Er waren maar weinig samenhangende herinneringen aan de rit. Sommige dingen waren heel scherp, zoals het brok brandende lava, zo groot als een ruimteschip, dat vlakbij hen in een meer was gedoken en de karavaan besproeide met een hete regen. Maar het was voornamelijk een schijnbaar eindeloze rit en Jason was nog te zwak om zich er erg druk om te maken. Bij het opkomen van de zon was het gevaarlijke gebied achter hen en ze waren van een draf op een stapvoetse gang overgegaan. De dieren waren verdwenen toen de aardbeving achter de rug was en hun eigen weg gegaan, nog steeds in een stilzwijgende wapenstilstand.
De vrede van het gedeelde gevaar was voorbij; dat merkte Jason toen zij stopten om te rusten en te eten. Rhes en hij wilden op een stuk zacht gras gaan zitten bij een omgevallen boom. Maar een wilde hond zat daar eerder. Hij lag onder de stam, zijn spieren gespannen en het rossige morgenlicht deed zijn ogen schitteren. Rhes keek hem aan, nog geen drie meter van hem af, zonder een spier te vertrekken. Hij maakte geen aanstalten om een van zijn wapens te trekken of om hulp te roepen. Jason stond ook stil en hoopte dat de Pyrraan wist wat hij deed. Zonder enige waarschuwing sprong het dier recht op hen af. Jason viel achterover toen Rhes hem opzij duwde. De Pyrraan liet zich op het zelfde moment vallen — alleen hield hij nu een lang mes in zijn hand, uit de schede getrokken die om zijn dijbeen was gebonden. Met ongekende snelheid kwam het mes omhoog, de hond wentelde zich in de lucht, en probeerde erin te bijten. In plaats daarvan ging het achter de voorpoten van de hond naar binnen; het gewicht van het beest zelf trok een gapende wond over de hele lengte van zijn lichaam. Hij leefde nog steeds toen hij op de grond terechtkwam, maar Rhes zat al op zijn rug en trok de kop met de benige schubben achterover en sneed de zachte strot eronder af.
De Pyrraan maakte zorgvuldig zijn mes schoon aan de vacht van het dode dier, en stak het daarna weer in de schede.
‘Meestal doen ze geen kwaad,’ zei hij kalm. ‘Maar deze was een beetje opgewonden. Waarschijnlijk de rest van de horde in de aardbeving kwijtgeraakt.’ Zijn handelwijze was direct tegenovergesteld aan die van de Pyrranen in de stad. Hij had geen moeilijkheden gezocht en was het gevecht ook niet begonnen. In plaats daarvan was hij het zo lang mogelijk uit de weg gegaan. Maar toen het beest aanviel, werd het netjes en efficiënt afgemaakt. En in plaats van nu over zijn overwinning op te scheppen leek hij bezorgd over een onnodige dood.
Het was zinvol. Alles op Pyrrus was zinvol. Hij wist nu hoe de dodelijke strijd op de planeet was begonnen en hij wist hoe hij beëindigd kon worden. Alle doden waren niet voor niets geweest. Iedere dood had hem een klein beetje meer op weg geholpen naar de uiteindelijke bestemming. Alleen het laatste moest nog gebeuren.
Rhes zat naar hem te kijken en hij wist dat ze dezelfde gedachten hadden. ‘Verklaar je nader,’ zei Rhes. ‘Wat bedoelde je toen je zei dat we de rotzooiers weg konden vagen en onze vrijheid verkrijgen?’
Jason deed geen moeite om de verkeerde uitleg te verbeteren; het was het beste als ze dachten dat hij voor honderd procent aan hun kant stond.
‘Haal de anderen bij elkaar en ik zal het je vertellen. Ik wil in het bijzonder Naxa erbij hebben en alle andere praters die hier zijn.’
Zij kwamen snel bijeen toen het werd doorgegeven. Ze wisten alleen dat de rotzooier gedood was om deze bui-tenwerelder te redden en dat hun enige hoop op redding bij hem lag. De wetenschap dat velen van hen daarbij het leven zouden laten deerde hen niet. ‘Wij willen allemaal een eind maken aan deze oorlog hier op Pyrrus. Er is een manier, maar het zal mensenlevens kosten. Sommigen van jullie zullen erin sterven. Ik denk dat het de prijs waard is, want het succes zal jullie alles geven wat je altijd gewild hebt.’ Hij keek de gespannen wachtende kring langs.
‘We gaan de stad binnen vallen, de ommuring doorbreken. Ik weet hoe het moet...’
Een gesputter en gemompel verspreidde zich over de menigte. Sommigen van hen keken opgewonden, gelukkig bij de gedachte hun erfvijanden te kunnen doden. Anderen staarden Jason aan alsof hij gek was. Een paar waren versuft door de omvang van de gedachte, een oorlog te voeren tegen het bolwerk van de zwaar bewapende vijand. Zij werden stil toen Jason zijn hand opstak.
