17 Geheimen

Toen Delana er zeker van was dat haar verderfelijke zaadje wortel had geschoten, mompelde ze dat ze beter niet samen in het kamp terug konden keren en glipte op een draf weg met haar merrie. De rest reed door in een ongemakkelijke stilte die slechts onderbroken werd door het knerpende geluid van de hoeven in de sneeuw. De zwaardhanden bleven op een afstand achter hen rijden en de soldaten van het geleide keken weer aandachtig naar de hoeves en het struikgewas. Voor zover Egwene kon zien, schonken ze geen aandacht meer aan de Aes Sedai. Mannen wisten echter nooit wanneer ze hun mond moesten houden. Als je tegen een man zei dat hij moest zwijgen, ging hij alleen maar meer roddelen. Alleen tegen goede vrienden die te vertrouwen waren uiteraard. Alsof die het niet zouden doorvertellen aan wie het maar wilde horen. Aes Sedai waren er stellig van overtuigd dat dit niet voor hun zwaardhanden gold, maar de soldaten vertelden ongetwijfeld verhalen over ruziënde zusters. En ze zouden er ongetwijfeld bij zeggen dat Delana na een standje was weggestuurd. Die vrouw had dit allemaal heel goed gepland. Als dit zaadje ontsproot, zou het gevaarlijker dan vuurkruid of een wurgplant zijn, maar de Grijze Gezetene had er handig voor gezorgd dat ze nergens de schuld van kon krijgen. De waarheid kwam vroeg of laat altijd aan het licht, maar er waren dan meestal zoveel geruchten, speculatie en pure leugens dat de meeste mensen de waarheid niet meer geloofden.

‘Ik neem aan dat ik niet hoef te vragen of jullie hiervan al op de hoogte waren.’ Egwene zei dit nogal terloops en deed alsof ze het landschap bestudeerde, maar ze was blij toen iedereen verontwaardigd ontkende. Ook Beonin, die aan haar kaak voelde en boos naar Morvrin keek. Egwene vertrouwde hen tot op zekere hoogte. Ze hadden geen trouw aan haar kunnen zweren zonder het te menen; tenzij ze van de Zwarte Ajah waren, een nare mogelijkheid die maakte dat ze extra voorzichtig was. Maar zelfs een eed van trouw bood de trouwste mensen genoeg ruimte om de slechtst mogelijke dingen te doen in de overtuiging dat ze het beste met je voor hadden. En mensen die gedwongen waren om een eed te zweren, wisten vaak de kleinste mazen in het net te vinden.

‘De hamvraag is,’ ging ze verder, ‘wat wilde Delana?’ Dit hoefde ze verder niet uit te leggen, aangezien al deze vrouwen bedreven waren in het Spel der Huizen. Als Delana alleen maar de onderhandelingen met Elaida tegen wilde houden zonder dat iemand daarvan wist, had ze Egwene ook gewoon onder vier ogen kunnen spreken. Gezetenen konden te allen tijde de werkkamer van de Amyrlin binnenlopen. Of ze had gebruik kunnen maken van Halima die, hoewel ze Delana’s schrijfster was, meestal bij Egwene in de tent sliep. Egwene had vaak last van hoofdpijn en soms kon ze alleen in slaap vallen als Halima haar gemasseerd had. Ze had trouwens ook gewoon een anoniem briefje kunnen schrijven om te zorgen dat Egwene de Zaal verbood om te onderhandelen. Zelfs de grootste muggenzifter zou moeten toegeven dat gesprekken om de oorlog te beëindigen met die oorlog te maken hadden. Delana wilde echter duidelijk dat Sheriam en de anderen het ook wisten. Ze had dus een ander doel voor ogen. ‘Ruzie tussen de oversten van de Ajahs en de Gezetenen,’ zei Carlinya zo koel als de sneeuw. ‘Misschien wel ruzie tussen de Ajahs.’ Met een achteloze beweging legde ze haar witte mantel met witte borduursels en zwarte bontvoering goed, waardoor het leek alsof ze het over de prijs van een klos garen had. ‘Waarom ze deze dingen wil, weet ik niet, maar dat is wat er gebeurt als we niet heel voorzichtig zijn. Aangezien ze niet kan weten dat wij reden hebben om voorzichtig te zijn, is haar doel dus een of beide van deze dingen.’

‘Het antwoord dat je het eerst bedenkt, hoeft niet altijd te kloppen, Carlinya,’ zei Morvrin. ‘Het is niet zeker dat Delana alles zo goed doordacht heeft als jij, of dat haar gedachtegang hetzelfde was.’ De stevige Bruine zuster zei dat ze meer in gezond verstand dan in logica geloofde, maar in werkelijkheid vermengde ze de twee met elkaar, een combinatie die haar zeer nuchter maakte, en dus wantrouwde ze snelle of eenvoudige antwoorden. ‘Misschien probeert Delana een paar Gezetenen achter zich te krijgen voor iets wat ze belangrijk vindt. Misschien hoopt ze dat er alsnog afgekondigd wordt dat Elaida van de Zwarte Ajah is. Misschien heeft ze wel een heel ander doel voor ogen, een doel dat wij niet eens kunnen bevroeden. Gezetenen kunnen even kinderachtig zijn als ieder ander. Voor hetzelfde geld heeft ze een hekel aan een van de zusters die ze genoemd heeft, omdat die haar ooit les heeft gegeven toen ze nog Novice was. We kunnen ons beter op de mogelijke gevolgen concentreren en ons voorlopig geen zorgen maken over de vraag waarom.’ Haar stem was even rustig als haar gezicht, maar Carlinya’s kalmte maakte heel even plaats voor minachting. Door haar rationaliteit kon ze weinig begrip opbrengen voor menselijke tekortkomingen. Of voor mensen die het niet met haar eens waren.

Anaiya’s bijna moederlijke lach deed haar paard trappelen. Het was net een moederlijke boerenvrouw die om de fratsen van haar dorpsgenoten moest lachen. Sommige zusters waren zo dom om hierin te trappen. ‘Hou op met morren, Carlinya. Waarschijnlijk heb je gelijk. Nee, Morvrin, ze heeft waarschijnlijk gelijk. Hoe dan ook, ik denk dat we ervoor kunnen zorgen dat haar hoop op tweedracht tevergeefs is.’ Dat klonk helemaal niet alsof ze het grappig vond. Blauwe zusters vonden dingen die de val van Elaida vertraagden niet grappig.

Mijrelle knikte instemmend, maar knipperde vervolgens verbaasd met haar ogen toen Nisao zei: ‘Kunt u het zich wel veroorloven om dit tegen te houden, Moeder?’ De kleine Gele zuster zei zelden iets. ik bedoel niet datgene waar Delana mee bezig is. Wat dat ook mag zijn,’ voegde ze daar snel aan toe, met een gebaar richting Morvrin, die weer haar mond open wilde doen. Vergeleken met de andere vrouwen leek Nisao wel een kind, maar haar gebaar maakte duidelijk dat ze geen tegenspraak duldde. Ze was immers Geel, oftewel zelfverzekerd en in de meeste gevallen niet bereid om toe te geven, ik bedoel het gerucht over onderhandelingen met de Gezetenen in de Toren.’

Iedereen staarde haar even aan, zelfs Beonin.

‘En waarom zouden we dat gerucht niet tegen willen houden?’ zei Anaiya uiteindelijk met een gevaarlijke toon. ‘We hebben niet dat hele eind gereisd om met Elaida te praten.’ Nu was ze een boerenvrouw met een hakmes achter haar rug die er niet voor terugdeinsde om het te gebruiken.

Nisao keek haar aan en snoof minachtend, ik vroeg niet of we het wilden. Ik vroeg of we het ons konden veroorloven.’

‘Ik zie bijna geen verschil.’ Sheriams toon was koud en haar gezicht bleek. Omdat ze boos was, dacht Egwene, maar het kon even goed angst zijn.

‘Denk maar even na, dan zie je het misschien wel,’ zei Nisao droogjes. Zo droog als een lemmet en even scherp. ‘Op dit ogenblik zijn er slechts vijf Gezetenen die het over onderhandelingen hebben, maar blijft dat zo? Hoelang zal het duren voor de wanhoop toeslaat als bekend wordt dat een voorstel om te onderhandelen afgewezen is? Nee, laat me uitpraten! We gingen vol woede op weg om het recht te laten zegevieren, maar we zitten nu alleen maar naar de stadswallen van Tar Valon te staren. Terwijl Elaida in de Toren zit. We zijn hier al bijna twee weken, en zoals het eruitziet, kan dat wel twee jaar worden, of twintig. Hoe langer we hier zitten zonder dat er iets gebeurt, hoe meer zusters Elaida’s misdaden zullen gaan goedpraten. Hoe meer ze zullen denken dat we de Toren koste wat kost móéten herstellen. Willen jullie wachten tot de zusters een voor een naar Elaida terugglippen? Ik zie het niet zitten om haar vanaf de oever uit te dagen met alleen maar jullie en de Blauwe Ajah naast me. Als er onderhandeld wordt, ziet iedereen tenminste dat er iéts gebeurt.’

