagen, als de onderhandelingen wat soepeler verliepen. Alsof er niet een stel zusters waren die voortdurend langs elkaar heen praatten en niets wilden zeggen wat de andere partij als een belediging kon opvatten. Niemand geloofde het behalve Siuan en Leane. Althans, ze dacht dat zij het geloofden.

Mijrelle draaide weg van het komfoor met een blik alsof ze haar hand op de kolen ging leggen. ‘Moeder, ik heb nagedacht over de dag dat Shadar Logoth vernietigd is...’ Ze zweeg abrupt en draaide zich weer om naar het komfoor toen een in donkerblauw geklede zuster met een lang gezicht de tent binnenkwam met een kruk in haar hand.

Maigan was een beeldschone vrouw met grote ogen en volle lippen, maar alles aan haar was te uitgerekt. Ze was niet zo erg lang, maar toch zagen haar handen er lang uit. ‘Ik heb mijn eigen kruk meegenomen, Moeder,’ zei ze terwijl ze een kniks probeerde te maken met de kruk in haar hand. ‘Die van u zijn niet zo stabiel, als ik zo vrij mag zijn.’

Het was geen verrassing dat de Blauwe Ajah na Anaiya’s dood een vervangster zou aanwijzen voor Egwenes ‘adviesraad’. Egwene had goede hoop toen ze hoorde wie het zou worden. Maigan was een van Siuans bondgenoten toen Siuan nog Amyrlin was. ‘Vindt u het erg als ik Siuan thee laat brengen, Moeder?’ zei Maigan terwijl ze op haar kruk ging zitten. ‘U zou eigenlijk een Novice of Aanvaarde moeten hebben voor dat soort klusjes, maar Siuan kan het ook doen.’

‘De Novices moeten naar hun lessen, Dochter,’ antwoordde Egwene, ‘en zelfs sinds we de families hebben ingevoerd, krijgen Aanvaarden nauwelijks de tijd om zelf te studeren.’ Daar kwam bij dat ze een Novice of Aanvaarde buiten in de kou moest laten staan als ze iemand onder vier ogen wilde spreken. Dat zou erg zwaar zijn voor iemand die nog niet wist hoe je de kou moest negeren. En het zou voor iedereen een teken zijn dat er binnen iets besproken werd dat de moeite waard was om af te luisteren. ‘Siuan, wil je ons alsjeblieft wat thee brengen? We kunnen allemaal wel een lekker warm kopje gebruiken.’

Maigan deed haar hand omhoog toen Siuan naar de ingang liep. ‘In mijn tent staat een pot munthoning,’ zei ze gebiedend. ‘Breng die maar mee. En niet snoepen. Ik weet nog wel hoe gek je vroeger op zoetigheid was. Schiet maar op.’ Maigan was een bondgenote geweest. Nu was ze een van de vele zusters die Siuan er de schuld van gaven dat de Witte Toren gebroken was.

‘Zoals je wenst, Maigan,’ antwoordde Siuan volgzaam en ze maakte zelfs even een kniks voordat ze zich naar buiten haastte. En ze haastte zich echt. Maigan was net zo’n sterke geleidster als Mijrelle of Morvrin, maar zij hoefde zich niet te houden aan bevelen of een eed van trouw. De zuster met het lange gezicht knikte tevreden. Siuan had moeten smeken om weer toegelaten te worden tot de Blauwe Ajah. Het gerucht ging dat Maigan van iedereen het meeste geëist had dat Siuan smeekte.

Morvrin verontschuldigde zich en ging snel na Siuan weg. Misschien wilde ze Siuan wel over het een en ander spreken. Mijrelle pakte een van de krukken en ging de strijd met Maigan aan: wie de ander het best kon negeren. Egwene begreep niets van de vijandigheid tussen die twee. Soms konden mensen gewoon niet zo goed met elkaar opschieten. Er werd dus niet veel gepraat. Egwene maakte van de gelegenheid gebruik om door de vellen in Siuans map te bladeren, maar ze kon zich niet concentreren op de geruchten uit Illian en de insinuaties uit Cairhien. Niets bevestigde Theodrins bewering dat er iets was waardoor de Gele Ajah in rep en roer was. Siuan had wel wat gezegd als ze er iets van wist.

Maigan en Mijrelle keken naar haar alsof ze iets heel interessants aan het doen was. Ze had hen het liefst weggestuurd, maar ze wilde weten wat Mijrelle dacht over de dag dat Shadar Logoth van de aardbodem verdwenen was. Ze kon er niet één wegsturen en de ander laten zitten. Ze kon ze allebei wel wat aandoen! Toen Siuan terugkeerde met een houten dienblad met daarop een zilveren theepot en porseleinen kopjes – en Maigans witte honingpot – werd ze gevolgd door een soldaat met een maliënkolder aan. Het was een jonge Shienaraan met een knot op zijn verder kaalgeschoren hoofd. Hij was jong, maar ook weer niet. Over Ragans bruine wang liep het rimpelige litteken van een pijlwond. Hij had een hard gezicht zoals alleen mannen die elk ogenblik konden sterven dat hadden. Hij boog, terwijl Siuan de kopjes neerzette, met één hand op het gevest van zijn zwaard en een halvemaanvormige helm in de andere hand. Hij liet op geen enkele manier merken dat ze elkaar al kenden.

