Jason bracht een neerslachtige dag door op zijn slaapbank met spijkertjes tellen en dwong zichzelf zijn nederlaag toe te geven. Kerks bevel dat hij het gesloten gebouw niet mocht verlaten maakte hem volkomen machteloos. Hij voelde dat hij dicht bij de oplossing was — maar hij zou die nooit bereiken.
Een nederlaag erbij kon hij niet hebben. Kerks houding was volkomen emotioneel, niet gecorrigeerd door de geringste logica. Dit feit bleef door Jasons hoofd hameren tot hij het niet langer kon negeren. Emotioneel redeneren was iets dat hij al vroeg in zijn leven had leren wantrouwen. Hij kon het absoluut niet met Kerk eens zijn — wat inhield dat hij dan de overblijvende dagen moest benutten om het probleem op te lossen. Als dat al betekende dat hij ongehoorzaam moest zijn, het moest toch gebeuren.
Hij pakte zijn notitieplaatje met nieuw enthousiasme. Zijn eerste informatiebronnen waren opgebruikt, maar er moesten andere zijn. Op zijn stift kauwend en hard nadenkend, bouwde hij langzaam een lijst op van andere mogelijkheden. Elk idee, het deed er niet toe hoe buitensporig, werd opgeschreven. Toen het plaatje vol was, veegde hij de onwaarschijnlijkheden en de onmogelijkheden uit — zoals het consulteren van historische bronnen buiten de planeet. Dit was een Pyrraans probleem en moest hier op deze planeet worden opgelost of helemaal niet.
De lijst werd afgewerkt tot er nog twee mogelijkheden over waren. Of oude verslagen, notitieboeken of dagboeken die individuele Pyrranen in het bezit konden hebben, of mondeling overgeleverde verhalen. De eerste keus leek de meest waarschijnlijke, en hij begon hem meteen uit te werken. Nadat hij zorgvuldig zijn medidoos en ploffer had gecontroleerd zocht hij Brucco op.
‘Wat is er voor nieuws en dodelijks in de wereld sinds ik hier ben?’ vroeg hij.
Brucco staarde hem aan. ‘Je mag er niet uit, Kerk heeft het verboden ...’
‘Heeft hij jou aangesteld als wacht om te kijken of ik gehoorzaam?’ Jasons stem was kalm en koud.
Brucco wreef over zijn kaak en fronste nadenkend zijn wenkbrauwen. Na een tijdje haalde hij alleen zijn schouders op. ‘Nee, ik bewaak je niet — ik zou niet eens willen. Zo ver ik weet gaat dit tussen jou en Kerk en zo mag het blijven. Vertrek wanneer je wilt. En kom ergens rustig aan je eind, zodat er eens en voor al een eind komt aan de narigheid die jij veroorzaakt.’
‘Ik vind jou ook aardig,’ zei Jason. ‘Vertel me nu maar over het wild.’
De enige nieuwe mutatie waar de gewone voorzorgsmaatregelen geen antwoord op hadden was een leikleurige hagedis die een snelwerkend vergif uitspoog met een dodelijke nauwkeurigheid. De dood trad na een paar seconden in als het speeksel op de blote huid terechtkwam. Je moest op je hoede zijn voor de hagedissen en ze neerschieten, voordat ze binnen bereik gekomen waren. Een uurtje schieten op hagedissen maakte hem bedreven in de juiste handelwijze.
Jason verliet de gesloten gebouwen stilletjes en niemand zag hem weggaan. Hij volgde de kaart naar de dichtstbijzijnde barakken en schuifelde vermoeid over de stoffige straten. Het was een hete, rustige dag, alleen verbroken door gerommel in de verte, en het gewone gekraak van zijn revolver.
Het was koud in de dikommuurde barakken en hij viel neer op een bank tot het zweet was opgedroogd en zijn hart niet meer bonsde. Toen ging hij naar de dichtstbijzijnde recreatiekamer en begon zijn onderzoek.
Voordat hij eigenlijk begonnen was, was het al geëindigd. Geen van de Pyrranen bewaarde kunstwerken van welke soort, en ze vonden het idee erg leuk. Na het twintigste ontkennende antwoord was Jason bereid om zijn nederlaag toe te geven bij deze manier van onderzoeken. Hij had evenveel kans een Pyrraan met oude documenten te ontmoeten als een bundeltje brieven van grootvader in een soldatenkist.