‘Niemand gaat terug naar Elaida,’ protesteerde Anaiya terwijl ze ging verzitten. Maar ze zag er bezorgd uit en klonk alsof ze het zelf niet geloofde. Elke Aes Sedai voelde hoe de Toren naar haar lonkte. De kans was groot dat zelfs Zwarte zusters wilden dat de Toren weer heel was. De Toren stond maar een paar span verderop, maar de afstand leek onoverbrugbaar.

‘Door te onderhandelen kunnen we tijd winnen, Moeder,’ zei Morvrin schoorvoetend. Niemand kon zoveel tegenzin in haar stem leggen als zij. Ze was in gedachten verzonken en zag er zeer ontevreden uit. ‘Nog een paar weken en dan heeft heer Garet misschien de schepen gevonden die hij nodig heeft om de havens te blokkeren. Als dat gebeurt, zullen de kansen in ons voordeel keren. Als er geen voedsel meer binnenkomt, lijdt de stad binnen een maand honger.’ Egwene kon met moeite haar gezicht in bedwang houden. Niemand van hen wist dat het vrijwel uitgesloten was dat de havens door schepen geblokkeerd zouden worden. Dat had Garet haar al duidelijk gemaakt voor ze Morland verlieten. Hij had gehoopt schepen te kunnen kopen als ze langs de Erinin noordwaarts marcheerden. Deze schepen konden voorraden vervoeren om na het bereiken van Tar Valon voor de havenmonden tot zinken gebracht te worden. Het gebruik van Poorten om Tar Valon te bereiken maakte een einde aan dat denkbeeld. Nadat het leger aangekomen was, werd het nieuws over de belegering verspreid door de schepen die de stad als eerste verlieten. En nu, overal waar hij ruiters heen had gestuurd, lieten schippers hun schepen in de rivier voor anker liggen en gingen met een sloep aan wal om zaken te doen. Niemand wilde riskeren dat zijn schip in beslag genomen werd. Garet bracht alleen aan haar verslag uit en zijn officieren aan hem, maar elke zuster had erachter kunnen komen door met een paar soldaten te praten. Gelukkig spraken zusters zelden met soldaten, zelfs als ze een zwaardhand zochten. Ze werden gezien als een stel ongeletterde dieven die alleen in contact met water kwamen als ze door een rivier moesten waden. Aan dat soort mannen besteedde een zuster alleen tijd als ze niet anders kon. Dat maakte het gemakkelijker om geheimen te bewaren, en sommige geheimen waren van essentieel belang. Sommige geheimen mochten zelfs de mensen die aan jouw kant stonden niet weten. Ze wist dat ze niet altijd zo gedacht had, maar dat was veranderd toen ze de herbergiersdochter achter zich liet. Dit was een andere wereld, met andere regels dan in Emondsveld. Als je daar een fout maakte, moest je bij de vrouwenkring komen. Hier kon een fout je je leven of nog meer kosten, en niet alleen je eigen leven. ‘De Gezetenen in de Toren zullen waarschijnlijk wel willen praten,’ zei Carlinya met een zucht. ‘Ze weten vast dat hoe langer de belegering duurt, hoe groter de kans wordt dat heer Garet schepen vindt. Ik weet alleen niet of ze nog willen praten als ze door krijgen dat we niet van plan zijn om ons over te geven.’

‘Met minder neemt Elaida geen genoegen,’ zei Mijrelle zachtjes. Ze leek het vooral tegen zichzelf te zeggen. Sheriam rilde en trok haar mantel om zich heen alsof ze last van de kou had. Alleen Beonin zag er tevreden uit. Ze zat rechtop in het zadel en had een brede glimlach op haar gezicht. Ze kwam echter niet met meer argumenten. Ze was erg goed in onderhandelen en wist dus wanneer ze moest wachten.

‘Ik zei dat je een begin mocht maken,’ zei Egwene. Ze had het vooral gezegd om haar op haar plaats te zetten. Maar als je volgens de Drie Geloften probeerde te leven, moest je je houden aan wat je zei. Ze kon niet wachten tot ze de Eedstaf in haar handen had. Alles zou daarna veel makkelijker zijn. ‘Wees alleen heel voorzichtig met wat je zegt. Ze hebben vast een vermoeden dat we het Reizen herontdekt hebben, tenzij ze denken dat we vleugels hebben en hiernaartoe gevlogen zijn. Maar ze weten het pas zeker als iemand het bevestigt. Het is beter voor ons als ze onzeker zijn. Je moet dit geheim even goed bewaren als het geheim van onze speurders in de Toren.’

Mijrelle en Anaiya schrokken hiervan en Carlinya keek angstig rond, ook al waren de zwaardhanden en soldaten te ver uit de buurt om iets te horen. Morvrin zag er bijna nog zuurder uit. Zelfs Nisao zag er een beetje ziek uit, al had zij niets te maken gehad met het besluit om in het geheim zusters terug naar de Toren te sturen en te doen alsof ze gehoor gaven aan Elaida’s oproep. De Zaal zou misschien blij zijn om te horen dat er tien zusters in de Toren waren om Elaida zoveel mogelijk dwars te zitten, al leek dat tot nu toe weinig uitgehaald te hebben. Maar de Gezetenen zouden absoluut niet blij zijn als ze beseften dat het geheimgehouden was omdat deze vrouwen hier vreesden dat een paar Gezetenen tot de Zwarte Ajah behoorden. Sheriam en de anderen konden dan even goed vertellen dat ze trouw aan Egwene hadden gezworen. De gevolgen zouden elkaar niet veel ontlopen. De Zaal had nog voor niemand zweepslagen bevolen, maar de meeste Gezetenen stoorden zich aan Egwenes zeggenschap over de oorlog. Ze zouden zonder enige twijfel de kans grijpen om te laten zien dat ze nog enige autoriteit hadden en hun onvrede krachtig laten blijken.

Beonin had zich als enige tegen dat besluit verzet totdat duidelijk werd dat de anderen er toch mee door zouden gaan. Maar ook zij huiverde en de huid rond haar ogen stond strak. Misschien speelde het besef waar ze zich mee ingelaten had ook een rol. Het zou nog weleens een lastige klus kunnen worden om iemand in de Toren te vinden die wilde praten. De ogen-en-oren in Tar Valon hadden alleen maar nieuws uit de tweede hand over gebeurtenissen in de Toren. Nieuws over de Toren zelf kwam mondjesmaat binnen via zusters die in Tel’aran’rhiod een glimp hadden opgevangen van de echte wereld. Maar uit elk stukje nieuws bleek dat Elaida de touwtjes stevig in handen had en dat zelfs de Zaal niet tegen haar in durfde te gaan. Beonins gezicht werd langzaam nog grauwer en ze zag er nog zieker uit dan Nisao. Anaiya en de anderen waren lijkbleek. Egwene voelde een vlaag van wanhoop in zich opkomen. Deze vrouwen behoorden tot de grootste tegenstandsters van Elaida. Zelfs Beonin, die altijd praten boven handelen verkoos. Grijzen stonden er nou eenmaal om bekend dat ze dachten alles op te kunnen lossen door te praten. Dat zouden ze eens bij een Trollok moeten proberen, of een struikrover. Eens kijken hoe ver ze dan kwamen! Zonder Sheriam en de anderen zou het verzet tegen Elaida al gebroken zijn voordat het ook maar van de grond gekomen was. Dat was al bijna gebeurd. Maar Elaida’s positie in de Toren was sterker dan ooit en, na alles wat ze doorstaan hadden, na alles wat ze gedaan hadden, leek het erop dat zelfs Anaiya het niet helemaal meer zag zitten.

Nee! Egwene haalde diep adem, rechtte haar schouders en ging rechtop in haar zadel zitten. Zij was de wettige Amyrlin, wat de Zaal ook dacht toen ze haar verhieven. Ze moest de opstand tegen Elaida in leven houden als ze de Toren wilde herenigen. Als dat betekende dat ze moest doen alsof ze niet wilde onderhandelen, zou het niet de eerste keer zijn dat Aes Sedai deden alsof ze het ene wilden terwijl ze met iets anders bezig waren. Ze zou alles doen wat nodig was om de opstand in leven te houden en Elaida af te zetten. Alles wat nodig was.

