NEGEN

Eindelijk viel ze in slaap, rond het middaguur, en ze werd gedesoriënteerd weer wakker. Ze kneep haar ogen half dicht tegen het middaglicht dat schuin door de ramen van het ziekenhuis naar binnen scheen. De grijze regen was verdwenen. Ze raakte haar buik aan, uit verdriet en om zichzelf gerust te stellen, en rolde zich op haar zij om te ontdekken dat graaf Pjotr naast haar bed zat.

Hij had zijn plattelandskleren aan, een oude uniformbroek, een gewoon overhemd en een jasje dat hij alleen op Vorkosigan Surleau droeg. Hij was blijkbaar rechtstreeks naar het KeiMil gekomen. Zijn smalle lippen glimlachten bezorgd naar haar. Zijn ogen stonden moe en ongerust.

‘Mijn beste meid. Je hoeft voor mij niet wakker te worden.’

‘Het geeft niet.’ Ze knipperde traanvocht uit haar ogen en voelde zich ouder dan de oude man. ‘Is er iets te drinken?’

Hij tapte haastig een glas koud water voor haar bij de kraan van de wastafel naast het bed en keek toe hoe ze dronk. ‘Meer?’

‘Nee, dit is genoeg. Hebt u Aral al gezien?’

Hij klopte op haar hand. ‘Ik heb al met Aral gepraat. Hij rust nu. Ik vind het heel erg, Gordel ia.’

‘Misschien is het niet zo erg als we eerst vreesden. Er is nog een kans. Een reden voor hoop. Heeft Aral u verteld over de baarmoederreplicator?’

‘Iets. Maar de schade is toch al aangericht. Onherstelbare schade.’

‘Schade, ja. Hoe onherstelbaar die is, weet niemand. Zelfs kapitein Vaagen niet.’

‘Ja, ik heb Vaagen een tijdje geleden ontmoet.’ Pjotr fronste. ‘Een drammerige kerel. Type de Nieuwe Man.’

‘Barrayar heeft zijn nieuwe mannen nodig. En vrouwen. Zijn technologisch geschoolde generatie.’

‘O, ja. We hebben ervoor gestreden en geploeterd om die te creëren. Ze zijn onontbeerlijk. En sommigen weten dat maar al te goed.’ Een zweem ironie verzachtte zijn mond. ‘Maar die operatie die jij voorstelt, die placentaoverplaatsing… het klinkt niet erg veilig.’

‘Op Kolonie Bèta zou het een routine-ingreep zijn,’ zei Cordelia schouderophalend. Maar we zijn natuurlijk niet op Kolonie Bèta. ‘Maar als je een eenvoudiger, beproefder ingreep zou laten toepassen, zou je veel eerder weer opnieuw kunnen beginnen. Uiteindelijk zou je er misschien zelfs minder tijd mee verliezen.’

‘Tijd… is niet datgene wat ik vrees te verliezen.’ Een betekenisloos begrip, nu ze erover nadacht. Ze verloor 26,7 uur per Barrayaanse dag. ‘Hoe dan ook, daar zal ik nooit meer aan beginnen. Ik stoot me geen twee keer aan dezelfde steen, meneer.’

Er trok een vleugje schrik over zijn gezicht. ‘Je zult wel van gedachten veranderen, als je je wat beter voelt. Waar het nu om gaat… Ik heb met kapitein Vaagen gepraat. Hij leek er niet aan te twijfelen dat er grote schade is aangericht.’

‘Ja. Wat we niet weten, is of er ook grote reparaties kunnen worden verricht.’

‘Mijn beste meid.’ Zijn bezorgde glimlach werd strakker. ‘Natuurlijk. Als de foetus maar een meisje was… of zelfs een tweede zoon… dan konden we het ons permitteren om toe te geven aan je begrijpelijke, zelfs prijzenswaardige, moederlijke gevoelens. Maar dit ding zou, als het zou blijven leven, op een dag graaf Vorkosigan zijn. We kunnen geen mismaakte graaf Vorkosigan gebruiken.’ Hij leunde achterover in zijn stoel alsof hij zojuist een steekhoudend argument had geleverd. Cordelia fronste haar voorhoofd. ‘Wie zijn “we”?’

‘Het huis Vorkosigan. We zijn een van de oudste grote huizen op Barrayar. Misschien nooit het rijkste en zelden het sterkste, maar wat ons ontbrak aan rijkdom, hebben we gecompenseerd met eer. Negen generaties Vor-strijders. Dit zou een vreselijk einde zijn, na negen generaties, begrijp je dat niet?’

