11

Toen zij de kelder weer afgedicht hadden droegen zij de doos naar Jasons nieuwe kantoor. Pas nadat ze hem hadden bespoten met desinfecterende vloeistof, bekeken ze hem van dichtbij. Meta zag iets gegraveerd op het deksel.

R.T. POLLUX VICTORY — dat moet de naam van het ruimteschip zijn waar dit logboek vandaan komt. Maar ik ken de klasse niet, of wat dat dan ook mag betekenen, ‘R.T.’

‘Ruimte Transport,’ zei Jason, terwijl hij het mechanisme van het slot onderzocht. ‘Ik heb ervan gehoord, maar ik heb er nooit een gezien. Ze werden gebouwd tijdens de laatste expansiegolf in de ruimte. Eigenlijk alleen maar reusachtige metalen kokers die in de ruimte in elkaar werden gezet. Nadat zij volgeladen waren met mensen, machinerieën en voorraden, werden ze weggesleept naar het planetenstelsel dat hun bestemming was. Dezelfde slepers en éénmalige raketten remden de R.T.’s af voor een landing. En dan lieten ze ze achter. De romp was een kant en klare ijzermijn en de kolonisten konden meteen beginnen te bouwen op hun nieuwe wereld. En ze waren groot. Er gingen in allemaal op zijn minst vijftigduizend mensen.’

Pas toen hij dat gezegd had, besefte hij welke uitwerking zijn woorden hadden. Meta’s dodelijke blik maakte dat duidelijk. Er waren nu minder mensen op Pyrrus dan er in de oorspronkelijke nederzetting geweest waren. En een menselijke bevolking zonder strenge geboorteregeling groeide meestal meetkundig aan. Jason herinnerde zich Meta’s overgevoelige trekkervinger.

‘Maar we weten helemaal niet zeker hoeveel mensen er op dit schip aan boord waren,’ zei hij haastig. ‘Of zelfs maar dat dit het logboek is van het schip dat op Pyrrus is neergezet. Kun je iets vinden om dit open te wrikken? Het slot is volkomen verroest.’

Meta leefde haar woede uit op de doos. Haar vingers kregen het voor elkaar wat ruimte te maken tussen het deksel en de doos. Zij wrikte en trok. Roestig metaal kraakte en scheurde. Het deksel schoot los in haar handen en een zwaar boek tuimelde op de tafel. De omslagtekst sloot alle twijfel uit.


LOGBOEK R. T. POLLUX VICTORY. HEENREIS SETANI NAAR PYRRUS. 55.000 KOLONISTEN AAN BOORD.


Meta kon nu niet meer tegenspreken. Zij stond met gebalde vuisten achter Jason en las over zijn schouder mee, terwijl hij de brosse gele bladzijden omsloeg. Hij werkte zich snel door het begin heen, dat de voorbereidingen voor de vlucht en de vlucht zelf betrof. Pas toen hij bij de eigenlijke landing was gekomen begon hij langzaam te lezen. De draagwijdte van de oude woorden overviel hem.

‘Hier heb je het!’ schreeuwde Jason. ‘Het positieve bewijs dat we op het goeie spoor zijn. Zelfs jij zult dat moeten toegeven. Lees maar, hier staat het.


... tweede dag dat de slepers weg zijn, we zijn nu helemaal op ons zelf aangewezen. De kolonisten zijn nog steeds niet aan de planeet gewend, hoewel we iedere avond oriëntatiegesprekken hebben. Ook de moreel-werkers die ik twintig uur per dag laat werken. Ik geloof dat ik de mensen eigenlijk de schuld niet kan geven, zij hebben allemaal in de onderstraten van Setani gewoond, en ik betwijfel of zij één keer per jaar de zon zagen. Deze planeet heeft een verschrikkelijk weer, erger dan ik ooit op honderd andere planeten gezien heb. Had ik het verkeerd om er bij de oorspronkelijke planning niet op te staan om kolonisten uit een van de landbouwwerelden te nemen? Mensen die aan het buitenleven gewend waren. Deze verstedelijkte Setanïers zijn bang om de regen in te gaan. Maar natuurlijk hebben zij zich volkomen aangepast aan hun eigen 1,5 G zwaartekracht, dus de 2 G doet hun niet zoveel. Dat was de doorslaggevende factor. In ieder geval, het is nu te laat om er nog wat aan te doen. Of aan de eeuwige kringloop van regen, sneeuw, hagel, wervelstormen enzovoort. Het antwoord zal zijn dat ze de mijnen op gang brengen, het metaal verkopen en volkomen gesloten steden bouwen. Het enige op deze ellendige planeet dat niet tegen ons is zijn de dieren. Een paar grote roofdieren in het begin, maar de wachters maakten korte metten met ze. De rest van het dierenleven laat ons met rust. Daar ben ik blij om! Ze hebben zolang voor het bestaan gevochten, dat ik nooit een dodelijker verzameling heb gezien. Zelfs de kleine knaagdiertjes, niet groter dan een hand zijn gepantserd als tanks —


‘Ik geloof er geen woord van,’ onderbrak Meta. ‘Dat kan Pyrrus niet zijn waar hij over schrijft.’ Haar woorden stierven weg toen Jason zwijgend op de omslagtitel wees. Hij sloeg de bladzijden verder om, snel en oplettend. Een zin trok zijn aandacht en hij stopte. Hij zette zijn vinger op deze plaats en las hardop.


.... en de moeilijkheden blijven komen. Eerst Har Palo met zijn theorie dat het vulkanisme zo dicht aan de oppervlakte ligt dat de grond warm blijft en de gewassen goed groeien. Zelfs als hij gelijk heeft — wat kunnen we dan doen? En dan dat andere. Het schijnt dat de bosbrand een heleboel nieuwe soorten dieren in onze richting heeft gedreven. Beesten, insecten en zelfs vogels hebben de mensen aangevallen. (Noot voor Har: ga na of een periodieke trek de aanvallen misschien kan verklaren). Er zijn veertien sterfgevallen door verwondingen en vergiftigingen. We moeten de regels voor het gebruiken van insectenlotion strenger maken. En, geloof ik, een soort verdedigingsommuring bouwen om de grotere dieren buiten het kamp te houden.


‘Dat is het begin’, zei Jason. ‘Nu kennen we tenminste de ware aard van de strijd waarin we gewikkeld zijn. Het maakt Pyrrus niet makkelijker te hanteren, of de levensvormen minder gevaarlijk, te weten dat ze eens de mens vriendelijker gezind waren. Het enige wat dit doet is ons de weg wijzen. Iets nam bezit van de vreedzame levensvormen, zette ze in beweging en veranderde deze planeet in een grote dodelijke valkuil voor de mens. Dat iets is wat ik wil ontdekken.’

Загрузка...