‘Probeer de gesprekken zo lang mogelijk te rekken,’ zei ze tegen Beonin. ‘Je mag het overal over hebben zolang je onze geheimen maar voor je houdt. Maar stem nergens mee in en hou ze aan de praat.’ Zoals de Grijze zuster in haar zadel heen en weer schommelde, zag ze er nog zieker uit dan Anaiya. Het leek alsof ze op het punt stond om over te geven.

Het kamp kwam in zicht toen de zon bijna halverwege haar hoogste punt was. Het geleide van lichtbewapende ruiters ging weer terug naar de rivier, zodat Egwene en de zusters met hun zwaardhanden de laatste span door de sneeuw alleen aflegden. Heer Garet stopte even alsof hij haar nog wilde spreken, maar uiteindelijk draaide hij met zijn paard naar het oosten en ging op een draf achter de ruiters aan die achter de bomen en bosjes verdwenen waren. Hij wilde niet over hun meningsverschil beginnen waar anderen bij waren. Hij dacht net als iedereen dat Beonin en de anderen niets anders dan waakhonden van de Ajahs waren. Ze vond het jammer dat ze dingen voor hem verborgen moest houden, maar hoe minder mensen een geheim kenden, hoe groter de kans was dat het een geheim bleef. Het kamp bedekte een groot door bomen omringd weiland en was bezaaid met tenten in allerlei verschillende maten, kleuren, de een wat beter onderhouden dan de ander. Het bevond zich halverwege Tar Valon en de Drakenberg en werd afgebakend door piketlijnen en rijen met karren en wagens in alle soorten en maten. Op een aantal plekken boven de bomen was schoorsteenrook te zien, maar de plaatselijke boeren lieten zich alleen zien als ze eieren, melk en boter kwamen verkopen, of als iemand na een ongeluk behoefte aan Heling had. Van het leger dat Egwene op de been had gebracht, was ook geen spoor te bekennen. Garet had de troepen langs de rivier gelegerd. Een deel daarvan bezette de brugsteden op beide oevers en de rest zat in reservekampen, zoals hij ze noemde. De mannen die daar zaten, konden te hulp schieten voor het geval hij zich in hoofdkapitein Chubain had vergist en er sprake was van een uitval vanuit de stad. Houd er altijd rekening mee dat je aannames niet kloppen, had hij tegen haar gezegd. Er waren over het algemeen geen bezwaren tegen zijn troepenverdeling. Er waren altijd wel een paar zusters die iets hadden om over te muggenziften, maar je kon Tar Valon alleen bestormen als je de brugsteden in handen had. Een hoop Aes Sedai waren allang blij dat ze de soldaten niet hoefden te zien. Drie zwaardhanden in hun van kleur veranderende mantels verlieten net het kamp toen Egwene en de anderen aan kwamen rijden. Een van hen was erg lang en een ander behoorlijk klein zodat het leek alsof ze trapsgewijs naast elkaar waren gezet. Ze maakten een buiging voor Egwene en de zusters en knikten vervolgens naar de zwaardhanden. Ze hadden allemaal de gevaarlijke uitstraling van mannen die zo zelfverzekerd waren dat ze er niemand van hoefden te overtuigen hoe gevaarlijk ze waren. ‘Een zwaardhand op zijn gemak en een leeuw die uitrust op de heuvel’ was een oud spreekwoord onder Aes Sedai. De rest van het gezegde was verloren gegaan, maar meer hoefde er eigenlijk niet gezegd te worden. Gezien de omstandigheden voelden de zusters zich zelfs niet helemaal veilig in een kamp vol Aes Sedai. En dus patrouilleerden zwaardhanden in de omgeving, als leeuwen op jacht.

Anaiya en alle anderen op Sheriam na verspreidden zich zodra ze de eerste tenten bereikt hadden. Ze gingen allemaal naar de overste van hun Ajah om verslag uit te brengen over Egwene en haar rit naar de rivier met heer Garet. Nog belangrijker was dat die oversten te horen kregen dat een paar Gezetenen het over onderhandelingen met Elaida hadden en dat Egwene standvastig was. Het was makkelijker geweest als ze had geweten wie de oversten waren, maar zelfs een eed van trouw kon dat niet voor elkaar krijgen. Mijrelle had bijna haar tong ingeslikt toen Egwene het voorstelde. Zonder ervaring ergens aan beginnen was bij lange na niet de beste manier om iets te leren, en Egwene wist dat ze nog ontzettend veel te leren had over het Amyrlinschap. Om nog maar te zwijgen over al het werk dat tijdens het leren verzet moest worden.

‘Als u mij wilt verontschuldigen, Moeder,’ zei Sheriam toen Beonin en haar zwaardhand als laatsten tussen de tenten verdwenen, ‘op mijn schrijftafel ligt een enorme stapel papier.’ Het gebrek aan enthousiasme in haar stem was begrijpelijk. Behalve een stola kreeg een Hoedster ook stapels verslagen die gesorteerd moesten worden en stapels papieren die voorbereid moesten worden. Ze zette zich vol overgave in als het op het draaiende houden van het kamp aankwam, maar als ze weer eens met een grote stapel papieren geconfronteerd werd, verlangde ze vurig terug naar de tijd dat ze Meesteres der Novices was.

Toch liet ze haar paard draven zodra Egwene toestemming had gegeven. Ze dreef een groepje werklieden in ruwe jassen uiteen die grote manden op hun rug droegen. Een van hen viel met zijn gezicht in de halfbevroren smurrie die voor een straat door moest gaan. Sheriams Arinvar, een dunne Cairhienin met grijze slapen, wachtte tot de man weer opgekrabbeld was en gaf toen zijn donkere paard de sporen. De werkman stond te vloeken, waarschijnlijk op zijn kameraden die hem stonden uit te lachen. Iedereen wist dat je niet in de weg moest lopen als een Aes Sedai ergens heen wilde. Egwene zag de inhoud van de mand op de straat liggen en ze huiverde. De berg meel zat zo vol met kalanders dat het leek alsof er evenveel meel was als dat er zwarte spikkels waren. De mannen brachten vast bedorven meel naar de afvalhopen. Het had geen nut om het te zeven als het zo vergeven van kalanders was, maar er werden dagelijks te veel manden meel en graan weggegooid. Alleen iemand die omkwam van de honger, zou het kunnen eten. De helft van alle vaten met gezouten varkensvlees en rundvlees die voor gebruik geopend werden, stonk zo erg dat er niets anders op zat dan het vlees te begraven. Voor de bedienden en de werklui die ervaring hadden met het leven in een kamp, was dit niets nieuws. Het was wat erger dan normaal, maar niet uniek. Kalanders konden te allen tijde voorkomen en sommige koopmannen probeerden hun winst te vergroten door rottend vlees tussen het goede vlees te stoppen. De Aes Sedai maakten zich echter grote zorgen. Elk vat met vlees, elke zak graan, bloem of meel werd meteen na de koop door Bewaring beschermd. Als iets in Bewaring geweven werd, kon het niet meer Veranderen. Maar toch rotte het vlees en vermenigvuldigden de beestjes zich. Het leek wel alsof saidar niet meer werkte. Een zuster vertelde nog liever moppen over de Zwarte Ajah dan dat ze het daarover moest hebben.

Een van de lachende mannen zag dat Egwene naar hen keek en gaf de met modder besmeurde man een por. Deze kuiste vervolgens zijn taal een beetje en keek haar aan alsof het allemaal haar schuld was. Aangezien haar gezicht in haar kap verscholen was en haar stola opgevouwen in haar gordeltas zat, dachten ze dat ze een Aanvaarde of een bezoekster was. Regelmatig glipten vrouwen met bedekte gezichten het kamp in of uit, in zowel zijden kleren als wollen vodden.

Het was veiliger om naar een vreemde of een Aanvaarde te grijnzen dan naar een Aes Sedai. Het was vreemd om niemand te zien buigen.