‘Het is een eer u te dienen, Moeder,’ zei hij plechtig. ‘Heer Brin heeft me gestuurd. Ik moest van hem zeggen dat het erop lijkt dat de overvallers vannacht de rivier overgestoken zijn. Samen met Aes Sedai. Heer Brin heeft het aantal patrouilles verhoogd. Hij raadt de zusters aan in de buurt van het kamp te blijven. Om incidenten te voorkomen.’

‘Is het goed als ik ga, Moeder?’ zei Siuan met de blik van iemand die plotseling heel nodig naar de latrines moest.

‘Ja ja,’ zei Egwene zo ongeduldig mogelijk en ging meteen verder met praten. ‘Zeg maar tegen heer Brin dat Aes Sedai gaan en staan waar ze willen, wanneer ze dat willen.’ Ze hield haar mond dicht voordat ze ‘Ragan’ kon zeggen, maar dat zorgde ervoor dat ze er nog strenger uitzag. Althans, dat hoopte ze.

‘Ik zal het hem zeggen, Moeder,’ antwoordde hij en boog opnieuw. ‘Ik dien met hart en ziel.’

Maigan glimlachte flauw terwijl hij de tent verliet. Ze hield niet van soldaten – zwaardhanden waren nuttig, maar soldaten veroorzaakten naar haar mening alleen maar ellende – maar ze had niets tegen een aanwijzing dat er onenigheid tussen Egwene en Garet Brin was. Of misschien kon je beter zeggen dat Lelaine daar niets tegen had. Op dit punt was Maigan het volledig met Lelaine eens. Mijrelle zag er verbijsterd uit. Zij wist dat Egwene het goed kon vinden met heer Garet.

Egwene stond op, schonk een kopje thee voor zichzelf in en nam wat van Maigans honing. Haar handen trilden geen ogenblik. De boten lagen klaar. Over een paar uur zou Leane Bode meenemen en pas als ze ver genoeg van het kamp verwijderd waren, zou ze haar uitleggen wat ze gingen doen. Larine moest de straf ondergaan die ze verdiend had en Bode moest doen wat nodig was. Egwene was jonger dan Bode toen ze de opdracht kreeg op Zwarte zusters te jagen. De Shienaranen bestreden de Schaduw in de Verwording en dienden met hart en ziel. Aes Sedai en alle vrouwen die ooit Aes Sedai zouden worden, dienden de Toren. Het was een sterker wapen tegen de Schaduw dan welk zwaard dan ook, waar een onvoorzichtige hand zich lelijk aan kon snijden.

Romanda kwam binnen terwijl Theodrin een tentflap voor haar opzij hield. De grijsharige Gele zuster maakte een kniks die precies aan de gedragsregels voldeed. Ze waren nu niet in de Zaal. De Amyrlin was daar misschien slechts eerste onder gelijken, maar in haar werkkamer was ze wel meer dan dat. Ze maakte echter geen aanstalten om Egwenes ring te kussen. Er waren grenzen. Ze keek naar Mijrelle en Maigan alsof ze overwoog hun te vragen weg te gaan. Of hun te bevelen weg te gaan. Het was een netelige toestand. Gezetenen moesten gehoorzaamd worden, maar geen van beide zusters was van haar Ajah en ze waren in de werkkamer van de Amyrlin. Ze zei uiteindelijk niets. Ze liet Theodrin haar mantel met geborduurde gele bloemen ophangen en een kopje thee voor haar inschenken. Theodrin deed dit allemaal uit zichzelf en ging vervolgens in een hoek staan waar ze met een nukkige blik haar stola rechttrok. Romanda ging op de lege kruk zitten en het lukte haar om de kruk met ongelijke poten op een zetel in de Zaal van de Toren of zelfs op een troon te laten lijken. Ze schikte vervolgens de geelgerande stola goed die onder haar mantel verborgen was.

‘De onderhandelingen verlopen stroef,’ zei ze met die hoge, zangerige stem. Het klonk als een bekendmaking. ‘Varilin is een en al frustratie. -Magla is ook gefrustreerd en zelfs Saroiya heeft het gehad.

Dat wil toch wel wat zeggen.’ Met uitzondering van Janya hadden alle Gezetenen die vroeger een zetel in de Toren bekleed hadden, zich aangemeld voor de onderhandelingen. Ze kenden namelijk al die andere vrouwen van vroeger. Beonin deed weinig meer dan boodschappen rondbrengen.

Romanda proefde even van de thee en hield het kopje op de schotel opzij zonder iets te zeggen. Theodrin kwam vliegensvlug uit haar hoek, nam het kopje mee naar het dienblad, deed honing bij de thee, gaf het kopje weer terug aan de Gezetene en ging weer in de hoek staan. Romanda proefde de thee opnieuw en knikte goedkeurend. Theodrins gezicht werd rood.

‘De onderhandelingen gaan zoals ze gaan,’ zei Egwene voorzichtig. Romanda was tegen elke vorm van onderhandelingen geweest, of ze nu voor de schijn waren of niet. En ze wist wat er vanavond ging gebeuren. Het was een onnodige belediging geweest om dat verborgen te houden voor de Zaal.

De strakke knot op Romanda’s hoofd bewoog op en neer toen ze knikte. ‘We zijn al iets te weten gekomen. Elaida laat de Gezetenen die namens haar spreken geen strobreed toegeven. Ze heeft zich in de Toren verschanst als een rat in een muur. De enige manier waarop we haar weg kunnen krijgen, is door het infiltreren van de Toren.’ Mijrelle maakte een geluid dat haar op een verbaasde blik van Maigan kwam te staan. Romanda bleef Egwene rustig aankijken. ‘Elaida wordt hoe dan ook afgezet,’ zei Egwene kalm terwijl ze haar theekopje terug zette op de schotel. Haar hand trilde niet. Wat was dat mens te weten gekomen? En hoe?

