Toen Cordelia de volgende ochtend wakker werd, was Vorkosigan al vertrokken en stond ze voor haar eerste dag op Barrayar zonder zijn gezelschap en steun. Ze besloot die te besteden aan het winkelproject dat bij haar was opgekomen toen ze Kodelka gisteravond moeizaam de wenteltrap had zien beklimmen. Ze vermoedde dat Droesjnakovi de ideale inheemse gids zou zijn voor wat ze in gedachten had. Ze kleedde zich aan en ging op zoek naar haar lijfwacht. Die was niet moeilijk te vinden; Droesjnakovi zat in de hal, vlak bij de deur van de slaapkamer, en sprong in de houding toen Cordelia verscheen. Het meisje zou eigenlijk een uniform moeten dragen, dacht Cordelia. De jurk die ze droeg gaf haar bijna een meter tachtig lange gestalte en uitstekende musculatuur een zwaar aanzien. Cordelia vroeg zich af of ze, als gemalin van de regent, recht zou hebben op een eigen livrei, en hield zichzelf gedurende het ontbijt in gedachten bezig met het ontwerpen van een pak dat de Walkureachtige schoonheid van het meisje zou doen uitkomen.
‘Weet je dat jij de eerste vrouwelijke Barrayaraanse wacht bent die ik heb ontmoet?’ zei Cordelia terwijl ze haar koffie dronk en haar ei at, en een soort gestoomde grutten met boter, blijkbaar een hoofdbestanddeel van het ontbijt hier. ‘Hoe ben je in dit werk terechtgekomen?’
‘Nou, ik ben geen echte wacht, zoals de geüniformeerde mannen…’ Ah, daar waren de magische uniformen weer.
‘… maar mijn vader en alle drie mijn broers zitten in het leger. Hiermee ben ik dan wel geen echte militair, zoals u, maar ik kom er toch zo dicht mogelijk bij.’
Gek op het leger, net als de rest van Barrayar. ‘Ja?’
‘Als kind deed ik aan judo. Maar ik was te groot voor de vrouwengroepen. Niemand kon me echt tegenstand bieden, en bovendien was het heel saai om alleen maar kata’s te doen. Mijn broers smokkelden me vaak mee de mannengroepen in. Van het een kwam het ander. Ik ben twee jaar achter elkaar kampioene van heel Barrayar geweest, toen ik nog op school zat. Toen heeft drie jaar geleden een man van de staf van kapitein Negri mijn vader benaderd om me een baan aan te bieden. Daarna heb ik wapens leren gebruiken. Blijkbaar vroeg de prinses al jarenlang om vrouwelijke lijfwachten, maar ze konden niemand vinden die slaagde voor alle tests.’ Ze glimlachte bescheiden. ‘Hoewel ik me niet kan voorstellen dat de dame die admiraal Vorrutyer heeft gedood mijn nederige diensten nodig heeft.’
Cordelia hield haar kiezen op elkaar. ‘Hmm. Ik heb gewoon geluk gehad. Bovendien blijf ik nu liever uit de buurt van dat soort lichamelijke activiteiten. Ik ben in verwachting, weet je.’
‘Ja, mevrouw. Het stond in een van kapitein…’
‘Negri’s rapporten,’ zo vulde Cordelia de zin samen met haar aan. ‘Dat zal wel. Hij wist het waarschijnlijk eerder dan ik.’
‘Ja, mevrouw.’
‘Werd je aangemoedigd in je hobby’s, als kind?’
‘Niet… echt. Iedereen vond me een beetje raar.’ Ze fronste diep en Cordelia had het gevoel dat ze een pijnlijke herinnering had opgeroepen.
Ze keek het meisje peinzend aan. ‘Oudere broers?’ Droesjnakovi beantwoordde haar blik met grote blauwe ogen. ‘Ja, inderdaad.’
