VEERTIEN

Wie zijn de mannen van Vordarian?’ vroeg Cordelia gefrustreerd aan Aral. ‘Ik ben al weken voor ze op de vlucht, maar het is alsof ik alleen een glimp van ze heb opgevangen in een achteruitkijkspiegel. Ken uw vijanden, en dat soort dingen. Hoe komt hij aan die oneindige voorraad idioten?’

‘O, die is niet oneindig.’ Aral glimlachte een beetje en nam nog een hapje stoofpot. Ze waren — een wonder! — eindelijk alleen, in zijn eenvoudige ondergrondse appartement voor hogere officieren. Hun avondeten was op een dienblad binnengebracht door een soldaat-huisknecht en op een lage tafel tussen hen in geserveerd. Daarna had Aral, tot Cordelia’s opluchting, deze weifelend rondhangende bediende weggestuurd met een: ‘Dank u, korporaal, dat is alles.’ Aral slikte zijn hap door en vervolgde: ‘Wie zijn ze? Voor het grootste deel, iedereen die ergens boven zich in de keten van bevelvoering een officier bleek te hebben die de kant van Vordarian heeft gekozen, en die niet genoeg moed of in sommige gevallen niet genoeg benul heeft gehad om ofwel die officier neer te schieten ofwel zijn eenheid te verlaten en zich elders te melden. En gehoorzaamheid en groepsgeest zijn er bij deze mannen ingestampt. “Als het moeilijk wordt, hou je dan vast aan je eenheid,” dat wordt hun ingeprent. Dus het ongelukkige feit dat hun officier hun voorgaat in landverraad, maakt het nog natuurlijker om zich vast te klampen aan hun broeders uit het peloton. Bovendien’ — hij grinnikte somber — ‘is het alleen landverraad als Vordarian verliest.’

‘En verliest Vordarian?’

‘Zolang ik in leven ben en Gregor in leven hou, kan Vordarian niet winnen.’ Hij knikte vol overtuiging. ‘Vordarian wrijft me misdaden aan zo snel als hij ze kan verzinnen. Het ernstigst is het gerucht dat hij verspreidt, dat ik Gregor om zeep heb geholpen en het Keizerrijk voor mezelf wil. Ik zie het als een truc om Gregor uit zijn schuilplaats te krijgen. Hij weet dat Gregor niet bij mij is. Anders zou hij wel toegeven aan de verleiding om hier een atoombom op te gooien.’ Cordelia krulde haar lippen in afkeer. ‘Wil hij Gregor gevangennemen of doden?’

‘Doden alleen als hij hem anders niet te pakken krijgt. Als de tijd er rijp voor is, zal ik Gregor te voorschijn laten komen.’

‘Waarom niet meteen?’

Aral leunde met een vermoeide zucht achterover tegen de rugleuning en duwde zijn blad weg, met nog een paar happen stoofpot en een slordig afgescheurd stukje brood in zijn kom. ‘Omdat ik wil kijken hoeveel van Vordarians strijdkrachten ik terug kan lokken naar mijn kant vóór de ontknoping. Naar mij deserteren is niet helemaal de juiste term… Overlopen, misschien. Ik wil mijn tweede jaar in functie niet graag inluiden met de executie van vierduizend militairen. Iedereen onder een bepaalde rang kan collectief gratie krijgen vanwege het feit dat ze door een eed waren gebonden om hun officieren te volgen, maar ik wil zoveel van de hogere manschappen redden als ik maar kan. Vijf districtsgraven en Vordarian zijn al ten dode opgeschreven, voor hen is er geen hoop meer. Verdomme, dat hij dit ook begonnen is!’

‘Wat doen Vordarians troepen? Is dit een sitzkrieg?’

‘Niet helemaal. Hij verspilt een hoop van zijn tijd en de mijne met pogingen een paar nutteloze bastions te veroveren, zoals de bevoorradingspost bij Marigrad. Wij spelen het spel mee en lokken hem uit zijn tent. Het houdt de bevelhebbers van Vordarian bezig en leidt hun aandacht af van wat echt belangrijk is, namelijk de strijdkrachten in de ruimte. Had ik Kanzian maar hier!’

