ZESTIEN

Illegale groenten. Daar zat Cordelia geamuseerd over na te denken tussen zakken met bloemkolen en dozen met gekweekte brielbessen terw ijl de krakende zweefvrachtrnobiel verder sputterde. Groenten uit liet zuiden, die via een geheime route op weg waren naar Vorbarr Sultana, net als zij. Ze wist bijna zeker dat er ónder die stapel een paar zakken lagen met dezelfde groene kolen waar ze twee of drie w eken geleden mee samen had gereisd en die volgens de vreemde economische wetten van de oorlog rondtrokken.

\aar de districten die onder het bestuur van Vordarian vielen, gold nu een streng uitvoerverbod vanuit de districten die loyaal waren aan Vórkosigan. Hoewel er nog lang geen hongersnood heerste, waren de voedselprijzen i:i de hoofdstad Vorbarr Sultana omhooggeschoten, mede doordat er gehamsterd werd en de winter voor de deur stond. Dus werden arme mensen gestimuleerd om risico’s te nemen. En een arme man die toch al een risico nam, had er geen bezwaar tegen om een paar niet geregistreerde passagiers toe te voegen aan zijn lading, voor een omkoopsom.

Het was Kodelka die het plan had ontwikkeld, nadat hij zijn sterke afkeuring had laten varen en zich bijna ondanks zichzelf had laten meeslepen door hun besprekingen van de strategie. Tiet w as Kodelka die de pakhuizen van de groothandels had gevonden in de stad in het District van Vorinnis, en die de laadperrons was afgelopen op zoek naar onafhankelijke rijders die op pad gingen met hun lading. Maar het was Bothari geweest die de omvang van de omkoopsom had vastgesteld, erbarmelijk weinig naar Cordelia’s maatstaven, maar precies goed voor de rol die /.e nu speelden, van wanhopige plattelandsmensen. ‘Mijn vader was kruidenier,’ had Kodelka stroef uitgelegd toen hij zijn plan aan hen voorlegde. ‘Ik weet wat ik doe.’

Cordelia had zich even afgevraagd wat zijn behoedzame blik op Droesjnakovi betekende, totdat ze zich herinnerde dat Droe’s vader een militair was. Ko had wel gepraat over zijn zuster en zijn moeder, die weduwe was, maar pas op dat moment besefte Cordelia dat Ko bij het ophalen van herinneringen zijn vader had weggelaten uit gêne, niet uit een gebrek aan genegenheid tussen hen. Kodelka had zijn veto uitgesproken over de keuze van een vleeswagen als transportmiddel: ‘Het is waarschijnlijker dat die wordt aangehouden door Vordarians bewakers,’ had hij uitgelegd, ‘zodat ze de chauffeur wat biefstukken kunnen afpersen.’ Cordelia wist niet zeker of hij sprak uit ervaring in het leger of in de voedselbranche, of beide. Ze was in elk geval blij dat ze niet hoefde mee te rijden met weerzinwekkende ingevroren karkassen. Ze kleedden zich zo goed mogelijk voor hun rol door de kleren uit de reistas en die ze aanhadden te verdelen. Bothari en Kodelka speelden twee recent ontslagen veteranen die hun droevige lot wilden verbeteren, en Cordelia en Droe twee vrouwen van het platteland die met hen optrokken. De vrouwen waren uitgedost in een realistisch eigenaardige combinatie van versleten bergkleding en afdankertjes van de rijken die eruitzagen alsof ze gekocht waren in een tweedehands winkel. Ze bereikten de juiste toets van een slechte pasvorm, als vrouwen die de kleding niet nieuw hebben gekocht, door kledingstukken te ruilen. Cordelia sloot uitgeput haar ogen, hoewel ze zeker niet in slaap zou kunnen vallen. De tijd tikte in haar geest. Het had hun twee dagen gekost om tot hier te komen. Zo dicht bij hun doel, zo ver van succes… Ze sperde haar ogen weer open toen de vrachtmobiel tot stilstand kwam en met een dreun op de grond zakte.

Bothari stak zijn hoofd voorzichtig door de opening naar de chauffeurscabine. ‘We gaan er hier uit,’ riep hij zacht. In een rij kwamen ze naar buiten en lieten zich op de rand van de stadsstoep zakken. Hun adem vormde wolkjes in de kou. Het was nog donker, vlak voor zonsopgang, en er waren minder lampen aan dan Cordelia dacht dat er hoorden te zijn. Bothari wuifde de mobiel verder. ‘Ik vond dat we maar niet helemaal moesten meerijden naar de Centrale Markt,’ gromde Bothari. ‘De chauffeur zegt dat het daar wemelt van Vorbohns stadswachten, om deze tijd van de dag, als de nieuwe voorraden binnenkomen.’

‘Verwachten ze voedselrellen?’ vroeg Cordelia.

‘Ongetwijfeld, en ze willen hun eigen aandeel graag bijtijds veilig stellen,’ zei Kodelka. ‘Vordarian zal binnenkort het leger moeten inzetten, voordat de zwarte markt al het voedsel uit het rantsoeneringssysteem zuigt.’ In de ogenblikken dat hij vergat zich uit te geven voor een nep-Vor, gaf Ko blijk van een verbazingwekkend en gedetailleerd inzicht in de economie van de zwarte handel. Hoe zou een kruidenier anders de opleiding hebben kunnen betalen die zijn zoon toegang zou verschaffen tot de zeer prestigieuze Keizerlijke Militaire Academie? Cordelia grinnikte zachtjes en keek naar beide kanten de straat in. Het was een oud deel van de stad, gebouwd vóór de tijd van de hefbuizen, dus er waren geen gebouwen hoger dan zes verdiepingen. Armoedig, met afvoerbuizen en elektriciteit en lichtpijpen die over de gevels liepen, naderhand pas toegevoegd.