‘Dat dacht ik al.’ En ik was bang voor wat Barrayar zijn zonen aandeed. Geen wonder dat ze niet gemakkelijk iemand kunnen vinden die slaagt voor de tests. ‘Dus je hebt geleerd wapens te hanteren. Uitstekend. Dan kun je vandaag mijn gids zijn als we gaan winkelen.’ Er trok een enigszins matte uitdrukking over Droesjnakovi’s gezicht. ‘Ja, mevrouw. Wat voor soort kleding wilt u bekijken?’ vroeg ze beleefd, maar ze slaagde er niet in haar diepe teleurstelling over de interesses van haar ‘echte’ vrouwelijke militair volledig te verbergen. ‘Waar zou je in deze stad naartoe gaan om een werkelijk goede degenstok te kopen?’
De matte uitdrukking verdween. ‘O, ik weet precies de juiste zaak, waar de Vor-officieren naartoe gaan, en de graven, om hun geüniformeerde manschappen uit te rusten. Dat wil zeggen, ik ben er nog nooit binnen geweest. Mijn familie is geen Vor, dus wij mogen natuurlijk geen eigen wapens dragen. Alleen degene die door het leger worden geleverd. Maar ik heb gehoord dat het de beste is.’
Een van de wachters in livrei van graaf Vorkosigan fungeerde als hun chauffeur. Cordelia ontspande zich en genoot van het uitzicht op de langszoevende stad. Droesjnakovi, die dienst had, bleef alert en haar blik streek voortdurend over de mensenmassa’s overal om hen heen. Cordelia had het gevoel dat haar niet veel ontging. Af en toe dwaalde haar hand naar de binnenkant van haar geborduurde bolero, om de bedwelmer te controleren die ze daar droeg.
Ze draaiden een keurige smalle straat in, met oudere gebouwen met gebeeldhouwde gevels. De wapenwinkel droeg alleen zijn naam, ‘Siegling’, in bescheiden gouden letters op de gevel. Als je niet wist waar je was, had je hier blijkbaar ook niets te zoeken. De man in livrei wachtte buiten terwijl Cordelia en Droesjnakovi de winkel binnengingen, een zaak met dikke tapijten op de vloer en een houten lambrisering, waar vaag de geur hing van het wapenmagazijn dat Cordelia zich herinnerde van haar verkenningsschip, een onverwacht vleugje vertrouwdheid op een onbekende plek. Ze keek heimelijk naar het houten beschot en vertaalde het in gedachten naar zijn waarde in Bètaanse dollars. Heel veel Bètaanse dollars. Maar hier leek hout bijna net zo gewoon te zijn als plastic, en net zo weinig aanzien te hebben. De handwapens die de leden van de hogere standen in hun bezit mochten hebben, waren smaakvol geëtaleerd in vitrines en aan de muren. Afgezien van bedwelmers en jachtwapens was er een indrukwekkende verscheidenheid aan zwaarden en messen; blijkbaar verboden de strenge verordeningen van de keizer tegen duelleren alleen hun gebruik, niet het bezit ervan.
De verkoper, een oudere man met kleine oogjes en een sluipende tred, kwam naar hen toe. ‘Wat kan ik voor de dames doen?’ Hij was best vriendelijk. Cordelia vermoedde dat hier af en toe wel vrouwen uit de Vor-klasse kwamen, om een cadeautje te kopen voor hun mannelijke familieleden of vrienden. Maar hij had op dezelfde toon kunnen zeggen: wat kan ik voor de kinderen doen? Vernedering door lichaamstaal? Ze moest er maar niet verder over nadenken. ‘Ik zoek een degenstok voor een man van circa een meter negentig. Hij moet ongeveer, eh, zo lang zijn.’ Ze haalde zich de lengte van Kodelka’s armen en benen voor de geest en gebaarde ter hoogte van haar heup. ‘Met een schede met veerwerking, lijkt me.’
‘ja, mevrouw.’ De verkoper verdween en kwam terug met een exemplaar van rijkelijk bewerkt licht hout. ‘Een beetje… ik weet niet.’ Opzichtig. ‘Hoe werkt hij?’ De verkoper demonstreerde het veermechanisme. De houten schede viel op de grond en onthulde een lange dunne kling. Cordelia stak haar hand uit en de verkoper gaf haar met enige tegenzin de degen, zodat ze die kon inspecteren.
Ze liet hem een beetje heen en weer bewegen, tuurde langs de kling en gaf hem aan haar lijfwacht. ‘Wat vind je ervan?’ Eerst glimlachte Droesjnakovi, maar daarna fronste ze weifelend haar voorhoofd. ‘Hij is niet erg goed uitgebalanceerd.’ Ze wierp een onzekere blik op de verkoper.