‘Heeft je inlichtingendienst hem al gevonden?’ De alom gerespecteerde admiraal Kanzian was een van de twee mannen in het Barrayaraanse opperbevel die Vorkosigan beschouwde als zijn superieuren in strategisch inzicht. Kanzian was een deskundige op het gebied van geavanceerde ruimtemanoeuvres; de ruimtetroepen hadden een groot vertrouwen in hem. ‘Aan zijn laarzen geen paardenmest’, was de manier waarop Ko het ooit had uitgedrukt, tot Cordelia’s plezier. ‘Nee, maar Vordarian heeft hem ook niet. Hij is verdwenen. Ik hoop bij God dat hij niet in een of ander stom kruisvuur op straat terecht is gekomen en ongeïdentificeerd ergens in een lijkenhuis ligt. Dat zou een vreselijke verspilling zijn.’

‘Zou het helpen om naar boven te gaan? Om de ruimtetroepen voor je te winnen?’

‘Waarom denk je dat ik de moeite neem om de basis Tanery te behouden? Ik heb afgewogen wat de voor- en nadelen zouden zijn als ik mijn hoofdkwartier verplaatste naar een ruimteschip. Ik denk dat het nu nog geen goed idee is; het zou verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden als een eerste stap van een vlucht.’

Vluchten. Wat een verleidelijke gedachte. Ver, ver weg van al deze waanzin, totdat het allemaal was teruggebracht tot de enkele dimensie van een vullertje in een of andere galactische nieuwsvideo. Maar… vluchten van Aral? Ze bekeek hem aandachtig, zoals hij daar zat op de gecapitonneerde sofa, starend naar de resten van zijn avondeten zonder die te zien. Een vermoeide man van middelbare leeftijd in een groen uniform, niet bijzonder aantrekkelijk (behalve misschien de doordringende grijze ogen); een gretig intellect dat inwendig voortdurend in oorlog was met een door angst gedreven agressie, beide gevoed door een leven vol bizarre ervaringen, Barrayaraanse ervaringen. Je had verliefd moeten worden op een gelukkige man, als je geluk had gewild. Maar nee, jij moest zo nodig vallen voor de adembenemende schoonheid van de pijn…

En zij zullen tot één vlees zijn. Die oeroude vrome spreuk was wel heel letterlijk waarheid geworden. Eén klein stukje vlees, opgesloten in een baarmoederreplicator achter de vijandelijke linies, verbond hen nu als een Siamese tweeling. En als de kleine Miles zou sterven, zou die band dan verbroken worden?

‘Wat… wat doen we aan Vordarians gijzelaars?’

Hij zuchtte. ‘Dat is ons grootste probleem. Als hij al het andere kwijt is, en daar zorgen we geleidelijk aan voor, dan houdt Vordarian nog steeds meer dan twintig districtsgraven en Kareen vast. En een paar honderd minder vooraanstaande mensen.’

‘Zoals Elena?’

‘Ja. En de stad Vorbarr Sultana zelf, niet te vergeten. Hij zou kunnen dreigen een atoombom op de stad te gooien, op het laatst, om een vrije aftocht van de planeet te krijgen. Ik heb met het idee gespeeld om met hem te onderhandelen. Hem later te laten vermoorden. Ik kan hem niet zomaar laten gaan, dat zou onrechtvaardig zijn tegenover al degenen die al gestorven zijn vanwege hun trouw aan mij. Wat voor marteldood zou er nodig zijn om die verraden zielen tevreden te stellen? Nee.

Dus beramen we verschillende reddingsplannen, voor op het laatst. Het moment waarop de verschuiving van manschappen en loyaliteiten de kritische massa bereikt en Vordarian echt in paniek raakt. Ondertussen wachten we af. Als het erop aankomt… zal ik eerder gijzelaars opofferen dan dat ik Vordarian laat winnen.’ Zijn nietsziende blik was nu duister.

‘Zelfs Kareen?’ Alle gijzelaars? Zelfs de kleinste? ‘Zelfs Kareen. Ze is Vor. Ze begrijpt het.’