Bothari ging voorop en leek te weten waar hij heen ging. De staat van het onderhoud ging er niet op vooruit, in de richting van hun tocht. Straten en stegen werden smaller en er hing een vochtige geur van rotting, met af en toe een vleugje urine. Er waren steeds minder straatlantaarns. Droe liet haar schouders hangen. Kodelka greep zijn stok stevig vast.

Bothari bleef staan voor een smalle, slecht verlichte deur met een handgeschreven bord, kamers, erboven. ‘Dit lijkt me wel wat.’ De deur, een oud niet-automatisch exemplaar dat aan scharnieren hing, was op slot. Hij rammelde eraan en klopte toen. Na lange tijd ging er een klein deurtje in de deur open, en wantrouwige ogen gluurden naar buiten. ‘Wat wil je?’

‘Kamers.’

‘Op dit uur? Vergeet het maar.’

Bothari trok Droe naar voren. De strook licht uit de opening speelde over haar gezicht.

‘Hm,’ gromde de stem, gedempt door de deur. ‘Nou…’ Wat gerinkel van kettingen, het knarsende geluid van metaal, en de deur zwaaide open.

Ze dromden een nauw halletje in met daarin een trap, een bureau en een poort die toegang bood tot een donkere kamer. Hun gastheer werd nog knorriger toen hij hoorde dat ze met z’n vieren maar één kamer wilden. Maar hij was niet verbaasd; blijkbaar verleende hun echte wanhoop hun voorgewende armoede een overtuigend tintje. Met de twee vrouwen en vooral Kodelka in het gezelschap, leek niemand de conclusie te trekken dat ze geheim agenten waren.

Ze installeerden zich in een nauw, goedkoop bovenkamertje en Ko en Droe mochten als eersten de bedden gebruiken. Terwijl het ochtendgloren door het raam naar binnen sijpelde, volgde Cordelia Bothari terug naar beneden om iets te eten te zoeken.

‘Ik had moeten beseffen dat we proviand mee hadden moeten nemen, naar een belegerde stad,’ mompelde Cordelia.

‘Zo erg is het nog niet,’ zei Bothari. ‘Eh… het is beter als u niets zegt, mevrouw. Uw accent.’

‘Juist. In dat geval moet jij maar proberen een gesprek aan te knopen met die man, als dat lukt. Ik wil horen hoe er hier tegen de toestand wordt aangekeken.’

Ze vonden de herbergier, of wat hij ook was, in het kamertje achter de boog, dat te oordelen naar de aanwezige bar en de paar gehavende tafels met stoelen, dienst deed als bar en eetzaal. De man verkocht hun met tegenzin wat luchtdicht verpakt voedsel en flesjes drinken tegen een exorbitant hoge prijs terwijl hij klaagde over de rantsoenering en viste naar informatie over hen.

‘Ik heb dit tochtje al maanden willen maken,’ zei Bothari, die tegen de bar leunde, ‘maar die verdomde oorlog heeft het steeds verpest.’ De herbergier maakte een aanmoedigend geluid, van de ene ondernemer naar de andere. ‘O? Wat is je handel?’

Bothari likte langs zijn lippen en kneep zijn ogen peinzend half dicht.

‘Heb je die blondine gezien?’

‘Ja?’

‘Maagd.’

‘Kan niet. Te oud.’

‘Jazeker wel. En ze kan doorgaan voor klasse, die. We zouden haar verkopen aan een of andere Vor-heer op het Winterfeest. Dan hadden we een flinke duit gemaakt. Maar ze zijn allemaal de stad uit. Ik kan een rijke koopman proberen, natuurlijk. Maar dat zal ze niet leuk vinden. Ik heb haar een echte edelman beloofd.’ Cordelia verborg haar mond achter haar hand en probeerde geen aandacht trekkende geluiden te produceren. Het was maar goed dat Droe er niet bij was om Bothari’s idee van een dekmantel te horen. Goede god. Betaalden Barrayaraanse mannen werkelijk voor het voorrecht om die seksuele marteling uit te voeren op oningewijde vrouwen? De herbergier wierp een blik op Cordelia. ‘Als je haar alleen laat met je partner zonder haar chaperonne, loop je de kans kwijt te raken wat je wou verkopen.’

‘Nee,’ zei Bothari. ‘Hij zou wel willen als hij kon, maar hij is een keer getroffen door een zenuwvernietiger. Onder de gordel, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij is afgekeurd.’

‘En waarom ben jij uit dienst?’

‘Met een rood paspoort ontslagen.’

Dit was geheimtaal voor: wegwezen, of anders mag je voortaan dwangarbeid verrichten, had Cordelia begrepen; het ultieme lot van chronische onruststokers die net, maar dan ook net, nog geen misdrijf hadden begaan.

‘Hang jij rond met een spasticus?’ De herbergier gaf een rukje met zijn hoofd in de richting van hun bovenkamer en de daar aanwezigen. ‘Hij is het brein achter de onderneming.’

‘Niet al te veel brein, om hierheen te komen en te proberen om die zaak nu af te handelen.’

‘Nee. Ik denk dat ik hier een betere prijs voor dat lekkere vlees had kunnen maken als ik haar had laten slachten en er een sausje over had gegoten.’