‘Onthou dat je voor mij werkt, niet voor hem,’ zei Cordelia, die de werking van klassenbewustzijn juist inschatte. ‘Ik geloof niet dat het een erg goede kling is.’
‘Het is een uitstekend staaltje vakmanschap uit Darkoi, mevrouw,’ bracht de verkoper daar koel tegen in.
Glimlachend nam Cordelia hem weer over. ‘Laten we uw hypothese toetsen.’
Ze tilde de kling plotseling op tot in de saluutstand en deed een keurige uitval naar de muur. De punt drong in het hout en bleef vastzitten, en Cordelia leunde ertegen. De kling brak. Minzaam overhandigde ze de stukken aan de verkoper. ‘Hoe houdt u de zaak draaiende als uw klanten niet lang genoeg in leven blijven om nog eens terug te komen? Siegling heeft zijn reputatie in elk geval niet te danken aan het verkopen van dit soort speelgoed. Breng me een exemplaar dat door een echte militair gedragen kan worden, geen speeltje voor een pooier.’
‘Mevrouw,’ zei de verkoper uit de hoogte, ‘ik moet u erop wijzen dat de beschadigde koopwaar betaald dient te worden.’ Cordelia zei zeer geïrriteerd: ‘Goed. Stuurt u de rekening maar naar mijn man. Admiraal Aral Vorkosigan, Huize Vorkosigan. En legt u hem dan meteen uit waarom u zijn vrouw rotzooi probeerde te verkopen… onderofficier.’ Dit laatste was een gok, gebaseerd op zijn leeftijd en manier van lopen, maar ze zag aan zijn ogen dat ze de spijker op de kop had geslagen.
De verkoper boog diep. ‘Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw. Ik geloof dat ik iets geschikters heb, als mevrouw een ogenblikje heeft.’ Hij verdween weer, en Cordelia zei zuchtend: ‘Kopen bij machines is zoveel gemakkelijker. Maar in elk geval werkt de verwijzing naar de Irrelevante Autoriteiten op het Hoofdkwartier hier net zo goed als thuis.’
Het volgende exemplaar was van onopgesmukt donker hout met een satijnzachte glans. De verkoper gaf hem ongeopend aan haar, met opnieuw een buiginkje. ‘U moet op die knop daar drukken, mevrouw.’ Deze was veel zwaarder dan de eerste degenstok. De schede sprong met flinke snelheid weg en kwam met een bevredigende bons tegen de muur aan de andere kant van de ruimte terecht; hij was op zich al bijna een wapen. Cordelia keek weer langs de kling. Een vreemd watermerkachtig patroon over de hele lengte ving het licht. Ze bracht opnieuw een saluut in de richting van de muur en keek de verkoper aan. ‘Gaan deze van uw salaris af?’
‘Ga uw gang, mevrouw.’ Er was een tevreden schittering in zijn ogen. ‘Deze kunt u niet breken.’
Ze onderwierp hem aan dezelfde test als ze de ander had gedaan. De punt drong veel verder het hout binnen, en toen ze er met al haar kracht tegen leunde, slaagde ze er maar nauwelijks in hem te buigen.
Maar hij kon nog verder buigen; ze voelde dat ze nog niet in de buurt was van de grenzen van zijn breeksterkte. Ze gaf hem aan Droesjnakovi, die hem liefdevol onderzocht.
‘Deze is perfect, mevrouw. Deze is een militair waardig.’
‘Hij zal ongetwijfeld vaker als stok dan als degen worden gebruikt.
Niettemin moet hij inderdaad een militair waardig zijn. We nemen deze.’
Terwijl de verkoper hem inpakte, boog Cordelia zich over een vitrine met bedwelmers die met email waren gedecoreerd.
‘Denkt u erover er een voor uzelf te kopen, mevrouw?’ vroeg Droesjnakovi.
‘Ik… geloof van niet. Barrayar heeft genoeg soldaten zonder ze van Kolonie Bèta te importeren. Wat het ook is waarvoor ik hier ben, het is niet om dienst te doen als militair. Zie je iets dat je wilt hebben?’ Droesjnakovi keek verlangend, maar schudde haar hoofd terwijl haar hand naar haar bolero ging. ‘De uitrusting van kapitein Negri is de beste. Zelfs Siegling heeft niets dat beter is, alleen mooier.’
