EPILOOG

Vorkosigan Surleau, vijf jaar later

‘Verdomme, Vaagen,’ siste Cordelia hijgend. ‘Je hebt me nooit verteld dat dat rotjoch hyperactief zou worden.’

Ze stormde de trap af, de keuken door en naar buiten het terras op dat aan één uiteinde van het grillige stenen huis lag. Haar blik streek over het gazon, priemde tussen de bomen door en ging over het lange meer dat schitterde in de zomerzon. Geen beweging. Aral, gekleed in een oude uniformbroek en een overhemd met een verbleekt patroon, kwam om het huis lopen, zag haar en opende zijn handen in een gebaar dat betekende dat hij geen succes had gehad. ‘Hier is hij niet.’

‘Binnen is hij ook niet. Naar beneden of naar boven, denk je? Waar is Elenaatje? Ze zijn vast samen. Ik heb hem verboden om zonder volwassene naar het meer te gaan, maar ik weet het niet…’

‘Ze zullen toch niet naar het meer zijn?’ zei Aral. ‘Ze hebben de hele ochtend gezwommen. Ik was al doodmoe van het kijken ernaar. In het kwartier dat ik het heb geteld, is hij negentien keer op de steiger geklommen en erin gesprongen. Reken maar uit hoe vaak dat in die drie uur is geweest.’

‘Naar boven, dan,’ besloot Cordelia. Ze draaiden zich om en sjokten samen de heuvel op over het grindpad waarlangs inheemse, van de aarde geïmporteerde en exotische heesters en bloemen stonden. ‘En dan te bedenken,’ bracht Cordelia puffend uit, ‘dat ik gebeden heb voor de dag dat hij zou kunnen lopen.’

‘Het is vijfjaar opgepotte beweging die er allemaal in één keer uitkomt,’ analyseerde Aral. !In zekere zin is het geruststellend dat al die frustratie niet naar binnen is geslagen en veranderd is in wanhoop.

Daar ben ik een tijdje bang voor geweest.’

‘Ja. Is het je opgevallen dat sinds de laatste operatie de onafgebroken stroom gebabbel is opgedroogd? Eerst was ik blij, maar denk je dat hij nu helemaal stom wordt? Ik wist helemaal niet dat dat koelelement uit elkaar kon. Een stomme ingenieur.’

‘Ik denk dat de, eh, verbale en mechanische talenten uiteindelijk wel in evenwicht zullen komen. Als hij lang genoeg in leven blijft.’

‘Wij volwassenen zijn met zovelen, en hij is in z’n eentje. We zouden hem toch bij moeten kunnen houden. Waarom heb ik het gevoel dat hij in de meerderheid is en ons omsingeld heeft?’ Ze bereikte de top van de heuvel. Pjotrs stallencomplex lag in het ondiepe dal onder hen, een stuk of zes rood geschilderde houten en stenen gebouwen, omheinde weitjes en weilanden beplant met lichtgroene grassoorten van de aarde. Ze zag paarden, maar geen kinderen. Maar Bothari was hun voor; hij kwam juist een gebouw uit en liep een ander binnen. Ze hoorden hem brullen, zijn stem klonk ijl door de afstand: ‘Heer Miles?’

‘O jee, ik hoop dat hij Pjotrs paarden niet lastig valt,’ zei Cordelia. ‘Denk je echt dat die poging tot verzoening zal werken, deze keer? Alleen omdat Miles eindelijk kan lopen?’

‘Hij was beleefd, gisteravond bij het eten,’ zei Aral, voorzichtig hoopvol.

Tk was beleefd, gisteravond bij het eten,’ zei Cordelia schouder ophalend. ‘Hij beschuldigde me er zo ongeveer van dat ik je zoon uithonger zodat hij een dwerg blijft. Kan ik er wat aan doen als het kind liever met zijn eten speelt dan het opeet? Ik ben er niet van overtuigd dat we het groeihormoon moeten opvoeren. Vaagen is zo onzeker over het effect ervan op de breekbaarheid van zijn botten.’ Er gleed een ondeugende glimlach over Arals gezicht. ‘Ik vond de dialoog met de erwtjes, die het broodje omsingelden en eisten dat het zich overgaf nogal ingenieus. Je zag ze bijna voor je als soldaatjes in het groene keizerlijke uniform.’