‘Op dit ogenblik bestaat het huis Vorkosigan uit twee individuen, u en Aral,’ merkte Cordelia op, zowel geamuseerd als verontrust. ‘En de graven Vorkosigan zijn in jullie hele geschiedenis op afschuwelijke manieren aan hun eind gekomen. Jullie zijn opgeblazen, doodgeschoten, verhongerd, verdronken, levend verbrand, onthoofd, aan ziektes overleden of krankzinnig geworden. Het enige dat niemand van jullie heeft gedaan, is rustig sterven in bed. Ik dacht dat gruwelijkheden jullie handelsmerk waren.’

Hij schonk haar een gekwelde glimlach. ‘Maar we zijn nooit mutanten geweest.’

‘Ik denk dat u nog eens met Vaagen moet praten. De schade aan de foetus die hij beschreef, was teratogeen, niet genetisch, als ik hem goed heb begrepen.’

‘Maar de mensen zullen denken dat hij een mutant is.’

‘Wat kan het u in godsnaam schelen wat een of andere domme proleet denkt?’

‘Andere Vor, lieve meid.’

‘Vor, proleet, ze zijn even dom, dat kan ik u verzekeren.’ Zijn handen bewogen krampachtig. Hij deed zijn mond open, sloot hem weer, fronste en zei op scherpere toon: ‘En geen enkele graaf Vorkosigan is ooit een proefdier geweest.’

‘Nou, kijk eens aan. Hij dient Barrayar zelfs al voordat hij is geboren. Geen slecht begin voor een eervol leven.’ Misschien zou er iets goeds uit voortkomen, uiteindelijk, misschien zou het kennis opleveren; als het henzelf niet zou helpen, dan wellicht andere verdrietige ouders. Hoe meer ze erover nadacht, hoe juister haar beslissing haar voorkwam, om meer dan één reden.

Pjotr bewoog met een ruk zijn hoofd naar achteren. ‘Jullie Bètanen lijken zo teerhartig, maar jullie hebben een ontstellend koelbloedig trekje.’

‘Een rationeel trekje, meneer. Rationaliteit heeft zo haar verdiensten. Jullie Barrayaranen zouden er eens mee moeten experimenteren.’ Ze schrok van haar eigen woorden. ‘Maar ik denk dat we op de zaken vooruitlopen, meneer. Er zijn nog veel r…’ risico’s, ‘moeilijkheden die overwonnen moeten worden. Een placentaoverplaatsing zo laat in de zwangerschap is zelfs voor andere melkwegbewoners lastig. Ik geef toe dat ik wilde dat er tijd was om een ervarener chirurg over te laten komen. Maar die is er niet.’

‘Ja… ja… het kan nog doodgaan, je hebt gelijk. We hoeven nog niet… Maar ik maak me ook zorgen over jou, meid. Is het het waard?’ Was wat wat waard? Hoe kon ze dat weten? Haar longen brandden. Ze glimlachte hem vermoeid toe en schudde haar hoofd, dat pijn deed van de spanning in haar slapen en nek.

‘Vader,’ klonk een hese stem uit de deuropening. Daar stond Aral in zijn groene pyjama tegen de deurpost geleund, met een draagbaar zuurstofapparaat waarvan het slangetje zijn neus inging. Hoe lang stond hij daar al? ‘Ik denk dat Cordelia rust nodig heeft.’ Hun ogen ontmoetten elkaar, over Pjotr heen. Dank je, lieveling… ‘Ja, natuurlijk.’ Graaf Pjotr richtte zich op en ging krakend staan. ‘Het spijt me, je hebt groot gelijk.’ Hij drukte Cordelia’s hand nog een keer, stevig, met zijn droge oude-mannengreep. ‘Ga maar slapen. Later zul je helderder kunnen denken.’ Vader.’

‘Jij hoort toch helemaal niet uit bed te zijn?’ vroeg Pjotr, afgeleid. ‘Kruip er snel weer in, jongen…’ Zijn stem stierf weg in de gang. Later kwam Aral terug, nadat graaf Pjotr eindelijk vertrokken was. ‘Was vader lastig?’ vroeg hij met een grimmig gezicht. Ze stak haar hand naar hem uit en hij kwam naast haar zitten. Ze verplaatste haar hoofd van haar kussen naar zijn schoot en legde haar wang op het gespierde been onder de dunne pyjama, en hij streelde haar haar. ‘Niet meer dan anders,’ zei ze met een zucht. ‘Ik was bang dat hij je van streek maakte.’

‘Het is ook niet zo dat ik niet van streek ben. Ik ben gewoon te moe om gillend over de gang heen en weer te rennen.’

‘Aha. hij heeft je wé! van streek gemaakt.’

