12. Bestanden

PARLEMENTAIRE BESCHIKKING 1970:4:14:0001: De vergunning van de kolonie op Lusitania wordt ingetrokken. Alle bestanden in de kolonie moeten ongeacht hun veiligheidsstatus ingelezen worden; als alle gegevens in drievoud gekopieerd zijn naar geheugenstelsels van de Honderd Werelden, moeten alle bestanden op Lusitania die niet rechtstreeks betrekking hebben op het in stand houden van het leven uitsluitend nog toegankelijk zijn voor de hoogste autoriteit.

De landvoogd van Lusitania wordt herbenoemd tot parlementair minister en is gehouden om zonder plaatselijke beslissingsbevoegdheid de bevelen uit te voeren van de commissie van toezicht op de evacuatie van Lusitania, zoals vastgesteld in Parlementaire Beschikking 1970:4:14:0002.

Het sterschip dat momenteel in een parkeerbaan rond Lusitania draait, eigendom van Andrew Wiggin (beroep: sprek/ doden; nat.: Aards; reg. nr: 001.1998.44-94.10045), wordt tot ‘parlementair eigendom’ verklaard, overeenkomstig de Vereffeningsregeling, PB 120:1:31:0019. Dit sterschip zal dienst doen voor onverwijld transport van de xenologen Marcos Vladimir ‘Miro’ Ribeira von Hesse en Ouanda Qhenhatta Figueira Mucumbi naar de dichtstbijzijnde wereld, Trondheim, waar ze, op straffe van verlies van burgerrechten bij ontstentenis, terecht zullen moeten staan wegens hoogverraad, ambtsmisdrijf, corruptie, valsheid in geschrifte, fraude en anderlingenmoord, volgens de desbetreffende verordeningen in het Gesterntereglement en de Parlementaire Beschikkingen.

PARLEMENTAIRE BESCHIKKING 1970:4:14:0002: De commissie van toezicht op kolonisatie en verkenning zal niet minder dan vijf en niet meer dan vijftien personen aanwijzen die zitting zullen nemen in de commissie van toezicht op de evacuatie van Lusitania.

Deze commissie heeft tot taak om met gezwinde spoed voldoende kolonisatieschepen te verwerven en af te zenden om de totale evacuatie van de bevolking van de nederzetting op Lusitania te bewerkstelligen.

Zij zal ook een ontwerpplan opstellen voor het volledig verwijderen van elk spoor van menselijke aanwezigheid op Lusitania, met inbegrip van alle inheemse flora en fauna die wijzigingen in genetisch materiaal of in gedrag vertoont als gevolg van menselijke aanwezigheid; dit plan zal ter goedkeuring aan het Parlement worden voorgelegd.

Zij zal ook beoordelen in hoeverre Lusitania de Parlementaire Beschikkingen uitvoert en zal van tijd tot tijd aanbevelingen doen aangaande de noodzaak tot verder ingrijpen, met inbegrip van het gebruik van geweld, teneinde gehoorzaamheid af te dwingen; of aangaande de wenselijkheid om de Lusi-taanse bestanden vrij te geven of andere beperkingen op te heffen, teneinde het loyaal meewerken van de Lusitaanse kolonie te belonen.

PARLEMENTAIRE BESCHIKKING 19 70:4:14: 0003: Ingevolge het in de wet op de geheimhouding in het Gesterntereglement bepaalde dienen de twee beschikkingen voornoemd en alle daarop betrekking hebbende informatie strikt geheim te worden gehouden tot het vertegenwoordigers van het Parlement gelukt is om alle Lusitaanse bestanden in te lezen en ontoegankelijk te maken, en alle benodigde sterschepen te vorderen en in bezit te krijgen.


Olhado wist niet wat hij ervan moest denken. De Spreker was toch een volwassen mens? Hij had toch van planeet tot planeet gereisd? En toch had hij er geen flauw benul van hoe hij een computer ook maar iets moest laten doen.

Bovendien deed hij tamelijk kribbig toen Olhado hem daarnaar vroeg.

‘Olhado, vertel me nou gewoon welk programma ik moet hebben.’

‘Ik kan maar niet geloven dat u dat niet weet. Ik doe al vanaf mijn negende gegevensvergelijkingen. Iedereen leert op die leeftijd hoe je dat moet doen.’

‘Olhado, het is al heel lang geleden dat ik op school was. En dat was bovendien ook geen normale escola baixa.’

‘Maar iedereen gebruikt die programma’s aan de lopende band!’

‘Kennelijk niet iedereen. Ik niet. Als ikzelf wist hoe het moest, had ik jou niet in dienst hoeven nemen, nietwaar? En aangezien ik je in vreemde valuta ga uitbetalen, zullen de karweitjes die je voor mij doet een aardig steentje bijdragen aan de Lusitaanse economie.’