Romanda keek met een grijns naar haar thee alsof er toch niet genoeg honing in zat. Of misschien was ze teleurgesteld dat Egwene niet meer had gezegd. Ze ging op haar kruk verzitten als een zwaardvechter die zich opmaakte voor een nieuwe aanval. ‘De dingen die u over de Kinne hebt gezegd, Moeder. Dat er meer dan duizend Kinsvrouwen zijn en niet slechts een paar tientallen. Dat sommige Kinsvrouwen vijfhonderd tot zeshonderd jaar oud zijn.’ Ze schudde haar hoofd alsof dat onmogelijk was. ‘Hoe kan de Toren daar geen weet van gehad hebben?’ Ze stelde geen vraag, maar daagde haar uit. ‘We hoorden onlangs voor het eerst hoeveel wilders zich onder het Zeevolk bevinden,’ antwoordde Egwene vriendelijk. ‘En we weten nog steeds niet hoeveel het er precies zijn.’ Romanda’s grijns werd kleiner. De Gele Ajah had als eerste bevestigd dat er alleen al in IIlian honderden wilders van het Zeevolk waren. Egwene deelde de eerste klap uit.

Eén klap was echter niet genoeg om Romanda klein te krijgen of haar de mond te snoeren. ‘Zodra we hier klaar zijn, moeten we ze allemaal opsporen,’ zei ze op onverbiddelijke toon. ‘Dat we er een paar in Ebo Dar en Tar Valon tolereerden om wegloopsters op te sporen, is tot daar aan toe, maar we kunnen niet toestaan dat duizenden wilders zich... organiseren.’ In dat laatste woord, het denkbeeld dat wilders zich organiseerden, legde ze nog meer minachting dan in de rest van wat ze zei. Mijrelle en Maigan keken en luisterden aandachtig. Maigan leunde zelfs voorover. Ze wisten geen van beiden meer van de verhalen die Egwene verspreid had. Iedereen ging ervan uit dat die afkomstig waren van Siuans ogen-en-oren. ‘Er zijn veel meer dan duizend Kinsvrouwen,’ verbeterde Egwene, ‘en niet een daarvan is een wilder. Het zijn allemaal vrouwen die weggestuurd zijn uit de Toren. Met uitzondering van een paar wegloopsters die nooit gepakt zijn.’ Ze verhief haar stem niet, maar ze klonk vastberaden en keek Romanda recht aan. ‘Hoe wilde je ze trouwens opsporen? Ze zijn over alle landen verspreid en doen allemaal verschillend werk. Ebo Dar was de enige plek waar ze weleens samenkwamen, maar sinds de Seanchaanse verovering zit daar niemand meer. Sinds de Trollok-oorlogen heeft de Kinne gezorgd dat de Toren alleen wist wat zij wilden dat de Toren wist. Tweeduizend jaar lang hebben ze zich verborgen gehouden, onder de neus van de Witte Toren. Hun aantallen namen toe terwijl die van de Toren afnamen. Hoe wil je ze allemaal vinden, al die wilders die de Toren altijd genegeerd heeft omdat ze “te oud” waren om Novice te worden? Kinsvrouwen vallen op geen enkele manier op, Romanda. Ze gebruiken de Kracht even vaak als Aes Sedai, maar ze vertonen net als iedereen ouderdomsverschijnselen, zij het wat langzamer. Als ze verborgen willen blijven, zullen ze nooit gevonden worden.’ En zo deelde Egwene nog een paar klappen uit zonder ook maar één klap te incasseren. Romanda had wat zweetdruppeltjes op haar voorhoofd, een duidelijk teken van wanhoop bij Aes Sedai. Mijrelle zat heel stil, maar Maigan leek ondanks haar stabiele kruk elk ogenblik voorover te kunnen vallen.

Romanda likte haar lippen. ‘Als ze geleiden, moeten ze een leeftijdloos uiterlijk hebben. Als ze er ouder uitzien, komt dat omdat ze heel weinig of helemaal niet geleiden. En het is hoe dan ook onmogelijk dat ze vijf- of zeshonderd jaar oud zijn!’ De aap kwam zo te zien uit de mouw.

‘Er is één echt verschil tussen Aes Sedai en de Kinne,’ zei Egwene zacht, maar het leek wel alsof de woorden in de ruimte galmden.

Zelfs Romanda leek nu haar adem in te houden. ‘Ze hebben de Toren verlaten voordat ze op de Eedstaf konden zweren.’ Zo, het was eindelijk gezegd.

Romanda schokte alsof die laatste klap haar te veel geworden was. ‘U hebt de Geloften nog niet afgelegd,’ zei ze met hese stem. ‘Wilt u ze soms afschaffen? En zusters vragen ze af te zweren?’ De adem van Mijrelle en Maigan stokte.

‘Nee!’ zei Egwene vinnig. ‘De Drie Geloften maken van ons Aes Sedai, en ik zal op de Eedstaf zweren zodra die in ons bezit is!’ Ze haalde diep adem en paste haar toon aan. Ze boog zich voorover naar de Gezetene om haar voor zich te winnen en te overtuigen. Ze strekte bijna haar arm uit. ‘Het is nu gebruikelijk dat zusters zich in hun laatste jaren afzonderen, Romanda. Zou het niet beter zijn als dat niét hun laatste jaren waren? Als zusters zich in plaats daarvan bij de Kinne voegen, kunnen ze de Kinne aan de Toren binden. Dan is die nutteloze speurtocht ook niet nodig.’ Ze was nu al zo ver gegaan dat ze de laatste stap ook maar moest nemen. ‘De Eedstaf kan behalve binden ook ontbinden.’