‘Dat heb je goed door,’ fulmineerde de herbergier somber, met een blik op het voedsel dat voor Cordelia op de bar lag gestapeld. ‘Maar ze is te goed om te verkwanselen. Ik zal iets anders moeten vinden, totdat deze puinzooi achter de rug is. Een beetje tijd doden. Misschien wil er iemand een gorilla inhuren…’ Bothari’s stem stierf weg. Had hij geen inspiratie meer?

De herbergier bekeek hem met belangstelling. ‘Ja? Ik heb iets op het oog waar ik wel een, eh, soort uitvoerder voor kan gebruiken. Ik ben al een week lang bang dat iemand anders er eerder mee aan de haal gaat. Jij zou precies kunnen zijn wat ik nodig heb.’

‘Ja?’

De herbergier boog zich vertrouwelijk over de bar heen. ‘Die jongens van graaf Vordarian geven vette beloningen, daar bij de KeiVei, voor informatie die leidt tot een aanhouding. Nou zou ik normaal niks met de KeiVei te maken willen hebben, je weet nooit wie er deze week de baas van is, maar verderop in de straat heeft een rare kerel een kamer gehuurd. En hij blijft binnen, behalve als hij eten gaat halen, meer eten dan één man op kan… Hij heeft daar iemand bij zich die niemand ooit te zien krijgt. En hij is in elk geval niet een van ons. Ik heb het gevoel dat hij misschien wel… waarde heeft voor iemand.’ Bothari fronste nadenkend. ‘Het kan gevaarlijk zijn. Als admiraal Vorkosigan de stad weer overneemt, zullen ze heel hard op zoek gaan naar dat lijstje informanten. En jij hebt een adres.’

‘Maar jij blijkbaar niet. Als jij stroman bent, kan ik je tien procent van de opbrengst geven. Ik denk dat het een grote is, die kerel. Hij is in elk geval doodsbang.’

Bothari schudde zijn hoofd. ‘Ik ben een tijdje op het platteland geweest, en toen kwam ik hier… Ruik jij het niet, hier in de stad? De nederlaag, man. Vordarians mensen zien eruit als levende doden. Ik zou maar heel goed over dat lijstje nadenken, als ik jou was.’ De mond van de herbergier werd smal van frustratie. ‘Hoe dan ook, deze gelegenheid zal geen eeuwigheid blijven bestaan.’ Cordelia greep Bothari s arm en fluisterde in zijn oor: ‘Speel het spelletje mee. Probeer erachter te komen wie het is. Het kan een bondgenoot zijn.’ Na even te hebben nagedacht, voegde ze eraan toe: ‘Vraag vijftig procent.’

Bothari richtte zich weer op en knikte. ‘Fifty-fifty,’ zei hij tegen de herbergier. ‘Voor het risico.’

De herbergier fronste naar Cordelia, maar met eerbied. Hij zei schoorvoetend: ‘Vijftig procent van iets is altijd nog beter dan honderd procent van niets, neem ik aan.’

‘Kun je ervoor zorgen dat ik die kerel te zien krijg?’ vroeg Bothari. ‘Misschien.’

‘Hier, vrouwmens.’ Bothari stapelde de pakjes eten in Cordelia’s armen. ‘Breng deze naar de kamer.’

Cordelia schraapte haar keel en deed een poging liet: bergaccent te imiteren. ‘Wees jij maar voorzichtig. Die stadsman neemt je te pakken.’

Bothari schonk de herbergier een verontrustende grijns. ‘(3, die zou niet proberen een ouwe veteraan te bedriegen. Niet meer dan eens.’ De herbergier glimlachte zenuwachtig terug.

Cordelia lag onrustig te dommelen en schrok wakker toen Bothari hun kamertje weer binnenkwam. Hij keek zorgvuldig’ naar beide zijden de gang in voordat hij de deur achter zich sloot. Zijn gezicht stond grimmig.

‘En, sergeant? Wat heb je ontdekt?’ Wat moest ze doen als de onderduiker iemand bleek te zijn met het strategische belang van, zeg, admiraal Kanzian? De gedachte joeg haar angst aan. Hoe kon ze haar privémissie niet opgeven als het kristalhelder was dat er grotere belangen op het spel stonden? Ko op zijn veldbed op de vloer en Droe op het andere bed richtten zich allebei op hun ellebogen op om te luisteren terwijl ze de slaap uit hun ogen knipperden. ‘Het is heer Vorpatril. Met vrouwe Vorpatril.’

‘O, nee.’ Ze ging rechtop zitten. ‘Weet je dat zeker?’

‘Heel zeker.’

Ko krabde over zijn schedel; zijn haar stond overeind van het slapen. ‘Heb je contact met hen gelegd?’

‘Nog niet.’

‘Waarom niet?’

‘Het is de keuze van vrouwe Vorkosigan. Of we van onze oorspronkelijke plannen afwijken.’

En dan te bedenken dat ze naar het leiderschap had verlangd. ‘Heb je de indruk dat het goed met ze gaat?’

‘Ze leven, en houden zich gedeisd. Maar die klootzak beneden kan nauwelijks de enige zijn die ze in de gaten heeft. Ik heb hem voorlopig wel even vastgenageld, maar er kan elk moment iemand anders hebberig worden.’

‘Enig teken van de baby?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Die heeft ze nog niet gehad.’

‘Dan is hij over tijd! Ze was uitgerekend voor ruim twee weken geleden. Wat hels.’ Ze zweeg even. ‘Denk je dat we de stad samen zouden kunnen ontvluchten?’

‘Hoe meer mensen in een gezelschap, hoe opvallender,’ zei Bothari langzaam. ‘En ik heb een glimp van vrouwe Vorpatril opgevangen. Ze is zeer opvallend. De mensen zouden haar opmerken.’

