Gedurende een vreemde tijd daarna waren er alleen maar wazige stukjes herinnering die zich aan hem voordeden. Een gevoel van beweging en grote beesten om hem heen. Muren, rook van hout, het gemurmel van stemmen. Niets van dat alles had veel betekenis en hij was te moe om zich ergens zorgen over te maken. Het was gemakkelijker en veel beter om het maar over zich heen te laten gaan.
‘Werd tijd,’ zei Rhes. ‘Een paar dagen langer en we hadden je begraven, zelfs al haalde je nog adem.’ Jason keek naar hem en probeerde het gezicht dat boven hem zwom duidelijk te zien. Tenslotte herkende hij Rhes en wilde hem antwoord geven, maar praten bracht hem alleen maar afschuwelijk aan het hoesten. Iemand hield een kom aan zijn lippen en zoet vocht liep door zijn keel. Hij rustte en probeerde het opnieuw.
‘Hoe lang ben ik hier geweest?’ De stem was zwak en klonk erg ver weg. Jason vond het moeilijk hem als de zijne te herkennen.
‘Acht dagen. En waarom heb je niet geluisterd toen ik tegen je praatte?’ zei Rhes. ‘Je had bij het schip moeten blijven toen je neerviel. Herinnerde je je niet wat ik gezegd had over het naar beneden komen waar ook op het land. Geeft niet, te laat om ons daar nog druk over te maken. De volgende keer moet je luisteren naar wat ik zeg. Onze mensen zijn er snel op uit getrokken en hebben de plaats van de landing nog voor het donker bereikt. Zij vonden de gebroken bomen en de plaats waar het schip gezonken was en dachten eerst dat degene die erin gezeten had verdronken was. Een van de honden vond je spoor, maar verloor het weer in de moerassen ’s nachts. Zij hadden een beroerde tijd in de modder en de sneeuw en hadden helemaal geen geluk met het terugvinden van het spoor. De volgende midddag waren ze van plan meer hulp te halen toen ze je hoorden schieten. Op het kantje, heb ik gehoord. Gelukkig dat één van hen een prater was en de wilde honden kon zeggen dat ze op moesten donderen. Zouden we anders allemaal moeten hebben doden en dat was niet zo gezond geweest.’
‘Bedankt voor het redden van mijn leven,’ zei Jason. ‘Het scheelde minder dan ik op prijs stel. Wat gebeurde er daarna? Ik was er zeker van dat het met me gedaan was, dat weet ik wel. Had alle symptomen van longontsteking geconstateerd. Het lijkt erop dat je het verkeerd had toen je zei dat al jullie medicijnen waardeloos waren — ze lijken op mij goed gewerkt te hebben.’
Zijn stem stierf weg toen Rhes zijn hoofd langzaam schudde, nee, lijnen van bezorgdheid waren scherp in zijn gezicht gegrift. Jason keek rond en zag Naxa en een andere man. Zij hadden dezelfde ongelukkige uitdrukking als Rhes.
‘Wat is er?’ vroeg Jason die moeilijkheden voelde. ‘Als jullie medicijnen niet werkten — wat dan? Niet mijn medicijndoos, die was leeg. Ik herinner me hem verloren of weggegooid te hebben.’
‘Je was stervende,’ zei Rhes langzaam. ‘We konden je niet beter maken. Alleen een rotzooiersmedidoos kon dat. We hebben er een van de bestuurder van de voedseltruck.’
‘Maar hoe?’ vroeg Jason verbaasd. ‘Je vertelde me dat de stad jullie geen medicijnen toestaat. Hij zou zijn eigen medidoos niet gegeven hebben. Niet.. . tenzij hij. ..’ Rhes knikte en maakte de zin af. ’Dood was. Natuurlijk was hij dood. Ik doodde hem zelf, met alle soorten van genoegen.’
Dit was een harde klap voor Jason. Hij viel terug in de kussens en dacht aan allen die dood waren gegaan sinds hij op Pyrrus was gekomen. De mannen die gestorven waren om hem te redden, doodgingen opdat hij kon leven, doodgingen door zijn ideeën. Het was een schuldenlast waar hij het liefst meer niet aan wou denken. Zou het bij Krannon ophouden of zouden de mensen uit de stad proberen zijn dood te vergelden?