‘Ja.’ Ze aarzelde. ‘In zekere zin heeft hij gelijk. Ik ben zo lang zo bang geweest, heb zo lang gewacht totdat de Map zou vallen, waarvandaan dan ook. Toen kwam de afgelopen nacht, en het ergste was gebeurd, voorbij… maar het is niet voorbij. Als de klap vollediger was geweest, zou ik kunnen ophouden, het erbij laten zitten. Maar er komt geen einde aan.’ Ze wreef haar wang tegen de stof. ‘Had Illyan nieuws? Ik dacht dat ik zijn stem hoorde, een tijdje geleden.’ Zijn hand bleef haar haar strelen, in een gelijkmatig ritme. ‘Hij was klaar met het eerste verhoor van Evon Vorhalas onder invloed van snel-penta. Hij onderzoekt nu het oude wapenmagazijn waar Evon de soltoxine heeft gestolen. Het lijkt erop dat Evon zich niet zo ad hoc en op eigen houtje heeft uitgerust als hij beweerde. Een majoor van de logistieke dienst die er de leiding had, is verdwenen, weggebleven zonder verlof. Illyan weet nog niet zeker of de man uit de weg is geruimd om Evon zijn gang te laten gaan of dat hij Evon geholpen heeften zich verschuilt.’

‘Misschien is hij alleen maar bang. Als het nalatigheid was.’

‘Hij kan ook maar beter bang zijn. Als hij hier ook maar iets van af weet…’ Zijn hand balde zich in haar haar, hij werd zich ervan bewust dat hij eraan trok, mompelde ‘Sorry,’ en begon haar weer te liefkozen. Cordelia, die zich net een gewond dier voelde, kroop dieper in zijn schoot, met haar hand op zijn knie.

‘Over vader… Als hij je weer van streek maakt, stuur hem dan naar mij toe. Je hoeft die discussie met hem niet aan te gaan. Ik heb hem gezegd dat het jouw beslissing was.’

‘Mijn beslissing?’ Haar hand bleef stil liggen. ‘Niet onze beslissing?’ Hij aarzelde. ‘Wat je ook wilt, ik zal je steunen.’

‘Maar wat wil jij? Iets dat je me niet vertelt?’

‘Ik begrijp zijn angsten wel. Maar… er is iets dat ik nog niet met hem heb besproken, en dat ga ik ook niet doen. Aan het volgende kind komen we misschien niet zo makkelijk als aan het eerste.’ Makkelijk? Noem je dit makkelijk?

Hij vervolgde: ‘Een van de minder bekende neveneffecten van soltoxinevergiftiging is het ontstaan van littekenweefsel in de testikels, op microniveau. Dat kan de vruchtbaarheid aanzienlijk verminderen, tot nul zelfs. Volgens mijn behandelend arts, tenminste.’

‘Onzin,’ zei Cordelia. ‘Het enige dat je nodig hebt zijn twee willekeurige lichaamscellen en een baarmoederreplicator. Jouw pink en mijn grote teen, als dat het enige is dat ze van de muren kunnen schrapen na de volgende bom, kunnen tot in de volgende eeuw kleine Vorkosigans produceren. Zoveel als de overlevenden er maar willen.’

‘Maar niet natuurlijk. Niet zonder Barrayar te verlaten.’

‘Of Barrayar te veranderen. Verdómme.’ Hij trok zijn hand terug bij haar bitse toon. ‘Had ik er maar op gestaan om meteen de kunstmatige baarmoeder te gebruiken, dan had de baby geen enkel gevaar gelopen. Ik wist dat het veiliger was, ik wist dat de mogelijkheid er was…’ Haar stem brak.

‘Sst. Sst. Had ik… de baan maar niet genomen. Jou maar op Vorkosigan Surleau laten verblijven. Die moordzuchtige idioot Carl maar gratie verleend, om godswil. Hadden we maar in aparte kamers geslapen…’

‘Nee!’ Haar hand klemde zich om zijn knie. ‘En ik weiger om de komende vijftien jaar in een soort bunker te gaan wonen. Aral, deze planeet moet veranderen. Dit is niet te verdragen.’ Was ik hier maar nooit naartoe gekomen.

Was ik maar. Had ik maar.

De operatiekamer zag er schoon en licht uit, hoewel niet zo overvloedig uitgerust als in de rest van de melkweg de norm was. Cordelia lag op haar zweefbed en draaide haar hoofd om zoveel mogelijk details in zich op te kunnen nemen. Lampen, monitors, een operatietafel met een afvoerbak eronder, een technicus die een reservoir met een borrelende, heldere, gele vloeistof controleerde. Ze hield zichzelf streng voor dat dit geen sprong in het diepe was. Het was gewoon de volgende logische stap.