‘Ja, en het hielp ook niet erg dat jij zat te lachen in plaats van hem met bedreigingen aan het eten te krijgen, zoals een echte pappie.’

‘Ik lachte niet.’

‘Je ogen lachten. En dat zag hij. Hij windt je om zijn vinger.’ De warme, organische geur van paarden en hun afvalproducten werd sterker naarmate ze de gebouwen naderden. Bothari verscheen weer, zag hen en wuifde verontschuldigend met zijn hand. ‘Ik heb Elena net gezien. Ik heb haar gezegd dat ze van die hooizolder af moest komen. Ze zei dat heer Miles niet daarboven was, maar hij is wel ergens in de buurt. Het spijt me, mevrouw, maar toen hij het had over naar de dieren gaan kijken, besefte ik niet dat hij onmiddellijk bedoelde. Ik zal hem zo wel vinden.’

‘Ik had gehoopt dat Pjotr een rondleiding zou aanbieden,’ zei Cordelia met een zucht.

‘Ik dacht dat je niet van paarden hield,’ zei Aral. ‘Ik verafschuw ze. Maar ik dacht dat die ouwe dan eens tegen hem zou gaan praten als tegen een menselijk wezen, in plaats van over hem te praten als over een potplant. En Miles was zo opgewonden over die stomme beesten. Maar ik wil hier niet te lang rondhangen. Het is hier zo… Pjotr.’ Archaïsch, gevaarlijk, en je moet opletten waar je je voeten zet. Als je het over de duivel had… Pjotr zelf kwam te voorschijn uit de oude stenen schuur waar de tuigen werden opgeborgen, terwijl hij een touw oprolde. ‘Ha. Daar zijn jullie,’ sprak hij op neutrale toon. Maar hij kwam vriendelijk bij hen staan. ‘Jullie hebben zeker geen zin om naar het nieuwe merrieveulen te komen kijken.’ Zijn toon was zo vlak dat ze niet wist of hij wilde dat ze ja of nee zou zeggen. Maar ze greep de gelegenheid aan. ‘Miles zou dat vast graag willen.’

‘Hm.’

Ze wendde zich tot Bothari. ‘Waarom ga je niet even kijken…’ Maar Bothari staarde langs haar en mompelde iets in ontzetting. Ze draaide zich om.

Een van Pjotrs reusachtige paarden, zonder bit, zadel, halster of enig ander handvat, kwam de stal uit draven. Aan zijn manen klemde zich een donkerharig, klein jongetje vast. Het spitse gezicht van Miles straalde met een mengeling van verrukking en paniek. Cordelia viel bijna flauw.

‘Mijn geïmporteerde hengst!’ jammerde Pjotr vol afgrijzen. In een reflex trok Bothari zijn bedwelmer uit zijn holster. Toen stond hij als verstijfd, onzeker over waar hij op moest schieten. Als het paard viel en over zijn kleine berijder zou rollen…

‘Kijk, sergeant!’ riep Miles’ ijle stemmetje geestdriftig. ‘Ik ben groter dan jij!’

Bothari wilde naar hem toe rennen. Het paard schrok, draaide zich om en zette het op een galopperen.

‘… en ik kan ook harder rennen!’ De woorden waaiden weg in de stuiterende beweging van de galop. Het paard verdween om de stal uit het gezicht.

De vier volwassenen holden erachteraan. Cordelia hoorde geen kreet meer, maar toen ze de hoek om sloegen, lag Miles op de grond en stond het paard even verderop; het liet zijn hoofd zakken en knabbelde aan het gras. Het brieste vijandig toen het hen zag, hief zijn hoofd op en danste van voet op voet, waarna het toch maar weer een paar hapjes nam.

Cordelia liet zich op haar knieën naast Miles vallen, die alweer rechtop zat en haar wegwuifde. Hij was bleek en zijn rechterhand was om zijn linkerarm geslagen in een overbekend gebaar van pijn. ‘Zie je wel, sergeant?’ zei Miles hijgend. ‘Ik kan wél paardrijden.’ Pjotr, die op weg was naar zijn paard, bleef even staan en keek naar beneden.