‘Dat is het beste bewijs dat ik geen Vor ben,’ zei Cordelia mistroostig. ‘Ik begrijp helemaal niets van deze… gestileerde waanzin. Ik vind dat jullie allemaal in therapie zouden moeten, tot en met de laatste man.’

Hij glimlachte flauwtjes. ‘Denk je dat we Kolonie Bèta kunnen overhalen om ons een bataljon psychiaters te sturen bij wijze van ontwikkelingshulp? Die met wie je die laatste ruzie had, misschien?’ Cordelia snoof. Nou ja, de Barrayaraanse geschiedenis had ook wel een vreemd soort dramatische schoonheid, theoretisch bekeken, van een afstand. Als een passiespel. Maar van dichtbij zag je de domheid ervan duidelijker, viel ze als een mozaïek uiteen in betekenisloze vierkantjes.

Cordelia aarzelde en vroeg toen: ‘Spelen we het gijzelaarsspelletje mee?’ Ze wist niet zeker of ze het antwoord wel wilde horen. Vorkosigan schudde zijn hoofd. ‘Nee. Dat is de hele week het moeilijkst geweest, om mannen in de ogen te kijken die vrouw en kinderen in de hoofdstad hebben en “Nee” te zeggen.’ Hij legde zijn bestek netjes op zijn dienblad, op de oorspronkelijke plaats, en vervolgde op peinzende toon: ‘Maar ze kijken niet ver genoeg. Dit is tot nu toe geen revolutie, alleen een paleiscoup. De bevolking is passief, of liever gezegd, houdt zich gedeisd, afgezien van een paar informanten. Vordarian doet een beroep op de conservatieve elite, de oude Vor en het leger. De graaf kan niet tellen. De nieuwe technocultuur produceert progressieve volksjongens en — meisjes zo snel de scholen ze maar kunnen uitspugen. Zij zijn van belang voor de toekomst. Ik wil hun een andere methode geven dan de kleur van de mouwbanden om de goeden van de slechten te onderscheiden. Morele overredingskracht heeft meer invloed dan Vordarian vermoedt. Welke vroegere generaal op aarde heeft ook weer gezegd dat het morele tot het materiële staat als drie tot één? O ja, Napoleon. Jammer dat hij zijn eigen raad niet heeft opgevolgd. Ik zou zeggen dat het vijf tot één is, in deze oorlog.’

‘Maar zijn jullie even sterk? Hoe zit het met dat materiële?’ Vorkosigan haalde zijn schouders op. ‘We beschikken allebei over voldoende wapens om Barrayar te verwoesten. Pure sterkte is niet waar het hier om gaat. Maar mijn legitimiteit is een enorm voordeel, om de wapens bemand te houden. Vandaar Vordarians pogingen om die legitimiteit te ondergraven met zijn beschuldigingen dat ik Gregor om zeep zou hebben geholpen. Ik ben van plan hem in zijn eigen leugen te verstrikken.’

Cordelia huiverde. ‘Weet je, ik geloof niet dat ik graag aan Vordarians kant zou staan.’

‘O, er zijn nog wel een paar manieren waarop hij kan winnen. Voor al die manieren is mijn dood noodzakelijk. Wat valt er nog te kiezen zonder mij als brandpunt, de enige regent die gezalfd is door wijlen Ezar? Vordarians aanspraken zijn dan net zo geldig als die van ieder ander. Als hij mij vermoordt en Gregor in handen krijgt, of vice versa, is het voorstelbaar dat hij zijn positie kan verstevigen. Tot aan de volgende staatsgreep, en de aaneenschakeling van opstanden en moorden uit vergelding die zich tot in de verre toekomst zal uitstrekken…’ Hij kneep zijn ogen half dicht bij dit duistere vooruitzicht. ‘Dat is mijn grootste nachtmerrie. Dat deze oorlog niet zal ophouden als we verliezen, totdat er een tweede Dorca Vorbarra de Rechtvaardige opstaat om een eind te maken aan een nieuwe Bloedige Eeuw. God weet wanneer. Eerlijk gezegd zie ik geen man van dat kaliber onder mijn generatie.’ Kijk eens in de spiegel, dacht Cordelia somber.