Kapitein Vaagen en dokter Henri stonden in steriele kledij te wachten aan de andere kant van de operatietafel. Naast hen stond de draagbare baarmoederreplicator, een metalen-met-plastic vat van een halve meter hoog, vol met bedieningspanelen en klepjes. De lampjes op de zijkanten gloeiden groen en ambergeel op. Het apparaat was gereinigd, gesteriliseerd, de voedings- en zuurstofreservoirs waren gevuld en het stond klaar… Cordelia keek er met grote opluchting naar. De primitieve Barrayaraanse terug-tot-de-apen-manier van een kind voldragen was enkel een uitvloeisel van het feit dat de rede hier niet over de emotie had getriomfeerd. Ze had zo graag in de smaak willen vallen, aangepast willen zijn, willen proberen een echte Barrayaraanse te zijn… En daar moet mijn kind voor boeten. Dat nooit weer. Dokter Ritter, de chirurg, was groot en had donker haar, een olijfkleurige huid en lange magere handen. Het eerste ogenblik dat ze ze had gezien, waren zijn handen bij Cordelia in de smaak gevallen. Vast. Ritter en een medisch technicus manoeuvreerden haar nu boven de operatietafel en schoven het zweefbed onder haar vandaan. Dokter Ritter glimlachte geruststellend. ‘Het gaat uitstekend.’ Natuurlijk gaat het uitstekend, we zijn nog niet eens begonnen, dacht Cordelia geïrriteerd. Dokter Ritter was merkbaar nerveus, hoewel de spanning op een of andere manier bij zijn ellebogen ophield. De chirurg was een vriend van Vaagen, die door Vaagen was overgehaald om dit te doen nadat ze een dag hadden besteed aan het afwerken van een lijst van mannen met meer ervaring die hadden geweigerd zich met de zaak in te laten.

Vaagen had dat aan Cordelia uitgelegd. ‘Hoe noem je vier grote kerels met knuppels in een donker steegje?’

‘Nou?’

‘Een aanklacht van een Vor-heer wegens een medische fout.’ Hij had gegrinnikt. Vaagens gevoel voor humor was zo zwart als de nacht. Cordelia had hem erom kunnen zoenen. Hij was de enige geweest die de afgelopen drie dagen een grapje had gemaakt in haar aanwezigheid, misschien wel de rationeelste en eerlijkste persoon die ze had ontmoet sinds ze Kolonie Bèta had verlaten. Ze was blij dat hij hier was. Ze rolden haar op haar zij en raakten haar ruggengraat aan met het verdovingsapparaat. Een tinteling, en haar koude voeten voelden plotseling warm aan. Van het ene op het andere moment lagen haar benen zo stil als zakken met reuzel. ‘Voelt u dit?’ vroeg dokter Ritter. ‘Wat?’

‘Goed zo.’ Hij knikte naar de technicus en ze legden haar op haar rug. De technicus ontblootte haar buik en zette het sterilisatieveld aan. De chirurg onderzocht haar inwendig, waarbij hij af en toe naar de holovideomonitors keek om de exacte positie van de baby binnen in haar te bepalen.

‘Weet u zeker dat u niet liever in slaap zou zijn als we dit doen?’ vroeg dokter Ritter haar voor de laatste maal.

‘Nee. Ik wil het zien. Dit is de geboorte van mijn eerste kind.’ Misschien van mijn enige kind. Hij glimlachte flauwtjes. ‘Dappere meid.’

Meid, welja, ik hen ouder dan jij. Ze had het gevoel dat dokter Ritter liever niet geobserveerd werd. Dan had hij pech gehad. Dokter Ritter bleef even staan en wierp een laatste blik om zich heen alsof hij in zijn hoofd naliep of al zijn gereedschappen en mensen klaarlagen of -stonden. En om wil en moed te verzamelen, vermoedde Cordelia.

‘Kom op, beste brave Ritter, laten we aan de slag gaan,’ zei Vaagen terwijl hij ongeduldig met zijn vingers trommelde. Zijn toon was een eigenaardige mengeling, een licht sarcastische aansporing over de onderliggende warmte van een oprechte bemoediging. ‘Op mijn scans is te zien dat de botafbraak al begonnen is. Als het verval te ver gaat, heb ik geen structuur meer om op verder te bouwen. Je moet nu snijden, nagelbijten doe je later maar.’

‘Bijt zelf maar op je nagels, Vaagen,’ zei de chirurg vriendelijk. ‘Als je me nog één keer probeert op te jagen, laat ik mijn medisch technicus je een speculum door je strot duwen.’

