‘Wat doen we nu?’ vroeg Meta. Haar stem klonk bezorgd. Zij bracht de gedachten van alle Pyrranen in de kamer onder woorden en van de duizenden die naar hen keken op hun scherm.
‘Wat moeten we doen?’ Zij keerden zich naar Jason en wachtten op een antwoord. Voor het ogenblik waren ze hun geschillen vergeten. De mensen uit de stad keken hem afwachtend aan, net als de kruisboogschutters die hun wapens hadden laten zakken. Deze vreemdeling had de oude wereld die zij kenden in verwarring gebracht en veranderd en hun een andere, vreemdere met onbekende problemen gegeven.
‘Wacht eens,’ zei hij, terwijl hij zijn hand ophief. ‘Ik ben geen dokter in sociale kwalen. Ik ga niet proberen deze planeet vol gespierde scherpschutters te genezen. Ik heb me tot nu toe overal tussen door weten te wringen, maar volgens de statistische waarschijnlijkheid had ik al tien keer dood moeten zijn.’
‘Ook al is wat je zegt waar, Jason,’ zei Meta. ‘Je bent nog steeds de enige persoon die ons kan helpen. Hoe ziet de toestand eruit?’
Plotseling doodmoe, liet Jason zich in de stoel van de piloot zakken. Hij keek de kring mensen rond. Zij leken oprecht. Geen van hen leek zelfs maar gemerkt te hebben dat hij niet langer de hefboom van de pomp in zijn hand had. Voor het ogenblik tenminste, was de oorlog tusen de stad en het land vergeten.
‘Ik zal jullie mijn conclusies geven,’ zei Jason en draaide rond in de stoel om een gemakkelijke houding te vinden voor zijn pijnlijke botten. ‘Ik heb de laatste paar dagen veel nagedacht om het antwoord te vinden. Allereerst besefte ik dat de volmaakt logische oplossing niet zou werken. Ik ben bang dat van het oude ideaal van de leeuw die neerligt naast het lam in de praktijk niet veel terechtkomt. Alles wat er gebeurt is een vlug maal voor de leeuw. Nu jullie allemaal de ware reden van de moeilijkheden kennen, zou het ideaal zijn dat jullie de ommuring omver halen en als stads- en bosmensen in broederlijke liefde samengaan. Net zo’n aardig tafereeltje als dat van de leeuw en het lam. En het zou ongetwijfeld hetzelfde resultaat hebben. Iemand zou zich plotseling herinneren hoe vreterig de vreters eigenlijk zijn of hoe rot de rotzooiers, en er zou een vers lijk liggen te verstijven. Het gevecht zou zich uitbreiden en de overwinnaars zouden opgevreten worden door de dieren die over de onbewaakte muur zwermden. Nee, zo makkelijk is het antwoord niet.’
Terwijl de Pyrranen naar hem luisterden, realiseerden zij zich waar zij eigenlijk waren en keken ongemakkelijk rond. De wachters hieven hun kruisbogen weer op en de gevangenen stapten terug tegen de muur en keken nors.
‘Zie je wat ik bedoel?’ vroeg Jason. ‘Duurde niet lang hè?’
Ze keken allemaal een beetje schaapachtig om hun onredelijke reactie.
‘Als we een goed plan voor de toekomst willen vinden, moeten we de traagheid in overweging nemen. Geestelijke traagheid ten eerste. Alleen omdat je weet dat iets in theorie waar is, is het in de praktijk nog niet waar. De barbaarse religies van primitieve werelden hebben geen spoor van wetenschappelijke bewijzen, hoewel ze alles willen verklaren. Toch, als je bij een van deze wilden de logische grond van zijn geloof wegneemt, houdt hij niet op met geloven. Hij noemt dan zijn foutieve geloof toch geloof omdat hij weet dat het gelijk heeft. En hij weet dat hij gelijk heeft omdat hij het gelooft. Dit is een onbreekbare keten van valse logica die niet doorbroken kan worden.
In werkelijkheid is het gewoon geestelijke traagheid. Een geval van denken ‘zoals het altijd was zal het ook altijd zijn’. En een kwestie van de oude denkwijze niet uit het oude spoor te willen jagen.
‘Mentale traagheid alleen veroorzaakt nog geen moeilijkheden — er is ook nog culturele traagheid. Sommigen van jullie in deze kamer geloven mijn conclusies en willen graag veranderen. Maar willen al jullie mensen veranderen? Degenen die niet nadenken, de gewoontemensen, de reflex-geconditioneerde mensen die weten dat het zoals het nu is, altijd zal zijn? Ze zullen zich gedragen als een rem bij alle plannen die gemaakt zullen worden om vooruit te komen met de nieuwe wetenschap die jullie hebben.’
‘Dus het is zinloos, er is geen hoop meer voor onze wereld?’ vroeg Rhes.