‘Ik weet niet waar u het over hebt.’

‘Ik ook niet, Olhado. Maar nu we het toch over geld hebben, ik weet niet precies hoe ik jou moet betalen.’

‘U maakt gewoon geld over van uw rekening.’

‘Hoe doe je dat?’

‘U houdt me voor de gek.’

De Spreker zuchtte, liet zich voor Olhado op zijn knieën zakken, greep allebei zijn handen beet en zei: ‘Olhado, ik smeek je, hou op met je te verbazen en hélp me! Er zijn dingen die ik moet doen en ik kan ze niet doen zonder de hulp van iemand die weet hoe hij met computers moet omgaan.’

‘Dat zou stelen zijn. Ik ben een kind. Ik ben nog maar twaalf. Quim zou u heel wat beter kunnen helpen. Hij is al vijftien en hij is erg goed thuis in dit soort zaken. Hij kent ook wiskunde.’

‘Maar Quim gelooft dat ik de antichrist ben en bid iedere dag om mijn dood.’

‘Nee, dat deed hij alleen voor hij u ontmoette, en vertel hem maar liever niet dat ik u dat verteld heb.’

‘Hoe moet ik geld overmaken?’

Olhado ging weer achter het werkstation zitten en riep de bank op. ‘Wat is uw officiële naam?’ vroeg hij.

‘Andrew Wiggin.’ De Spreker spelde de letters. Het zag eruit als een Stark naam — misschien was de Spreker een van die gelukkigen die thuis Stark leren in plaats van het op school in hun kop te moeten stampen.

‘Goed, wat is uw wachtwoord?’

‘Wachtwoord?’

Olhado liet zijn hoofd op de toetsen vallen zodat een deel van het beeld tijdelijk afgedekt was. ‘Vertel me nu alstublieft niet dat u uw wachtwoord niet kent.’

‘Moet je horen, Olhado, ik had altijd een programma, een ontzettend slim programma, dat me met al dit soort dingen hielp. Het enige dat ik hoefde te zeggen was: Koop dit, en het programma regelde alle financiële kanten.’

‘Dat mag helemaal niet. Het is verboden om de openbare netwerken in beslag te nemen met dat soort slaafprogramma’s. Is dat ding in uw oor soms daarvoor?’

‘Ja. En het was mij niet verboden.’

‘Ik heb geen ogen, Spreker, maar dat was tenminste mijn eigen schuld niet. U kunt helemaal niets.’ Pas toen de woorden zijn mond uit waren, besefte Olhado dat hij tegen de Spreker net zo kortaf praatte als tegen zijn vriendjes.

‘Ik neem aan dat ze dertien jarigen toch wel beleefdheid bijbrengen,’ zei de Spreker. Olhado keek hem aan. Hij zat te grijnzen. Vader zou hem uitgescholden hebben en daarna waarschijnlijk moeder ook nog afgetuigd hebben omdat ze haar kinderen geen manieren bijbracht. Maar ja, tegen vader zou Olhado zoiets ook nooit gezegd hebben.

‘Neem me niet kwalijk,’ zei Olhado. ‘Maar ik kan uw financiën niet regelen zonder uw wachtwoord. U hebt toch vast wel een idee van wat het zou kunnen zijn.’

‘Probeer mijn naam eens.’

Olhado probeerde het, maar dat werkte niet.

‘Probeer het eens met “Jane”.’

‘Gebeurt niks.’

De Spreker trok een lelijk gezicht. ‘Probeer het nog eens met “Ender”.’

‘Ender? De Anderlingendoder?’

‘Probeer nou maar.’

Het werkte. Olhado snapte er niets van. ‘Waarom hebt u nou zo’n wachtwoord? Net zoiets als een vies woord als wachtwoord kiezen, maar die worden door het netwerk niet geaccepteerd.’

‘Ik heb een raar gevoel voor humor,’ zei de Spreker. ‘En mijn slaafprogramma, zoals jij het noemt, is nog veel erger dan ik.’

Olhado moest lachen. ‘Die is goed. Een programma met gevoel voor humor.’ Het huidige saldo aan liquide betalingsmiddelen verscheen in beeld. Olhado had van zijn leven nog niet zo’n groot getal gezien. ‘Tja, misschien kan de computer dus toch wel een mop vertellen.’

‘Zoveel geld heb ik.’

‘Dat moet een vergissing zijn.’

‘Nou, ik heb natuurlijk erg veel lichtsnelheidreizen gemaakt. Kennelijk pakten sommige van mijn investeringen vrij goed uit terwijl ik onderweg was.’