‘Ik zie niet in hoe het hun situatie zou verbeteren als ze zich op dit moment bij ons aansluiten. Hun dekmantel heeft al een paar weken gewerkt. Als we succes hebben in de residentie, kunnen we misschien proberen ze op de terugweg op te halen. Of in elk geval kunnen we Illyan een paar van zijn agenten laten sturen om ze te helpen, als we terug zijn…’ Verdomme. Als ze op een officiële missie was, zou ze precies de contacten hebben die de Vorpatrils nodig hadden. Maar ja, als ze op een officiële missie was, zou ze hier ongetwijfeld nooit terecht zijn gekomen. Ze zat na te denken. ‘Nee. Nog geen contact. Maar we moeten wel iets doen om onze vriend beneden te ontmoedigen.’

‘Dat heb ik al gedaan,’ zei Bothari. ‘Ik heb hem verteld dat ik wist waar ik een betere prijs kon krijgen, zonder mijn leven op het spel te zetten. Misschien kunnen we hem omkopen om ons te helpen.’

‘Vertrouw je hem?’ vroeg Droesjnakovi weifelend. Bothari trok een grimas. ‘Zolang ik hem zie. Ik zal proberen een oogje op hem te houden zolang we hier zijn. Er is nog iets. Ik heb een uitzending op zijn beeldpaneel in de achterkamer opgevangen. Vordarian heeft zichzelf gisteravond tot keizer uitgeroepen.’ Ko vloekte. ‘Dus hij heeft het eindelijk gedaan.’

‘Maar wat betekent het?’ vroeg Cordelia. ‘Heeft hij het gevoel dat hij sterk is of is het een wanhoopsdaad?’

‘Een vertwijfelde poging om de ruimtetroepen over te halen, denk ik,’ zei Ko.

‘Zal het echt meer mensen aantrekken dan het afstoot?’ Ko schudde zijn hoofd. ‘Wij zijn heel bang voor chaos, op Barrayar. We hebben er ervaring mee. Die was niet prettig. Het Keizerrijk wordt gezien als bron van orde sinds Dorca Vorbarra de macht van de oorlogvoerende graven heeft gebroken en de planeet heeft verenigd. Keizer is hier echt een woord met kracht.’

‘Voor mij niet,’ zei Cordelia met een zucht. ‘Laten we maar gaan uitrusten. Misschien is het morgen om deze tijd allemaal voorbij.’ Een hoopvolle of een gruwelijke gedachte, afhankelijk van hoe je hem opvatte. Ze telde de uren voor de zoveelste keer; nog één dag om binnen te dringen in de residentie, twee om terug te komen in het gebied van Vorkosigan… Niet veel marge. Ze voelde zich alsof ze vloog, steeds sneller. En geen ruimte meer had om te draaien.

De laatste kans om de hele onderneming af te blazen. Een fijne motregen zorgde ervoor dat het vroeg donker werd in de stad. Cordelia staarde door het vuile raam de glanzende straat in, met strepen op het wegdek van de weerschijn van een paar zwakke straatlantaarns met een amberkleurig halo erom. Er haastten zich maar enkele ineengedoken gestaltes voorbij, met hun hoofd naar beneden. Het was alsof de oorlog en de winter de laatste adem van de herfst hadden opgezogen en een dodelijke stilte uitbliezen. Zenuwen, hield Cordelia zichzelf voor, en ze rechtte haar rug en nam haar kleine gezelschap mee de trap af. Het bureau was verlaten. Cordelia besloot net om formaliteiten als uitchecken maar te vergeten — ze hadden per slot van rekening vooruitbetaald — toen de herbergier door de voordeur binnen kwam stampen, koude druppels van zijn jas schuddend en vloekend. Hij kreeg Bothari in het oog.

‘Jij daar! Het is allemaal jouw schuld, laffe klootzak. We hebben de kans gemist, we hebben hem verdomme gemist, en nu strijkt iemand anders de poen op. Die beloning had van mij kunnen zijn, had van mij moeten zijn…’

Het getier van de herbergier eindigde met een dreun toen Bothari hem tegen de muur drukte. De tenen van de man strekten zich uit naar de vloer terwijl Bothari’s plotseling woeste gezicht zich dicht naar het zijne boog. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Een peloton van Vordarian heeft die kerel opgepakt. Tk geloof dat hij ze ook naar zijn partner heeft geleid.’ De stem van de herbergier aarzelde tussen woede en angst. ‘Ze hebben ze allebei, en ik heb niets!’

‘Hebben ze ze?’ herhaalde Cordelia geschrokken. ‘Ze zijn ze nu aan het oppakken, verdomme.’

Er zou nog een kans kunnen zijn, besefte Cordelia. Of het een overwogen beslissing of een tactische impuls was, deed nu nauwelijks ter zake. Ze greep een bedwelmer uit de tas; Bothari stapte achteruit en ze liet de herbergier bevriezen waar hij stond, met zijn mond open. Bothari schoof zijn bewegingloze gestalte achter het bureau. ‘We moeten proberen ze los te krijgen. Droe, haal de rest van de wapens te voorschijn. Sergeant, breng ons erheen. Rennen!’ En zo rende ze dus door een straat naar een voorval toe waar elke verstandige Barrayaraan hard van zou wegrennen, een nachtelijke arrestatie door veiligheidstroepen. Droe holde naast Bothari; Ko, die de tas droeg, bleef achter. Cordelia wilde dat de mist dikker was. De schuilplaats van de Vorpatrils bleek twee blokken verderop en een zijstraat in te zijn, in een sjofel smal gebouw dat veel leek op hetgene waarin zij de dag hadden doorgebracht. Bothari stak een hand op, en ze gluurden voorzichtig om de hoek en trokken zich toen terug. Er stonden twee grondmobielen van de Veiligheidsdienst voor het hotelletje geparkeerd, die de ingang blokkeerden. Afgezien van henzelf was het vreemd stil op straat. Kodelka kwam hun hijgend achterop. ‘Droesjnakovi,’ zei Bothari, ‘loop een blok om. Neem een positie in van waaruit je met kruisvuur de andere kant van die grondmobielen dekt. Kijkuit, ze hebben vast mannen bij de achterdeur.’