Ze aten met z’n drieën die avond laat, Vorkosigan, Cordelia en luitenant Kodelka. Vorkosigans nieuwe privésecretaris zag er een beetje moe uit.
‘Wat hebben jullie de hele dag gedaan?’ vroeg Cordelia. ‘Mannen bijeengedreven, voornamelijk,’ antwoordde Vorkosigan. ‘Premier Vortala had een paar stemmen die niet zo volledig binnen waren als hij beweerde, en die mensen hebben we bewerkt, een of twee tegelijk, achter gesloten deuren. Wat je morgen in de raadszaal zult zien, is niet de Barrayaraanse politiek in werking, maar het resultaat ervan. Heb jij je vermaakt vandaag?’
‘Prima. Ik ben wezen winkelen. Wacht maar tot je ziet wat ik heb gekocht.’ Ze haalde de degenstok te voorschijn en trok het papier eraf. ‘Om ervoor te zorgen dat je Ko niet helemaal te gronde richt.’ Kodelka keek dankbaar uit beleefdheid, maar daaronder ging irritatie schuil. Zijn blik veranderde in één van verrassing toen hij de stok aanpakte en bijna liet vallen door het onverwachte gewicht. ‘Hé! Dit is…’
‘Je moet op die knop drukken. Richt hem niet… !’ Pats!
‘… op het raam.’ Gelukkig raakte de schede het kozijn en stuiterde met een klap terug. Ko en Aral sprongen allebei op.
Kodelka’s ogen lichtten op toen hij de kling bekeek, terwijl Cordelia de schede haalde. ‘O, mevrouw!’ Toen betrok zijn gezicht. Hij schoof voorzichtig de schede er weer over en gaf hem somber terug. ‘Daar hebt u natuurlijk niet aan gedacht. Ik ben geen Vor. Volgens de wet mag ik geen eigen degen bezitten.’
‘O.’ Cordelia was diep teleurgesteld.
Vorkosigan trok een wenkbrauw op. ‘Mag ik hem eens zien, Cordelia?’ Hij bekeek hem en liet de schede er wat voorzichtiger afspringen. ‘Hmm. Heb ik gelijk als ik denk dat ik hiervoor heb betaald?’
‘Nou, dat zul je doen, vermoed ik, als de rekening komt. Maar ik vind niet dat je degene moet betalen die ik gebroken heb. En deze kan ik net zo goed terugbrengen.’
‘Ik begrijp het.’ Hij glimlachte een beetje. ‘Luitenant Kodelka, als uw bevelvoerend officier en eerste ondergeschikte van Ezar Vorbarra, verstrek ik u officieel dit wapen van mij, om te dragen in dienst van de keizer, lang moge hij heersen.’ De onvermijdelijke ironie van deze formele frase deed zijn mond verstrakken, maar hij schudde de somberheid van zich af en gaf de stok terug aan Kodelka, die weer helemaal opfleurde.
‘Dank u, meneer!’
Cordelia schudde alleen haar hoofd. ‘Ik geloof niet dat ik deze planeet ooit zal begrijpen.’
‘Ik zal Ko wat informatie over het rechtsstelsel voor je laten opzoeken. Maar vanavond niet. Hij heeft nog maar nauwelijks de tijd om zijn aantekeningen van vandaag te rangschikken voordat we Vortala hier verwachten met nog een paar van zijn dolenden. Je kunt gebruik maken van de bibliotheek van mijn vader, Ko; daar zullen we de bespreking voeren.’