De getallen waren juist. De Spreker voor de Doden was rijker dan Olhado ooit gedacht had dat een mens kon zijn. ‘Weet u wat,’ zei Olhado. ‘U hoeft me geen loon te betalen, maar u geeft me gewoon een percentage van de rente die dit bedrag oplevert in de tijd dat ik voor u werk. Bijvoorbeeld een duizendste procent. Dan kan ik over een paar weken heel Lusitania kopen en de bovengrond naar een andere planeet verschepen.’

‘Zóveel is het nu ook weer niet, zeg.’

‘Spreker, de enige manier waarop u zoveel geld verdiend kunt hebben met investeringen is als u duizend jaar was.’

‘Hmm,’ zei de Spreker.

En door de uitdrukking op zijn gezicht besefte Olhado dat hij net iets geks had gezegd. ‘Bent u soms duizend jaar oud?’ vroeg hij.

‘Tijd,’ zei de Spreker, ‘tijd is zoiets vluchtigs en ongrijpbaars. Zoals Shakespeare al zei: “I wasted time, and now doth time waste me.’” (Ik versleet mijn tijd, en nu doet de tijd mij verslijten.)

‘Wat een raar woord “doth”; waarom haalt u een vent aan die niet eens goed Stark kent?’

‘Maak een bedrag naar je eigen rekening over dat je een redelijke beloning lijkt voor een week werken. En begin dan met die vergelijking van de werkaantekeningen van Pipo en Libo van de laatste paar weken voor hun dood.’

‘Die zijn waarschijnlijk beschermd.’

‘Gebruik mijn wachtwoord. Daarmee worden ze waarschijnlijk wel toegankelijk.’

Olhado begon te zoeken. De Spreker voor de Doden keek de hele tijd mee. Af en toe vroeg hij Olhado iets over wat hij deed. Uit zijn vragen maakte Olhado op dat de Spreker meer van computers afwist dan Olhado zelf. Hij kende alleen de juiste commando’s niet. Het was duidelijk dat de Spreker door te kijken een heleboel opstak. Aan het eind van de dag, toen de vergelijkingen niets bijzonders hadden opgeleverd, kostte het Olhado maar een minuut om uit de plussen waarom de Spreker er zo tevreden uitzag na een hele dag werken zonder resultaat. Jij verwachtte helemaal geen resultaat, dacht Olhado. Jij wilde zien hoe ik die vergelijking uitvoerde. Ik weet wat jij vannacht gaat zitten doen, Andrew Wiggin, Spreker voor de Doden. Jij gaat zelf in andere bestanden zitten snorren. Ik heb dan misschien geen ogen, maar ik zie meer dan je denkt.

Het is alleen tamelijk stom dat je er zo geheimzinnig over doet, Spreker. Weet je dan niet dat ik aan jouw kant sta? Ik vertel gerust aan niemand dat jij met je wachtwoord toegang kan krijgen tot beschermde bestanden. Al neus je in de bestanden van de burgemeester of van de bisschop. Voor mij hoef je dat niet geheim te houden. Je bent hier nog maar drie dagen, maar ik ken je goed genoeg om je aardig te vinden en ik vind je aardig genoeg om alles voor je te doen zolang het ons gezin maar geen narigheid bezorgt. En jij zou nooit iets doen dat mijn gezin narigheid zou bezorgen.

De volgende morgen ontdekte Novinha bijna onmiddellijk dat de Spreker in haar bestanden had proberen in te breken. Hij had het aanmatigend openlijk gedaan, en wat haar dwars zat was dat hij zo ver was gekomen. Tot sommige bestanden had hij daadwerkelijk toegang weten te krijgen, hoewel het hem niet was gelukt in te breken in het belangrijkste bestand, waarin de simulaties die Pipo had gezien waren opgeslagen. Maar ze ergerde zich nog het meest aan het feit dat hij geen enkele poging had gedaan om zijn sporen uit te wissen. In elke directory van het systeem had hij openlijk zijn naamkaartje achtergelaten, ook in die directories waarin zelfs een lagere-schoolkind had kunnen veranderen of wissen.

Nu, ze was niet van plan zich in haar werk te laten storen, besloot ze. Hij banjert mijn huis binnen, beïnvloedt mijn kinderen, snuffelt in mijn bestanden, allemaal alsof hij het volste recht heeft—

En zo ging ze maar door tot ze besefte dat er niets uit haar handen kwam omdat ze al maar giftige dingen zat te bedenken die ze tegen hem zou zeggen als ze hem weer ontmoette.

Denk gewoon helemaal niet aan hem. Denk aan heel iets anders.

