Toen het schip eenmaal in de ruimte was, liet de kapitein Jason en Kerk bij zich komen. Kerk deed het woord en biechtte alles op omtrent hun activiteiten in de voorafgaande nacht. Het enige belangrijke feit dat hij verzweeg was Jasons achtergrond als beroepsgokker. Hij gaf een levendige beschrijving van twee gelukkige vreemdelingen die de boze machten van Cassylia van hun speelwinsten wilden ontroven. Dit alles paste precies in het idee dat de kapitein van Cassylia had. Tenslotte feliciteerde hij zijn officier met de juistheid van zijn handelen en begon een lang verslag aan zijn regering voor te bereiden. Hij gaf de twee mannen zijn beste wensen en de vrijheid in zijn schip.
Het was een korte reis. Jason had nauwelijks de tijd om zijn slaap in te halen voordat zij op Darkhan landden. Omdat zij geen bagage hadden waren zij het eerst door de douane. Ze verlieten de loods juist op tijd om een ander schip te zien landen op een ver verwijderde plek.
Kerk bleef staan om ernaar te kijken en Jason volgde zijn blik. Het was een grijs schip, vol littekens. Het had de logge lijnen van een vrachtschip — maar even veel kanonnen als een kruiser.
‘Jouw schip, natuurlijk,’ zei Jason. Kerk knikte en begon in de richting van het schip te lopen. Een van de luiken opende zich toen zij naar boven klommen, maar er verscheen niemand. In plaats daarvan ratelde een op een afstand bedienbare vouwladder neer tot de grond. Kerk sprong erop en Jason volgde hem onwillig. Op de een of andere manier, vond hij, was dit een beetje te veel van die geen-onzin-geen-aanstellerij-houding.
Toch begon Jason de Pyrraanse houding al aardig te leren. De ontvangst van de ambassadeur aan boord van het schip was precies wat hij verwachtte. Niets. Kerk sloot het luik zelf en zij vonden een plaatsje terwijl het vertreksein werd gegeven. De hoofdbuizen loeiden, de versnelling viel met een smak op Jason neer.
Het hield niet op. In plaats daarvan werd het sterker, het drukte de lucht uit zijn longen en het gezicht uit zijn ogen. Hij schreeuwde, maar kon zijn eigen stem niet horen door het gebulder in zijn oren. Dankbaar raakte hij bewusteloos.
Toen zijn bewustzijn terugkeerde was het schip in nul-G. Jason hield zijn ogen gesloten en liet de pijn uit zijn lichaam sijpelen. Kerk sprak plotseling; hij stond naast de bank. ‘Mijn fout, Meta, ik had je moeten vertellen dat we een één-G passagier aan boord hadden. Je had het wel een beetje kalmer aan kunnen doen met je gebruikelijke bloedstollende start.’
‘Het lijkt hem niet al te veel kwaad gedaan te hebben — maar wat doet hij hier?’ Jason voelde een lichte verbazing dat de tweede stem die van een meisje was. Maar hij was niet genoeg geïnteresseerd om de moeite te nemen zijn pijnlijke ogen open te doen.
‘Hij gaat mee naar Pyrrus. Ik probeerde het natuurlijk uit zijn hoofd te praten, maar ik kon hem niet van gedachten doen veranderen. Het is verschrikkelijk akelig. Ik wou dat ik meer voor hem gedaan had. Hij is de man die ons het geld heeft bezorgd.’
‘Oh, dat is afschuwelijk,’ zei het meisje. Jason vroeg zich af wat er nu zo afschuwelijk was. Zijn suffe hersens begrepen er niets van. ‘Het zou veel beter geweest zijn als hij op Darkhan was gebleven,’ ging het meisje verder. ‘Hij is erg knap. Het zou zonde zijn als hij sterven moest.’
Dat was te veel voor Jason. Hij deed voorzichtig een oog op een kiertje open, toen het andere. De stem hoorde bij een meisje van een jaar of eenentwintig, dat naast het bed op Jason stond neer te kijken. Zij was mooi. Jason deed zijn ogen wijder open toen het tot hem doordrong dat zij erg mooi was — het soort schoonheid dat hij nooit gevonden had op de planeten in het centrum van de melkweg. De vrouwen die hij gekend had, hadden allemaal die te bleke huid, te afhangende schouders, grauwe gezichten overdekt met kleurtjes verf. Zij waren het product van een eeuwenlange voortplanting van zwakken, naarmate het vorderen van de wetenschap meer en meer de ongeschikten in leven hield.