Maigan viel voorover op haar knieën, krabbelde weer omhoog en veegde haar rok met een verontwaardigde blik af alsof iemand haar geduwd had. Mijrelle zag er een beetje bleek uit. Romanda zette langzaam haar theekopje op de rand van de schrijftafel en stond op terwijl ze haar stola om zich heen sloeg. Uitdrukkingsloos staarde ze Egwene aan terwijl Theodrin haar mantel om haar schouders legde, de gouden sierspeld vastmaakte en de plooien goed legde alsof ze een dienstmeid was. Pas daarna sprak Romanda met een stem van steen. ‘Toen ik een klein meisje was, droomde ik ervan Aes Sedai te worden. Vanaf de eerste dag dat ik in de Witte Toren was, heb ik geprobeerd als een Aes Sedai te leven. Ik heb als een Aes Sedai geleefd en ik zal als een Aes Sedai sterven. Dit is onaanvaardbaar!’

Ze draaide zich in een vloeiende beweging om, maar schopte daarbij wel de kruk om waarop ze gezeten had. Theodrin haastte zich achter haar aan met vreemd genoeg een bezorgde uitdrukking op haar gezicht.

‘Moeder?’ Mijrelle haalde diep adem en plukte aan haar donkergroene rok. ‘Moeder, stelt u echt voor...?’ Ze maakte haar zin niet af. Maigan zat op haar kruk en moest zichzelf dwingen niet weer voorover te buigen.

‘Ik heb uitgelegd wat de feiten zijn,’ zei Egwene kalm. ‘De Zaal moet verder maar beslissen. Zeg eens, Dochter. Zou jij ervoor kiezen te sterven in plaats van verder te leven en de Toren te dienen?’ De Groene en Blauwe zuster keken elkaar aan. Toen ze opeens beseften wat ze aan het doen waren, gingen ze weer verder met elkaar te negeren. Ze gaven geen antwoord, maar Egwene zag dat ze erover nadachten. Na een paar tellen stond ze op om de kruk weer overeind te zetten. Zelfs dat veroorzaakte niet meer dan plichtmatige verontschuldigingen omdat Egwene dat zelf moest doen. Daarna verzonken ze weer in gedachten.

Ze probeerde verder te gaan met het lezen van de papieren in Siuans mappen – de patstelling bij de Steen van Tyr duurde nog altijd voort en niemand wist hoe het zou eindigen – maar niet lang na Romanda’s vertrek kwam Lelaine binnen.

De slanke Blauwe Gezetene kwam in tegenstelling tot Romanda alleen binnen. Ze ging op de lege kruk zitten en gooide haar met bont gevoerde mantel, die vastzat met een zilveren mantelspeld vol grote saffieren, naar achteren over haar schouders. Ze had haar stola ook om; Gezetenen hadden bijna altijd hun stola om. Lelaine was veel meer rechtdoorzee dan Romanda. Zo kwam ze althans over. Ze had een felle glinstering in haar ogen.

‘Kairens dood maakt de kans dat het tot een verdrag met de Zwarte Toren komt een stuk kleiner,’ mompelde ze terwijl ze haar theekopje vlak bij haar gezicht hield. ‘En die arme Llyw is er natuurlijk ook nog. Misschien wil Mijrelle hem wel. Twee van haar drie zwaardhanden waren eerst van een ander. Nog nooit eerder heeft iemand twee zwaardhanden gered toen hun Aes Sedai stierven.’ Egwene was niet de enige die het opviel hoe Lelaine daar de nadruk oplegde. Mijrelle trok wit weg. Ze hield twee dingen geheim en één daarvan was dat ze vier zwaardhanden had. Moiraines overdracht van Lans binding aan haar was al honderd jaar niet meer vertoond. Vandaag de dag vond men dat hetzelfde als het binden van een man tegen zijn wil. Ook dat was al honderden jaren niet gedaan. ‘Drie is genoeg voor mij,’ zei ze met ingehouden adem. ‘Als u mij wilt verontschuldigen, Moeder?’

Maigan lachte zachtjes terwijl Mijrelle snel de tent uit liep. Voordat de tentflappen weer teruggevallen waren had ze saidar alweer omhelsd.

‘Er wordt natuurlijk gezegd,’ zei Lelaine terwijl ze vermaakte blikken met de andere Blauwe zuster uitwisselde, ‘dat ze met al haar zwaardhanden trouwt. Misschien vindt ze die arme Llyw geen geschikte echtgenoot.’

‘Hij heeft écht een grotere kont dan een paard,’ voegde Maigan daaraan toe. Ze vond het misschien wel leuk dat Mijrelle gevlucht was, maar ze zei het niet op een gemene toon. Ze deelde alleen maar een feit mee. Llyw was inderdaad een grote vent. ‘Ik ken een jonge Blauwe zuster die hem misschien wel wil hebben. Ze is niet op die manier in mannen geïnteresseerd.’

Lelaine knikte op een manier alsof de zaak al beklonken was. ‘Groenen kunnen heel vreemd zijn. Neem bijvoorbeeld Elayne Trakand. Ik had nooit gedacht dat Elayne voor de Groene Ajah zou kiezen. Ik vond haar een typische Blauwe. Het kind heeft een goed gevoel voor politieke zaken. Daar staat tegenover dat ze vaak te veel hooi op haar vork neemt. Vindt u ook niet, Moeder?’ Ze nam glimlachend een slokje thee.