‘Aha, dus daarom wou je dat ik eerst naar de dokter ging,’ zei Cordelia die avond plagerig tegen Aral. Nadat Cordelia een paar van zijn foutieve veronderstellingen had rechtgezet, had de dokter haar nauwgezet onderzocht, zijn voorschrift veranderd van lichaamsbeweging in rust, en haar toestemming gegeven om de seksuele omgang weer voorzichtig te hervatten. Aral grijnsde alleen maar en bedreef de liefde met haar alsof ze van breekbaar glas was. Zelfwas hij bijna volledig hersteld van de soltoxine, leidde ze hieruit af. Hij sliep als een blok, maar dan warmer, totdat het companeel hen bij het aanbreken van de dag wekte. Er zat vast een militaire samenzwering achter dat hij niet eerder had opgelicht. Cordelia zag een of ander lager staflid voor zich dat vertrouwelijk tegen Ko zei: ‘Ja, laten we die ouwe maar eens een wip laten maken, dan wordt hij misschien wat milder…’ Deze keer trok de mist van de vermoeidheid sneller op. Binnen een dag was Cordelia op en verkende ze met Droesjnakovi als gids haar nieuwe omgeving.

Ze kwam Bothari tegen in het gymnastieklokaal van de basis. Graaf Pjotr was nog niet terug, dus nadat hij verslag had uitgebracht aan Aral, had Bothari ook niets te doen. ‘Ik moet in conditie blijven,’ zei hij bondig. ‘Heb je geslapen?’

‘Niet veel,’ zei hij, en hij hervatte zijn looppas. Dwangmatig, te lang, ver voorbij het punt waarbij je een optimaal effect bereikte in verhouding tot de eraan bestede tijd. Hij zweette om de tijd te doden en gedachten te verdrijven, en Cordelia wenste hem in stilte succes. Ze werd op de hoogte gebracht van de details van de oorlog door Aral, Ko en de gecensureerde nieuwsvideo’s. Welke graven bondgenoten waren, van wie bekend was dat hij of zij was gegijzeld en waar, welke eenheden er werden ingezet, van beide zijden, en welke daarvan uiteen waren gereten en verdreven; waar er gevechten waren geweest, wat de schade was, welke commandanten hun eed hadden vernieuwd… Kennis zonder macht. Niets meer, oordeelde ze, dan haar intellectuelere versie van Bothari’s eindeloze geren, en zelfs minder effectief om haar gedachten af te leiden van haar voortdurende concentratie op alle gruwelen en rampen, in het verleden of de nabije toekomst, waar ze momenteel niets tegen kon beginnen.

Ze hoorde militaire geschiedenis liever met een grotere tussenruimte in de tijd. Van een eeuw of twee geleden, bijvoorbeeld. Ze stelde zich een of andere onaangedane geleerde uit de toekomst voor die door een tijdtelescoop naar haar keek, en maakte in gedachten een obsceen gebaar naar hem. Ze besefte trouwens dat de militaire geschiedenissen die ze had gelezen het belangrijkste hadden weggelaten: ze vertelden nooit wat er met de baby’s van de mensen was gebeurd. Nee, het waren allemaal baby’s, daarbuiten. Elke man in een zwart uniform was de zoon van een moeder. Er kwam een overpeinzing van Aral in haar geheugen bovendrijven, een fluwelen stem die bromde: ‘Omstreeks die tijd begon ik soldaten te zien als kinderen…’

Ze duwde zich weg van het beeldpaneel en ging in de badkamer op zoek naar pijnstillers.

Op de derde dag kwam ze in een gang luitenant Kodelka tegen, die bijna rennend voortstommelde, met een rood gezicht van opwinding. ‘Wat is er aan de hand, Ko?’

‘Illyan is hier. En hij heeft Kanzian bij zich!’