Het diner werd beëindigd. Kodelka trok zich terug in de bibliotheek om te werken, terwijl Vorkosigan en Cordelia naar de zitkamer daarnaast gingen om te lezen, totdat Vorkosigans bespreking van die avond begon. Hij had nog meer rapporten, die hij snel door een handviewer liet gaan. Cordelia verdeelde haar tijd tussen een oormicrofoontje waarmee ze Barrayaraans-Russische taallessen beluisterde en een nog intimiderender schijfje over kinderverzorging. De stilte werd af en toe verbroken door gemompel van Vorkosigan, meer tegen zichzelf dan tegen haar, van zinnen als: ‘Aha! Dus dat voerde die smeerlap in zijn schild’, of’ Verdomme, dat zijn rare cijfers. Die moet ik natrekken…’ Of van Cordelia: ‘Lieve help, ik vraag me af of alle baby’s dat doen.’ En van tijd tot tijd weerklonk er een bons uit de bibliotheek; dan keken ze elkaar aan en barstten in lachen uit.
‘O jee,’ zei Cordelia na de derde of vierde keer dat dat gebeurde. ‘Ik hoop dat ik hem niet te veel afleiding van zijn werk heb bezorgd.’
‘Hij zal het prima doen, als hij eenmaal gewend is. Vorbarra’s privé-secretaris heeft hem onder zijn hoede genomen en laat hem zien hoe hij zijn werk moet structureren. Nadat Ko samen met hem de hele ceremonie rond de begrafenis heeft doorlopen, zou hij alles aan moeten kunnen. Die degenstok was trouwens een geniaal idee; bedankt.’
‘Ja, het viel me op dat hij nogal overgevoelig was wat betreft zijn handicap. Ik dacht dat dit hem misschien een beetje op zijn gemak zou stellen.’
‘Het ligt aan onze maatschappij. Die heeft de neiging nogal… hard te zijn voor iedereen die het tempo niet kan bijbenen.’
‘Ik begrijp het. Vreemd… nu je het zegt, herinner ik me niet dat ik iets anders dan gezond ogende mensen heb gezien, op straat en zo, behalve in het ziekenhuis. Geen zweefstoelen, niet van die wezenloze types die achter hun ouders aan hobbelen…’
‘Die zul je ook niet zien.’ Vorkosigan keek grimmig. ‘Alle problemen die op te sporen zijn, worden voor de geboorte geëlimineerd.’
‘Ja, dat doen wij ook. Hoewel meestal voor de conceptie al.’
‘Of bij de geboorte. En daarna, in afgelegen gebieden.’
‘O.’
‘En wat de verminkte volwassenen betreft…’
‘Goeie help, daar plegen jullie toch zeker geen euthanasie op?’
‘Die officier Dubauer van jou zou hier niet meer in leven zijn.’ Dubauer was door een zenuwvernietiger in zijn hoofd geraakt en had het overleefd. Min of meer.
‘En verwondingen zoals die van Kodelka of erger… Het maatschappelijke stigma is heel groot. Sla hem maar eens gade in een grotere groep, niet met zijn beste vrienden. Het is geen toeval dat het zelfmoordpercentage onder afgekeurde soldaten hoog is.’
‘Dat is afschuwelijk.’
‘Eens vond ik bet vanzelfsprekend. Nu… niet meer. Maar veel mensen nog wel.’
‘En hoe zit het met problemen zoals die van Bothari?’
‘Dat hangt ervan af. Hij was een bruikbare krankzinnige. Voor de onbruikbaren…’ zijn stem stierf weg en hij keek strak naar zijn laarzen. Cordelia had het koud gekregen. ‘Ik denk steeds dat ik begin te wennen aan deze planeet. Dan sla ik een hoek om en loop ik recht tegen zoiets op.’
‘Het is pas tachtig jaar geleden dat Barrayar weer in contact kwam met de rest van de galactische beschaving. We zijn niet alleen op het gebied van technologie achteropgeraakt in de tijd van de Afzondering. Die konden we snel weer omhangen, als een geleende jas. Maar daaronder… zijn we op sommige plekken nog behoorlijk naakt. In vierenveertig jaar heb ik pas een beetje gezien hóé naakt.’ Kort daarna kwamen graaf Vortala en zijn ‘dolenden’ binnen, en Vorkosigan verdween in de bibliotheek. Later die avond kwam graaf Pjotr Vorkosigan, Arals vader, aan vanuit zijn district om deel te nemen aan de stemming van de voltallige Raad.
‘Nou, dat is tenminste één stem waarop hij morgen kan rekenen,’ grapte Cordelia tegen haar schoonvader terwijl ze hem uit zijn jasje hielp, dat hij stram uittrok in de hal met de tegelvloer.