Aan hoe Miro en Ela eergisteravond hadden gelachen. Denk daaraan. De volgende morgen was Miro natuurlijk gewoon weer zijn eigen knorrige zelf en Ela, wier vrolijkheid wat langer bleef hangen, zag er al gauw weer even bezorgd, druk, snibbig en onmisbaar uit als altijd. En Grego had dan misschien wel gehuild en zijn armen om de hals van de man geslagen zoals Ela haar had verteld, maar de volgende morgen had hij de schaar gepakt en zijn lakens in keurige smalle reepjes geknipt en op school had hij broeder Adornai een kopstoot in zijn kruis gegeven zodat de lessen abrupt afgebroken moesten worden en Dona Cristã een ernstig gesprek met haar had gevoerd. Dat waren dus de helende handen van de Spreker. Hij denkt dan misschien wel dat hij zomaar mijn huis kan binnenlopen om alles wat ik volgens hem verkeerd heb gedaan goed te maken, maar hij zal er wel achterkomen dat bepaalde wonden niet zo makkelijk te genezen zijn.

Behalve dan dat Dona Cristã haar ook had verteld dat Quara in de klas tegen zuster Bebei had gepraat om haar, nog wel waar alle andere kinderen bij waren, te vertellen dat ze de schandalige, verschrikkelijke Falante pelos Mortos had gezien en dat hij Andrew heette en dat hij precies zo verschrikkelijk was als bisschop Peregrino had gezegd en misschien nog wel erger omdat hij Grego had gemarteld tot hij huilde. Uiteindelijk was zuster Bebei zelfs gedwongen geweest om Quara te vragen om op te houden met praten! Dat was toch niet niks, Quara losrukken uit haar eigen gesloten wereldje.

En Olhado, altijd zo zelfbewust, zo gereserveerd, was nu verschrikkelijk opgewonden, kon onder het eten gisteravond zijn mond niet houden over de Spreker. Weet je dat hij niet eens wist hoe hij geld moest overmaken? En je zou vast niet willen geloven wat voor een vreselijk wachtwoord hij heeft — ik dacht altijd dat computers zulke woorden hoorden te weigeren — nee, ik mag het niet vertellen, het is geheim — ik moest hem zowat nog helemaal leren hoe hij bestanden moest vergelijken — maar volgens mij snapt hij een heleboel van computers, hij is niet achterlijk of zo — hij zei dat hij vroeger een slaafprogramma had en dat hij daarom ook dat oorsieraad heeft — hij zei dat ik zelf mocht weten wat ik aan mezelf overmaakte, niet dat er hier veel te kopen valt, maar ik kan het bewaren voor als ik op mezelf ga wonen — volgens mij is hij stokoud. Ik denk dat hij zich dingen herinnert van heel lang geleden. Volgens mij is Stark zijn moedertaal; er zijn maar weinig mensen in de Honderd Werelden die met Stark als moedertaal opgroeien, denk je dat hij misschien op Aarde geboren is?

Tot Quim tenslotte tegen hem begon te schreeuwen dat hij zijn mond moest houden over die duivelsknecht of dat hij anders de bisschop zou vragen om een demonuitdrijving te organiseren omdat Olhado kennelijk totaal bezeten was. En toen Olhado hem alleen maar grijnzend een vette knipoog gaf, was Quim de keuken uitgestormd en het huis uitgerend om pas ’s avonds heel laat terug te komen. De Spreker zou net zogoed bij ons thuis kunnen wonen, bedacht Novinha, want zelfs als hij er niet is, beïnvloedt hij mijn gezin en nu snuffelt hij ook nog in mijn bestanden en dat wil ik niet hebben.

Behalve dan dat het zoals gewoonlijk weer mijn eigen schuld is. Ik heb hem hierheen geroepen, ik ben degene die hem heeft weggesleurd van wat hij zijn thuis noemde — hij zegt dat hij daar een zuster had, in Trondheim was het — het is mijn schuld dat hij hier is, in dit ellendige stadje op een achterafplaneet van de Honderd Werelden, omringd door een hek dat de zwijntjes er niet eens van kan weerhouden iedereen van wie ik houd te doden—

En weer dacht ze aan Miro, die zo op zijn echte vader leek dat ze niet kon begrijpen waarom niemand haar ooit van overspel had beschuldigd, ze zag hem op de helling liggen zoals Pipo daar had gelegen, ze zag de zwijntjes die hem opensneden met hun wrede houten messen. Ze zullen het doen. Wat ik ook doe, het zal gebeuren. En zelfs als ze het niet doen, dan zal hij binnenkort oud genoeg zijn om met Ouanda te trouwen en dan zal ik hem moeten vertellen wie hij echt is en waarom ze nooit met elkaar kunnen trouwen en dan zal hij weten dat ik alle pijn die Cão mij ooit heeft aangedaan heb verdiend, dat hij me trof met de hand van God om me te straffen voor mijn zonden.