Cordelia volgde hem naar een vergaderkamer. Droesjnakovi moest zelfs haar lange passen nog langer maken om hen bij te houden. Aral zat, geflankeerd door twee stafleden, met zijn handen ineengeslagen op de tafel voor zich uiterst aandachtig te luisteren. Commandant Illyan zat op de rand van de tafel en zwaaide één been heen en weer op het ritme van zijn stem. Een verband om zijn linkerarm had een gele vochtvlek. Hij was bleek en vuil, maar zijn ogen blonken triomfantelijk, met een glimpje koortsachtigheid erin. Hij droeg burgerkleding die eruitzag alsof hij haar had gestolen uit iemands wasmand en er daarna een heuvel mee was afgerold.

Naast Illyan zat een oudere man; een staflid gaf de man iets te drinken dat Cordelia herkende als een oppepper met vruchtensmaak en extra kaliumzouten, bedoeld voor mensen die te weinig voedingsstoffen hebben binnengekregen. Hij nam er plichtmatig een slokje van en trok een gezicht alsof hij liever een wat ouderwetser opkikkertje had gehad, zoals een borrel. Met zijn overgewicht en geringe lengte, en grijzend waar hij nog niet kalend was, had admiraal Kanzian geen erg krijgshaftig uiterlijk. Hij zag eruit als een opa, maar alleen als je opa professor was. Zijn gezicht droeg een intense intelligentie die de term ‘krijgskunde’ een waarlijk wetenschappelijke lading gaf. Cordelia had hem eerder ontmoet in uniform; zijn uitstraling van rustige autoriteit leek niet te worden aangetast door zijn burgeroverhemd en sportieve broek, die uit dezelfde wasmand hadden kunnen komen als die van Illyan.

Illyan zei: ‘… en toen hebben we de volgende nacht in de kelder doorgebracht. Vordarians peloton kwam de volgende ochtend terug, maar… Mevrouw!’

De grijns waarmee hij haar begroette, werd afgezwakt door een vlaag van schuldgevoel toen hij een snelle blik op haar middel wierp. Ze had liever gehad dat hij opgewonden door had gekletst over zijn avonturen, maar door haar binnenkomst leek hij zijn zelfvertrouwen kwijt te zijn geraakt, alsof ze de geest was van zijn belangrijkste mislukking die opdook op zijn overwinningsbanket.

‘Fantastisch om jullie allebei te zien, Simon, admiraal.’ Ze knikten elkaar toe; Ivanzian maakte aanstalten om op te staan, maar werd door iedereen teruggeworpen in zijn stoel, wat een geamuseerd lachje op zijn lippen bracht. Aral gebaarde naar haar dat ze naast hem moest komen zitten.

Illyan vervolgde zijn verhaal op een wat zakelijker toon. De afgelopen twee weken had hij verstoppertje gespeeld met de troepen van Vordarian op een gelijksoortige manier als Cordelia, maar dan tegen de veel complexere achtergrond van de veroverde hoofdstad. Maar Cordelia herkende de vertrouwde verschrikkingen onder zijn onopgesmukte woorden. Hij doorliep de geschiedenis snel totdat hij bij het heden was aangekomen. Ivanzian knikte af en toe bevestigend. ‘Goed gedaan, Simon,’ zei Vorkosigan toen Illyan klaar was. Hij knikte naar Ivanzian. ‘Heel goed gedaan.’

Illyan glimlachte. ‘Ik dacht wel dat het u zou bevallen, meneer.’ Vorkosigan wendde zich tot Ivanzian. ‘Zo gauw als u zich daartoe in staat voelt, zou ik u graag op de hoogte brengen in de strategiekamer, meneer.’

‘Dank u, meneer. Ik heb niets meer gehoord — afgezien van Vordarians nieuwsuitzendingen — sinds ik uit het hoofdkwartier ben ontsnapt. Hoewel er veel af te leiden viel uit datgene wat we wel hebben gezien. Overigens vind ik uw strategie van terughoudendheid heel goed. Tot nu toe. Maar u hebt de grens ervan bijna bereikt.’

‘Dat gevoel had ik al, meneer.’

‘Wat doet Ollie Knollie op Sprongstation Een?’