Dit leek in de verste verte niet op Romanda’s subtiele aftasten. Dit waren houwen met een zwaard die je niet zag aankomen. Wist Lelaine hoe het zat met Mijrelle en Lan? Had ze iemand naar Caemlin gestuurd en, zo ja, hoeveel wist ze? Egwene vroeg zich af of Romanda zich ook van haar stuk gebracht en verbouwereerd voelde. ‘Denk je dat de moord op Kairen genoeg is om een verdrag tegen te houden?’ zei ze. ‘Voor hetzelfde geld is het Logain die wraak neemt.’ Licht, waarom had ze dat nu gezegd? Ze moest oppassen met wat ze zei en haar hoofd erbij houden. ‘Het zou ook heel goed een dwaas kunnen zijn die in een van de omliggende boerderijen of brugsteden woont.’ Lelaines glimlach veranderde van vermaakt naar spottend. Licht, dat mens was in maanden niet meer zo brutaal geweest. ‘Als Logain wraak wilde, Moeder, denk ik dat hij nu in de Toren bezig zou zijn de Roden uit te moorden.’ Haar stem klonk ondanks die glimlach rustig. Het was een verwarrend contrast. Misschien was dat ook wel haar bedoeling. ‘Misschien is het wel jammer dat hij dat niet doet. Maar dat zou meer zijn dan ze verdient. Nee, Kairens dood zal net als Anaiya’s dood een verdrag niet kunnen tegenhouden, maar de zusters zullen nu wel harder nadenken over voorzorgsmaatregelen en beperkingen. We hebben deze mannen misschien wel nodig, maar we moeten er zeker van zijn dat wij de leiding hebben. De absolute leiding.’

Egwene knikte. Ze was het ermee eens, maar... ‘Het zal niet makkelijk worden om ze dat te laten aanvaarden,’ zei ze. Niet makkelijk. Ze had er vandaag wel een handje van om alles zwak uit te drukken.

‘De binding met de zwaardhand kan enigszins aangepast worden,’ zei Maigan. ‘Je moet hem nu nog een beetje aansporen om hem te laten doen wat je wilt, maar dat kan makkelijk verholpen worden.’

‘Dat klinkt te veel als Wilsdwang,’ zei Egwene standvastig. Ze had die weving van Moghedien geleerd zodat ze wist hoe ze zich ertegen moest verweren. Het was iets smerigs om iemand van zijn wil, van zijn hele wezen, te beroven. Als je Wilsdwang op iemand uitoefende, deed hij alles wat je hem opdroeg. Alles. En hij zou nog denken dat hij er zelf voor gekozen had ook. Ze voelde zich vies als ze er alleen al aan dacht.

Maigan keek haar echter bijna even rustig aan als Lelaine en haar stem was even glad als haar gezicht. Zij voelde zich niet vies. ‘Er is Wilsdwang uitgeoefend op zusters in Cairhien. Dat is zo goed als zeker. Maar ik had het over de binding, en dat is iets heel anders.’

‘Denk je dat de Asha’man zich zomaar zullen laten binden?’ Egwene kon het niet zeggen zonder ongelovig te klinken. ‘En trouwens, wie gaat er dan binden? Zelfs als elke zuster zonder zwaardhand een Asha’man neemt, en elke Groene zuster er twee of drie neemt, kom je zusters te kort. En dan is het nog maar de vraag of ze een man willen binden die gedoemd is krankzinnig te worden.’ Maigan knikte bij elk argument alsof ze het ermee eens was. En ze legde haar rok goed alsof ze niet echt luisterde. ‘Als de binding op een bepaald punt veranderd kan worden,’ zei ze toen Egwene uitgesproken was, ‘dan moet het mogelijk zijn om hem ook op andere punten te veranderen. Misschien kan het bewust zijn van elkaars gevoelens verminderd worden. Dan zou de krankzinnigheid geen probleem zijn. Het zou een ander soort binding zijn en helemaal geen zwaardhandbinding. Ik weet zeker dat niemand er echt bezwaar tegen zal hebben. En een zuster kan evenveel Asha’man binden als maar nodig is.’

Plotseling besefte Egwene wat er gaande was. Lelaine deed alsof ze in haar theekopje keek, maar ze zat stiekem Egwene te bestuderen. En ze gebruikte Maigan om haar af te leiden. Egwene onderdrukte haar woede en haar stem klonk niet koud, maar ijskoud. ‘Dat klinkt preciés als Wilsdwang, Lelaine. Het is Wilsdwang en dat blijft het, hoe je het ook wendt of keert. Daar zal ik iedereen op wijzen die het voorstelt. En degene die meer doet dan alleen voorstellen, zal ik laten geselen. Wilsdwang is verboden en dat blijft het ook.’