Zelfs mij, bedacht Novinha. Deze Spreker heeft zelfs mij gedwongen om te denken aan dingen die ik soms weken, maanden achter elkaar voor mezelf verborgen kon houden. Hoe lang is het niet geleden dat ik een hele morgen aan mijn kinderen heb zitten denken? En nog wel met hoop? Hoe lang is het niet geleden dat ik mezelf toestond om aan Pipo en Libo te denken? Hoe lang is het niet geleden dat ik merkte dat ik wel in God geloof, in ieder geval in de wraakzuchtige, bestraffende God uit het Oude Testament, die lachend hele steden van de aardbodem wegvaagde omdat ze hun gebeden niet tot hem richtten — als Christus nog iets voorstelt, dan ken ik dat niet.

Zo bracht Novinha de dag door, zonder te werken maar ook zonder dat haar gedachten haar naar een of andere conclusie leidden.

Ongeveer halverwege de middag stond Quim ineens voor de deur. ‘Neem me niet kwalijk dat ik je kom storen, moeder.’

‘Het geeft niet,’ zei ze. ‘Er komt vandaag toch niets nuttigs uit mijn handen.’

‘Ik weet dat je het niet erg vindt dat Olhado al maar bij die duivelszoon rondhangt, maar ik vond dat je moest weten dat Quara uit school regelrecht naar hem toe is gegaan. Naar zijn huis.’

‘O?’

‘Of kan dat je soms ook niet schelen, moeder? Ga je hem ook nog in je bed laten slapen, dan heeft hij vaders plaats compleet overgenomen.’

Novinha sprong overeind en liep kil van woede op de jongen af. Hij liet schuldbewust zijn hoofd hangen.

‘Het spijt me, moeder. Ik was zo kwaad—’

‘In alle jaren dat ik met je vader getrouwd ben geweest, heb ik hem nooit ook maar één vinger naar mijn kinderen laten uitsteken. Maar als hij vandaag nog zou leven, zou ik hem vragen jou een pak slaag te geven.’

‘Je zou het kunnen vragen,’ zei Quim uitdagend, ‘maar ik zou hem liever vermoorden dan een klap van hem te verdragen. Misschien vind jij het leuk om in elkaar gehengst te worden, maar mij zullen ze dat niet flikken!’

Het was niet iets dat ze besloot; haar hand schoot uit en kletste tegen zijn gezicht voor ze merkte wat ze deed.

Het kon nooit erg zeer gedaan hebben. Maar hij barstte onmiddellijk in tranen uit, liet zich zakken en ging met zijn rug naar Novinha toe op de grond zitten. ‘Het spijt me, het spijt me,’ mompelde hij steeds maar huilend.

Ze knielde naast hem neer en wreef hem onhandig over zijn schouders. Ze bedacht ineens dat ze de jongen sinds hij zo oud was als Grego nooit meer had omhelsd. Wanneer heb ik besloten om zo kil te worden? En waarom geef ik hem een klap in plaats van een zoen als ik hem uiteindelijk toch weer eens aanraak?

‘Ik maak me ook zorgen om wat er gebeurt,’ zei Novinha.

‘Hij stuurt alles in het honderd,’ zei Quim. ‘Sinds hij hier is, is alles veranderd.’

‘Nu je dat toch ter sprake brengt, Estevão, het was allemaal natuurlijk ook weer niet zo geweldig dat een verandering niet welkom was.’

‘Maar niet op zijn manier! Biecht en boete en vergeving, dat is de verandering die wij nodig hebben.’

Niet voor het eerst benijdde Novinha Quim zijn geloof in het vermogen van de priesters om zonde te kunnen wegwassen. Dat komt omdat jij nog nooit hebt gezondigd, kind, dat komt omdat je niets afweet van de onmogelijkheid van boetedoening.

‘Ik denk dat ik maar eens even een babbeltje met de Spreker ga maken,’ zei Novinha.

‘Neem je Quara dan mee naar huis?’

‘Dat weet ik niet. Ik kan er niet omheen dat hij haar weer aan het praten heeft gekregen. En denk maar niet dat ze hem aardig vindt. Ze heeft geen goed woord voor hem over.’

‘Waarom is ze dan naar zijn huis gegaan?’

‘Ik neem aan om iets brutaals tegen hem te zeggen. Je moet toch toegeven dat dat een hele verbetering is ten opzichte van haar zwijgen.’

‘De duivel vermomt zich altijd achter schijnbaar goede daden en dan—’

‘Quim, bespaar me je lezing over duivelskunsten. Breng me naar het huis van de Spreker, dan reken ik wel met hem af.’