‘Ik bedoelde ook niet dat je er niet toe in staat was,’ zei de sergeant op gedreven toon. ‘Ik bedoelde dat je het niet mócht.’

‘O.’

‘Heb je hem gebroken?’ Bothari knikte naar de arm. ‘Ja,’ zei de jongen met een zucht. Er stonden tranen van pijn in zijn ogen, maar hij hield zijn kiezen op elkaar om ervoor te zorgen dat zijn stem niet trilde.

De sergeant gromde iets, rolde Miles’ mouw op en voelde aan de onderarm. Miles siste. ‘Jep.’ Bothari trok, draaide, duwde, haalde een plastic mouw uit zijn zak, schoof die over de arm en de pols, en blies hem op. ‘Zo blijft het wel zitten totdat de dokter ernaar kijkt.’

‘Kunt u niet beter… proberen dat afschuwelijke paard op te sluiten?’ vroeg Cordelia aan Pjotr.

‘Hij is niet afschuwelijk,’ beweerde Miles terwijl hij overeind krabbelde. ‘Hij is de mooiste.’

‘Zo, vind je dat?’ zei Pjotr ruw. ‘Hoezo? Hou je van bruin?’

‘Hij loopt het veerkrachtigst,’ legde Miles ernstig uit, terwijl hij op en neer veerde om het dier na te doen.

Pjotrs aandacht was gevangen. ‘Dat is inderdaad waar,’ zei hij op verbaasde toon. ‘Hij is mijn grootste hoop voor de dressuur… Hou je van paarden?’

‘Ze zijn geweldig. Ze zijn fantastisch.’ Miles maakte een pirouette.

‘Het is me nooit gelukt je vader ervoor te interesseren.’ Pjotr wierp Aral een lelijke blik toe. Goddank, dacht Cordelia.

‘Ik durf te wedden dat ik op een paard net zo hard kan gaan als iedereen,’ zei Miles.

‘Ik betwijfel het,’ zei Pjotr koel, ‘als dat er een voorbeeld van was. Als je het doet, moet je het goed doen.’

‘Leer het me dan,’ zei Miles onmiddellijk.

Pjotrs wenkbrauwen schoten omhoog. Hij keek even naar Cordelia en glimlachte wrang. ‘Als je moeder het goedvindt.’ Hij stond op zijn hakken te wiebelen, in de zekere, zelfvoldane overtuiging dat hij veilig was omdat hij Cordelia’s ingewortelde afschuw van de beesten kende. Cordelia weerhield zich er nog net van om te zeggen: over mijn lijk, en dacht snel na. Aral probeerde haar iets duidelijk te maken met zijn intense blik, maar ze begreep niet wat hij bedoelde. Was dit een nieuwe manier voor Pjotr om te proberen Miles om te brengen? Door hem mee te nemen en hem te laten verpletteren, dood te laten trappen… af te matten? Dat was een idee…

Risico of veiligheid? In de paar maanden sinds Miles zich eindelijk vrijelijk kon bewegen, had ze als een krankzinnige rondgerend en zich afgebeuld in pogingen hem te behoeden voor lichamelijk letsel; hij was al net zo lang fanatiek bezig te proberen aan haar toezicht te ontsnappen. Als deze strijd nog lang duurde, zou een van hen er gestoord van worden.

Als ze hem niet in veiligheid kon houden, was het misschien het beste om hem bedreven te maken in gevaarlijk leven. Hij was al bijna niet meer te verdrinken. Zijn grote grijze ogen straalden een wanhopige, geluidloze smeekbede naar haar uit: laat me, laat me, laat me… met voldoende kracht om een gat in een stalen plaat te branden. Ik zou het tegen de hele wereld opnemen voor jou, maar ik weet bij God niet hoe ik je tegen jezelf moet beschermen. Zet ’m op, jongen. ‘Ja,’ zei ze. ‘Als de sergeant met je meegaat.’

Bothari wierp haar een geschrokken, verwijtende blik toe. Aral wreef over zijn kin en zijn ogen schitterden. Pjotr keek volkomen overdonderd nu zijn uitdaging werd aangenomen. ‘Fijn,’ zei Miles. ‘Mag ik mijn eigen paard? Mag ik dié hebben?’