Zeer oude vrienden, schatte Cordelia in. Maar de chirurg hief zijn handen, ademde diep in, pakte zijn vibrascalpel stevig vast en sneed haar buik in één volmaakt beheerste beweging open. De medisch technicus volgde zijn beweging vloeiend met de chirurgische handtrekker, die bloedvaten dichtklemde; er ontsnapte niet meer bloed dan wanneer ze door een kat gekrabd zou zijn. Cordelia voelde druk, maar geen pijn. Met een paar andere sneden lag haar baarmoeder open. Een placentaoverplaatsing was oneindig veel ingewikkelder dan een eenvoudige keizersnede. De kwetsbare placenta moest chemisch en hormonaal worden overgehaald om de vele bloedvaten van de baarmoederwand los te laten zonder dat er al te veel van de piepkleine haarvormige uitsteekseltjes werden beschadigd, en dreef dan los van de baarmoederwand in een lopend bad van een zeer zuurstofrijke oplossing met voedingsstoffen. Dan moest de spons van de replicator worden aangebracht tussen de placenta en de baarmoederwand, en de haarvormige uitsteeksels van de placenta moesten ertoe worden gebracht zich in eik geval gedeeltelijk te verstrengelen met de nieuwe ondergrond, voordat het hele zaakje uit het levende lichaam van de moeder kon worden getild en in de kunstmatige baarmoeder kon worden gelegd. Hoe verder de zwangerschap was gevorderd, des te moeilijker was de overplaatsing.

De navelstreng tussen placenta en foetus werd nauwkeurig in de gaten gehouden en er werd met behulp van een hypospray extra zuurstof geïnjecteerd als dat nodig was. Op Kolonie Bèta zou dat door een handig klein apparaatje gedaan worden; hier liep er een alerte technicus om haar heen.

De technicus liet de heldere gele oplossing in haar baarmoeder stromen. Die vulde haar, liep over en sijpelde lichtroze langs haar flanken de afvoerbak in. De chirurg werkte nu eigenlijk onder water. Er was geen twijfel over mogelijk, een placentaoverplaatsing was een lastige operatie.

‘Spons,’ riep de chirurg zacht, en Vaagen en Henri rolden de baarmoederreplicator naast haar en trokken de sponsondergrond eruit aan zijn voedingsleidingen. De chirurg was oneindig lang bezig met een piepkleine handtrekker, en zijn handen waren buiten haar gezichtsveld terwijl ze scheel over haar borst probeerde te turen naar haar ronde — maar een heel klein beetje ronde — buik. Ze huiverde. Ritter zweette. ‘Dokter…’ Een technicus wees iets aan op een beeldmonitor. ‘Hm,’ zei Ritter terwijl hij even opkeek, en toen ging hij weer verder met zijn werkzaamheden. De technici mompelden, Vaagen en Henri mompelden, kalm, professioneel, geruststellend… Ze had het zo koud…

De vloeistof die over de witte dam van haar huid sijpelde, veranderde plotseling van lichtroze naar felrood; een enorme vloed, veel meer dan er werd toegevoerd. ‘Klem dat af,’ siste de chirurg.

Cordelia ving een glimp op van kleine armpjes, beentjes en een nat donker hoofdje, alles met een membraan eroverheen, wriemelend in de gehandschoende handen van de chirurg, niet groter dan een half verdronken jong poesje. ‘Vaagen! Pak dit nu onmiddellijk aan als je het hebben wilt!’ snauwde Ritter. Vaagen stak zijn gehandschoende handen in haar buik terwijl Cordelia’s blikveld werd verduisterd door donkere spiralen; haar hoofd deed pijn en leek te exploderen in plotseling fonkelende lichtflitsen. De duisternis waaierde uit en overmande haar. Het laatste dat ze hoorde, was de stem van de chirurg, die wanhopig siste: ‘O, shit…!’

Haar dromen waren mistig van pijn. Het ergste was de ademnood. Ze bleef maar naar adem snakken, en huilde omdat ze geen lucht kon krijgen. Haar keel zat vol obstakels en ze klauwde ernaar totdat haar handen werden vastgebonden. Daarna droomde ze van de martelingen van Vorrutyer, vermenigvuldigd en uitvergroot tot krankzinnige ingewikkeldheden die uren doorgingen. Een waanzinnig geworden Bothari knielde op haar borst en toen kon ze helemaal geen lucht meer krijgen.

Toen ze eindelijk helder wakker werd, was het alsof ze uit een of andere ondergrondse hel van een gevangenis losbrak in het licht van God zelf. Ze was zo opgelucht dat ze weer huilde, een zacht gejammer en tranen in haar ogen. Ze kon ademhalen, ook al deed het pijn; ze was gekneusd en beurs en kon zich niet bewegen. Maar ze kon ademhalen. Dat was genoeg.

‘Sst. Stil maar.’ Een brede warme vinger raakte haar oogleden aan en veegde het vocht weg. ‘Alles is in orde.’

‘O ja?’ Ze knipperde met haar ogen en kneep ze tot spleetjes. Het was nacht en het kunstlicht maakte warme poelen in de kamer. Arals gezicht zweefde boven het hare. ‘Izzut… avond? Wazzur gebeurd?’