Ze liepen over het pad langs de bocht van de rivier. De waterslangen waren aan het vervellen zodat het pad helemaal glibberig was van de brokken en flarden rottende huid. Dat wordt mijn volgende project, dacht Novinha. Ik moet erachter zien te komen hoe die akelige monstertjes in elkaar zitten, want dan kan ik misschien een nuttige bestemming voor ze bedenken. Of ik kan op zijn minst voorkomen dat ze zes weken per jaar de hele oever bederven met hun stinkende viezigheid. Hun enige goede eigenschap was dat de slangehuiden kennelijk goede mest voor de grond waren; het zachte riviergras groeide het weelderigst op de plekken waar de slangen hun oude huid afwierpen. Het was de enige vriendelijke, aangename inheemse levensvorm op Lusitania; de hele zomer kwamen de mensen naar de rivier om lekker te liggen op het smalle, natuurlijke gazon tussen het riet en het grove prairiegras. De slijmerige slangehuiden waren wel vies, maar ze hielden een belofte voor de toekomst in.

Quim liep kennelijk iets dergelijks te denken. ‘Moeder, kunnen we niet eens wat riviergras rondom ons huis planten?’

‘Dat was een van de eerste dingen die je grootouders jaren geleden probeerden. Maar ze konden er niet achter komen hoe ze dat moesten aanpakken. Het riviergras vormt wel stuifmeel maar het zet geen zaad, en toen ze het probeerden te verplanten, bleef het maar kort leven en kwam het volgende jaar niet opnieuw op. Ik denk dat het de nabijheid van water nodig heeft.’

Quim trok een lelijk gezicht en begon vlugger te lopen, duidelijk een beetje boos. Novinha zuchtte. Quim vatte het altijd zo persoonlijk op als het heelal niet zo werkte als hij wel wilde.

Niet lang daarna bereikten ze het huis van de Spreker. Er speelden natuurlijk kinderen op het pra;a — ze moesten hard praten om elkaar te kunnen verstaan.

‘Hier is het,’ zei Quim. ‘Ik vind dat je Olhado en Quara daar weg moet halen.’

‘Dank je dat je me het huis hebt gewezen,’ zei ze.

‘Het is geen geintje, hoor. Dit is een ernstige botsing tussen goed en kwaad.’

‘Alles is dat,’ zei Novinha. ‘Het is alleen zoveel werk om uit te plussen wat goed is en wat kwaad. Nee, nee, Quim, ik weet dat je me dat precies uit de doeken kunt doen, maar—’

‘Doe niet zo neerbuigend, moeder.’

‘Maar Quim, dat gaat vanzelf, omdat jij altijd zo neerbuigend tegen mij doet.’

Zijn gezicht verstrakte van boosheid.

Ze stak haar hand uit en gaf hem voorzichtig een zacht klopje op zijn schouder die verstrakte onder haar hand alsof die een giftige spin was. ‘Quim,’ zei ze, ‘probeer alsjeblieft nooit meer om mij iets over goed en kwaad te leren. Ik ben er geweest en jij hebt alleen maar de kaart gezien.’

Hij schudde haar hand af en beende kwaad weg. Nee maar, nu mis ik warempel de tijd dat we weken achter elkaar geen woord tegen elkaar spraken.

Ze klapte hard in haar handen. Een ogenblik later ging de deur open. Het was Quara. ‘Oi, Mãezinha,’ zei ze, ‘também veio jogar?’ Kom je ook spelen?

Olhado en de Spreker speelden op het werkstation een ruimte-oorlogspel. De Spreker had een machine gekregen met een veel groter en veel gedetailleerder holografisch veld dan de meeste huisstations en ze bestuurden alle twee eskaders van meer dan twaalf ruimteschepen tegelijk. Het was een erg ingewikkeld spel en ze keken geen van tweeën op en groetten haar zelfs niet.

‘Olhado zei dat ik mijn mond moest houden anders zou hij mijn tong uit mijn mond rukken en me die tussen een kadetje laten opeten,’ zei Quara. ‘Je kan dus maar beter je mond houden tot het spelletje is afgelopen.’

‘Ga alsjeblieft even zitten,’ mompelde de Spreker.

‘Nou slacht ik u af, Spreker,’ kraaide Olhado.

Meer dan de helft van de vloot van de Spreker verdween in een reeks gesimuleerde ontploffingen. Novinha ging op een kruk zitten.

Quara ging naast haar op de grond zitten. ‘Ik hoorde je buiten met Quim praten,’ zei ze. ‘Jullie stonden te schreeuwen, dus we konden alles horen.’