Ja, straattactiek was duidelijk Bothari’s roeping. Droe knikte, controleerde of haar wapens geladen waren en liep achteloos de hoek om, zonder ook maar om te kijken. Toen ze eenmaal buiten het gezichtsveld van de vijand was, ging haar tred vloeiend over in een geluidloze looppas.

‘We moeten een betere positie zien te krijgen,’ mopperde Bothari terwijl hij het opnieuw waagde zijn hoofd om de hoek te steken. ‘Ik zie geen moer.’

‘Een man en een vrouw lopen door de straat,’ bedacht Cordelia wanhopig. ‘Ze blijven voor een deur staan om te praten. Ze staren nieuwsgierig naar de veiligheidsmannen, die in beslag worden genomen dooide arrestatie die ze aan het verrichten zijn… Zouden we geloofwaardig zijn?’

‘Niet lang,’ zei Bothari. ‘Ze zullen onze energiewapens op hun scanners zien. Maar we maken een betere kans dan twee mannen. Als het eenmaal gebeurt, gaat het snel. Misschien kunnen we de schijn net lang genoeg ophouden. Luitenant, dek ons hiervandaan. Hou de plasmaboog bij de hand, dat is het enige dat we hebben om een voertuig tegen te houden.’

Bothari stopte zijn zenuwvernietiger uit het zicht, onder zijn jasje. Cordelia duwde haar bedwelmer tussen de tailleband van haar rok en stak haar hand door Bothari’s arm. Ze wandelden de hoek om. Dit was een bijzonder dom idee, besloot Cordelia terwijl ze haar stappen aanpaste aan de tred van Bothari’s laarzen. Ze hadden uren geleden in een hinderlaag moeten gaan liggen als ze zoiets als dit hadden willen proberen. Of ze hadden Padma en Alys uren geleden hier wegmoeten halen. Hoe lang geleden zou Padma gesignaleerd zijn? Waren ze misschien in een lang geleden opgezette val gelopen en zouden ze met elkaar ten onder gaan?Geen misschiens. Hou je aandacht bij het heden.

Bothari ging langzamer lopen toen ze een diep, donker portiek naderden. Hij trok haar mee erin en leunde met zijn arm tegen de muur dicht naar haar over. Ze waren nu dicht genoeg bij de plek van de arrestatie om stemmen op te vangen. Flarden van gekraak over de comlinks waren duidelijk hoorbaar in de vochtige lucht. Net op tijd. Ondanks zijn sjofele overhemd en afgedragen broek herkende Cordelia de donkerharige man die door één bewaker tegen de grondauto werd gedrukt onmiddellijk als kapitein Vorpatril. Zijn gezicht werd ontsierd door een geschaafde, bloedende kneuzing en gezwollen lippen, die waren weggetrokken in een stereotype door snel-penta veroorzaakte glimlach. De glimlach gleed over in een angstige uitdrukking en weer terug, en zijn gegiechel werd gesmoord in gejammer.

In het zwart geklede veiligheidsmensen duwden een vrouw de deur van het hotelletje uit en de straat op. De aandacht van de andere mannen werd door haar getrokken; die van Cordelia en Bothari ook. Alys Vorpatril droeg alleen een nachtjapon en een ochtendjas, en haar blote voeten waren in lage schoenen gestoken. Haar donkere haar hing los en golfde wild om haar witte gezicht; ze zag eruit als een vrouw die buiten zinnen was. Ze was inderdaad opvallend zwanger, en haar zwarte ochtendjas viel open rond haar buik, enkel bedekt door de witte nachtjapon. De bewaker die haar voortduwde, hield haar armen achter haar rug; ze had haar benen wijd en haar voeten naar buiten gedraaid om in evenwicht te blijven.

De gardecommandant, een kolonel, controleerde een rapportscherm. ‘Dat is het dan. De heer en de erfgenaam.’ Zijn blik vestigde zich op de buik van Alys Vorpatril; hij schudde zijn hoofd alsof hij een gedachte verdreef en sprak in zijn comlink. ‘We trekken ons terug, jongens, we zijn klaar hier.’

‘Wat moeten we hier in godsnaam mee beginnen, kolonel?’ vroeg zijn luitenant slecht op zijn gemak. In zijn stem waren fascinatie en ontzetting versmolten en hij liep naar vrouwe Vorpatril en tilde haar nachtjapon hoog op. Ze was dikker geworden in de afgelopen twee maanden: haar kin en borsten waren rond, haar dijen breder, en haar buik stak naar voren. Hij prikte met een nieuwsgierige vinger diep in dat zachte witte vlees. Ze stond zwijgend te beven, haar gezicht was vuurrood van woede over zijn brutaliteit en in haar donkere ogen schitterden tranen van angst. ‘Onze orders zijn om de heer en de erfgenaam te doden. Ze zeggen niets over haar. Is het de bedoeling dat we gaan zitten wachten? Persen? Haar opensnijden? Of’ — en zijn stem werd overredend — ‘nemen we haar gewoon mee naar het hoofdkwartier?