‘Begrijp je niet wat dit betekent?’ Hij stootte de woorden eruit. ‘Krannons dood zal de stad tegen jullie keren. Er zullen geen voorraden meer komen. Ze zullen jullie aanvallen wanneer ze maar kunnen en het volk uitmoorden ...’
‘Natuurlijk weten we dat.’ Rhes leunde voorover. Zijn stem was hees en gespannen. ‘Het was niet makkelijk om tot dat besluit te komen. We hebben altijd een handelsovereenkomst met de rotzooiers gehad. De trucks waren onschendbaar, dit was onze laatste en enige schakel met de melkweg, buiten de hoop om uiteindelijk met hen in contact te komen.’
‘En toch heb je de schakel verbroken, om mij te redden — waarom?’
‘Alleen jij kunt die vraag helemaal beantwoorden. Er was een grote aanval op de stad en we zagen dat hun muren omver gingen, op een plaats moesten ze teruggetrokken worden. Tegelijkertijd was het ruimteschip boven de oceaan, gooide bommen van een of andere soort. De ontploffing werd gemeld. Toen keerde het schip terug en jij vertrok in een kleiner schip. Ze vuurden op je maar doodden je niet. Het kleine schip is ook niet kapot, wij zijn bezig het boven te halen. Wat betekent het allemaal? We konden het niet zeggen. We wisten alleen dat er iets heel belangrijks aan de hand was. Je leefde nog, maar zou klaarblijkelijk doodgaan voor je kon praten. Het kleine schip kon misschien hersteld worden, zodat het kon vliegen; misschien was dat je plan en heb je het daarom gestolen. We konden je niet laten sterven, zelfs niet als dat een totale oorlog met de stad inhouden zou.
‘De situatie werd aan ons hele volk voorgelegd, voor zover we hen op het scherm konden bereiken en zij waren er voor jou te redden. Ik doodde de rotzooier voor zijn medicijnen en heb toen twee doryms doodgereden om op tijd hier te zijn.
‘Vertel ons nu, wat betekent het? Wat is je plan? Hoe zal het ons helpen?’
Schuld drukte zwaar op Jason en deed zijn lippen verstijven. Een fragment van een oude legende schoot door zijn hoofd over de Jonas die het ruimteschip liet vergaan met allen die daarin waren en toch zelf bleef leven. Was hij dat? Had hij een wereld laten vergaan? Durfde hij aan deze mensen te bekennen dat hij de reddingsboot alleen genomen had op zijn eigen leven te redden?
De drie Pyrranen leunden voorover en wachtten op zijn woorden. Jason sloot zijn ogen om hun gezichten niet te hoeven zien. Wat kon hij hun vertellen? Als hij hun de waarheid bekende, zouden zij hem ongetwijfeld ter plaatse doden, het slechts rechtvaardig vinden. Hij was niet bang meer voor zijn eigen leven, maar als hij stierf waren alle andere doden voor niets gevallen. En er was nog steeds een manier om een eind te maken aan deze planetaire oorlog. Alle feiten waren nu beschikbaar, het was alleen nog een zaak om ze bij elkaar te passen. Als hij maar niet zo moe was, zou hij de oplossing vinden. Het was er, het keek om een hoekje in zijn geest, wachtte om eruit getrokken te worden.
Het plotselinge geluid van zware voetstappen buiten de hut, en het gedempte schreeuwen van een man. Niemand behalve Jason scheen het op te merken. Ze wachtten gespannen op zijn antwoord. Hij tastte in zijn geest rond, maar kon geen woorden vinden om het uit te leggen. Wat hij ook deed, hij kon de waarheid nu niet bekennen. Als hij stierf, zou alle hoop sterven. Hij moest liegen om tijd te winnen, dan de juiste oplossing vinden die kwellend dichtbij scheen. Niettemin was hij zelfs te moe om een aannemelijke leugen te bedenken.
Het geluid van de openspringende deur klonk door de stille kamer. Een knoestige stronk van een man stond daar, zijn woedende, rode gezicht was omkranst met een witte baard.