Novinha voelde dat ze rood werd. Het ergerde haar dat de Spreker haar ruzie had horen maken met haar zoon. Dat ging hem niks aan. Haar hele gezin ging hem niks aan. En ze vond het ook helemaal niet goed dat hij hier ruimteoorlogje zat te spelen. Dat was trouwens ook ontzettend antiek en ouderwets. Er waren al honderden jaren geen gevechten in de ruimte meer geweest, tenzij je schermutselingen met smokkelaars mee wilde tellen. Milagre was zo’n vredig plaatsje dat niemand een gevaarlijker wapen bezat dan de schokstok van de wijkagent. Olhado zou in zijn hele leven geen gevecht meemaken. En hier ging hij helemaal op in een oorlogsspelletje. Misschien was het wel iets dat de evolutie had ingebakken in de mannelijke exemplaren van de soort, de wens om rivalen aan flarden te schieten of plat te stampen. Of misschien heeft het geweld dat hij in zijn eigen huis meemaakte hem wel tot dit soort spelletjes gedreven. Mijn schuld. Voor de zoveelste keer mijn schuld.

Plotseling slaakte Olhado een teleurgestelde kreet toen zijn vloot in een reeks ontploffingen teloorging. ‘Niks van gezien! Ik kan niet geloven dat u dat was! Ik zag het zelfs niet aankomen!’

‘Dan moet je er niet zo over doorzeuren,’ zei de Spreker. ‘Draai het nog een keer af, dan kan je zien hoe ik het deed en dan kan je je de volgende keer verweren.’

‘Ik dacht dat Sprekers eigenlijk een soort priesters hoorden te zijn of zo. Hoe komt het dat u zo goed bene in tactiek?’

De Spreker grijnsde venijnig naar Novinha toen hij antwoord gaf. ‘Wat je soms allemaal moet doen om mensen zover te krijgen dat ze je gewoon de waarheid vertellen heeft soms erg veel weg van een veldslag.’

Olhado leunde achterover tegen de muur en draaide met zijn ogen dicht nog een keer zijn opnamen van het spel af.

‘Je hebt zitten snuffelen,’ zei Novinha. ‘En niet zo erg handig ook. Gaat dat onder Sprekers voor de Doden voor “tactiek” door?’

‘Ik heb je ermee hier gekregen, nietwaar?’ zei de Spreker lachend.

‘Wat zocht je in mijn bestanden?’

‘Ik ben gekomen om Pipo’s dood te Bespreken.’

‘Ik heb hem niet gedood. Mijn bestanden gaan jou niks aan.’

‘Jij hebt me hierheen ontboden.’

‘Ik ben van gedachten veranderd. Het spijt me. Maar dat geeft je nog steeds het recht niet om—’

Ineens klonk zijn stem heel zacht en hij knielde vlak voor haar neer zodat ze zijn woorden toch zou kunnen verstaan. ‘Pipo kwam iets van jou te weten en wat het ook was, de zwijntjes vermoordden hem erom. En dus borg jij je bestanden op achter slot en grendel waar niemand dat ooit zou kunnen vinden. Je weigerde zelfs om met Libo te trouwen, alleen maar omdat hij dan geen toegang zou hebben tot wat Pipo gezien had. Jij hebt je eigen leven en dat van al je geliefden verwrongen en misvormd om te voorkomen dat Libo en nu Miro dat geheim zouden ontdekken en sterven.’

Novinha werd ineens helemaal koud en haar handen en voeten begonnen te trillen. Hij was hier nog maar drie dagen en wist al meer dan iemand anders dan Libo ooit had vermoed. ‘Het zijn allemaal leugens,’ zei ze.

‘Luister naar me, Dona Ivanova. Het werkte niet. Libo ging toch dood, nietwaar? Wat jouw geheim ook is, het voor jezelf houden heeft zijn leven niet gered. En het zal Miro ook niet redden. Onkunde en bedrog kunnen nooit iemand redden. Kennis is wat hen kan redden.’

‘Nooit,’ fluisterde ze.

‘Ik begrijp dat je het voor Libo en Miro geheim wilt houden, maar ik beteken toch niks voor je. Dan geeft het toch niet als ik het geheim ken en er misschien aan sterf?’

‘Het maakt helemaal niets uit of jij leeft of sterft,’ zei Novinha, ‘Maar toegang tot die bestanden krijg je nooit.’

‘Jij schijnt niet te begrijpen dat je het recht niet hebt om andere mensen blinddoeken voor te binden. Jouw zoon en zijn zuster zijn elke dag met de zwijntjes samen en ze weten niet of hun volgende woord niet toevallig hun doodvonnis zal zijn. Morgen ga ik met ze mee omdat ik Pipo’s dood niet kan Bespreken zonder met de zwijntjes gesproken te hebben—’

‘Ik wil niet dat je Pipo’s dood Bespreekt.’

‘Het kan me niet schelen wat jij wilt, ik doe het niet voor jou. Maar ik smeek je om me te laten weten wat Pipo wist.’