‘Sst. Je bent heel erg ziek geweest. Je hebt een hevige bloeding gekregen tijdens de placentaoverplaatsing. Je hart is tweemaal stil blijven staan.’ Hij bevochtigde zijn lippen en ging verder. ‘Door dat trauma, boven op de vergiftiging, heb je een soltoxinelongontsteking gekregen. Gisteren had je een erg slechte dag, maar nu heb je het ergste gehad en ben je van de beademing af.’

‘Hoe… lang?’

‘Drie dagen.’

‘Ah. Baby, Aral. Izzut gelukt? Details!’

‘Het is goed gegaan. Vaagen heeft gerapporteerd dat de overplaatsing is geslaagd. Ze hebben ongeveer dertig procent van de placentafunctie verloren, maar Henri heeft dat gecompenseerd door een verrijkte en extra zuurstof bevattende vloeistof toe te voeren, en alles lijkt goed te gaan, of zo goed als maar verwacht kan worden. De baby leeft in elk geval nog. Vaagen is aan zijn eerste experimentele calciumbehandeling begonnen en heeft beloofd ons snel een eerste verslag te leveren.’ Hij streek over haar voorhoofd. ‘Vaagen kan met voorrang beschikken over alle materiaal, benodigdheden en technici die hij maar denkt nodig te hebben, met inbegrip van deskundigen van buiten. Hij heeft een burgerkinderarts als adviseur, plus Henri. Vaagen zelf weet meer over onze strijdgiffen dan enig ander, op Barrayar of daarbuiten. Meer kunnen we niet doen, op dit moment. Dus rust maar uit, lieverd.’

‘Baby… waar?’

‘O… je kunt zien waar, als je wilt.’ Hij hielp haar haar hoofd op te tillen en wees uit het raam. ‘Zie je dat tweede gebouw, met de rode lampen op het dak? Dat is het biochemische onderzoeksinstituut. Het laboratorium van Vaagen en Henri is op de tweede verdieping.’

‘O, nu herken ik het. Ik heb het vanaf de andere kant gezien, de dag dat we Elena hebben opgehaald.’

‘Dat klopt.’ Zijn gelaatsuitdrukking werd zachter. ‘Fijn om je weer terug te hebben, lieve kapitein. Toen ik je zo ziek zag… Ik heb me niet meer zo hulpeloos en nutteloos gevoeld sinds ik elf jaar oud was.’ Dat was het jaar waarin het doodseskader van Joeri de Dwaze zijn moeder en broer had vermoord. ‘Sst,’ zei ze op haar beurt. ‘Nee, nee… nu’s alles weer goed.’

De volgende ochtend haalden ze alle slangetjes weg die in haar lijf waren geprikt, behalve de zuurstof. Er volgden dagen van rustige routine. Haar herstel werd minder vaak onderbroken dan dat van Aral. Hele troepen mannen kwamen hem onder aanvoering van minister Vortala op alle mogelijke tijdstippen bezoeken. Hij liet een beveiligd companeel in zijn kamer installeren, onder protest van de artsen. Kodelka zat acht uur per dag bij hem, in het geïmproviseerde kantoor. Kodelka leek heel stil, net zo terneergeslagen als alle anderen na de ramp. Hoewel niet zo somber als iedereen die iets te maken had met hun tekortgeschoten Veiligheidsdienst. Zelfs Illyan kromp ineen als hij haar zag.

Aral liep een paar keer per dag voorzichtig de gang met haar op en neer. Het vibrascalpel had een mooiere snede door haar buik gemaakt dan bijvoorbeeld een gemiddelde sabelsteek zou doen, maar niet minder diep. Maar het genezende litteken deed minder pijn dan haar longen. Of haar hart. Haar buik was niet zozeer plat als wel slap, maar in elk geval niet meer bewoond. Ze was alleen, leeg, ze was weer zichzelf, na vijf maanden zo eigenaardig met z’n tweeën te zijn geweest. Dokter Henri kwam haar op een dag met een zweefstoel halen en nam haar mee naar zijn laboratorium, zodat ze kon zien dat de replicator daar veilig stond. Ze zag haar baby bewegen op de videoscans en bestudeerde de technische gegevens en rapporten van het team. De zenuwen, huid en ogen van hun studieobject behaalden bemoedigende testresultaten, maar Henri was niet zeker over het gehoor, vanwege de minuscule botjes in het oor. Henri en Vaagen waren goed opgeleide wetenschappers, bijna Bètaans in hun manier van denken, en ze zegende hen in stilte en bedankte hen hardop, en voelde zich een heel stuk beter toen ze terugkeerde naar haar kamer. Toen kapitein Vaagen echter de volgende middag haar kamer binnen kwam stormen, zonk de moed haar in de schoenen. Zijn gezicht was zo donker als een donderwolk en zijn mond stond strak en hard. ‘Wat is er mis, kapitein?’ vroeg ze ongerust. ‘Die tweede calciumtoediening… is die mislukt?’