‘Hij beantwoordt in elk geval zijn strakstraal niet. Vorige week wisten zijn ondergeschikten een verbazingwekkende serie uitvluchten op te lepelen, maar uiteindelijk is hun vindingrijkheid opgedroogd.’

‘Ha. Ik zie het voor me. Het zal wel heel goed gaan met zijn dikkedarmontsteking. Ik durf te wedden dat hun “niet in staat te antwoorden” ’ niet elke keer een leugen was. Ik denk dat ik moet beginnen eens een babbeltje te maken met admiraal Knollys, onder vier ogen.’

‘Dat zou ik op prijs stellen, meneer.’

‘We zullen de onvermijdelijkheden van de tijd bespreken. En de tekorten van een potentiële commandant die een hele strategie baseert op een moord die hij vervolgens niet uit blijkt te kunnen voeren.’ Kan-/jan fronste kritisch zijn wenkbrauwen. ‘Geen goede constructie, om je hele oorlog af te laten hangen van één gebeurtenis. Vordarian had altijd al de neiging om het af te laten weten.’

Cordelia ving terzijde Illyans blik. ‘Simon. Heb je in de tijd dat je vastzat in Vorbarr Sultana ook maar iets gehoord over het Keizerlijke Militaire Hospitaal? Over het lab van Vaagen en Henri?’ Over mijn baby?

Met spijt schudde hij zijn hoofd. ‘Nee, mevrouw.’ Illyan wierp op zijn beurt een blik op Vorkosigan. ‘Meneer, is het waar dat kapitein Negri dood is? Wij hebben het alleen maar van geruchten, en van de propaganda-uitzendingen van Vordarian. Ik dacht dat het misschien een leugen was.’

‘Negri is dood. Helaas.’ Vorkosigan trok een grimas. Illyan ging geschrokken rechtop zitten. ‘En de keizer ook?’

‘Gregor is veilig en gezond.’ Illyan ontspande zich weer. ‘Goddank. Waar?’

‘Elders,’ zei Vorkosigan droogjes. ‘O. Natuurlijk, meneer. Mijn verontschuldigingen.’

‘Zo gauw als je langs de ziekenboeg en de douche bent geweest, Simon, heb ik wat grote schoonmaakklusjes voor je,’ vervolgde Vorkosigan. ‘Ik wil weten hoe de KeiVei precies overvallen kon worden door de staatsgreep van Vordarian. Ik wil geen kwaad spreken van de doden — en God weet dat de man voor zijn vergissingen heeft geboet — maar het oude personeelssysteem van Negri, waarmee hij de KeiVei leidde, met al zijn geheime afdelinkjes waar verder alleen Ezar van wist, moet helemaal op de schop. Elk onderdeel, elke man moet opnieuw worden onderzocht voordat alles weer wordt opgebouwd. Dat zal je eerste taak zijn als het nieuwe hoofd van de Keizerlijke Veiligheidsdienst. Kapitein Illyan.’

Illyans gezicht veranderde van bleek vermoeid in groenig wit. ‘Meneer… wilt u dat ik in de schoenen van Negri stap?’

‘Schud ze eerst even uit,’ adviseerde Vorkosigan droog. ‘En met spoed, alsjeblieft. Ik kan de keizer niet uit zijn schuilplaats halen voordat de KeiVei weer in een conditie is hem te bewaken.’

‘Ja, meneer.’ Illyans stem was dun van onthutsing. Kanzian hees zich uit zijn stoel en wuifde de hulp weg van een bezorgde stafofficier. Aral kneep onder tafel in Cordelia’s hand en ging staan om de kern van zijn nieuwe generale staf te begeleiden. Terwijl ze allemaal de kamer verlieten, grijnsde Ko over zijn schouder naar Cordelia en fluisterde: ‘Het gaat er beter uitzien, hè?’ Ze glimlachte flauwtjes naar hem. Vorkosigans woorden weerklonken in haar hoofd. Het moment waarop de verschuiving van manschappen en loyaliteiten het kritische punt bereikt, en Vordarian in paniek begint te raken…