‘Jij krijgt nooit te weten wat Pipo wist, omdat hij een goed en hartelijk en liefhebbend mens was die—’

‘Die een eenzaam, bang, jong meisje opnam en de wonden in haar hart genas.’ Terwijl hij dat zei, rustte zijn hand op Quara’s schouder.

Dat was meer dan Novinha kon verdragen. ‘Waag het niet om jezelf met hem te vergelijken! Quara is geen wees, hoor je me? Ze heeft een moeder, mij, en ze heeft jóu niet nodig. Niemand van ons heeft jou nodig, niemand van ons!’ En ineens begon ze volkomen onverklaarbaar heel hard te huilen. Ze wilde helemaal niet huilen waar hij bij was. Ze wilde hier helemaal niet zijn. Hij bracht alles in de war. Ze strompelde naar de deur en sloeg die met een klap achter zich dicht. Quim had gelijk. Hij was net de duivel. Hij wist te veel, eiste te veel, gaf te veel en iedereen had hem nu al veel te veel nodig. Hoe kon hij in die korte tijd al zoveel macht over hen gekregen hebben?

Toen had ze ineens een gedachte die haar tranenstroom deed opdrogen en haar met schrik vervulde. Hij had gezegd dat Miro en zijn zuster iedere dag tussen de zwijntjes zaten. Hij wist het. Hij kende alle geheimen.

Alle geheimen behalve het geheim dat ze zelf niet eens kende — het geheim dat Pipo op een of andere manier in haar simulatie had ontdekt. Als hij dat ooit ook nog zou vinden, zou hij alles hebben wat zij al die jaren verborgen had gehouden. Toen ze de Spreker voor de Doden had opgeroepen, had ze de waarheid omtrent Pipo’s dood willen ontdekken, maar in plaats daarvan was hij gekomen om de waarheid omtrent haar te ontdekken.

De deur viel met een klap dicht. Ender leunde op de kruk waarop zij had gezeten en legde zijn hoofd in zijn handen.

Hij hoorde Olhado opstaan en langzaam door de kamer in zijn richting lopen.

‘U hebt geprobeerd in moeders bestanden in te breken,’ zei hij kalm.

‘Ja,’ zei Ender.

‘U heeft mij zo gek gekregen om u te laten zien hoe je dingen moet opzoeken zodat u in de bestanden van mijn eigen moeder kon snuffelen. U heeft een verrader van me gemaakt.’

Op dit moment was er geen enkel antwoord waarmee Olhado genoegen zou nemen; Ender probeerde het niet eens. Hij bleef zwijgend zitten terwijl Olhado naar de deur liep en vertrok.

Maar de inwendige beroering die hij voelde was voor de zwermkoningin helemaal niet zwijgend. Hij voelde haar in zijn geest in beweging komen, gealarmeerd door zijn narigheid. Nee, zei hij in gedachten tegen haar. Je kunt niets doen, ik kan niets uitleggen. Allemaal mensenzaken, vreemde en uitheemse mensenproblemen die niet te begrijpen zijn.

En hij voelde hoe ze zijn innerlijk aanraakte; zoals een briesje de bladeren van een boom aanraakt; hij voelde de kracht en de energie van omhoogreikend hout, de stevige greep van wortels in de aarde, het vriendelijke spel van zonlicht op onstuimige bladeren. Het gevoel vervaagde toen de zwermkoningin zich uit zijn geest terugtrok. De kracht van de boom bleef hem bij, de kalmte van diens gemoedsrust verving zijn eigen gekwelde stilte.

Het had maar heel even geduurd; het geluid van de door Olhado dichtgeslagen deur galmde nog door de kamer. Naast hem sprong Quara overeind en huppelde over de grond naar zijn bed. Ze sprong erop en wipte een paar keer op en neer.

‘Je hebt het maar een paar dagen uitgehouden,’ zei ze vrolijk. ‘Nu heeft iedereen een hekel aan je.’

Ender lachte wrang en draaide zich om om haar aan te kunnen kijken. ‘Jij ook?’

‘O ja,’ zei ze. ‘Ik was de eerste die een hekel aan je had, op Quim na misschien.’ Ze liet zich van het bed glijden en liep naar het werkstation. Toets voor toets tikte ze haar wachtwoord in. Boven het werkstation verscheen een goep optelsommen van getallen met twee cijfers. ‘Wil je zien hoe ik kan rekenen?’

Ender stond op en ging bij haar achter het werkstation zitten. ‘Laat maar zien,’ zei hij. ‘Maar die zien er wel moeilijk uit, hoor.’

‘Niet voor mij,’ zei ze opschepperig. ‘Ik maak ze vlugger dan iedereen.’

Загрузка...