‘Te vroeg om dat te kunnen zeggen. Nee, met uw baby is alles nog hetzelfde. We hebben problemen met uw schoonvader.’

‘Pardon?’

‘Generaal graaf Vorkosigan heeft ons vanochtend bezocht.’

‘O! Is hij naar de baby komen kijken? O, gelukkig. Hij heeft zo’n moeite met al die nieuwe voortplantingstechnologie. Misschien begint hij eindelijk van zijn emotionele blokkades af te komen. Hij kan uitstekend leven met nieuwe technieken om mensen te doden, oude Vor-strijder die hij is…’

‘Ik zou maar niet te optimistisch over hem zijn, als ik u was, mevrouw.’ Hij ademde diep in en nam zijn toevlucht tot een vormelijke houding, wel zwart maar geen zwarte humor deze keer. ‘Dokter Henri had hetzelfde idee als u. We hebben de generaal door het hele laboratorium rondgeleid, hebben hem de apparatuur laten zien en hem onze behandeltheorieën uitgelegd. We zijn volkomen eerlijk geweest, zoals we dat bij u ook zijn. Misschien te eerlijk. Hij wilde weten wat de resultaten zouden zijn. We hebben geen idee. En dat hebben we gezegd. Na wat heen-en-weergedraai en gehint… Nou ja, om een lang verhaal kort te maken, eerst vroeg de generaal dokter Henri om de plugkraan te openen, daarna gaf hij hem er bevel toe en ten slotte probeerde hij hem om te kopen. Om de foetus te vernietigen. De mutatie, zoals hij het noemt. We hebben hem eruit gegooid. Hij heeft gezworen dat hij terug zou komen.’

Ze beefde diep in haar buik, maar zorgde dat haar gezicht uitdrukkingsloos bleef. ‘O jee.’

‘Ik wil dat die man uit mijn laboratorium wordt gehouden, mevrouw. En het kan me niet schelen hoe u dat doet. Ik zit niet op dit soort ongein te wachten. Niet van zo hoog.’

‘Ik zal ervoor zorgen… Wacht hier.’ Ze trok haar ochtendjas strakker om haar eigen groene pyjama, duwde haar zuurstofslangetje steviger aan en liep voorzichtig de gang over. Aral, informeel gekleed in een uniformbroek en een overhemd, zat aan een tafeltje bij zijn raam. Het enige teken dat hij nog steeds patiënt was, was het zuurstofslangetje in zijn neus, vanwege zijn eigen nog niet volledig genezen soltoxinelongontsteking. Hij beraadslaagde met een man terwijl Kodelka aantekeningen maakte. De man was goddank niet Pjotr, maar slechts een of andere ministeriële secretaris van Vortala. ‘Arak Ik heb je nodig.’

‘Kan het wachten?’

‘Nee.’

Hij stond met een kort: ‘Verontschuldig me een ogenblik, heren’, op uit zijn stoel en liep achter haar aan de gang over. Cordelia sloot de deur achter hem.

‘Kapitein Vaagen, vertel Aral alstublieft wat u mij zojuist hebt verteld.’ Vaagen, die er nu een tikje nerveuzer uitzag, herhaalde zijn verhaal. Het strekte hem tot eer dat hij de details niet afzwakte. Er leek een gewicht op Arals schouders te gaan drukken terwijl hij luisterde, waardoor hij ze kromde en optrok.

‘Dank u, kapitein. U hebt correct gehandeld door dit te rapporteren. Ik zal er onmiddellijk iets aan doen.’

‘Is dat alles?’ Vaagen keek Cordelia twijfelend aan. Ze opende haar hand. ‘U hebt hem gehoord.’ Vaagen haalde zijn schouders op, salueerde en vertrok. ‘Twijfel je niet aan zijn verhaal?’ vroeg Cordelia. ‘Ik heb een week lang geluisterd naar de mening van de graaf mijn vader over dit onderwerp, lieverd.’

‘Heb je ruzie gemaakt?’

‘Hij heeft ruzie gemaakt. Ik heb alleen geluisterd.’ Aral ging terug naar zijn eigen kamer en vroeg Kodelka en de secretaris om op de gang te wachten. Cordelia ging op zijn bed zitten en keek toe terwijl hij codes invoerde in zijn companeel. ‘Heer Vorkosigan hier. Ik wil tegelijkertijd spreken met het hoofd beveiliging van het Keizerlijke Militaire Hospitaal en commandant Simon Illyan. Zorg dat ik ze allebei te spreken krijg, alstublieft.’ Ze moesten even wachten voordat de beide mannen waren opgespoord. Zo te zien aan de onscherpe achtergrond van het beeld was de man van het Hospitaal in zijn kantoor ergens in het ziekenhuiscomplex. Ze vonden Illyan in een forensisch laboratorium in het hoofdkwartier van de KeiVei.