‘Ha. Hij mag blij zijn dat hij die krijgt. Hij heeft de laatste jaren verdomd rare radicale ideeën opgepikt. Als hij mijn zoon niet was, kon hij ernaar fluiten.’ Maar Pjotrs gerimpelde gezicht stond trots. Cordelia knipperde met haar ogen bij deze beschrijving van de politieke overtuigingen van Aral Vorkosigan. ‘Ik moet toegeven dat ik hem nooit als een revolutionair heb beschouwd. Radicaal is blijkbaar een rekbaarder begrip dan ik dacht.’
‘O, maar zo ziet hij zichzelf ook niet. Hij denkt dat hij tot halverwege kan gaan en dan kan stoppen. Ik denk dat hij over een paar jaar zal merken dat hij een tijger berijdt.’ De graaf schudde grimmig zijn hoofd. ‘Maar kom eens zitten, meisje, en vertel me of het goed met je gaat. Je ziet er goed uit… Is alles in orde?’
De oude graaf was hevig geïnteresseerd in de ontwikkeling van zijn aanstaande kleinzoon. Cordelia voelde dat haar zwangerschap haar status voor hem aanzienlijk had verhoogd, van een gedoogde bevlieging van Aral tot iets dat gevaarlijk dicht grensde aan het half goddelijke. Hij overlaadde haar werkelijk met zijn goedkeuring. Het was bijna onweerstaanbaar en ze lachte hem er nooit om uit, hoewel ze er geen illusies over koesterde.
Cordelia had gemerkt dat Arals eerdere schets van zijn vaders reactie op haar zwangerschap, die hij had gegeven op de dag dat ze met de bevestiging ervan thuis was gekomen, precies raak was geweest. Op die zomerdag was ze teruggekeerd naar het landgoed Vorkosigan Surleau en had ze Aral opgezocht bij het botenhuis. Hij was druk bezig met zijn zeilboot en had de zeilen te drogen gelegd in de zon. Zijn natte schoenen maakten een zompig geluid terwijl hij eromheen liep. Hij keek op om haar glimlach te beantwoorden en slaagde er niet in de gretigheid in zijn ogen te verbergen. ‘En?’ Hij wipte een beetje op en neer, op zijn hielen.
‘En.’ Ze deed een poging bedroefd en teleurgesteld te kijken, om hem te plagen, maar de grijns ontsnapte en nam bezit van haar hele gezicht, ‘je dokter zegt dat het een jongetje is.’
‘Ah.’ Er ontsnapte hem een lange en veelzeggende zucht, en hij tilde haar op en zwaaide haar in de rondte.
‘Aral! lék! Laat me niet vallen.’ Hij was niet langer dan zijzelf, alleen, eh, breder.
‘Nooit.’ Hij liet haar naast zich neerglijden en ze gaven elkaar een lange kus, die overging in een lachbui.
‘Mijn vader zal opgetogen zijn.’
‘Je lijkt zelf ook nogal opgetogen.’
‘Ja, maar dat stelt niets voor in vergelijking met een ouderwetse Barrayaraanse pater familias in extase over de groei van zijn stamboom. Die arme oude man is er door mijn toedoen jarenlang van overtuigd geweest dat zijn familielijn bij mij zou eindigen.’
‘Zal hij me vergeven dat ik plebs van een andere planeet ben?’
‘Ik wil je niet beledigen, maar ik denk dat het hem zo langzamerhand niet eens meer kon schelen of de vrouw die ik mee naar huis sleepte wel van de menselijke soort was, zolang ze maar vruchtbaar was. Denk je dat ik overdrijf?’ voegde hij eraan toe toen ze lachte. ‘Wacht maar af.’
‘Is het te vroeg om over namen te denken?’ vroeg ze enigszins verlangend.
‘Daar hoeven we niet over te denken. Een eerste zoon. Dat is hier een vaststaand gebruik. Hij wordt genoemd naar zijn twee grootvaders. Die van vaderskant voor de eerste naam en die van moederskant voor de tweede.’
‘Aha, daarom is jullie geschiedenis zo verwarrend om te lezen. Ik had altijd jaartallen nodig bij al die identieke namen, om ze uit elkaar te kunnen houden. Pjotr Miles. Hm. Daar kan ik wel aan gewend raken.