Dit liet nog een mogelijkheid over — mondelinge overlevering. Weer deed Jason navraag met hetzelfde resultaat, niets. Voor de Pyrranen was de lol eraf en ze begonnen te grommen. Jason hield ermee op nu hij nog heel en gezond was. Er werd hem een maaltijd voorgezet die smaakte naar plasticpasta en houtpulp. Hij at het snel op en zat toen te broeden boven het lege blad, absoluut niet van zins om weer een nederlaag toe te geven. Wie kon hem van antwoorden voorzien? Al de mensen waar hij nu mee gesproken had waren zo jong. Ze hadden geen belangstelling of geduld voor verhalen. Dat was een liefhebberij van oude mensen en die waren er niet op Pyrrus.
Met één uitzondering, de bibliothecaris, Poli. Dat was een mogelijkheid. Een man die werkte met verslagen en boeken zou misschien interesse hebben in oudere exemplaren. Misschien herinnerde hij zich zelfs wel boeken die nu verwoest waren. Een heel iel spoor, toegegeven, maar toch een spoor dat nagegaan moest worden.
De wandeling naar de bibliotheek was bijna Jasons dood. De stromende regen maakte het lopen moeilijk en in het schemerlicht was het lastig om te zien wat er aankwam. Een bijter kwam dicht genoeg in de buurt om een stuk vlees af te happen, voordat hij hem neer kon schieten. Het tegengif maakte hem duizelig en hij verloor wat bloed voor hij de wond verbonden had. Uitgeput en kwaad kwam hij bij de bibliotheek.
Poli was bezig met de ingewanden van een van de catalogusmachines. Hij hield pas op toen Jason hem op zijn schouder getikt had. Terwijl hij zijn hoorapparaat aanzette, stond de Pyrraan rustig, kreupel en krom te wachten tot Jason zou spreken.
‘Heb je soms nog oude papieren of brieven die je hebt gehouden voor persoonlijk gebruik?’
Een hoofdschudden, nee.
‘En verhalen, je weet wel, over grote daden die in het verleden gebeurd zijn, die iemand je misschien verteld heeft toen je nog jong was?’ Nee.
Resultaten negatief. Iedere vraag beantwoordde Poli met een schudden van zijn hoofd, en op den duur werd de oude man kwaad en wees naar het werk dat hij nog niet af had.
‘Ja, ik weet dat je nog werk te doen hebt,’ zei Jason. ‘Maar dit is belangrijk.’ Poli schudde zijn hoofd met een boos neen en reikte naar zijn hoorapparaat om het af te zetten. Jason zocht naar een vraag die misschien een positiever antwoord zou opleveren. Er trok iets aan zijn gedachten, een woord dat hij gehoord had en opgetekend om later te onderzoeken. Iets dat Kerk gezegd had ...
‘Dat is het!’ Daar was het — op het puntje van zijn tong. ‘Nog een ogenblik, Poli, nog één vraag. Wat is een ‘vreter’? Heb je er ooit één gezien of weet je wat zij doen, of waar ze gevonden kunnen worden?’
De zin werd afgebroken toen Poli zich omdraaide en de achterkant van zijn goede arm tegen Jasons gezicht sloeg. Hoewel de man oud was en kreupel, brak de slag bijna Jasons kaak en deed hem over de vloer tuimelen. Door een waas zag hij Poli op zich af komen hobbelen, terwijl hij dikke gorgelende geluiden in zijn verwoeste keel maakte en wat er over was van zijn gezicht was van woede vertrokken.
Dit was geen ogenblik om diplomatiek te doen. Zo snel hij kon bij de hoge zwaartekracht, sleepte Jason zich naar de gegrendelde deur. Hij was geen partij voor welke Pyrraan dan ook in een gevecht van man tegen man, of hij nu jong was en klein of oud en kreupel. De deur sloeg dicht toen hij erdoor was, vlak voor Poli’s gezicht.
Buiten was de regen in sneeuw overgegaan en Jason sjouwde moe door de blubber, wreef over zijn zere kaak en dacht na over het enige feit dat hij had. Vreter was een sleutel — maar waartoe? En wie zou hij nog meer informatie durven vragen? Kerk was de man waar hij het beste mee had kunnen praten, maar nu niet meer. Dan bleef alleen Meta over als mogelijke bron. Hij wilde meteen naar haar toe, maar een plotselinge uitputting overviel hem. Het kostte hem al zijn kracht om naar de schoolgebouwen terug te strompelen.
’s Morgens at hij en ging vroeg weg. Er was nog maar één week over. Haast was onmogelijk en hij vloekte toen hij zijn dubbelzware lichaam naar het toewijzingscentrum sleepte. Meta had nachtdienst bij de ommuring en zou gauw terug zijn op haar kamer. Hij schuifelde er naar toe en lag op haar bank toen ze binnenkwam.
‘Eruit,’ zei ze met een vlakke stem. ‘Of moet ik je eruit gooien?’