‘Wat u wilt,’ antwoordde Lelaine, wat van alles en nog wat kon betekenen. Wat ze daarna zei, was zelfs nog suggestiever. ‘De Witte Toren maakt zo nu en dan fouten. Het is onmogelijk te leven of iets te doen zonder fouten te maken. Maar het leven gaat gewoon door. En als we soms onze fouten moeten verhullen, dan proberen we ze waar mogelijk te herstellen. Zelfs als dat pijnlijk is.’ Ze zette haar kopje en schotel neer en ging weg. Maigan volgde haar en omhelsde de Bron voor ze de tent verliet. Lelaine deed dat niet. Egwene concentreerde zich een tijdje op een regelmatige ademhaling. Ze deed de oefening van de rivier die door de oever in toom gehouden werd. Lelaine had niet gezegd dat Egwene Alveren een fout was die misschien hersteld moest worden, maar het scheelde niet veel. ’s Middags bracht Chesa weer een houten dienblad met daarop Egwenes middagmaal: warm, knapperig brood met maar een paar zwarte spikkels erin en een linzenstoofschotel met taaie stukjes raap, wortel en iets wat waarschijnlijk geitenvlees was. Egwene kreeg maar één hap weg. Ze maakte zich geen zorgen over Lelaine. Lelaine had haar al eerder bedreigd voordat ze haar duidelijk had gemaakt dat ze écht de Amyrlin was en geen speelpop. Ze staarde naar Tiana’s verslag dat op de tafel lag. Ondanks haar potentieel zou Nicola misschien niet de stola verworven hebben, maar het was de Toren vaak genoeg gelukt om van koppige en prutsende vrouwen Aes Sedai vol zelfvertrouwen te maken. Larine had een mooie toekomst voor zich, maar ze moest eerst leren de regels te gehoorzamen voordat ze mocht weten welke regels gebroken konden worden en wanneer. De Witte Toren leerde je beide dingen, maar het eerste was het belangrijkst. Bode had een stralende toekomst voor zich. Haar potentieel was bijna even groot als dat van Egwene. Maar of je nou Aes Sedai, Aanvaarde of Novice was, de Toren liet je dingen doen die goed voor de Tóren waren. Aes Sedai, Aanvaarde, Novice of Amyrlin. Chesa uitte haar teleurstelling toen ze zag dat het eten nauwelijks aangeraakt was, vooral omdat het bij het ochtendmaal precies hetzelfde gegaan was. Egwene overwoog even te zeggen dat ze last van haar maag had, maar zag daar toch van af. Nadat Chesa’s thee tegen haar hoofdpijn geholpen had – het werkte maar een paar dagen waarna de hoofdpijn weer erger dan ooit terugkwam – bleek ze opeens een hele verzameling kruiden tegen allerlei klachten te hebben. Die had ze van gladde marskramers met een vlotte babbel gekocht, en het ene kruid smaakte nog smeriger dan het andere. Chesa zag er zo teleurgesteld uit als je haar afschuwelijke mengsels niet dronk dat je ze toch maar naar binnen werkte. Al was het alleen maar zodat zij zich geen zorgen maakte. Soms werkten ze tot Egwenes verrassing, maar het ging nooit van harte. Ze stuurde Chesa weg met het dienblad en beloofde dat ze later meer zou eten. Chesa zou ongetwijfeld met een enorme maaltijd aan komen zetten. Ze wilde glimlachen toen ze het voor zich zag – Chesa die handenwringend zou toekijken totdat ze alles op had – maar ze keek weer naar Tiana’s verslag. Nicola, Larine en Bode. De Witte Toren was een strenge leermeesteres. ‘Tenzij de Toren in oorlog is met een consensus van de Zaal, mag de Amyrlin niet...’ Maar de Toren was in oorlog.

Ze wist niet hoelang ze naar dat stuk papier met één naam erop had zitten kijken, maar toen Siuan terugkwam, had ze haar besluit genomen. Een strenge leermeesteres die niemand een voorkeursbehandeling gaf.

‘Zijn Leane en Bode al vertrokken?’ vroeg ze. ‘Minstens twee uur geleden, Moeder. Leane moest eerst zorgen dat Bode weg kon en toen zijn ze stroomafwaarts gereden.’ Egwene knikte. ‘Laat Daishar zadelen...’ Nee. Sommige mensen zouden het paard van de Amyrlin herkennen. Te veel mensen. Er zou geen tijd voor soebatten of uitleggen zijn. Geen tijd om haar autoriteit te laten gelden. ‘Laat Bela zadelen, en dan zien we elkaar op de hoek twee straten ten noorden van hier.’ Bijna iedereen kende Bela. Iedereen kende Siuans paard.

‘Wat bent u van plan, Moeder?’ vroeg Siuan bezorgd. ‘Ik ben van plan een stukje te gaan rijden. Zeg het tegen niemand, Siuan.’ Ze bleef Siuan recht in de ogen kijken. Siuan was een Amyrlin geweest die alles en iedereen aan kon staren totdat ze de ogen neersloegen. Egwene was nu de Amyrlin. ‘Tegen niemand, Siuan. Vooruit en schiet op.’ Siuan haastte zich weg met een frons op haar voorhoofd.

Toen ze weg was, deed Egwene haar stola af, vouwde hem netjes op en stopte hem in haar beurs. Haar wollen mantel was van goede en stevige kwaliteit, doch eenvoudig. Zonder de stola om haar hals zou niemand haar herkennen.

De loopplank buiten haar werkkamer was natuurlijk leeg, maar toen ze de ijzige straat overgestoken was, liep ze tussen de gebruikelijke menigte van Novices met hier en daar een Aanvaarde of Aes Sedai. De Novices maakten een kniks zonder te stoppen en ook de Aanvaarden bogen hun knie zodra ze zagen dat er geen witte streep op de rok onder haar mantel zat. De Aes Sedai liepen langs haar en ook hun gezicht zat in hun kap verborgen. Misschien viel het wel op dat ze niet door een zwaardhand gevolgd werd, maar sommige zusters hadden nu eenmaal geen zwaardhand. En niet iedere zuster werd omringd door de gloed van saidar. Maar de meeste zusters wel. Ze stopte twee straten van haar werkkamer op de hoek van de loopplanken en wendde haar gezicht af van de stroom van voorbijkomende vrouwen. Ze probeerde geduldig te blijven. De zon hing halverwege de horizon in het westen, een gouden bal die op de gebroken top van de Drakenberg gespietst leek te worden. Het kamp bevond zich al in de schaduw van de berg en het schemerde rondom de tenten.