Ik had… iets anders in mijn hoofd.’
‘Een andere keer, misschien.’
‘Ooo, wat heb jij een grote plannen!’
Er volgde een korte worsteling. Eerder had Cordelia de nuttige ontdekking gedaan dat hij in bepaalde stemmingen slechter tegen kietelen kon dan zij. Ze nam in redelijke mate revanche, en uiteindelijk lagen ze lachend in het gras in de zon.
‘Dit is totaal niet in overeenstemming met mijn waardigheid,’ klaagde Aral terwijl ze hem overeind liet komen. ‘Ben je bang dat ik Negri’s mensenvisser daar zal choqueren?’
‘Die is niet te choqueren, dat verzeker ik je.’
Cordelia zwaaide naar de luchtkussenboot in de verte, maar de opvarende negeerde het gebaar vastbesloten. Eerst was ze kwaad geweest, maar daarna had ze zich erbij neergelegd dat Aral voortdurend in de gaten werd gehouden door de Keizerlijke Veiligheidsdienst. Dat was de prijs, had ze gedacht, voor zijn aandeel in de geheime en levensgevaarlijke intriges in de Escobar-oorlog, en de straf voor sommige van zijn minder welkome, uitgesproken meningen.
‘Ik kan me voorstellen dat je er een hobby van hebt gemaakt om ze te provoceren. Misschien moeten we eens uit de plooi komen en ze uitnodigen voor een lunch of zoiets. Ik heb het gevoel dat ze me langzamerhand zo goed kennen dat ik ook wel kennis met hen wil maken.’ Had Negri’s man het gesprek over het huishouden opgenomen dat ze zojuist had gevoerd? Waren er afluisterapparaatjes in hun slaapkamer? Hun badkamer?
Aral grinnikte, maar antwoordde: ‘Daar zouden ze niet op in mogen gaan. Ze eten of drinken niets behalve wat ze zelf meebrengen.’
‘Hemeltje, wat paranoïde. Is dat echt nodig?’
‘Soms. Ze hebben een gevaarlijk vak. Ik benijd ze niet.’
‘Ik zou denken dat het een aangename korte vakantie is om daar te zitten en naar jou te kijken. Hij zal wel lekker bruin zijn.’
‘Dat zitten wachten is het moeilijkste ervan. Zo zitten ze misschien wel een jaar, en dan moeten ze vijf minuten lang voluit in actie komen, vijf minuten die van levensbelang zijn. Maar daar moeten ze het hele jaar elk ogenblik klaar voor zijn. Dat is nogal een belasting. Ik prefereer de aanval verre boven de verdediging.’
‘Ik begrijp nog steeds niet waarom iemand jou iets zou willen doen. Ik bedoel, je bent alleen maar een officier buiten dienst, die een onopvallend leven leidt. Er moeten honderden mensen als jij zijn, zelfs van hoge Vor-afkomst.’
‘Hm.’ Hij had zijn blik op de boot in de verte laten rusten en vermeden antwoord te geven, en was toen opgesprongen. ‘Kom mee. Laten we vader het goede nieuws gaan vertellen.’
Inmiddels begreep ze het. Graaf Pjotr trok haar hand onder zijn arm door en voerde haar mee naar de eetkamer, waar hij een laat souper naar binnen werkte tussen zijn vragen over het laatste verloskundige rapport door, en haar verse heerlijkheden opdrong die hij had meegebracht van het platteland. Ze at gehoorzaam druiven. Na het souper van de graaf, toen ze arm in arm met hem naar de hal liep, werd Cordelia getroffen door het geluid van luide stemmen uit de bibliotheek. De woorden waren gedempt, maar de toon was scherp, kortaf. Cordelia bleef ongerust staan.