‘Een beetje geduld alsjeblieft,’ zei hij en ging rechtop zitten. ‘Ik rustte hier alleen maar tot je terug zou komen. Ik heb een enkele vraag en als je die meteen zoudt willen beantwoorden ga ik meteen en zal ik je niet meer lastig vallen.’
‘Wat dan?’ vroeg ze, ongeduldig met haar voet tikkend. Maar er klonk ook een beetje nieuwsgierigheid in haar stem; Jason dacht zorgvuldig na voor hij sprak.
‘Probeer nu niet op me te schieten. Je weet dat ik iemand ben die niet van deze planeet komt, met een grote mond, en je hebt me sommige afschuwelijke dingen horen zeggen zonder dat je op me schoot. Nu heb ik nog iets. Wil je alsjeblieft je superioriteit ten opzichte van de andere mensen in de melkweg tonen door je humeur te bewaren en me niet te herleiden tot mijn samenstellende atomen.’ Haar enige antwoord was een tikje van haar voet. Hij haalde diep adem en waagde de sprong.
‘Wat is een ‘vreter’?’
Een lange tijd was ze stil en verroerde zich niet. Toen keek ze hem vol afschuw aan. ‘Jij vindt ook altijd de meest weerzinwekkende onderwerpen.’
‘Dat kan zijn,’ zei hij. ‘Maar dat geeft nog steeds geen antwoord op mijn vraag.’
‘Het is — nou, iets waar je gewoon niet over praat.’
‘Ik wel,’ verzekerde hij haar.
‘Maar ik niet! Het is het meest walgelijke dat er bestaat, en dat is alles wat ik te zeggen heb. Praat daar maar met Krannon over en niet met mij.’ Ze greep hem bij zijn arm terwijl ze dat zei en sleurde hem half naar de hal. De deur sloeg achter hem dicht en hij sputterde binnensmonds.
Kampioen worstelen voor dames. Zijn woede ebde weg toen hij besefte dat zij hem ongewild een aanwijzing had gegeven. De volgende stap was uit te vinden wie of wat Krannon was.
Het toewijzingscentrum had een Krannon op de lijst en gaf zijn ploegnummer en de plaats waar hij werkte. Het was dichtbij en Jason wandelde erheen. Een groot, kubusachtig gebouw zonder ramen met alleen het woord VOEDSEL naast elke gegrendelde deur. De kleine ingang waar hij door naar binnen ging was een serie automatische ontsmetters die hem door ultrasonisch, ultraviolet, antibiotische douche, roterende borstels en tenslotte drie spoelingen draaide. Tenslotte werd hij, vochtiger maar veel schoner, toegelaten tot het binnengedeelte. Mannen en robots waren kratten aan het opstapelen en hij vroeg een van de mannen naar Krannon. De man bekeek hem koud van onder tot boven en spuugde op zijn schoen voor hij antwoordde.
‘Krannon werkt alleen in een grote opslagruimte.’
Het was een kort stevig mannetje in een verstelde overall met als enige uitdrukking een diepe somberheid. Toen Jason binnenkwam hield hij op met balen verslepen en ging op de dichtstbijzijnde zitten. De lijnen van ontevredenheid waren in zijn gezicht gegroefd en leken dieper te worden toen Jason hem het doel van zijn komst uitlegde. Al het gepraat over de oude geschiedenis van Pyrrus verveelde hem ook en hij gaapte openlijk. Toen Jason ophield, gaapte hij weer en verwaardigde zich niet eens om te antwoorden.
Jason wachtte een ogenblik en vroeg toen opnieuw: ‘Ik zei, heb je ook oude boeken, brieven, verslagen, of zoiets?’
‘Je hebt precies de goeie uitgepikt om lastig te vallen, vreemdeling,’ was zijn enige antwoord. ‘Als je met mij gepraat hebt krijg je verder alleen maar moeilijkheden.’
‘Waarom dan?’ vroeg Jason.
‘Waarom?’ Voor het eerst werd hij bezield door iets anders dan droefheid. ‘Ik zal je vertellen waarom! Ik maakte één keer een fout, eentje maar, en ik krijg straf voor mijn hele leven. Voor mijn hele leven — hoe zou jij dat vinden? Alleen ik, altijd in mijn eentje, moet zelfs bevelen van vreters aannemen.’
Jason hield zich in bedwang en hield de opwinding uit zijn stem.
‘Vreters, wat zijn vreters?’
De stompzinnigheid van de vraag deed Krannon versteld staan. Het leek onmogelijk dat er iemand kon bestaan die nog nooit van vreters had gehoord. Blijdschap haalde een beetje droefheid van zijn gezicht toen hij besefte dat hij een gehoor had dat één en al oor was voor zijn problemen.
