In het jaar 1830, na de installatie van het Gesternteparlement, liet een robotverkenner per weerwort weten dat de planeet die hij aan het verkennen was ruim binnen de parameters voor menselijke bewoning viel. De meest nabije planeet met enigermate een overbevolkingsprobleem was Baía; het Gesternteparlement gunde hun de verkenningsvergunning.
Zo kwam het dat de eerste mensen die de nieuwe wereld te zien kregen Portugees spraken, een Braziliaanse cultuurachtergrond hadden en het katholieke geloof aanhingen. In het jaar 1886 ontscheepten ze zich uit hun pendel, ze sloegen een kruis en ze noemden de planeet Lusitania — de antieke naam voor Portugal. Ze begonnen het planten- en dierenleven in kaart te brengen. Vijf dagen later beseften ze dat de kleine in het bos levende beestjes die zij porquinhos — zwijntjes — hadden genoemd, helemaal geen beesten waren.
Voor de eerste maal sinds het Uitroeien van de Kruiperds door de monsterlijke Ender hadden mensen intelligent leven gevonden. De zwijntjes hadden een primitieve technologie, maar ze gebruikten werktuigen, bouwden huizen en spraken een taal. ‘God heeft ons een tweede kans gegeven,’ verklaarde aartskardinaal Pio van Baía. ‘We kunnen verlossing krijgen voor het vernietigen van de kruiperds.’
De leden van het Gesternteparlement aanbaden vele goden, of geen enkele, maar ze waren het allemaal met de aartskardinaal eens. Lusitania zou vanuit Baía gekoloniseerd worden en zou dus volgens de geldende traditie een Roomse Vergunning krijgen. Maar de kolonie zou nooit meer dan een beperkt grondgebied mogen beslaan of meer dan een beperkt aantal inwoners mogen tellen. En boven alles waren ze aan één wet gebonden: De zwijntjes mochten niet gestoord worden.