‘Ik weet dat het onmogelijk klinkt,’ zei hij. ‘Maar laat ik het uitleggen. Er moet iets gedaan worden — en nu is het de tijd om het te doen. De situatie kan van nu af aan alleen maar slechter worden. De stadspyrr- de rotzooiers kunnen buiten jullie voedsel; hun synthetische voedsel smaakt afschuwelijk, maar het houdt hen in leven. Maar zij zullen zich tegen jullie keren op elke mogelijke manier. Geen metaal meer voor jullie werktuigen of onderdelen voor jullie elektronische apparaten. Hun haat zal hen waarschijnlijk jullie boerderijen doen opzoeken en ze vernietigen vanuit de lucht. Dit alles zal niet zo prettig zijn en het zal nog veel erger worden. In de stad zijn ze de oorlog tegen de planeet aan het verliezen. Ieder jaar zijn er minder van hen, en op een dag zullen ze allemaal dood zijn. Omdat ik weet hoe zij voelen, ben ik er zeker van dat zij eerst hun schip zullen vernietigen en de hele planeet daarbij als het kan.’
‘Hoe kunnen wij ze dan tegenhouden?’ riep iemand uit.
‘Door ze nu aan te vallen,’ antwoordde Jason. ‘Ik ken alle details van de stad en ik weet waar de versterkingen geplaatst zijn. Hun ringmuur is ontworpen om hen tegen dierlijk leven te beschermen, maar wij zouden erdoor kunnen breken als we het werkelijk wilden.’
‘Waar zou dat goed voor zijn?’ snauwde Rhes. ‘We halen de ommuring neer en zij trekken terug en doen een sterkere tegenaanval. Hoe kunnen wij het tegen hun wapens uithouden?’
‘Dat hoeven we niet. Hun ruimtehaven ligt tegen de ringmuur aan, en ik weet precies waar het schip staat. Daar breken we er doorheen. Er is geen vaste wacht op het schip en er zijn maar een paar mensen in de buurt. We overmeesteren het schip. Of we ermee kunnen vliegen of niet, doet er niet toe. Wie het schip heeft, heeft Pyrrus. Als we eenmaal daar zijn dreigen we het te vernietigen als zij niet aan onze voorwaarden voldoen. Zij hebben de keus tussen massale zelfmoord of samenwerking. Ik hoop dat zij verstandig genoeg zijn om samen te werken.’
Zij waren even stil na die woorden, toen barstte er een golf van geluid los. Er was geen overeenstemming, alleen maar opwinding, en Rhes maande hen uiteindelijk tot orde.
‘Rustig,’ schreeuwde hij. ‘Wacht tot Jason klaar is voordat je beslist. We hebben nog steeds niet gehoord hoe die voorgestelde invasie volbracht moet worden.’
‘Het plan dat ik heb hangt af van de praters,’ zei Jason. ‘Is Naxa hier?’ Hij wachtte tot de in dierehuiden geklede man zich naar voren had gedrongen. ‘Naxa, ik wil meer weten over de praters. Ik weet dat je tegen de doryms en de honden hier kunt praten — maar hoe staat het met de wilde dieren? Kun je het voor elkaar krijgen dat ze je gehoorzamen?’
‘Het zijn dieren, natuurlijk kunnen we met ze praten. Hoe meer praters, hoe meer macht. Laten ze precies doen wat we willen.’
‘Dan gaat de aanval door,’ zei Jason opgewonden. ‘Kun je de praters allemaal aan een kant van de stad krijgen, Naxa? De kant tegenover de ruimtehaven — en de dieren dan ophitsen, zodat ze de ringmuur aanvallen?’
‘Kunnen we!’ schreeuwde Naxa, in vervoering gebracht door het idee. ‘Laten van overal de dieren komen. Grootste aanval ooit gezien!’
‘Dat is het dan. Jullie praters beginnen de aanval aan de buitenste kant van het bolwerk. Als jullie uit het gevecht blijven zullen de wachters niet vermoeden dat het iets anders is dan een aanval van dieren. Ik heb gezien hoe ze werken. Naarmate een aanval groter wordt roepen zij de reserves van binnen de stad en halen mensen weg van andere delen van de ommuring. Als het gevecht op zijn hevigst is, wanneer zij alle troepen van de hele stad in actie hebben, zal ik de aanval leiden die de doorbraak forceert en het schip overmeesteren. Dat is het plan, en het zal lukken.’
Jason ging zitten, viel half neer, volkomen uitgeput. Hij lag te luisteren terwijl er gedebatteerd werd en Rhes de orde bewaarde. Bezwaren werden geopperd en weggepraat.
Niemand kon in beginsel een fout in het plan ontdekken.
Er waren genoeg zwakke plekken, dingen die verkeerd konden gaan, maar Jason noemde ze niet. Deze mensen wilden dat zijn plan zou slagen en zij zouden het laten slagen.
Tenslotte braken ze op en gingen weg. Rhes kwam naar Jason toe.
‘Het is in principe voor elkaar,’ zei hij. ‘Iedereen is het ermee eens. Zij verspreiden het bericht per boodschapper aan alle praters. De praters zijn het hart van de aanval en hoe meer we er hebben, des te beter zal het gaan. We durven de schermen niet te gebruiken om ze op te roepen; er is een goede kans dat de rotzooiers onze berichten onderscheppen. Het duurt vijf dagen voor we gereed zijn.’
‘Die tijd zal ik helemaal nodig hebben, wil ik van enig nut zijn,’ zei Jason. ‘Laten we nu gaan slapen.’