Na een ogenblik kwam er een eind aan de… ruzie? De deur van de bibliotheek zwaaide open en er beende een man naar buiten. Cordelia kon Aral en graaf Vortala zien door de opening. Arals gezicht stond strak en zijn ogen vlamden. Vortala, een van ouderdom verschrompelde man met een kalend hoofd met levervlekken en een rand van grijs haar, was tot aan de top van zijn naakte schedel vuurrood. Met een bruusk gebaar wenkte de man zijn wachtende livreibediende, die hem snel en met een uitdrukkingsloos gezicht volgde. De norse man was een jaar of veertig, schatte Cordelia, duur gekleed in de stijl van de hogere kringen, en donkerharig. Hij kreeg een nogal schotelvormig gezicht door een vooruitspringend voorhoofd en een prominent aanwezige kaak, die door zijn neus en snor niet echt overschaduwd werden. Hij was knap noch lelijk, en als hij in een andere stemming was geweest, had je kunnen zeggen dat hij krachtige gelaatstrekken had. Nu keek hij alleen maar zuur. Hij bleef even staan toen hij graaf Pjotr tegenkwam in de hal, en er kon maar net een beleefd knikje af. ‘Vorkosigan,’ zei hij binnensmonds. Een schoorvoetend ‘goedenavond’ lag besloten in zijn krampachtige halve buiginkje.
De oude graaf knikte hem op zijn beurt toe, met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Vordarian.’ Door zijn toon was de naam een vraag. Vordarians mond was strak en hij balde zijn handen onbewust in hetzelfde ritme als waarin hij zijn kaak spande. ‘Let op mijn woorden,’ gromde hij tussen zijn tanden, ‘jij en ik, en elke andere man die iets waard is op Barrayar zullen de dag van morgen betreuren.’ Pjotr perste zijn lippen op elkaar en kreeg een behoedzame trek bij de kraaienpootjes om zijn ogen. ‘Mijn zoon zal zijn afkomst niet verraden, Vordarian.’
‘Jij wilt het niet zien.’ Zijn strakke blik ging over Cordelia en bleef niet lang genoeg op haar rusten om als beledigend opgevat te kunnen worden, maar was wel koel, zeer koel, en wees iedere kennismaking van de hand. Met moeite voldeed hij aan de minimale beleefdheid om gedag te knikken, hij draaide zich om en liep met zijn bediende op zijn hielen de voordeur uit.
Aral en Vortala kwamen te voorschijn uit de bibliotheek. Aral wandelde doelloos de hal in en staarde chagrijnig door de geëtste ruiten naast de voordeur de duisternis in. Vortala legde kalmerend een hand op zijn mouw.
‘Laat hem gaan,’ zei Vortala. ‘We kunnen best zonder zijn stem morgen.’
‘Ik was heus niet van plan achter hem aan te rennen,’ grauwde Aral.
‘Maar bewaar je gevatheid de volgende keer voor mensen die slim genoeg zijn om die te waarderen, goed?’
‘Wie was dat ziedende heerschap?’ vroeg Cordelia op luchtige toon, in een poging de sombere sfeer te verdrijven.
‘Graaf Vidal Vordarian.’ Aral draaide zich van de glazen ruit naar haar en slaagde erin een glimlachje voor haar te produceren. ‘Commodore graaf Vordarian. Ik heb af en toe met hem samengewerkt toen ik deel uitmaakte van de generale staf. Hij is nu een leidsman van wat je zou kunnen noemen de op één na conservatiefste partij op Barrayar; niet de terug-naar-de-tijd-van-de-Afzondering-dwazen, maar, laten we zeggen, degenen die oprecht vrezen dat elke verandering een verandering ten slechte is.’ Hij wierp een steelse blik op graaf Pjotr. ‘Zijn naam is veelvuldig genoemd in speculaties over het aanstaande regentschap,’ zei Vortala. ‘Ik ben een beetje bang dat hij er voor zichzelf op had gerekend. Hij heeft grote moeite gedaan om Kareen voor zich in te nemen.’
‘Hij had Ezar voor zich in moeten nemen,’ zei Aral droog. ‘Nou… misschien draait hij nog bij vóór morgen. Probeer hem morgenochtend weer te bewerken, Vortala… en wat nederiger deze keer, goed?’
‘Het vertroetelen van Vordarians ego zou weleens een volledige dagtaak kunnen zijn,’ bromde Vortala. ‘Hij besteedt te veel tijd aan het bestuderen van zijn stamboom.’ Aral grimaste instemmend. ‘Hij is niet de enige.’
‘Als je hem zo hoort wel,’ gromde Vortala.