Ze zat al van voor zonsopgang in het zadel. Een lekker warm bad was uitgesloten omdat het water een halve span ten westen van het kamp uit putten gehaald moest worden. Alleen de meest kieskeurige en egocentrische zusters lieten dat doen. Maar ook zonder bad zou ze blij zijn als ze haar voeten weer op de grond kon zetten. Of nog beter, op een voetenbankje. Daar kwam nog bij dat de kou negeren iets heel anders was dan je handen bij een gloeiende stoof opwarmen. Ook haar schrijftafel zou wel vol liggen met stapels papier. Gisteravond had ze Sheriam opgedragen haar de verslagen te brengen over het onderhoud van de wagens en de hoeveelheden voer voor de paarden. Het was saai werk, maar ze liet zich elke dag over verschillende onderwerpen informeren. Op die manier wist ze of wat men haar vertelde op feiten of op wensen berustte. En er waren altijd berichten van de ogen-en-oren. In tegenstelling tot het nieuws van de informanten van Siuan en Leane was het fascinerend om te lezen wat de Ajahs vonden dat de Amyrlin Zetel moest weten. Niet alleen interessant vanwege de berichten die elkaar tegenspraken, maar ook om te zien wat de Ajahs allemaal voor zich hielden. Ze werd zowel door gemak als plicht naar haar werkkamer getrokken, niet meer dan een gewone tent die door iedereen de Werkkamer van de Amyrlin genoemd werd. Maar dit was een uitgelezen gelegenheid om eens rond te kijken zonder dat alles snel in orde werd gemaakt voor haar komst. Ze trok haar kap een stukje naar voren om haar gezicht beter te bedekken en tikte zachtjes met haar hielen tegen Daishars flanken.

Er waren weinig mensen te paard, bijna alleen maar zwaardhanden. Hier en daar probeerde een stalknecht een paard door de sneeuwbrij te laten draven. Niemand herkende haar paard. De straten waren bijna leeg, maar op de op boomstammen getimmerde loopplanken was het een stuk drukker. De weinige mannen tussen de gestage stroom vrouwen liepen twee keer harder dan iedereen. Met uitzondering van de zwaardhanden probeerde elke man in de buurt van Aes Sedai zo snel mogelijk zijn zaken af te handelen. Bijna alle vrouwen hielden hun gezicht verborgen, maar de Aes Sedai waren makkelijk van de bezoeksters te onderscheiden, of ze nu een eenvoudige mantel droegen of een met borduursels en bont. Waar anderen zich een weg door de menigte moesten zien te banen, ging voor een zuster iedereen opzij. Er waren deze koude ochtend niet veel zusters op de been. De meeste zaten waarschijnlijk in hun warme tent. Alleen, of met zijn tweeën of drieën, te lezen of brieven te schrijven, of hun bezoek te ondervragen over het nieuws dat ze hadden ontvangen. Nieuws waarvan het nog maar de vraag was of ze dat met de rest van hun Ajah zouden delen, laat staan met buitenstaanders. Voordat de huidige verdeeldheid in de Toren bekend werd, dacht iedereen in de wereld dat Aes Sedai een hechte eenheid vormden. Maar in feite waren de Ajahs volledig onafhankelijk van elkaar en was de Zaal hun enige ontmoetingsplaats. De zusters waren zelf niet meer dan een verzameling kluizenaars die nooit meer zeiden dan nodig was, en dan alleen tegen vrienden. Of tegen een andere zuster met wie ze samenwerkten. Alles aan de Toren kon veranderen, maar Egwene was ervan overtuigd dat dit altijd hetzelfde zou blijven. Het had geen nut om te doen alsof Aes Sedai ooit iets anders waren geweest of zouden zijn dan een grote rivier die niet te stuiten was. Alle krachtige stromen waren diep verborgen en veranderden de loop van de rivier met onwaarneembare traagheid. Ze had snel een paar dammen in die rivier geplaatst om hier en daar een stroom om te leiden. Ze wist echter dat die bouwsels tijdelijk waren en dat die stromen vroeg of laat haar dammen weg zouden spoelen. Ze kon ze alleen maar zo veel mogelijk verstevigen en hopen dat ze het lang genoeg zouden houden.

Heel af en toe was er een Aanvaarde met de zeven gekleurde strepen op de kap van haar witte mantel in de menigte te zien, maar er waren vooral veel Novices in hun onversierde kleding van witte wol. Slechts een paar van de eenentwintig Aanvaarden in het kamp hadden gestreepte mantels. Ze trokken alleen hun gestreepte gewaden aan als ze Novices moesten lesgeven of als ze bij zusters waren. Er waren echter grote inspanningen verricht om ervoor te zorgen dat Novices altijd in het wit gekleed gingen, ook al hadden ze dan maar één stel schone kleren. Alle Aanvaarden probeerden op dezelfde sierlijke manier als Aes Sedai te lopen, wat een enkeling ondanks het op- en neergaan van de loopplanken bijna lukte. De Novices liepen daarentegen bijna even hard als de mannen en haastten zich om boodschappen af te leveren of waren in groepjes van zes of zeven op weg naar een les.

Aes Sedai hadden sinds de Trollok-oorlogen niet zoveel Novices gehad. In die tijd waren er trouwens veel meer Aes Sedai geweest. De chaos die de bijna duizend leerlingen veroorzaakt hadden, was pas te overzien toen ze in zogeheten ‘families’ ingedeeld waren. De naam was niet officieel, maar werd zelfs gebruikt door Aes Sedai die het maar niets vonden dat elke vrouw die zich aanmeldde werd aangenomen. Nu wist elke Novice waar ze om welke tijd moest zijn, en wisten de zusters waar de Novices waren. Om nog maar te zwijgen over het afgenomen aantal weglopers, iets wat Aes Sedai altijd al kopzorgen had gebaard. Aangezien honderden van die weggelopen vrouwen nog heel goed de stola konden verwerven, wilde geen enkele zuster ze kwijtraken. In ieder geval niet voordat er besloten was dat een vrouw werd weggezonden. Zo nu en dan waren er nog steeds vrouwen die wegglipten nadat ze hadden ingezien dat de lessen zwaarder waren dan gedacht, en de weg naar de stola langer. Maar weglopen leek minder een optie te worden als een vrouw in haar ‘familie’ vijf of zes zogenaamde nichten had op wie ze kon steunen. Egwene liet Daishar een stuk voor het grote paviljoen dat als Zaal van de Toren diende, een zijstraat in slaan. De loopplank voor de lichtbruine tent was leeg, want de Zaal was niet een plek waar je kwam als je er niets te zoeken had. De gordijnen aan de zijkant waren gesloten om aan te geven dat de Zaal in beraad was, en dus kon je niet van tevoren zien of er iemand naar buiten kwam. Elke Gezetene zou Daishar in één oogopslag herkennen en sommige Gezetenen kwam ze nog minder graag tegen dan anderen. Zoals Lelaine of Romanda, die haar gezag even makkelijk negeerden als dat ze elkaar bestreden. Of een van de Gezetenen die over de onderhandelingen begonnen waren. Ze kon niet geloven dat ze alleen maar zieltjes probeerden te winnen, want dan hadden ze het wel hardop gezegd. Maar de beleefdheidsvormen moesten in acht genomen worden, hoe graag ze iemand ook een draai om de oren wilde geven. Niemand kon zich echter onheus bejegend voelen als Egwene niemand zag. Achter een hoge tentdoek die een van de twee Reisterreinen afschermde, was een zilverachtig licht te zien. Even later kwamen twee zusters vanachter de tentflappen te voorschijn. Zowel Phaedrine als Shemari was te zwak om in haar eentje een Poort te weven, maar gekoppeld konden ze er waarschijnlijk net een maken die groot genoeg was om doorheen te lopen. Ze waren druk in gesprek met elkaar en maakten vreemd genoeg hun mantels vast. Egwene keek de andere kant op terwijl ze langsreed. Beide Bruine zusters hadden haar lesgegeven toen ze Novice was. Phaedrine leek nog altijd verbaasd te zijn dat Egwene Amyrlin was. Ze was zo dun als een reiger en in staat om door de smurrie te waden en te vragen of ze Egwene ergens mee van dienst kon zijn. Shemari, die met haar robuuste gezicht meer weg had van een Groene zuster dan van een boekenwurm, vertoonde altijd overdreven beleefd gedrag. Haar diepe kniksen pasten meer bij een Novice en kwamen altijd spottend over, hoe neutraal haar gezichtsuitdrukking ook was. Het was van haar bekend dat ze al een kniks maakte als ze Egwene honderd pas verderop zag. Ze vroeg zich af waar ze geweest waren. Ergens binnen misschien. In ieder geval op een plek waar het warmer was dan in het kamp. Niemand hield het komen en gaan van de zusters bij, zelfs de Ajahs niet. Het was erg ongebruikelijk om een zuster te vragen wat ze deed en waar ze heen ging. Phaedrine en Shemari waren hoogstwaarschijnlijk bij een van hun ogen-en-oren geweest. Of misschien hadden ze ergens een boek bekeken. Ze waren per slot van rekening Bruin. Maar ze kon Nisao’s opmerking over zusters die stiekem naar Elaida gingen niet uit haar hoofd zetten. Het was mogelijk een boot te huren en naar de tientallen kleine waterpoorten rond de stad te varen, maar als je geen ontdekking wilde riskeren, kon je beter een Poort gebruiken. Als ook maar één zuster naar de Toren terugging en die weving liet zien, waren ze hun grootste voordeel kwijt. Het enige dat je kon doen om dat te voorkomen was het verzet tegen Elaida in leven houden en zusters ervan overtuigen dat er snel een einde aan dit alles zou komen. Was dat maar waar. Egwene hield niet ver van het Reisterrein stil en keek met een frons naar een lange tentmuur die uit nog meer lappen dan de Zaal bestond. Een Aes Sedai met een donkerblauwe mantel kwam over de loopplank aangelopen. Haar gezicht was door haar kap verborgen, maar Novices en anderen sprongen opzij zoals ze voor geen ander zouden doen. Ze bleef voor de tent staan en keek er een hele tijd naar voordat ze de flap opzij deed en naar binnen ging. De tegenzin droop ervan af. Egwene was er nog niet binnen geweest. Ze voelde dat binnen een kleine hoeveelheid saidar geleid werd. Het was verbazingwekkend hoe weinig ervoor nodig was om te geleiden. Een kort bezoekje van de Amyrlin zou niet al te veel aandacht trekken. Ze wilde heel graag zien wat ze in beweging had gezet. Er was echter een klein probleem nadat ze voor de tent afgestapt was. Ze kon Daishar nergens vastmaken. Er kwam gewoonlijk altijd iemand aangerend om de stijgbeugel aan te pakken en haar paard weg te brengen, maar nu stond ze daar met de teugels in haar hand. Groepjes Novices die langsliepen, keken even snel naar haar en gingen er meteen van uit dat ze een bezoekster was. Alle Novices kenden onderhand de Aanvaarden van gezicht, maar slechts een paar hadden de Amyrlin Zetel van dichtbij gezien. Ze had ook nog geen leeftijdloos gezicht waaraan ze konden zien dat ze Aes Sedai was. Met een lach stak ze haar hand in haar gordeltas. Aan de stola zouden ze wel zien wie ze was, en dan kon ze een van hen bevelen haar paard vast te houden. Als ze maar niet dachten dat het een ongepaste grap was. Een paar Novices uit Emondsveld hadden daarom eens geprobeerd om de stola van haar hals te trekken omdat ze bang waren dat ze problemen zou krijgen. Nee, dat was nu allemaal voorbij.