Dit meisje was het directe tegenovergestelde in ieder opzicht. Zij was het product van de strijd om het leven op Pyrrus. De grote zwaartekracht die uitpuilende spieren bij de mannen veroorzaakte, maakte een stevige kracht in flinke spieren bij de vrouwen. Zij had het strakke figuur van een godin, een gebruinde huid en een volmaakte gezichtsvorm. Haar haar, dat kort geknipt was, omkranste haar hoofd als een gouden kroon. Het enige onvrouwelijke aan haar was het pistool, dat zij in een omvangrijke armholster droeg. Toen zij zag dat Jason zijn ogen geopend had, glimlachte zij tegen hem. Haar tanden waren net zo wit als hij verwacht had.
‘Ik ben Meta, de piloot van dit schip. En jij dan —’
‘Jason dinAlt. Dat was een waardeloze start, Meta.’
‘Het spijt me echt,’ lachte zij. Maar als je geboren bent op een twee-G planeet raak je een beetje immuun voor versnelling. Ik bespaar ook brandstof met de curve van synergie...’
Kerk bromde neutraal: ‘Kom mee, Meta, we gaan eens kijken naar de lading. Een deel van het spul zal de gaten dichten in de ommuring.’
‘O ja,’ zei ze, ze klapte bijna in haar handen van vreugde. ‘Ik heb de specificaties gelezen, ze zijn gewoon fantastisch.’
Als een schoolmeisje met een nieuwe jurk. Of een doos flikken. Dat is een geweldige houding tegenover bommen en vlammenwerpers.
Jason glimlachte wrang bij die gedachte, terwijl hij van de bank opstond. De twee Pyrranen waren weggegaan en hij duwde zich met pijn en moeite achter hen aan naar de deur. Het duurde lang voordat hij de weg naar de ruimte gevonden had. Het schip was groot en er was geen bemanning te zien. Uiteindelijk vond Jason een man die lag te slapen in een van de helder verlichte cabines. Hij herkende in hem de bestuurder die de auto aan hen had overgegeven op Cassylia. De man die een ogenblik geleden nog vast had liggen slapen, opende zijn ogen op het moment dat Jason de kamer binnenkwam. Hij was klaar wakker.
‘Hoe kom ik naar de laadruimte?’ vroeg Jason.
De ander vertelde het hem, sloot zijn ogen en viel onmiddellijk weer in slaap, voordat Jason hem had kunnen bedanken.
In de laadruimte hadden Kerk en Meta een paar kratten geopend en gniffelden van vreugde om hun dodelijke inhoud. Meta, met een hogedrukkartets in haar armen, keerde zich om naar Jason toen hij binnenkwam.
‘Moet je eens kijken,’ zei ze. ‘Dit poeder hier — je kunt het eten als vuil, met minder nadelige gevolgen. Toch is het direct dodelijk voor alle vormen van plantaardig leven —’ Zij hield plotseling op toen ze merkte dat Jason haar grote opwinding niet deelde. ‘Neem me niet kwalijk. Ik vergat eventjes dat jij geen Pyrraan bent. Je begrijpt er zeker niets van, hè?’
Voordat hij kon antwoorden, riep de P.A.-luidspreker haar naam.
‘Tijd voor de sprong,’ zei ze. ‘Kom met me mee naar de brug, terwijl ik de vergelijkingen maak. Daar kunnen we praten. Ik weet zo weinig van andere plaatsen dan Pyrrus dat ik een miljoen dingen te vragen heb.’
Jason volgde haar naar de brug, waar ze de dienstdoende officier afloste en voorbereidingen begon te maken voor de sprong. Zij leek niet op haar plaats tussen de machines, een stoer maar lenig figuurtje in een eenvoudig, eendelig ruimtepak. Toch viel de geoefendheid waarmee ze haar werk verrichtte niet te ontkennen.
‘Meta, ben je niet een beetje jong om piloot te zijn van een ruimteschip?’
‘Is dat zo?’ Zij dacht een ogenblik na. ‘Ik weet werkelijk niet hoe oud piloten moeten zijn. Ik ben al ongeveer drie jaar piloot en ik ben al bijna twintig. Is dat jonger dan gewoonlijk?’
Jason opende zijn mond en lachte toen. ‘Ik veronderstel dat dat allemaal afhangt van de planeet waar je vandaan komt. Op sommige plaatsen zou je niet makkelijk een brevet krijgen. Maar ik wed dat het allemaal anders is op Pyrrus. Naar hun maatstaven moet je al beschouwd worden als een oude dame.’