‘Dat zeg ik niet,’ antwoordde Jason. ‘Ik bedoel alleen maar dat jullie moeilijkheden niet ophouden door een or andere geestelijke knop om te draaien. Ik zie drie mogelijkheden en de kans is groot dat ze alle drie tegelijk uitgevoerd zullen worden.
‘De eerste — en de beste — zal zijn het herenigen van de stads- en bospyrranen in die ene menselijke groep waar zij ook van afstammen. Elke groep is nu onvolledig, en heeft iets wat de ander nodig heeft. In de stad hier hebben jullie wetenschap en contact met de rest van de melkweg. Jullie hebben ook een dodelijke oorlog. Daarbuiten in het oerwoud, leven jullie neven in vrede met de natuur, maar missen medicijnen en de andere voordelen van wetenschappelijke kennis, evenals ieder soort cultureel contact met de rest van de mensheid. Jullie moeten beiden samengaan en voordeel trekken uit de uitwisseling. Tezelfder tijd zullen jullie de bijgelovige haat moeten vergeten die jullie voor elkaar voelen. Dit kan alleen maar gedaan worden buiten de stad — weg van de oorlog. Ieder van jullie die geschikt is, moet er vrijwillig uitgaan en een stukje van de kennis die gedeeld moet worden meebrengen. Er zal je niets gebeuren als je in goed vertrouwen gaat. En je zult leren hoe je met deze planeet moet leven in plaats van ertegen. Na verloop van tijd zullen jullie beschaafde gemeenschappen hebben die niet bestaan uit vreters en rotzooiers. Ze zullen bestaan uit Pyrranen.’
‘Maar wat gebeurt er met onze stad hier?’ vroeg Kerk. ‘Die blijft gewoon hier — en zal waarschijnlijk niet in het minst veranderen. In het begin zal je je ommuring en verdedigingswerken nodig hebben om te blijven leven terwijl de mensen wegtrekken. En daarna zal hij er blijven omdat er een zeker aantal mensen zal blijven die niet te overtuigen zijn. Ze zullen blijven en vechten en tenslotte ook sterven. Misschien kunnen jullie hun kinderen beter opvoeden. Wat er uiteindelijk met de stad zal gebeuren? Ik heb er geen idee van.’
Ze waren stil en dachten over de toekomst na. Skop kreunde op de vloer, maar bewoog zich niet. ‘Dat zijn twee manieren,’ zei Meta. ‘Wat is de derde?’
‘De derde mogelijkheid is mijn eigen kleine plannetje,’ glimlachte Jason. ‘En ik hoop dat ik genoeg mensen kan vinden die met me mee willen doen. Ik ga al mijn geld uitgeven om het beste en modernste ruimteschip uit te rusten, met ieder wapen en wetenschappelijk instrument erop dat ik in handen kan krijgen. En dan ga ik Pyrraanse vrijwilligers vragen met me mee te gaan.’
‘Waarom in vredesnaam?’ vroeg Meta.
‘Niet uit liefdadigheid. Ik hoop iets van mijn investering terug te verdienen en meer dan dat. Zie je, na deze laatste maanden kan ik onmogelijk mijn oude beroep weer opnemen. Niet alleen heb ik nu genoeg geld, maar het zou ook eindeloos vervelend zijn. Eén ding is er mis met Pyrrus — als je blijft leven — dat het je bederft voor rustiger plaatsen. Daarom zou ik het leuk vinden om met het schip waar ik het over had nieuwe werelden te gaan ontsluiten. Er zijn duizenden planeten waar de mens graag nederzettingen zou beginnen, maar het is er voor gewone kolonisten te ruig en te zwaar om er een voet aan de grond te krijgen. Kun je je een planeet indenken die een Pyrraan niet aan zou kunnen na de training die hij hier gehad heeft? En zou hij het niet erg leuk vinden? Maar het zou nog meer dan plezier met zich meebrengen. In de stad zijn jullie levens ingesteld op een voortdurende oorlog op leven en dood. Nu word je voor de keus gesteld van een tamelijk vreedzame toekomst of in de stad te blijven en een onnodige en domme strijd voort te zetten. Ik bied het derde alternatief, van de bezigheid waar jullie het best in zijn en die je tegelijkertijd iets constructiefs zou laten doen.
‘Dat zijn de mogelijkheden. Wat je ook beslist, ieder moet het voor zichzelf uitmaken.’
Voordat iemand kon antwoorden, voelde Jason een felle pijn rond zijn keel. Skop was weer bij bewustzijn gekomen en van de grond omhooggekomen. Hij trok met één beweging Jason van de stoel, hield hem bij zijn nek en probeerde hem te worgen. De boogschutters wilden schieten, maar konden niet omdat Jason in de weg hing.