Plotseling ging de tentflap opzij en kwam Leane te voorschijn. Ze maakte haar donkergroene mantel vast met een zilveren speld in de vorm van een vis. Haar zijden mantel zat vol met zilveren en gouden borduursels, evenals het lijfje van haar rijkleding. Ook op haar rode handschoenen zat borduurwerk. Leane besteedde veel aandacht aan haar kleding sinds ze lid van de Groene Ajah geworden was. Haar ogen werden even wat groter toen ze Egwene zag, maar nog geen tel later had ze haar gezicht weer onder controle. Ze had de toestand meteen door en hield een Novice tegen die alleen was. ‘Hoe heet je, kind?’ Leane was in veel opzichten veranderd, maar ze was nog altijd even kortaf. Ze kon ook het tegenovergestelde van kortaf zijn, en de meeste mannen smolten als ze haar zwoele stem hoorden. Zo deed ze echter nooit tegen vrouwen. ‘Breng je een boodschap van een zuster?’

De Novice was van bijna middelbare leeftijd en aan haar gave huid was te zien dat ze nooit op het land had hoeven werken. Toen ze eenmaal van de schrik bekomen was, maakte ze een kniks en spreidde daarbij haar witte rok uit. Leane was langer dan de meeste mannen, maar zag er sierlijk en mooi uit. Ze had zelf ook geen leeftijdloos gezicht, maar haar gezicht was wel een van de bekendste in het kamp. Novices keken vol ontzag naar de zuster die ooit Hoedster was geweest. Die gesust was en vervolgens geheeld, zodat ze weer kon geleiden, hoewel haar vermogen kleiner was dan vroeger. En toen was ze van Ajah veranderd! Zelfs de nieuwste vrouwen in het wit wisten dat dat laatste nooit voorkwam. Het eerste werd jammer genoeg al heel normaal gevonden. Het was een stuk moeilijker om een Novice af te remmen als je haar er niet op kon wijzen dat ze de stola nooit zou bereiken als ze zichzelf opbrandde en de Ene Kracht voor altijd kwijt was.

‘Letice Murow, Aes Sedai,’ zei de vrouw op respectvolle toon en met een zangerig Morlands accent. Het klonk alsof ze na haar naam nog een titel wilde zeggen, maar een van de eerste dingen die je in de Toren leerde, was dat het niet telde wie je daarvoor was geweest. Dat was een harde les, vooral voor diegenen die van adel waren. ‘Ik ga mijn zus bezoeken. Ik heb haar nog nauwelijks gezien sinds we uit Morland zijn weggegaan.’ Familieleden werden altijd in verschillende Novicefamilies geplaatst, evenals vrouwen die elkaar al kenden voordat ze in het Boek van Novices werden bijgeschreven. Dat moest ze stimuleren om nieuwe vrienden te maken en voorkwam de onvermijdelijke spanningen die ontstonden als een van de twee sneller leerde of een hoger potentieel had. ‘Zij heeft ook tot vanmiddag vrij en...’

‘Je zus zal nog wat langer moeten wachten, kind,’ onderbrak Leane haar. ‘Hou het paard van de Amyrlin vast.’

Letice schrok en gaapte Egwene aan, die het eindelijk gelukt was om haar stola te voorschijn te halen. Nadat ze Daishars teugels aan de vrouw had overhandigd, deed ze haar kap naar achteren en legde ze het lange stuk stof over haar schouders. In haar tas was de stola zo licht als een veertje, maar als ze hem om had, voelde ze het gewicht ervan. Siuan beweerde dat het soms voelde alsof elke vrouw die de stola had gedragen aan de uiteinden hing. Egwene was ervan overtuigd dat dat was om je voortdurend aan je verantwoordelijkheid en plicht te herinneren. De Morlandse gaapte haar nog meer aan dan ze Leane aangegaapt had, en het duurde even voordat ze zich herinnerde dat ze een kniks moest maken. Ze had wel gehoord dat de Amyrlin jong was, maar er niet bij stilgestaan hoe jong. ‘Dank je, kind,’ zei Egwene vriendelijk. Een tijdje terug vond ze het nog raar om een vrouw die tien jaar ouder was dan zijzelf kind te noemen. Maar alles wende vroeg of laat. ‘Het duurt niet lang, Leane. Kun je een stalknecht voor Daishar laten komen? Ik ben niet van plan om weer in het zadel te gaan zitten en Letice wil haar zus een bezoek brengen.’

‘Ik zal er persoonlijk op toezien, Moeder.’