De bewaker die haar van achteren vasthield, grijnsde en drukte zijn heupen tegen haar billen, zogenaamde stoten met een niet mis te verstane betekenis. ‘We hoeven haar toch niet meteen terug te brengen? Ik bedoel, dit is Vor-vlees. Wat een buitenkansje.’

De kolonel staarde hem aan en spoog vol afkeer. ‘Korporaal, u bent pervers.’

Cordelia besefte met een schok dat de geboeide aandacht van Bothari voor het tafereel voor hun ogen niet langer van tactische aard was. Hij was zeer geprikkeld. Zijn ogen leken glazig te worden terwijl ze naar hem keek; zijn lippen weken uiteen.

De kolonel duwde zijn comlink in zijn zak en trok zijn zenuwvernietiger. ‘Nee.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘We doen dit snel en netjes. Opzij, korporaal.’

Eigenaardige daad van barmhartigheid…

De bewaker schopte Alys behendig in haar knieën en liet haar zakken terwijl hij achteruitstapte. Ze zwaaide haar handen naar voren, te laat om haar dikke buik een harde smak te besparen. Padma Vorpatril jammerde door zijn snel-pentanevel. De kolonel bracht zijn zenuwvernietiger omhoog en aarzelde, alsof hij twijfelde of hij op haar hoofd of op haar lijf zou richten.

‘Dood ze,’ siste Cordelia in Bothari’s oor, terwijl ze haar bedwelmer trok en vuurde.

Bothari schrok niet alleen wakker, maar schoot direct door naar het andere uiterste; het schot van zijn zenuwvernietiger raakte de kolonel op hetzelfde moment als de straal van Cordelia’s bedwelmer deed, terwijl zij die eerder had getrokken. Toen bewoog hij, een donkere vlek die achter een geparkeerd voertuig sprong. Hij loste twee schoten, blauwe flitsen die de lucht elektriseerden; er vielen nog twee gardesoldaten neer terwijl de rest dekking zocht achter hun grondmobielen.

Alys Vorpatril, die nog steeds op straat lag, rolde zich op tot een strakke bal in een poging haar buik te beschermen met haar armen en benen. Padma Vorpatril, beneveld door de snel-penta, wankelde verward met uitgestrekte armen naar haar toe, blijkbaar met een gelijksoortig idee in gedachten. De luitenant van de garde, die over de grond rolde in de richting van dekking, bleef liggen om zijn zenuwvernietiger op de radeloze man te richten.

Dat de luitenant stil bleef liggen om goed te richten, werd hem fataal; het kruisvuur van Droesjnakovi’s zenuwvernietiger en de straal van Cordelia’s bedwelmer ontmoetten elkaar op zijn lijf… een milliseconde te laat. Het schot uit zijn zenuwvernietiger raakte Padma Vorpatril midden op zijn achterhoofd. Er spatten blauwe vonken in het rond, zijn donkere haar lichtte oranje op, en Padma’s lichaam boog zich in een hevige stuiptrekking en viel toen kronkelend op de grond. Alys Vorpatril jammerde, een korte scherpe kreet die werd afgesneden doordat haar adem stokte. Op haar handen en knieën leek ze een ogenblik lang te verstijven, aarzelend of ze zou proberen naar hem toe te kruipen, of weg.

Droesjnakovi’s positie voor haar kruisvuur was perfect. De laatste gardesoldaat werd gedood terwijl hij probeerde de kap van de gewapende grondmobiel omhoog te krijgen. Een chauffeur, die beschut zat in het tweede voertuig, was zo verstandig om te proberen met volle snelheid weg te rijden. Het schot van Kodelka’s plasmaboog, die op de hoogste stand stond, sloeg in in de grondmobiel terwijl die de hoek om vloog. Hij slipte ongecontroleerd, slingerde en liet een spoor van vonken na, en sloeg toen te pletter tegen de zijmuur van een stenen gebouw.

Ja, en was mijn hele strategie voor deze missie niet gebaseerd op onze onzichtbaarheid, dacht Cordelia verward, en ze rende naar voren. Zij en Droesjnakovi bereikten Alys Vorpatril op hetzelfde moment; samen hesen ze de sidderende vrouw op haar benen.

‘We moeten maken dat we hier wegkomen,’ zei Bothari terwijl hij overeind kwam uit zijn hurkende schiethouding en naar hen toe liep. ‘En snel ook,’ beaamde Kodelka, die aan kwam hinken en om zich heen keek naar de plotselinge en spectaculaire slachting. Het was verbazend stil in de straat. Dat zou niet lang meer duren, vermoedde Cordelia.

‘Deze kant op.’ Bothari wees een steeg in, smal en donker. ‘Rennen.’

‘Moeten we niet proberen om die mobiel te nemen?’ Cordelia wees naar het voertuig, waar de lijken overheen hingen.

‘Nee. Dat kunnen ze opsporen. En het is te groot voor waar wij heen gaan.’

Cordelia wist niet zeker of de verwilderd kijkende, huilende Alys in staat was om ook maar een paar meter te rennen, maar ze stopte haar bedwelmer terug tussen haar tailleband en pakte een van de armen van de zwangere vrouw. Droe pakte de andere en samen voerden ze haar mee achter de sergeant aan. In elk geval was Kodelka nu niet meer de langzaamste van het gezelschap.

Alys huilde, naar niet hysterisch; ze keek maar eenmaal over haar schouder om naar het lichaam van haar man, en concentreerde zich toen grimmig op het rennen. Dat kon ze niet goed. Ze was hopeloos uit evenwicht en had haar armen om haar buik geslagen in een poging de schokken van haar zware tred op te vangen. ‘Cordelia,’ hijgde ze. Een teken van herkenning; er was geen tijd of adem voor vragen of verklaringen.