Na een tijd kwam Siuan op Bela te voorschijn. De ruige, kleine merrie liep met vastberaden tred over de gladde straat, maar Siuan klampte zich vast aan de teugels en het zadel alsof ze bang was dat ze zou vallen. Misschien was ze ook wel bang. Siuan was een van de slechtste amazones die Egwene ooit had gezien. Toen ze met veel pijn, moeite en gevloek uit het zadel geklommen was, zag ze eruit alsof ze opgelucht was dat ze het er levend van afgebracht had. Bela herkende Egwene en hinnikte. Siuan deed haar verschoven kap weer goed en wilde net haar mond open doen toen Egwene een waarschuwende hand opstak. Ze kon aan Siuans lippen zien dat ze op het punt stond ‘Moeder’ te zeggen. En waarschijnlijk zo hard dat iedereen het kon horen.

‘Zeg niets tegen niemand,’ zei Egwene zachtjes. ‘En geef ook geen briefjes of aanwijzingen.’ Meer had ze niet te zeggen. ‘Hou Chesa gezelschap tot ik weer terug ben. Ik wil niet dat ze zich zorgen maakt.’ Siuan knikte schoorvoetend. Door haar mond zag ze er bijna nukkig uit. Egwene dacht dat ze er goed aan had gedaan om dat van die ‘briefjes’ en ‘aanwijzingen’ erbij te zeggen. Ze liet de voormalige Amyrlin die eruitzag als een nukkig meisje voor wat ze was en klom op Beia’s rug.

Ze moest de kloeke merrie stapvoets laten lopen vanwege de bevroren geulen in de straten. En ook omdat iedereen verbaasd zou zijn om Siuan sneller dan dat te zien rijden. Ze probeerde Siuans rijstijl na te doen door onzeker heen en weer te zwaaien en zich met beide handen aan de hoge zadelboog vast te houden. Het voelde voor haar ook alsof ze elk ogenblik kon vallen. Bela draaide haar hoofd om en keek haar aan. Ze wist wie er op haar rug zat en ze wist ook dat Egwene beter kon rijden dan dit. Egwene bleef Siuan nadoen en probeerde over de stand van de zon na te denken. Dat hield ze vol totdat het kamp en de rijen met wagens achter haar lagen en ze door de eerste bomen niet meer te zien was.

Toen boog ze zich voorover en legde haar gezicht tegen Beia’s manen. ‘Je hebt me van Tweewater weggebracht,’ fluisterde ze. ‘Kun je nu weer zo snel galopperen?’ Ze ging rechtop zitten en spoorde Bela met haar hielen aan.

Bela kon niet zo snel galopperen als Daishar, maar haar gespierde benen ploegden door de sneeuw. Ze was ooit een trekpaard geweest, en geen renpaard of oorlogspaard, maar door alles te geven wat ze had en moedig haar nek uit te steken, deed ze geen ogenblik voor Daishar onder. Bela galoppeerde uit alle macht terwijl de zon steeds verder zakte en de hemel langzaam donker werd. Egwene zat laag in het zadel en spoorde de merrie aan. Ze wist dat ze het niet kon winnen van de zon, maar er was nog tijd. Ze schopte met haar hielen in het ritme van Beia’s hoeven en Bela rende door. Het was al donker toen Egwene bij de Erinin aankwam en ze zag hoe het licht van de maan door het water weerkaatst werd. Er was nog tijd. Ze was bijna op dezelfde plek als waar ze met Garet de schepen had bekeken die richting Tar Valon voeren. Ze bracht Bela met de teugels tot stilstand en luisterde.

Stilte. En daarna een gedempte vloek. Ze hoorde het zachte gekreun van de mannen en een geluid alsof ze iets zwaars door de sneeuw sleepten. Ze liet Bela omdraaien en liep tussen de bomen door richting de geluiden. Ze zag schaduwen bewegen en hoorde hoe zwaarden te voorschijn getrokken werden.

Toen hoorde ze een man zachtjes mompelen. ‘Ik herken die pony. Die is van een van de zusters. Die pony waarvan ze zeggen dat hij van de Amyrlin is geweest. Daar geloof ik niks van. Deze knol is nog jonger dan de Amyrlin.’

‘Bela is geen pony,’ zei Egwene kordaat. ‘Breng me naar Bode Cauton.’

Een tiental mannen kwam uit de schaduw te voorschijn en ging om haar en Bela heen staan. Ze leken allemaal te denken dat ze Siuan was, maar dat maakte niets uit. Voor hen waren alle Aes Sedai hetzelfde. Ze brachten haar naar de plek waar Bode op een klein paard zat terwijl ze een donkere mantel om zich heen geslagen hield. Haar rok was ook donker. Wit was te opvallend geweest. Bode herkende Bela ook en strekte haar arm uit om teder aan het oor van de merrie te krabben.

‘Jij blijft hier,’ zei Egwene zachtjes. ‘Je gaat weer met mij mee terug als het voorbij is.’

Bode schrok van Egwenes stem en trok haar hand terug. ‘Waarom?’ zei ze op bescheiden toon. Dat had ze in ieder geval al geleerd. ‘Ik kan dit. Leane Sedai heeft het me uitgelegd en ik weet dat ik het kan.’