‘Nu maak je een grapje,’ zei Meta kalm, terwijl ze een getal in de rekenmachine stopte. ‘Ik heb oude dames gezien op sommige planeten. Zij zijn gerimpeld en hebben grijs haar. Ik weet niet hoe oud ze zijn, ik vroeg het aan eentje, maar ze wilde het niet zeggen. Maar ik ben er zeker van dat zij ouder moeten zijn dan wie ook op Pyrrus, niemand ziet er daar zo uit.’
‘Ik bedoel niet oud op die manier.’ Jason zocht naar het juiste woord. ‘Niet oud — maar groot, volwassen. Volwassen.’
‘Iedereen is volwassen,’ antwoordde ze. ‘In ieder geval al heel gauw nadat zij de bewaarplaats verlaten. En dat doen ze als ze zes jaar zijn. Mijn eerste kind is volwassen, en het tweede zou het ook zijn, alleen is het dood. Dus moet ik zéker volwassen zijn’ —
Dat leek de vraag voor haar afdoende beantwoord te hebben, ofschoon Jasons gedachten geschokt waren door de vreemde ideeën en achtergrond die aan haar woorden vastzaten.
Meta ponste de laatste instelling in en de koersband begon uit zijn doos te rollen. Zij richtte haar aandacht weer op Jason.
‘Ik ben blij dat je aan boord bent, hoewel ik het jammer vind dat je naar Pyrrus gaat. Maar we hebben massa’s tijd om te praten en er zijn zoveel dingen die ik graag zou willen weten. Over andere planeten. En waarom de mensen zich gedragen zoals zij doen. Helemaal niet zoals thuis, waar je altijd weet waarom de mensen dingen doen.’ Zij keek een ogenblik naar de band, keerde toen weer terug tot Jason.
‘Hoe is jouw geboorteplaneet?’ Achter elkaar kwamen de leugens die hij de mensen gewoonlijk vertelde naar zijn lippen, maar hij duwde ze weg. Waarom zou hij moeite doen om te liegen tegen dit meisje dat het echt niet kon schelen of hij van adel was of niet? Voor haar waren er maar twee soorten mensen in de melkweg. Pyrranen en anderen. Voor het eerst sinds hij gevlucht was uit Porgorstorsaand, hoorde hij zichzelf de waarheid van zijn afkomst vertellen.
‘Mijn geboorteplaneet? Zo ongeveer de stoffigste, saaiste achterhoek van het heelal. Je zult niet geloven hoe vernietigend decadent een planeet is die hoofdzakelijk agrarisch is, stand-bewust en volkomen tevreden met haar eigen vervelende bestaan. Niet alleen is er geen verandering — maar niemand wil ook verandering. Mijn vader was een boer, daarom had ik ook boer moeten worden — als ik geluisterd had naar de raad van mijn ouders. Het was ondenkbaar, zowel als verboden om iets anders te doen. En alles wat ik wilde doen was verboden. Ik was vijftien toen ik leerde lezen — uit een boek gestolen uit een adelschool. Nadien was er geen terugkeer mogelijk. Tegen de tijd dat ik mij aan boord van een ruimtevrachtschip verstopte, op mijn negentiende, moet ik zo ongeveer iedere wet van de planeet overtreden hebben. Graag gedaan. Weggaan van huis was voor mij alsof ik uit de gevangenis kwam.’
Meta schudde haar hoofd bij de gedachte. ‘Ik kan me geen plaats voorstellen zoals die. Maar ik ben er zeker van dat ik het daar niet prettig zou vinden.’
‘Dat ben ik ook,’ glimlachte Jason. ‘Toen ik eenmaal in de ruimte was zonder rechtschapen talenten of vaardigheden, kwam ik gewoon van het een in het andere verzeild. In dit tijdperk van techniek was ik nergens op mijn plaats. Oh, ik neem aan dat ik het niet gek gedaan zou hebben in een of ander leger, maar ik ben niet zo goed in gehoorzamen. Als ik eens gokte, deed ik het aardig, en zo raakte ik er langzamerhand in verzeild. Mensen zijn overal hetzelfde, zodat ik het overal aardig kon redden.’
‘Ik weet wat je bedoelt met ‘mensen zijn hetzelfde’, maar ze zijn zo anders. Ik ben niet helemaal duidelijk, hè? Wat ik bedoel is, dat ik thuis weet wat de mensen zullen doen en tegelijk waarom. Mensen op andere planeten doen allemaal hetzelfde, zoals ik zei, maar toch kost het me moeite om te begrijpen waarom. Bijvoorbeeld, ik vind het leuk om het plaatselijke eten te proeven wanneer we op een planeet zijn, en als er tijd voor is doe ik het altijd.