‘Vreters zijn verraders — dat zijn ze. Verraders van het menselijk ras en ze zouden uitgeroeid moeten worden. Leven in de jungle. De dingen die zij met de dieren doen —’
‘Je bedoelt dat het mensen zijn — Pyrranen zoals jij?’ onderbrak Jason.
‘Niet zoals ik, meneer. Maak die fout niet nog een keer als je wilt blijven leven. Het kan zijn dat ik een keer in slaap gevallen ben toen ik wacht had en dat ik daarom nou aan dit baantje vast zit. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik het leuk vind of dat ik hen aardig vind. Ze stinken, ze stinken echt, en als we geen voedsel van ze moesten hebben, zouden ze morgen allemaal dood zijn. Dat is een moorddadig werkje dat ik met hart en ziel zou doen.’
‘Als ze jullie van voedsel voorzien, geven jullie zeker iets in ruil?’
‘Handelswaar, kralen, messen, de gewone dingen. Bevoorrading stuurt ze in kartonnen dozen en ik zorg voor de aflevering.’
‘Hoe?’ vroeg Jason.
‘Per gepantserde truck naar de plaats van aflevering. Dan kom ik later terug om het voedsel op te halen dat zij in ruil daarvoor neergelegd hebben.’
‘Mag ik met je mee bij de volgende aflevering?’
Krannon dacht een ogenblik na over het idee. ‘Ja, ik denk dat dat wel gaat als je gek genoeg bent om mee te willen. Je kunt me helpen laden. Ze zijn nu op de helft van de oogst, dus de volgende rit zal niet eerder zijn dan over acht dagen.’
‘Maar dat is nadat het schip vertrokken is — dat is te laat. Kun je niet eerder?’
‘Dat is mijn zaak niet, meneer,’ gromde Krannon en hij kwam overeind. ‘Dan ga ik en die datum wordt niet voor jou veranderd.’
Jason besefte dat hij alles wat hij in een keer uit de man kon krijgen te pakken had. Hij ging op de deur af, maar keerde zich om. ‘Nog een ding,’ zei hij. ‘Hoe zien die wilden, die vreters, eruit?’
‘Hoe weet ik dat nou!’ snauwde Krannon. ‘Ik handel met ze, ik bedrijf geen liefde met ze. Als ik er ooit een zou zien, zou ik hem ter plaatse neerschieten.’ Hij kromde zijn vingers en zijn revolver sprong in en uit zijn hand toen hij het zei. Jason ging stil naar buiten.
Terwijl hij op zijn bed lag, en zijn zwaartekracht-moede lichaam liet rusten zocht hij naar een manier om Krannon zo ver te krijgen dat hij de afleveringsdatum zou veranderen. Zijn miljoenen waren op deze wereld zonder deviezen waardeloos. Als de man niet omgepraat kon worden, moest hij omgekocht worden. Waarmee? Jasons ogen vielen op de kast waar zijn buitenwereldse kleren nog steeds hingen en hij kreeg een idee.
Het was ochtend voor hij terug kon naar het voedselpakhuis — en een dag dichter bij zijn limiet. Krannon nam niet de moeite van zijn werk op te kijken toen Jason binnenkwam.
‘Wil je dit hebben?’ vroeg Jason, terwijl hij de verschoppeling een platte gouden doos, ingelegd mt enkele diamanten overhandigde. Krannon knorde en draaide het om en om.
‘Speelgoed,’ zei hij. ‘Wat kan je ermee doen?’
‘Nou, als je dit knopje indrukt krijg je een vlam.’ Een vlammetje verscheen door een opening aan de bovenkant. Krannon wilde het teruggeven. ‘Wat moet ik met zo’n klein vlammetje? Alsjeblieft, hou het maar.’
‘Wacht even,’ zei Jason. ‘Dat is niet alles. Als je op de steen in het midden drukt, komt er zo’n dingetje uit.’
Een zwart balletje ter grootte van een vingernagel viel in zijn handpalm. ‘Een granaat, helemaal van ultraniet. Hard in knijpen en dan gooien — Drie seconden later explodeert hij met genoeg kracht om dit hele gebouw weg te vagen.’
Ditmaal glimlachte Krannon bijna toen hij naar de doos reikte. Destructieve en dodelijke wapens gaan erin als koek bij de Pyrranen. Terwijl hij ernaar keek, deed Jason zijn aanbod.
‘Het doosje en de granaten zijn van jou als je de datum van je volgende aflevering op morgen stelt, en mij met je mee laat gaan.’
‘Kom hier morgen om nul-vijfhonderd,’ zei Krannon. ‘We vertrekken vroeg.’