De binnendruppelende vluchtelingen bij de basis Tanery begonnen een gestage stroom te vormen naarmate de week vorderde. De spectaculairste na Kanzian was de ontsnapping van premier Vortala uit zijn door Vordarian opgelegde huisarrest. Hij arriveerde met een paar gewonde livreiknechten en een huiveringwekkend verhaal over omkoping, bedrog, achtervolging en schietpartijen. Er doken ook twee minder vooraanstaande keizerlijke ministers op, een van hen te voet. Het moreel verbeterde bij elke belangrijke aanwinst; de sfeer op de basis knetterde van het vooruitzicht op actie. De vraag die stafleden elkaar stelden in de gangen was niet langer: ‘Is er nog iemand binnengekomen?’ maar: ‘Wie is er vanochtend binnengekomen?’ Cordelia probeerde te doen alsof ze er blij mee was en hield haar vreselijke angst voor zich. Vorkosigan was tevreden, maar werd ook gespannener. Zoals haar was voorgeschreven, rustte Cordelia veel in Vorkosigans appartement. Al snel voelde ze zich vitaal genoeg om tegen de muren op te vliegen. Toen probeerde ze de voorgeschreven rust af te wisselen met een paar experimentele opdruk- en kniebuigoefeningen (maar geen buikspieroefeningen). Ze was juist de voor- en nadelen aan het afwegen van haar idee om het gezelschap van Bothari in het gymnastieklokaal op te zoeken, toen het companeel rinkelde. Kodelka’s bezorgde gezicht verscheen op de beeldplaat. ‘Mevrouw, meneer vraagt of u meteen naar hem toe wilt komen, in vergaderkamer zeven. Er is iets binnengekomen dat hij u wil laten zien.’ Cordelia’s maag trok zich samen. ‘Goed. Ik ben al onderweg.’ Er wachtte een flink gezelschap mannen in vergaderkamer zeven, en ze stonden rond een beeldpaneel met gedempte stemmen te discussiëren. Stafleden, Kanzian, minister Vortala zelf. Vorkosigan keek op en glimlachte haar kort en zonder vrolijkheid toe. ‘Cordelia. Ik wil graag je mening horen over iets dat is binnengekomen.’

Vleiend, maar: ‘Wat voor iets?’

‘Vordarians laatste speciale rapport heeft een nieuwe wending genomen. Ko, speel de video nog eens af, alsjeblieft.’ Vordarians propaganda-uitzendingen vanuit de hoofdstad waren voornamelijk onderwerp van spot, onder Vorkosigans mannen. Deze keer stonden hun gezichten een stuk ernstiger.

Vordarian verscheen in wat herkenbaar was als een van de statige kamers van de keizerlijke residentie, de formele en serene Blauwe Kamer. Ezar Vorbarra legde zijn zeldzame publieke verklaringen altijd af tegen die achtergrond. Vorkosigan fronste zijn wenkbrauwen. Vordarian zat in groot militair tenue op een ivoorkleurige zijden sofa, met prinses Kareen naast zich. Haar donkere haar was strak uit haar ovale gezicht getrokken door met juwelen ingezette kammetjes. Ze droeg een mooie zwarte lange jurk, somber en vormelijk. Vordarian sprak slechts een paar ernstige woorden, om de aandacht van de kijkers te wekken. Toen verplaatste het schouwspel zich naaide grote zaal van de Raad van Graven in Kasteel Vorhartung. Het beeld zoomde in op de voorzitter van de Raad, die in vol ornaat was. Op de video was niet te zien wat, afgezien van de camera zelf, er op het hoofd van de voorzitter gericht was, maar er was iets in zijn herhaaldelijke blikken vlak langs in plaats van recht in de camera, dat Cordelia de indruk gaf dat er een zwaarbewapende man, of misschien een peloton, op die onzichtbare plek stond.

De voorzitter stak een vel plasticfilm op en begon: ‘Ik citeer: vanwege de…’

‘Ah, uitgekiend!’ mompelde Vortala, en Kodelka zette de video op pauze en vroeg: ‘Wat zei u, minister?’