‘Kerk! Meta!’ schreeuwde Skop hees. ‘Grijp wapens. Open de luiken — Onze mensen zullen hierheen komen. Dood die vervloekte vreters en hun smerige leugens!’ Jason trok aan de vingers die het leven uit hem vandaan knepen, maar het leek wel of hij aan gebogen stalen stangen trok. Hij kon niet praten en het bloed hamerde in zijn oren en vertroebelde zijn gedachten. Het was voorbij nu, hij had verloren. Zij zouden elkaar afslachten in het ruimteschip en Pyrrus zou een dodenplaneet blijven tot iedereen verdwenen was.
Meta sprong als een losschietende veer naar voren en de kruisbogen suisden. Een pijl trof haar in haar been en de andere in haar bovenarm. Maar zij was geraakt al in haar sprong en haar moment droeg haar door de kamer, naar de Pyrraan en de stervende buitenwerelder.
Ze hief haar goede arm op en hakte neer met de rand van haar hand. Zij trof Skop met een harde slag op de biceps en zijn arm sprong krampachtig omhoog en gleed van Jasons keel weg.
‘Wat doe je?’ schreeuwde hij in een vreemde woede tegen het gewonde meisje dat naast hem neerviel. Hij duwde haar weg, en hield Jason nog steeds vast met zijn andere hand. Ze gaf geen antwoord. Maar sloeg weer, hard en zeker. De rand van haar hand trof Skop tegen zijn adamsappel en verbrijzelde die. Hij liet Jason vallen en viel op de grond, kokhalzend en naar lucht happend. Jason zag het einde door een waas, nauwelijks bij bewustzijn. Skop worstelde zich overeind, draaide van pijn gevulde ogen naar zijn vrienden.
‘Je hebt het fout,’ zei Kerk. ‘Doe het niet!’ Het geluid dat de gewonde man maakte was meer dierlijk dan menselijk. Toen hij naar de wapens dook aan het andere eind van de kamer, trilden de bogen als de harpen des doods. Hij gleed naar de wapens, zijn hand stootte ze opzij, maar hij was al dood.
Toen Brucco naar Meta toeging om haar te helpen, kwam niemand tussenbeide. Jason haalde gierend adem terwijl zijn longen gretig het leven inzogen. Het toekijkende glazen oog van de camera liet het aan iedereen in de stad zien.
‘Bedankt Meta — voor je begrip — en voor je hulp,’ bracht Jason er met moeite uit.
‘Skop had ongelijk en jij had gelijk Jason,’ zei ze. Haar stem brak even toen Brucco de gepluimde stalen schacht van de pijl met zijn vingers uit haar arm trok. ‘Ik kan niet in de stad blijven; alleen mensen die zo voelen als Skop zullen dat kunnen. En ik ben bang dat ik ook het bos niet in kan gaan — je zag hoe het mij afging met de steekvleugel. Als je het goed vindt ga ik met je mee. Ik zou het erg fijn vinden.’
Het deed pijn als hij praatte, daarom glimlachte Jason alleen maar, maar zij wist wat hij bedoelde.
Kerk keek ongelukkig naar het lichaam van de dode man. ‘Hij had ongelijk — maar ik weet hoe hij zich voelde. Ik kan de stad niet verlaten, nog niet. Er moet iemand zijn die alles regelt terwijl de veranderingen plaats vinden. Dat schip van je is een goed idee, Jason, je zult geen gebrek hebben aan vrijwilligers. Maar ik denk niet dat je Brucco met je mee zult krijgen.’
‘Natuurlijk niet,’ snauwde Brucco, zonder op te kijken van het drukverband dat hij aanlegde. ‘Er is hier op Pyrrus genoeg te doen. Het dierenleven, een enorme studie, waarschijnlijk komt iedere ecoloog in de melkweg hier binnenkort op bezoek. Maar ik zal de eerste zijn.’
Kerk liep langzaam naar het scherm dat uitzicht gaf op de stad. Niemand hield hem tegen. Hij keek naar de gebouwen, de rook die nog steeds omhoog kringelde van de ringmuur en de eindeloze groene jungle erachter. ‘Je hebt het allemaal veranderd, Jason,’ zei hij. ‘We kunnen het nu nog niet zien, maar Pyrrus zal nooit meer zijn als voor jouw komst. Winst of verlies?’
‘Winst, verdomme, winst,’ kwaakte Jason en wreef over zijn pijnlijke keel. ‘Sluit je nu aaneen en maak een eind aan die oorlog, zodat de mensen het echt zullen geloven.’ Rhes keerde zich om en na een ogenblik van aarzelen stak hij zijn hand uit naar Kerk. De grijsharige Pyrraan voelde dezelfde weerzin om de vreter aan te raken, de herinnering aan een levenslange afschuw.
Maar dan schudden ze elkaar de hand want beiden waren ze sterke mannen.