‘Er zijn bars en restaurants vlakbij iedere ruimtehaven, dus daar ga ik heen. En altijd heb ik last met mannen. Zij bieden me altijd iets te drinken aan, en willen mijn hand vasthouden.’
‘Nou, een meisje alleen in die gelegenheden kan een zekere belangstelling van de mannen verwachten.’
‘Oh, dat weet ik wel,’ zei ze. ‘Wat ik alleen niet begrijp is dat ze niet luisteren als ik zeg dat ik geen belangstelling heb en dat ze op moeten schieten. Zij lachen alleen maar en schuiven een stoel bij, meestal. Maar ik heb gemerkt dat één ding helpt, waar ik ook ben. Ik zeg dat als zij niet ophouden mij lastig te vallen dat ik hun dan een arm breek.’
‘Houden ze dan op?’ vroeg Jason.
‘Nee, natuurlijk niet. Maar als ik dan hun arm gebroken heb, gaan ze weg. En de anderen vallen mij dan ook niet meer lastig. Het is een hele klus en het eten is meestal afschuwelijk.’
Jason lachte niet. Vooral niet toen hij besefte dat dit meisje inderdaad de armen kon breken van ieder stukje tuig in de ruimtehavens van de melkweg. Zij was een vreemde mengeling van argeloosheid en kracht, zoals hij nog nooit was tegengekomen. Opnieuw drong het tot hem door dat hij de planeet moest bezoeken, die mensen voortbracht zoals zij en Kerk.
‘Vertel mij over Pyrrus,’ vroeg hij. ‘Waarom nemen jij en Kerk zo automatisch aan dat ik dood neerval, zodra ik aan land kom? Wat is het voor een planeet?’
Alle warmte was nu uit haar gezicht verdwenen. ‘Dat kan ik je niet vertellen. Dat moet je zelf zien. Dat weet ik in ieder geval sinds ik andere werelden bezocht heb. Pyrrus lijkt op niets dat jullie melkwegmensen ooit hebben meegemaakt. Je zult het niet geloven, totdat het te laat is. Wil je me iets beloven?’
‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Tenminste niet voor dat ik gehoord heb wat het is en een besluit genomen heb.’
‘Verlaat het schip niet als we landen. Aan boord zul je veilig genoeg zijn, en ik ga een andere lading wegbrengen over een paar weken.’
‘Ik kan je niets van dien aard beloven. Ik ga eruit als ik eruit wil.’ Jason wist dat ze ongetwijfeld een reden had voor haar woorden, maar de vanzelfsprekende superioriteit die zij zich aanmatigde, stond hem tegen.
Meta maakte de voorbereidingen voor de sprong zwijgend af. Er hing een sfeer die hen er allebei van weerhield om te praten.
Pas de volgende scheepsdag zag hij haar weer, en toen was het volkomen toevallig. Zij was in de astrogatiekoepel toen hij binnenkwam en omhoog keek naar het hier en daar flonkerende zwart van de sprongenhemel. Voor het eerst zag hij haar zonder dat zij dienst had, zij droeg iets anders dan haar scheepspak. Dit was een zachtglanzende jurk die om haar lichaam sloot.
Ze glimlachte naar hem. ‘De sterren zijn zo prachtig. Kom eens kijken.’
Jason stond dicht naast haar en keek omhoog. De eigenaardige meetkundige figuren van de sprongenlucht waren hem bekend, toch hadden ze nog steeds genoeg aantrekkingskracht om hem naar voren te laten stappen. Vooral nu. Meta’s aanwezigheid maakte een verontrustend verschil in de donkere stilte van de koepel. Haar opgeheven hoofd rustte bijna op zijn schouder, de krans van haar haar overschaduwde een gedeelte van de hemel, de geur ervan zacht in zijn neus.
Bijna zonder erbij na te denken legde hij zijn armen om haar heen en voelde haar warme stevige lichaam onder de dunne jurk. Zij vond het goed, want zij bedekte zijn handen met de hare.
‘Je glimlacht,’ zei ze. ‘Je houdt ook van de sterren.’
‘Heel veel,’ antwoordde hij. ‘Maar meer nog. Ik herinner me het verhaal dat je me vertelde. Wil je mijn arm breken, Meta?’
‘Natuurlijk niet,’ zei ze ernstig, en glimlachte toen terug. ‘Ik vind je aardig Jason. Ook al ben je geen Pyrraan, vind ik je heel erg aardig. En ik ben zo alleen geweest.’
Toen zij naar hem opkeek kuste hij haar. Zij antwoordde z’n kus met een vurigheid die geen schaamte of valse bescheidenheid kende.
‘Mijn hut is aan het einde van deze gang,’ zei ze.