Ze waren niet meer dan drie blokken verder gestrompeld toen Cordelia sirenes begon te horen uit de buurt die ze ontvluchtten. Maar Bothari leek alles weer onder controle te hebben en niet in paniek te zijn. Ze doken opnieuw een smal steegje in, en Cordelia besefte dat ze in een stadswijk waren aangekomen zonder straatlantaarns of wat voor verlichting dan ook. Ze spande haar ogen in in de mistige schaduw. Plotseling bleef Alys staan, en Cordelia kwam glijdend tot stilstand, waardoor ze de vrouw bijna van haar voeten trok. Alys stond een halve minuut voorovergebogen te hijgen.

Cordelia besefte dat onder de bedrieglijke vetlaag de buik van Alys zo hard als een steen was; de achterkant van haar ochtendjas was doorweekt van het vocht. ‘Heb je weeën?’ vroeg ze. Ze wist niet waarom ze dat vroeg, want het antwoord was overduidelijk. ‘Dit is al… anderhalve dag aan de gang,’ bracht Alys moeizaam uit. Ze leek niet in staat te zijn zich op te richten. ‘Ik geloof dat mijn water is gebroken, daarnet, toen die klootzak me op de grond gooide. Tenzij het bloed is… maar ik zou al buiten westen moeten zijn als dat allemaal bloed was. Het doet nu veel meer pijn…’ Haar ademhaling kalmeerde; ze trok met moeite haar schouders naar achteren. ‘Hoe lang duurt het nog?’ vroeg Ko geschrokken. ‘Hoe moet ik dat weten? Ik heb dit nog nooit eerder gedaan. Ik heb er net zo weinig idee van als jij,’ snauwde vrouwe Vorpatril. Hete woede om koude angst te verdrijven. Maar er was niet genoeg warmte, een kaarsvlam tegen een sneeuwstorm.

‘Niet erg lang meer, zou ik zeggen,’ klonk Bothari’s stem uit het donker. ‘We moeten een schuilplaats zoeken. Kom mee.’ Vrouwe Vorpatril kon niet meer rennen, maar was in staat tot een snelle waggelgang, waarbij ze om de twee minuten machteloos bleef staan. Daarna werd dat om de minuut.

‘Ze haalt dat hele eind niet,’ mompelde Bothari. ‘Wacht hier.’ Hij verdween in een zij… steeg? Alle doorgangen hier leken stegen te zijn, koud en stinkend, veel te smal voor grondmobielen. Ze waren precies twee mensen tegengekomen in de doolhof, die als een hoopje ineengedoken tegen de muur in een steeg zaten, en waren voorzichtig om hen heen gestapt.

‘Kunt u niets doen om het, zeg maar, tegen te houden?’ vroeg Ko, die toekeek hoe vrouwe Vorpatril zich weer vooroverboog. ‘We moeten… een dokter zien te vinden of zo.’

‘Daarvoor is die idoot van een Padma naar buiten gegaan,’ bracht Alys uit. ‘Ik heb hem gesmeekt niet te gaan… O, god!’ Een ogenblik later vervolgde ze, op een verrassend rustige conversatietoon: ‘De volgende keer dat je je hart uit je lijf staat te kotsen, Ko, is het misschien een idee om gewoon je mond dicht te doen en te slikken… Dit is nou niet bepaald een vrijwillig gebeuren!’ Ze richtte zich weer op, hevig rillend.

‘Ze heeft geen dokter nodig, maar een plek waar ze kan liggen,’ sprak Bothari vanuit de schaduw. ‘Deze kant op.’

Hij nam hen een klein stukje mee naar een houten deur in een oude, massieve gepleisterde muur, die dichtgespijkerd was geweest. Zo te zien aan de verse splinters had hij hem zojuist opengetrapt. Toen ze eenmaal binnen waren en de deur weer stevig dicht hadden geduwd, durfde Droesjnakovi eindelijk een handlamp uit de tas te halen. Die verlichtte een kleine, lege, vuile kamer. Bothari sloop snel langs de omtrek. Twee binnendeuren waren lang geleden opengebroken, maar daarachter was alles doodstil en donker en blijkbaar verlaten. ‘We zullen het ermee moeten doen,’ zei Bothari.

Cordelia vroeg zich af wat ze nu in godsnaam moesten doen. Ze wist nu alles over placentaoverplaatsingen en bevallen door middel van een operatie, maar voor de zogenaamde normale geboorte moest ze op enkel theorie vertrouwen. Alys Vorpatril had waarschijnlijk nog minder idee van de biologische processen, Droe nog minder, en Ko was regelrecht hopeloos. ‘Heeft iemand hier weleens zoiets van nabij meegemaakt?’

‘Ik niet,’ mompelde Alys. Hun blikken ontmoetten elkaar iets te veelbetekenend.

‘Je staat er niet alleen voor,’ zei Cordelia vastberaden. Vertrouwen zou moeten leiden tot ontspanning, en die zou ook weer ergens toe moeten leiden. ‘We zullen allemaal helpen.’

Bothari zei eigenaardig schoorvoetend: ‘Mijn moeder fungeerde vroeger weleens als vroedvrouw. Soms sleepte ze me mee om te helpen. Er is niet zo heel veel aan.’

Cordelia hield haar wenkbrauwen onder controle. Dat was de eerste keer dat ze de sergeant een woord hoorde zeggen over een van zijn ouders.