Leane maakte een vloeiende kniks en liep weg zonder ook maar even de indruk te wekken dat er meer tussen hen speelde. Egwene vertrouwde haar veel meer dan ze Anaiya en Sheriam vertrouwde. Ze had, net als voor Siuan, geen geheimen voor Leane, maar hun vriendschap was een van die zaken die geheim moesten blijven. Ten eerste had Leane ogen-en-oren in Tar Valon en alleen Egwene kreeg hun berichten te zien. Ten tweede werd het bijzonder op prijs gesteld dat Leane zich zo makkelijk aan haar nieuwe toestand aangepast had. Elke zuster ontving haar met open armen, al was het alleen maar omdat ze het levende bewijs was dat sussen, de grootste angst van elke Aes Sedai, teruggedraaid kon worden. Omdat ze nu minder vermogen had dan minstens de helft van de zusters in het kamp, sprak men vaak in haar aanwezigheid over zaken waar de Amyrlin niets van mocht weten. Egwene keek haar geen ogenblik na terwijl ze wegliep. In plaats daarvan glimlachte ze vriendelijk naar Letice, die rood aanliep en nog een kniks maakte. Ze ging vervolgens de tent in, terwijl ze haar handschoenen uitdeed en ze achter haar gordel stak. Binnen stonden langs de muren acht lantaarnhouders tussen houten kisten. Op één lantaarnhouder zat wat afgebladderd verguldsel, de rest was van beschilderd ijzer. Ze hadden allemaal een verschillend aantal armen, maar verschaften genoeg licht. Een rij tafels die uit zeven verschillende hoeves leken weggeplukt, stond in het midden van de ruimte opgesteld. De zitbanken bij de laatste drie tafels werden door een zestal Novices met hun mantels naast zich bezet. Elke vrouw werd omringd door de gloed van de Kracht. Tiana, de Meesteres der Novices, liep tussen de tafels en keek bezorgd over hun schouders mee. Verrassend genoeg werd dat ook door Sharina Melloy gedaan, een van de Novices die in Morland was aangenomen. Sharina keek eerder rustig toe dan dat ze hen op de vingers keek. Zo verrassend was het eigenlijk niet dat ze hier was. Sharina was een deftige, grijze grootmoeder met een strakke knot op haar hoofd die aan het hoofd van een grote familie had gestaan. Het leek wel alsof ze alle Novices als haar kleindochters of achternichtjes beschouwde. Zij was degene die ze in kleine families had ondergebracht. Dat had ze helemaal in haar eentje gedaan omdat ze er kennelijk niet tegen kon om iedereen rond te zien lummelen. De meeste Aes Sedai vonden dat aanvankelijk niet zo leuk, maar ze hadden zich er snel bij neergelegd toen ze beseften dat het een simpele manier was om Novices in de gaten te houden en lessen te organiseren. Tiana inspecteerde het werk van de Novices zo grondig dat het duidelijk was dat ze Sharina’s aanwezigheid probeerde te negeren. De kleine Tiana had grote bruine ogen en een kuiltje in haar wang, wat haar er ondanks haar leeftijdloze gezicht jong deed uitzien. Vooral in vergelijking met de gerimpelde wangen en brede heupen van de langere Novice.

De twee Aes Sedai die het dichtst bij de ingang aan het geleiden waren, Kairen en Asmanaille, hadden ook twee toeschouwers: Janya Frende, een Bruine Gezetene, en Salita Toranes, een Gele Gezetene. De Aes Sedai en de Novices deden allemaal hetzelfde werk. Elke vrouw weefde een hecht net van Aarde, Vuur en Lucht rond een kleine kom of beker. Deze voorwerpen waren gemaakt door de smeden in het kamp die niet begrepen waarom Aes Sedai zulke dingen van ijzer lieten maken. Om nog maar te zwijgen over het feit dat het allemaal zo dun als zilver moest zijn. Een tweede weving van Aarde en Vuur ging door het net en raakte het voorwerp aan dat vervolgens langzaam wit werd. Heel erg langzaam.

De weving werd makkelijker naarmate je meer oefende, maar van de vijf Krachten was Aarde de belangrijkste. Naast Egwene en slechts negen zusters in het kamp waren twee Aanvaarden en een twintigtal Novices sterk genoeg om de wevingen te laten lukken. Weinig zusters waren echter bereid er tijd in te steken. De dunne Asmanaille tikte ongeduldig met haar vingers op de tafel terwijl ze naar de metalen beker voor haar keek die al voor de helft wit was geworden. Kairens blauwe ogen waren zó koud dat het leek alsof haar blik niets van de hoge bokaal heel zou laten. Er zat nog maar een klein wit randje aan de onderkant. Het was hoogstwaarschijnlijk Kairen geweest die Egwene vlak voor haar naar binnen had zien gaan. Niet iedereen vertoonde echter een gebrek aan enthousiasme. Janya zag er slank uit in haar bronskleurige zijden gewaad en haar bruingerande stola hing over haar armen. Ze keek naar wat Kairen en Asmanaille deden met de gretigheid van iemand die dolgraag hetzelfde wilde doen. Janya wilde alles weten. Ze wilde weten hoe iets gedaan moest worden en waarom iets ging zoals het ging. Ze was ontzettend teleurgesteld toen ze erachter kwam dat ze geen ter’angreaal kon maken; dat was tot nu toe naast Elayne slechts drie zusters gelukt, hoewel niet zeer overtuigend. Zelfs nadat uit een test gebleken was dat ze niet sterk genoeg in Aarde was, had ze haar uiterste best gedaan om het te leren.

Salita was de eerste die Egwene opmerkte. Ze had een bol gezicht dat bijna zo zwart was als houtskool en keek Egwene strak aan. De gele rand van haar stola zwaaide even heen en weer toen ze een kniks maakte die precies diep genoeg was. Salita maakte deel uit van een verontrustend patroon: er waren te veel Gezetenen die te jong waren voor hun positie. Salita was nog maar vijfendertig jaar Aes Sedai, en iemand werd zelden Gezetene als ze de stola niet minimaal honderd jaar gedragen had. Siuan zag er een patroon in en dat verontrustte haar, al kon ze niet zeggen waarom. Siuan vond patronen die ze niet begreep altijd verontrustend. Salita had dan wel vóór de oorlog tegen Elaida gestemd en steunde Egwene regelmatig in de Zaal, maar lang niet altijd, en dit was iets waar ze niet achter stond. ‘Moeder,’ zei ze koeltjes.

Janya keek meteen op met een stralende glimlach. Ze had, met uitzondering van de Blauwe Gezetenen Lelaine en Lyrelle, als enige vrouw die Gezetene was geweest voordat de Toren verdeeld raakte, voor de oorlog gestemd. Ze steunde Egwene niet overal in, maar dit had haar volledige goedkeuring. Ze begon zoals gewoonlijk druk te praten. ‘Ik raak hier niet over uitgepraat, Moeder. Het is gewoonweg niet te geloven. Het zou ons eigenlijk niet meer moeten verrassen dat u steeds weer met iets nieuws op de proppen komt. Soms denk ik weleens dat we vastgeroest zitten in onze patronen, dat we denken te weten wat wel en wat niet kan. Maar om uit te vogelen hoe je cuendillar moet maken...!’ Toen ze even stopte om adem te halen, nam Salita op koele toon het woord.

‘Ik vind het nog steeds verkeerd,’ zei ze vastberaden. ‘Ik geef toe dat dit een briljante ontdekking is, Moeder, maar Aes Sedai horen geen spullen te maken om ze te... verkopen.’ Salita sprak dat laatste woord uit met de minachting van een vrouw die haar inkomen uit een landgoed in Tyr putte zonder zich ooit af te vragen hoe dat inkomen tot stand kwam. Er waren meer zusters die er zo over dachten, ook al kwamen de meeste daarvan rond van de gulle toelage die ze jaarlijks van de Toren kregen. Of beter, hadden gekregen voordat de Toren verdeeld raakte. ‘Daar komt bij,’ vervolgde ze, ‘dat bijna de helft van de zusters die hiertoe gedwongen worden, Geel is. Ik krijg er dagelijks klachten over. We hebben wel wat beters te doen dan het produceren van... snuisterijen.’ Deze opmerking leverde haar een boze blik van Asmanaille en een kille blik van Kairen op, maar Salita negeerde ze. Ze was een van die Gelen die van mening waren dat de andere Ajahs een bijrol speelden en dat alleen hun Ajah met iets nuttigs bezig was.

‘En Novices horen niet zulke ingewikkelde wevingen te maken,’ voegde Tiana toe. De Meesteres der Novices had er geen enkele moeite mee om Gezetenen of de Amyrlin te zeggen wat ze dacht. Ze zag er ontevreden en nurks uit en had kennelijk niet door dat het kuiltje in haar wang er groter door werd. ‘Het is echt een bijzondere ontdekking en ik heb niets tegen handel, maar hier zitten meisjes die nog niet eens veilig een vuurbal van kleur kunnen laten veranderen. Door ze zulke wevingen te laten maken wordt het alleen maar moeilijker om ze ervan te weerhouden dingen te doen waar ze nog niet klaar voor zijn. Het Licht weet dat dat al lastig genoeg is. Straks verwonden ze zichzelf nog.’