‘Iedereen doof?’ snauwde hij. ‘Ik rij de hele nacht en schreeuw mijn longen kapot en jullie zitten hier als een stelletje broedse hennen. Maak dat je weg komt! Aardbeving! Grote aardbeving op komst!’
Zij stonden nu allemaal en schreeuwden vragen. Rhes’ stem sneed boven het rumoer uit. ‘Hananas, hoeveel tijd hebben we?’
‘Tijd? Wie weet er van tijd!’ vloekte de witbaard. ‘Maak dat je wegkomt of je gaat eraan. Dat is alles wat ik weet.’
Niemand bleef nu nog om vragen stellen. Er volgde een woeste ren en binnen de minuut lag Jason op een draagbaar gebonden op een van de doryms. ‘Wat gebeurt er?’ vroeg hij aan de man die hem vastbond.
‘Aardbeving op komst,’ antwoordde hij terwijl hij bezig was met de knopen. ‘Hananas is de beste aardbevingsman die we hebben. Hij weet het altijd als er een aardbeving komt. Als het snel genoeg bekend wordt gemaakt kunnen we weg komen. Aardbevingsmannen weten het altijd, ze zeggen dat ze het kunnen voelen aankomen.’ Hij legde de laatste knoop en was verdwenen.
De duisternis viel toen zij weggingen en het rood van de ondergaande zon spiegelde zich scharlaken af tegen de noordelijke hemel. In de verte klonk gerommel, meer te voelen dan te horen en de grond schudde onder hun voeten. De doryms begonnen haastig schuifelend te rennen zonder dat ze gemend werden. Zij plasten door een moeras en aan de andere kant veranderde Hananas abrupt hun koers. Even later, toen de hemel in het zuiden explodeerde, wist Jason waarom. Vlammen verlichtten het toneel helder, as regende neer en hete brokken rots vielen krakend in de bomen neer. Zij stoomden toen ze neerkwamen en als het niet zojuist geregend had zouden zij ook nog tegenover een bosbrand gestaan hebben.
Iets groots doemde op naast hem, en toen zij op een open plek overstaken keek Jason ernaar bij het uit de lucht weerkaatste licht.
‘Rhes,’ zei hij schor, en wees. Rhes die naast hem reed, keek naar het grote beest, ruig lichaam en gedraaide horens, even hoog als hun schouders en keek toen weer voor zich. Hij was niet bang of zelfs maar geïnteresseerd. Jason keek om zich heen en begon het toen te begrijpen. Geen van de vluchtende dieren maakte enig geluid. Daarom had hij ze niet eerder opgemerkt. Maar aan beide kanten renden donkere schaduwen tussen de bomen door. Sommige ervan herkende hij, maar de meeste niet. Een paar minuten lang rende er een horde wilde honden naast hem, zij mengden zich zelfs tussen de huisdieren. Er werd niets van gemerkt. Vliegende wezens vlogen over hen heen. Onder de grotere dreiging van de vulkanen waren alle andere gevechten vergeten. Het leven respecteerde het leven. Een horde vette, varkensachtige beesten met krullende slagtanden brak door de karavaan. De doryms gingen langzamer lopen en zetten voorzichtig hun voeten neer om niet op ze te trappen. Kleinere dieren klampten zich soms vast aan de rug van grotere, en reden een tijdje ongedeerd mee voor ze er weer afsprongen. Genadeloos door elkaar geschud op de stotende draagbaar viel de vermoeide Jason in een lichte slaap die werd verstoord door droombeelden van de voortsnellende beesten die zich voor eeuwig in stilte voort haastten. Ogen open of gesloten, hij zag dezelfde eindeloze stroom van dieren.
Dit alles betekende iets en hij fronste zijn wenkbrauwen terwijl hij probeerde te bedenken wat. Dieren die voortrenden, Pyrraanse dieren.
Plotseling ging hij rechtop zitten, door elkaar geschud op de draagbaar, klaar wakker en alles begrijpend om zich heen kijkend.
‘Wat is er?’ vroeg Rhes en stuurde zijn dorym dichterbij.
‘Ga verder,’ zei Jason. ‘Haal ons hier uit en veilig. Ik weet nu hoe jouw volk kan krijgen wat het wil, een eind maken aan de oorlog. Er is een manier en ik weet hem.’