De sergeant zuchtte, omdat hij uit hun blikken duidelijk kon opmaken dat hij zojuist de leiding op zich had genomen. ‘Geef me je jasje, Ko.’ Kodelka stond het kledingstuk galant af en maakte aanstalten om het om de bevende vrouwe Vorpatril te slaan. Hij keek een tikje ontsteld toen de sergeant zijn eigen jasje om de schouders van vrouwe Vorpatril sloeg, Kodelka’s jasje op de vloer legde en haar er met haar heupen op liet gaan liggen. Ze zag er minder bleek uit toen ze lag, minder alsof ze op het punt stond flauw te vallen. Maar haar adem stokte en toen schreeuwde ze het uit doordat haar buikspieren weer verkrampten.

‘Blijf bij me, vrouwe Vorkosigan,’ mompelde Bothari tegen Cordelia. Waarom? vroeg Cordelia zich af, maar ze besefte de reden toen hij neerknielde en voorzichtig de nachtjapon van Alys Vorpatril omhoogduwde. Hij wil mij in de buurt als controlemechanisme. Maar door het doden leek die afschuwelijke golf van lust die zijn gezicht in de straat zo had verwrongen, te zijn weggeëbd. Nu was zijn blik alleen normaal geïnteresseerd. Gelukkig was Alys Vorpatril te veel met zichzelf bezig om te merken dat Bothari’s poging tot een professionele, koele gelaatsuitdrukking niet helemaal lukte.

‘Het hoofd van de baby is nog niet te zien,’ rapporteerde hij. ‘Maar dat zal niet lang meer duren.’

Weer een kramp, en hij keek vaag om zich heen en vervolgde: ‘Ik denk dat u beter niet kunt schreeuwen, vrouwe Vorpatril. Ze zullen nu wel naar ons op zoek zijn.’

Ze knikte begrijpend en wuifde wanhopig met een hand. Droe had haar door, rolde een lapje stof op tot een soort koord en gaf haar dat om op te bijten.

En verder veranderde er niets, wee na wee. Alys zag er volkomen gemangeld uit en huilde heel zachtjes, niet in staat om de herhaaldelijke pogingen van haar lijf om zich binnenstebuiten te keren lang genoeg te onderdrukken om op adem te komen of haar evenwicht te hervinden. De kruin van de baby was nu te zien, met donker haar, maar het hoofdje leek er niet verder uit te kunnen.

‘Hoe lang hoort dit eigenlijk te duren?’ vroeg Ko, met een stem die kalm bedoeld was, maar er zeer ongerust uitkwam.

‘Ik geloot dat hij het wel prettig vindt waar hij is,’ zei Bothari. ‘Hij wil helemaal niet naar buiten komen in de kou.’ Dit grapje drong zowaar tot Alys door. Haar snikkende ademhaling veranderde niet, maar haar ogen lichtten op in een moment van dankbaarheid. Bothari knielde, fronste oordeelkundig, liep op zijn hurken om haar heen naar haar zij, legde een grote hand op haar buik en wachtte tot de volgende kramp. Toen drukte hij.

Het hoofdje van de baby floepte in een oogwenk tussen vrouwe Vorpatrils bebloede dijen naar buiten.

‘Zo,’ zei de sergeant, en hij klonk nogal tevreden. Kodelka keek oprecht geïmponeerd.

Cordelia pakte het hoofdje tussen haar handen en hielp het lijfje naar buiten bij de volgende wee. Het jongetje kuchte tweemaal, nieste als een jong katje in de eerbiedige stilte, ademde in, werd roze en stootte een oorverdovende kreet uit. Cordelia liet hem bijna vallen. Bothari vloekte vanwege de herrie. ‘Geef me je degenstok, Ko.’ Vrouwe Vorpatril keek verwilderd op. ‘Nee! Geef hem aan mij, ik zal hem wel stil krijgen!’

‘Dat was niet wat ik in gedachten had,’ zei Bothari met enige waardigheid. ‘Hoewel het wel een idee is,’ voegde hij eraan toe toen het gejammer aanhield. Hij haalde de plasmaboog te voorschijn en verhitte de degen even, op de laagste stand. Hij steriliseerde hem, besefte Cordelia.

De placenta volgde de navelstreng bij de volgende wee, een slordig hoopje op Ko’s jasje. Ze staarde met heimelijke fascinatie naar de overbodig geworden versie van het ondersteunende orgaan dat in haar eigen geval met zoveel zorg omgeven was geweest. Tijd. Deze redding heeft zoveel tijd gekost. Wat heeft Miles nu nog voor kans? Had ze zojuist het leven van haar zoon ingeruild voor dat van de kleine Ivan? De niet zo erg kleine Ivan, eigenlijk; geen wonder dat hij zijn moeder zoveel problemen had bezorgd. Alys moest wel gezegend zijn met een ongebruikelijk wijde bekkengordel, anders had ze deze nachtmerrieachtige avond nooit overleefd.

Nadat de navelstreng wit was geworden, sneed Bothari hem door met de gesteriliseerde kling, en Cordelia legde zo goed als ze kon een knoop in het rubberachtige ding. Ze veegde de baby schoon, wikkelde hem in hun reservehemd en legde hem uiteindelijk in de uitgestrekte armen van Alys.

Alys keek naar de baby en begon weer te huilen, met onderdrukte snikken. ‘Padma zei… dat ik de beste dokters zou hebben. Padma zei… dat het geen pijn zou doen. Padma zei dat hij bij me zou blijven… Verdomme, Padma!’ Ze drukte Padma’s zoon tegen zich aan. Op een andere, enigszins verraste toon vervolgde ze: ‘Au!’ De baby’s mond had haar borst gevonden en had blijkbaar een greep als een barracuda. ‘Goede reflexen,’ merkte Bothari op.

Загрузка...