‘Onzin, onzin,’ riep Janya uit, terwijl ze een wuivend gebaar met haar slanke hand maakte. ‘Elk meisje dat is gekozen kan drie vuurballen tegelijk maken, en hier is nauwelijks meer kracht voor nodig. Het is volkomen ongevaarlijk zolang ze onder toezicht van een zuster staan. Ik zag aan het rooster dat dat niet altijd het geval is. Trouwens, wat we in één dag maken, brengt genoeg op om het leger een week te betalen.’ Omdat ze een beetje scheel was, leek het alsof ze door Tiana heen keek. De woordenstroom werd niet minder, maar het leek wel alsof ze het voornamelijk tegen zichzelf had. ‘We moeten goed nadenken over hoe we het gaan verkopen. Het Zeevolk is helemaal verzot op cuendillar en ze hebben nog genoeg schepen in Illian en Tyr liggen. De adel in die landen is er ook dol op, maar op een gegeven ogenblik houdt het op. Ik ben er nog steeds niet uit of we het allemaal in één keer moeten verkopen, of juist stukje bij beetje. Vroeg of laat zal zelfs de prijs van cuendillar dalen.’ Plotseling knipperde ze met haar ogen en keek ze eerst naar Tiana en vervolgens naar Salita. ‘Begrijpen jullie wat ik bedoel?’

Salita keek boos en gooide haar stola met een ruk over haar schouders. Tiana hief geërgerd haar handen op. Egwene hield haar mond. Voor de verandering schaamde ze zich niet dat ze geprezen werd voor een van haar vermeende ontdekkingen. In tegenstelling tot vrijwel alles behalve Reizen was dit haar verdienste geweest. Het was wel zo dat Moghedien haar een hint had gegeven voordat ze ontsnapte. De Verzaker wist niet precies hoe je het moest maken; daar had ze althans niets van laten merken toen Egwene druk op haar uitoefende, behoorlijk veel druk. Maar Moghedien was erg hebberig en zelfs in de Eeuw der Legenden was cuendillar een kostbaar bezit. Ze wist genoeg te vertellen over hoe het gemaakt werd en de rest had Egwene zelf uitgevogeld. Hoe erg er ook geprotesteerd werd, er was geld nodig en dus zou het maken van cuendillar doorgaan. Maar wat haar betrof kon de verkoop ervan niet lang genoeg uitgesteld worden. Iedereen keek verschrikt om toen Sharina achter in de tent hard in haar handen klapte. Kairen en Asmanaille draaiden zich ook om. De Blauwe zuster liet daarbij zelfs haar weving los waardoor de bokaal op het tafelblad kletterde. Het was een teken van verveling. Het proces kon weer herhaald worden, maar het was erg moeilijk om het precieze punt terug te vinden. Een paar zusters grepen elke kans aan om iets anders te doen tijdens het uur dat ze elke dag verplicht in de tent moesten doorbrengen. Ze mochten eerder weg als ze een voorwerp van begin tot eind hadden voltooid. Dat moest ze ertoe aanzetten om er beter in te worden, maar slechts een enkeling was tot nu toe vooruitgegaan.

‘Bodewhin, Nicola, jullie moeten naar jullie volgende les,’ kondigde Sharina aan. Ze zei het niet hard, maar haar stem was zo krachtig dat ze met gemak alles en iedereen overstemde. ‘Jullie hebben nog net genoeg tijd om jullie handen en gezichten te wassen. Vooruit, schiet op. Straks wordt jullie naam opgeschreven.’

Bode – Bodewhin – kwam meteen in beweging, liet saidar los, legde de half afgemaakte armband van cuendillar in de kist langs de muur en pakte haar mantel. Ze had mooie, volle wangen en droeg haar haren in een lange staart. Egwene betwijfelde of de Vrouwenkring dat goed gevonden had, maar dat was nu toch niet meer belangrijk. Terwijl Bode haar wanten aandeed en gehaast de tent verliet, hield ze haar ogen op de grond gericht en keek ze geen enkele keer Egwenes kant op. Het was duidelijk dat ze nog altijd niet begreep waarom een Novice niet gewoon voor een praatje langs kon gaan bij de Amyrlin Zetel met wie ze opgegroeid was.

Egwene had dolgraag een praatje met Bode en een paar anderen gemaakt, maar een Amyrlin moest ook dingen leren. Een Amyrlin had vele plichten, weinig vrienden en geen lievelingen. Als het ook maar even zou lijken alsof de meisjes uit Tweewater voorgetrokken werden, zouden de andere Novices hen het leven zuur maken. En de Zaal zou het ook niet echt op prijs stellen, dacht ze spottend. Toch hoopte ze dat de meisjes uit Tweewater er begrip voor konden opbrengen.

De andere Novice die Sharina genoemd had, stond niet op en stopte ook niet met geleiden. Nicola’s donkere ogen flitsten naar Sharina. ‘Ik zou hier het beste van iedereen in zijn als ik gewoon door mocht oefenen,’ mompelde ze nors. ‘Ik word er steeds beter in, dat weet ik gewoon zeker. Ik kan Voorspellen, hoor.’ Alsof het ene iets met het andere te maken had. ‘Tiana Sedai, zeg tegen haar dat ik mag blijven. Ik krijg deze kom af voordat mijn volgende les begint, en ik weet zeker dat Adine Sedai het niet erg vindt als ik een beetje later kom.’ Ze zou een stuk later komen als ze die kom nog helemaal af wilde maken; ze was een uur bezig geweest, maar slechts de helft was wit.

Tiana opende haar mond, maar voordat ze iets kon zeggen, stak Sharina een vinger omhoog die even later door een tweede gevolgd werd. Het had vast iets te betekenen, want Nicola trok wit weg en stopte meteen met geleiden. Ze sprong zo snel op dat de bank heen en weer schudde, wat haar op boze blikken van de twee andere Novices kwam te staan, die vervolgens weer snel doorgingen met hun werk. Nicola smeet bijna rennend de half afgemaakte kom in een kist en greep haar mantel. Tot Egwenes verrassing sprong een vrouw met een bruine jas en een wijde broek aan plotseling op van de plek waar ze tussen de tafels op het grondzeil had gezeten. Na iedereen kwaad aangekeken te hebben rende Areina achter Nicola de tent uit. De twee vrouwen waren het evenbeeld van verongelijktheid en ontevredenheid. Het verontrustte Egwene om die twee samen te zien. ‘Ik wist niet dat vriendinnen hier mochten komen om te kijken,’ zei ze. ‘Zijn er nog steeds problemen met Nicola?’ Nicola en Areina hadden geprobeerd haar, Mijrelle en Nisao af te persen, maar dat was niet wat ze bedoelde. Ook dat was geheim.

‘Ik heb liever dat dat kind bevriend is met Areina dan met een van de stalknechten,’ zei Tiana snuivend. ‘Er zijn er al twee zwanger, en tien zijn hard op weg het te worden. Dat kind heeft gewoon vrienden nodig. Als ze vrienden heeft, draait ze wel bij.’ Ze stopte met praten toen twee andere in het wit geklede Novices gehaast de tent binnenkwamen. Ze hielden abrupt stil toen ze zagen dat er Aes Sedai voor hun neus stonden. Na een paar snelle kniksen snelden ze naar het achterste gedeelte van de tent. Ze legden hun mantels op de bank en pakten vervolgens een deels witte bokaal en een bijna witte beker uit de kisten.

Toen Sharina zag dat ze begonnen waren met werken, sloeg ze haar mantel over haar schouders en kwam ze naar het voorste gedeelte van de tent. ‘Als u mij wilt verontschuldigen, Tiana Sedai,’ zei ze met een kniks die net diep genoeg was, ‘ik moet vandaag helpen bij het bereiden van het middagmaal en ik wil geen onenigheid met de koks krijgen.’ Toen haar donkere ogen even op Egwene rustten, knikte ze met haar hoofd.

‘Ga gerust,’ zei Tiana vinnig. ‘Ik zou het heel vervelend vinden als je te laat kwam en een pak slaag kreeg.’

Zonder een spier te vertrekken boog Sharina nogmaals naar Tiana, naar de Gezetenen en naar Egwene. Ze keek haar wederom aan met een doordringende blik die net te kort was om beledigend te zijn. Nadat ze de tent verlaten had, slaakte Tiana geërgerd een zucht. ‘Sommige mensen zijn nog lastiger dan Nicola,’ zei ze somber, waarop Janya haar hoofd schudde.