‘Heren.’ Arals gezicht was volkomen uitdrukkingsloos. ‘Ik wil een beveiligingsvergunning intrekken.’ De beide mannen zaten aandachtig klaar om aantekeningen te maken op hun respectievelijke companelen. ‘Generaal graaf Pjotr Vorkosigan dient de toegang ontzegd te worden tot Gebouw Zes, Biochemisch Onderzoek, Keizerlijk Militair Hospitaal, tot nader order. Van mij persoonlijk.’ Illyan aarzelde. ‘Meneer… Generaal Vorkosigan heeft toestemming om overal te komen, bij keizerlijk bevel. Dat heeft hij al jaren. Ik heb een keizerlijk bevel nodig om dat ongedaan te maken.’

‘Dat is precies wat dit is, Illyan.’ Er raspte een spoor van ongeduld in Vorkosigans stem. ‘Bij mijn bevel, Aral Vorkosigan, regent van zijne keizerlijke hoogheid Gregor Vorbarra. Is dat officieel genoeg?’ Illyan floot zachtjes, maar trok ogenblikkelijk een neutraal gezicht toen hij de frons van Vorkosigan zag. ‘Ja, meneer. Begrepen. Is er verder nog iets?’

‘Dat was alles. Alleen dat ene gebouw.’

‘Meneer…’ zei het hoofd van de beveiliging van het ziekenhuis, ‘wat moeten we doen als… generaal Vorkosigan weigert te blijven staan als hem dat wordt opgedragen?’

Cordelia zag het voor zich, een of ander arm jong bewakertje dat finaal werd overdonderd door al die geschiedenis… ‘Als uw beveiligingsmensen zich inderdaad laten overweldigen door één oude man, mogen ze geweld gebruiken tot en met het schieten met een bedwelmer,’ zei Aral vermoeid. ‘Dat was het. Dank u.’ De man van het Hospitaal knikte behoedzaam en verbrak de verbinding.

Illyan bleef nog even aarzelend hangen. ‘Is dat wel een goed idee, op zijn leeftijd? Bedwelmen kan slecht zijn voor het hart. En het zal hem absoluut niet bevallen als we hem vertellen dat er een plek is waar hij niet mag komen. Waarom niet, trouwens?’ Aral staarde hem alleen maar koel aan, totdat hij slikte en zei: ‘Ja, meneer’, salueerde en de verbinding verbrak.

Aral leunde achterover in zijn stoel en keek peinzend naar de lege plek waar net nog de beelden hadden opgegloeid. Hij keek op naar Cordelia en vertrok zijn lippen tot een grimas van ironie en pijn. ‘Het is een oude man,’ zei hij uiteindelijk.

‘Die oude man heeft zojuist geprobeerd je zoon te vermoorden. Wat er nog over is van je zoon.’

‘Ik begijp zijn standpunt. Zijn angsten.’

‘Begrijp je het mijne ook?’

‘Ja. Allebei.’

‘Als puntje bij paaltje komt, als hij probeert er weer heen te gaan…’

‘Hij is mijn verleden.’ Hij keek haar aan. ‘Jij bent mijn toekomst. De rest van mijn leven behoort de toekomst toe. Daarop geef ik je mijn woord als Vorkosigan.’

Cordelia zuchtte en wreef over haar pijnlijke nek en haar pijnlijke ogen. Kodelka klopte op de deur en stak behoedzaam zijn hoofd naar binnen. ‘Meneer? De secretaris van de minister wil weten…’

‘Over een minuutje, luitenant.’ Vorkosigan wuifde hem weer naar buiten.

‘Laten we maken dat we hier wegkomen,’ zei Cordelia plotseling. ‘Pardon?’

‘KeiMil en KeiVei en KeiAlles bezorgen me een ernstige vorm van KeiClaustrofobie. Laten we voor een paar dagen naar Vorkosigan Surleau gaan. Daar kun je zelf ook beter herstellen, het zal moeilijker zijn voor al je toegewijde volgelingen’ — ze gaf een knikje naar de deur — ‘om je te pakken te krijgen, daar. Alleen jij en ik, jongen.’ Zou het werken? Stel je voor dat ze zich terugtrokken naar de plek van hun zomergeluk en het was er niet meer? Weggespoeld door de herfstregens… Ze voelde de wanhoop in zichzelf, in haar streven hun verloren evenwicht te hervinden, een vaste kern.

Hij trok goedkeurend zijn wenkbrauwen op. ‘Uitstekend idee, lieve kapitein. Dan nemen we de oude man mee.’

‘O, moet dat… o. Ja, natuurlijk. Dat moesten we zeker doen.’

Загрузка...