‘Dat weet ik. Maar je kunt het niet zo goed als ik. Nog niet.’ Dat klonk te kritisch en dat verdiende Bode niet. ‘Ik ben de Amyrlin Zetel, Bode. Sommige besluiten kunnen alleen door mij genomen worden. En sommige dingen mag ik niet van een Novice vragen als ik het zelf beter kan.’ Dat klonk niet veel aardiger, maar ze kon niets zeggen over Larine en Nicola, of over de prijs die de Witte Toren van al haar dochters eiste. De Amyrlin kon over het eerste niets zeggen tegen een Novice, en een Novice was nog niet klaar voor het tweede.

Zelfs in het donker was aan Bodes schouders te zien dat ze het niet begreep. Maar ze had al geleerd dat je niet moest debatteren met Aes Sedai. De rest zou ze ook nog wel leren. De Toren had nog alle tijd om het haar te leren.

Egwene stapte af en overhandigde haar teugels aan een van de soldaten. Ze trok haar rok omhoog en stapte door de sneeuw in de richting van de geluiden van de slepende mannen. Het was een grote roeiboot die als een slee door de sneeuw geduwd werd. Een grote slee die langs de bomen gemanoeuvreerd moest worden. Het gevloek van de mannen die aan het duwen en trekken waren, nam af toen ze beseften dat ze vlak achter hen liep. De meeste mannen hielden hun mond in het bijzijn van een Aes Sedai. Ze konden haar gezicht door de duisternis en haar kap niet zien, maar wat voor een vrouw zou anders nog zo laat bij de rivier zijn? Het was misschien wel een andere vrouw dan die ene die aanvankelijk mee zou gaan, maar wie durfde iets te vragen aan een Aes Sedai?

Ze lieten de boot voorzichtig te water en zes mannen klommen erin om roeispanen in de met doeken beklede dollen te steken. Ze hadden blote voeten zodat ze niet met hun laarzen over de bodemplanken zouden schrapen. Men voer normaal gesproken met kleinere boten over deze rivier, maar vanavond moesten ze de stroming trotseren. Een van de mannen op de oever gaf haar een hand zodat ze kon instappen. Ze ging in het voorste deel van de boot zitten en hield haar mantel dicht. De boot dreef weg van de oever en in de stilte was alleen het zachte kolken van de roeispanen te horen. Egwene keek naar het zuiden, richting Tar Valon. De witte stadswallen weerkaatsten het licht van een bijna volle maan. De verlichte ramen gaven de stad een soort gloed alsof het eiland saidar omhelsde. De omtrekken van de Witte Toren waren duidelijk in de duisternis te ontwaren. De ramen waren verlicht en de gehele stad glom in het maanlicht. Ze zag plotseling iets door de lucht schieten en haar adem stokte. Ze dacht heel even dat het een Draghkar was, wat uitgerekend op deze avond een zeer slecht voorteken zou zijn. Ze besloot dat het een vleermuis was. De lente zat er aan te komen en misschien waren er al vleermuizen actief. Ze trok haar mantel nog wat dichter om zich heen en keek hoe de stad steeds dichterbij kwam. Toen ze vlak bij de hoge muur van Noordhaven waren, remden de roeiers af zodat de boeg net de muur naast de havenmond niet raakte. Egwene stak bijna een hand uit om de boot af te houden voordat hij tegen het witte steen op botste. Zo’n botsing zou ongetwijfeld gehoord worden door de soldaten die op wacht stonden. Alleen de roeispanen maakten een licht kolkend geluid bij het afremmen. De boot stopte zo dicht bij de enorme stalen ketting die voor de havenmond gespannen was dat ze hem kon aanraken. De enorme schakels glommen van het smeer.

Ze hoefde de ketting echter niet aan te raken. En ze hoefde ook niet te wachten. Ze omhelsde saidar en werd zich pas bewust van de levenskracht die haar vulde toen ze de stromen al geplaatst had. Aarde, Vuur en Lucht omringden de ketting; Aarde en Vuur raakten de ketting aan. Het zwarte staal werd in een flits wit. Opeens besefte ze dat iemand niet ver van haar de Bron omhelsde. De boot werd geraakt, zij werd geraakt, en ze voelde hoe het koude water haar omringde, haar neus en haar mond vulde. Duisternis.

Egwene voelde iets hards onder zich. Ze hoorde vrouwenstemmen. Opgewonden stemmen. ‘Weet je wie dit is?’

‘Kijk eens aan. Dit is meer dan we verwacht hadden.’ Er werd iets op haar mond gedrukt en ze proefde een warme vloeistof die lichtjes naar munt smaakte. Ze slikte het stuiptrekkend door en besefte toen pas rillend hoe koud ze het had. Knipperend deed ze haar ogen open. En ze staarde in het gezicht van de vrouw die haar hoofd en de beker vasthield. De lantaarns die door de omringende soldaten vastgehouden werden, gaven genoeg licht om het gezicht duidelijk te kunnen zien. Het was een leeftijdsloos gezicht. Ze was in Noordhaven.

‘Goed zo, meid,’ zei de Aes Sedai bemoedigend. ‘Slik het maar allemaal door. Het is een sterke dosis.’

Egwene probeerde de beker weg te duwen, probeerde saidar te putten, maar ze voelde hoe het weer langzaam donker werd. Ze hadden haar opgewacht. Ze was verraden. Maar door wie?

Загрузка...