‘Sharina veroorzaakt geen problemen, Tiana.’ Ze praatte even snel als altijd, maar zachtjes zodat haar stem niet in de hele tent te horen was. Meningsverschillen tussen zusters werden nooit in het bijzijn van Novices uitgesproken. Al helemaal niet als het een meningsverschil over een Novice betrof. ‘Ze kent de regels al beter dan welke Aanvaarde ook en gaat nooit een stap te ver. Ze deinst ook niet terug voor smerige karweitjes en ze is de eerste die een andere Novice helpt als dat nodig is. Sharina is gewoon wie ze is. Je voelt je toch zeker niet geïntimideerd door een Novice?’ Tiana verstijfde en deed boos haar mond open, maar als Janya eenmaal op haar praatstoel zat, kreeg je haar er niet weer af. ‘Nicola veroorzaakt allerlei problemen, Moeder,’ ratelde de Bruine zuster door. ‘Sinds we erachter zijn gekomen dat ze Voorspellen als Talent heeft, voorspelt ze naar eigen zeggen twee tot drie keer per dag. Volgens Areina althans. Nicola is slim genoeg om te weten dat iedereen ervan op de hoogte is dat ze zich niet kan herinneren wat ze zegt tijdens een voorspelling. Maar Areina is er kennelijk altijd bij om het te onthouden en te helpen duiden. Sommige dingen kan een goedgelovige halvegare nog wel bedenken, zoals slagvelden met Seanchanen of Asha’man, een gevangen Amyrlin, de Herrezen Draak die negen onmogelijke dingen doet, beelden die op Tarmon Gai’don duiden, of op een maag die van streek is. De overige voorspellingen geven aan dat we Nicola sneller door de oefenstof moeten laten gaan. Daar is ze ontzettend op gebrand. Ik denk dat zelfs de meeste Novices haar niet meer geloven.’

‘Ze loopt ook overal rond te neuzen,’ nam Salita het meteen over toen Janya even stopte, ‘en die stalknecht van haar ook.’ Haar gezicht bleef onbewogen en ze schikte haar stola alsof dat al haar aandacht opeiste, maar ze praatte snel door alsof ze bang was dat de Bruine zuster het weer over zou nemen. ‘Ze hebben allebei een pak slaag gekregen toen ze een stel zusters probeerden af te luisteren, en ik betrapte Nicola op heterdaad toen ze bij een van de Reisterreinen naar binnen probeerde te gluren. Ze zei dat ze alleen maar een Poort wilde zien, maar volgens mij probeerde ze de weving te leren. Voor ongeduld kan ik begrip opbrengen, maar leugens mogen niet getolereerd worden. Ik denk niet dat Nicola ooit de stola zal verwerven. Ik vraag me eerlijk gezegd af of ze niet zo snel mogelijk weggestuurd moet worden. Het mag dan zo zijn dat iedereen in het Boek van Novices bijgeschreven kan worden,’ eindigde ze met een uitdrukkingsloze blik naar Egwene, ‘maar toelating moet geen formaliteit worden.’

Tiana tuitte woedend haar lippen, wat het kuiltje in haar wang nog eens extra benadrukte. Je zou bijna vergeten dat ze al meer dan dertig jaar de stola droeg en denken dat ze zelf nog een Novice was. ‘Zolang ik Meesteres der Novices ben, bepaal ik of een meisje weggestuurd wordt of niet,’ zei ze driftig, ‘en ik ben niet van plan om een meisje met Nicola’s potentieel kwijt te raken.’ Nicola zou op een dag een zeer sterke geleidster zijn. ‘Of Sharina’s potentieel,’ voegde ze daar met een grijns aan toe, terwijl ze geërgerd haar rok gladstreek. Sharina’s potentieel was buitengewoon groot. Ze was voor zover bekend sterker dan wie dan ook uit de geschiedenis en zou waarschijnlijk zelfs Nynaeve voorbijstreven. Sommigen dachten dat ze zo sterk zou worden als maar mogelijk was, maar dat was pure speculatie. ‘Als u last hebt van Nicola, Moeder, zal ik daar iets aan doen.’

‘Ik was gewoon nieuwsgierig,’ zei Egwene voorzichtig en weerhield zich ervan om voor te stellen dat Nicola en haar vriendin goed in de gaten gehouden moesten worden. Ze wilde het niet over Nicola hebben. Voor ze het wist, zou ze moeten kiezen tussen liegen of het onthullen van zaken die geheim moesten blijven. Het speet haar dat ze Siuan niet haar gang had laten gaan met het regelen van twee dodelijke ongelukjes.

Ze schudde geschokt haar hoofd bij die gedachte. Was ze zo veranderd sinds Emondsveld? Ze wist dat ze vroeg of laat soldaten de dood in zou jagen. Ze dacht ook dat ze iemand ter dood zou kunnen veroordelen als dat nodig was. Was het niet beter om één iemand terecht te stellen als dat honderden of zelfs duizenden levens zou redden? Nicola en Areina waren alleen maar gevaarlijk omdat ze geheimen wisten die Egwene Alveren in verlegenheid konden brengen. Ach, Mijrelle en de anderen zouden er met wat zweepslagen van afkomen, wat ze natuurlijk niet leuk zouden vinden. Maar een onbehaaglijk gevoel, hoe erg ook, mocht nooit een reden zijn om te doden.

Plotseling realiseerde Egwene zich dat ze haar voorhoofd fronste. Tiana en de twee Gezetenen keken haar aan en Janya deed niet eens de moeite om haar nieuwsgierigheid te verbergen. Om de aandacht af te leiden verschoof Egwene haar blik naar de tafel waar Kairen en Asmanaille weer aan het werk waren gegaan. Het witte gedeelte op Asmanailles beker was een stukje opgeschoven, maar in die korte tijd had Kairen haar ingehaald. Haar bokaal was ook nog eens twee keer groter dan de beker.

‘Je wordt er steeds beter in, Kairen,’ zei Egwene goedkeurend. De Blauwe zuster keek naar haar op en haalde diep adem. Haar ovale gezicht was een en al rust met in het midden twee ijzig blauwe ogen. ‘Je hoeft er niet veel voor te kunnen, Moeder. Je moet alleen de weving plaatsen en dan wachten.’ Dat laatste woord klonk een beetje bits en er was ook een kleine pauze voor het woord Moeder. Kairen had Salidar verlaten voor een zeer belangrijke opdracht, maar die was buiten haar schuld om volledig mislukt. Toen ze weer in Morland terugkwam, stond alles op zijn kop en droeg een meisje die ze nog als Novice gekend had de stola van de Amyrlin. Kairen bracht de laatste tijd veel tijd door met Lelaine.

‘Ze wordt beter; in sómmige dingen,’ zei Janya terwijl ze de Blauwe zuster afkeurend aankeek. Janya dacht waarschijnlijk net als de andere Gezetenen dat Egwene een speelpop van de Zaal zou worden na haar verheffing tot Amyrlin, maar ze leek te hebben aanvaard dat Egwene de stola droeg en dat ze dus door iedereen met respect aangesproken moest worden. ‘Als ze niet wat meer haar best gaat doen, betwijfel ik of ze zo goed als Leane kan worden, laat staan zo goed als u, Moeder. Ik denk eerder dat ze ingehaald gaat worden door Bodewhin. Ik zou niet graag voor een Novice onder willen doen, maar dat zal wel niet voor iedereen gelden.’ Kairens wangen werden langzaam rood en ze richtte haar blik weer op de bokaal. Tiana snoof. ‘Bodewhin is een goede meid, maar ze heeft het drukker met giechelen en dollen met de andere Novices als Sha...’ Ze stopte abrupt met praten om adem te halen. ‘Als er geen toezicht is. Gisteren probeerde ze met Althyn Conly twee voorwerpen tegelijk te doen om te zien wat er zou gebeuren. Die twee dingen smolten samen tot een grote klomp metaal. Die kan niet meer worden verkocht, tenzij je iemand kunt vinden die in twee samengesmolten bekers van ijzer en cuendillar geïnteresseerd is. Het Licht mag weten wat er met de meisjes had kunnen gebeuren. Ze hadden niets, maar wie weet wat er de volgende keer misgaat?’

‘Zorg ervoor dat er geen volgende keer komt,’ zei Egwene afwezig. Ze keek aandachtig naar de witte lijn op Kairens beker die gestaag omhoog kroop. Als Leane deze weving maakte, veranderde zwart ijzer in wit cuendillar alsof het ijzer in melk gedompeld werd. Bij Egwene ging de verandering sneller dan je met je ogen kon knipperen, van zwart naar wit in een flits. Kairen en Leane moesten het worden, maar zelfs Leane was nauwelijks snel genoeg. Kairen had tijd nodig om er beter in te worden. Dagen? Weken? Zoveel als nodig was, want het alternatief was rampzalig voor de betrokken zusters, voor de mannen die vechtend in de straten van Tar Valon zouden sterven, en misschien zelfs voor de Toren. Opeens was Egwene blij dat ze Beonins voorstel had goedgekeurd. Kairen zou misschien harder haar best doen als haar verteld werd wat het plan was, maar ook dat was een geheim dat bewaard moest worden tot de wereld er klaar voor was.

Загрузка...