‘Néé, die niet,’ zei Pjotr verontwaardigd. Toen bond hij wat in en vervolgde: ‘Misschien een pony.’

‘Een paard,’ zei Mi les, terwijl hij naar zijn gezicht keek. Cordelia herkende de ogenblikkelijk-verder-onderhandelenmethode, een onwillekeurige reflex, voor zover ze kon bepalen, die teweeg werd gebracht door de minste concessie. Het joch zou aan het werk gezet moeten worden om over verdragen te onderhandelen met de Cetagandanen. Ze vroeg zich af hoeveel paarden hij uiteindelijk zou bezitten. ‘Een pony,’ bracht ze tussenbeide, waarmee ze Pjotr de steun gaf waarvan hij nog niet besefte hoezeer hij die nodig zou hebben. ‘Een rustige pony. Een rustige kléine pony.’

Pjotr tuitte zijn lippen en keek haar uitdagend aan. ‘Misschien kun je je opwerken tot een paard,’ zei hij tegen Miles. ‘Het verdienen, door goed je best te doen.’

‘Mag ik nu meteen beginnen?’

‘Eerst moet je arm gezet worden,’ zei Cordelia vastberaden.

‘Ik hoef toch niet te wachten tot het genézen is, hè?’

‘Dan leer je tenminste eens om niet zo onvoorzichtig te zijn om steeds iets te breken!’

Pjotr keek met halfgeloken ogen naar Cordelia. ‘De echte dressuurtraining begint aan een longe. Je mag je armen pas gaan gebruiken als je zit in orde is.’

‘Ja?’ zei Miles, die eerbiedig aan zijn lippen hing. ‘En verder…?’ Tegen de tijd dat Cordelia zich terugtrok om de lijfarts op te sporen die deel uitmaakte van het reizende circus, eh, het gevolg van de heer regent, had Pjotr zijn paard weer gevangen — tamelijk efficiënt, hoewel Cordelia zich afvroeg of het geen vals spelen was om suikerklontjes in je zak te hebben — en was al aan Miles aan het uitleggen hoe je van een eenvoudig koord een doeltreffend halster maakte, aan welke kant van het beest je moest staan en welke kant je je op moest keren als je het paard meevoerde. De jongen, die maar nauwelijks tot het middel van de oude man reikte, nam het allemaal op als een spons, met een diep geconcentreerde uitdrukking op zijn opkijkende gezicht. ‘Zullen we wedden over wie wie aan het eind van de week aan die longe rondleidt?’ fluisterde Aral in haar oor.

‘Dat kan niet missen. Ik moet zeggen dat de maanden die Miles roerloos heeft doorgebracht in die afschuwelijke ruggengraatbeugel hem wel hebben geleerd gebruik te maken van zijn charmes. Het is op de lange termijn de efficiëntste manier om de mensen om je heen te laten doen wat je wilt en zo je invloed te doen gelden. Ik ben blij dat hij niet heeft besloten om jengelen te perfectioneren als strategie. Hij is het eigenzinnigste kleine monster dat ik ooit ben tegengekomen, maar hij zorgt ervoor dat je dat niet merkt.’

‘Ik geloof niet dat de graaf een kans heeft,’ beaamde Aral. Ze glimlachte bij het beeld dat ze voor zich zag, en wierp hem toen een serieuzere blik toe. ‘Toen mijn vader op een keer vrij had van de Bètaanse Sterrenkundige Verkenning en thuis was, hebben we samen modelzweefvliegtuigjes gemaakt. Er waren twee dingen nodig om ze te laten vliegen. Eerst moesten we rennen om ze snelheid te geven. Dan moesten we ze loslaten.’ Ze zuchtte. ‘Leren wanneer je los moest laten was het moeilijkste.’

Pjotr, zijn paard, Bothari en Miles verdwenen uit hun gezicht in de stal. Aan zijn gebaren te zien vuurde Miles vragen af met de snelheid van een machinegeweer.

Aral pakte haar hand toen ze zich omdraaiden om de heuvel te beklimmen. ‘Ik denk dat hij hoog zal vliegen, lieve kapitein.’

Загрузка...