‘Dat “Ik citeer”. Daarmee distantieert hij zich wettelijk van de woorden die van dat vel en uit zijn mond gaan komen. Dat was me de eerste keer niet opgevallen. Goed zo, Georgos, goed zo,’ zei Vortala tegen de bevroren gestalte. ‘Ga verder, luitenant, het was niet mijn bedoeling om de zaak te onderbreken.’

Het holovideobeeld vervolgde: ‘… laaghartige moord op de jonge keizer Gregor Vorbarra, en het verbreken van zijn heilige geloften in een poging de macht over te nemen, verklaart de Raad van Graven de verraderlijke regent Vorkosigan onbetrouwbaar, verstoten, van alle macht ontheven en vogelvrij verklaard. Vandaag bekrachtigt de Raad van Graven de benoeming van commodore graaf Vidal Vordarian tot premier en waarnemend regent voor douairière-prinses Kareen Vorbarra; hij zal een interimregering formeren die in functie zal blijven totdat er een nieuwe opvolger gevonden kan worden en door de voltallige Raad van Graven en Raad van Ministers bekrachtigd kan worden.’ Hij vervolgde met allerlei wettelijke details terwijl de camera rondging door de zaal. ‘Zet het beeld eens stil, Kodelka,’ vroeg Vortala. Zijn lippen bewogen terwijl hij telde. ‘Ha! Nog geen derde aanwezig. Hij heeft bij lange na geen quorum. Wie denkt hij voor de gek te houden?’

‘Wanhopige man, wanhopige maatregelen,’ mompelde Kanzian terwijl de holovideo na een druk op de knop van Kodelka verder ging. ‘Let op Kareen,’ zei Vorkosigan tegen Cordelia. Vordarian en de prinses waren weer in beeld. Vordarian gebruikte zulke omslachtige termen dat het even duurde voordat Cordelia doorhad dat hij met de woorden ‘persoonlijk beschermer’ een verloving aankondigde. Hij legde zijn hand plechtig over die van Kareen, maar maakte alleen oogcontact met de camera. Kareen tilde haar hand op om zich een ring om haar vinger te laten schuiven zonder dat haar kalme gelaatsuitdrukking ook maar enigszins veranderde. De video eindigde met gedragen muziek. Einde. Gelukkig werd hun het commentaar achteraf in Bètaanse stijl bespaard; blijkbaar werd de Barrayaraan-in-de-straat nooit veel gevraagd, tenzij een hevig oproer zo luidruchtig werd dat niemand het meer durfde te negeren. ‘Hoe zou je Kareens reactie analyseren?’ vroeg Aral aan Cordelia. Cordelia trok haar wenkbrauwen op. ‘Welke reactie? Hoezo, analyseren? Ze heeft geen woord gezegd!’

‘Precies. Vind je dat ze eruitziet alsof ze verdovende middelen heeft gekregen? Of alsof ze gedwongen wordt? Of was dat oprechte instemming? Gelooft ze Vordarians propaganda, denk je?’ Gefrustreerd keek Vorkosigan naar de ruimte waar het beeld van de vrouw zojuist nog was geweest. ‘Ze is altijd gereserveerd geweest, maar dit was het meest ondoorzichtige optreden dat ik ooit heb gezien.’

‘Draai hem nog eens af, Ko,’ zei Cordelia. Ze liet hem het beeld stilzetten op de momenten dat Kareen goed te zien was. Ze keek aandachtig naar het bevroren gezicht, nauwelijks minder levendig dan wanneer de holovideo liep. ‘Ze ziet er niet suffig of beneveld uit. En haar ogen gaan niet steeds opzij, zoals die van de voorzitter deden.’

‘Dus niemand bedreigt haar met een wapen?’ veronderstelde Vortala. ‘Of misschien kan het haar gewoon niets schelen,’ opperde Cordelia grimmig.

‘Instemming, of dwang?’ herhaalde Vorkosigan.

‘Misschien geen van tweeën. Ze heeft haar hele volwassen leven al met dit soort onzin te maken… Wat verwacht je van haar? Ze heeft drie jaar huwelijk met Serg overleefd, voordat Ezar haar beschermde. Ze moet wel een groot deskundige zijn in het inschatten van wat ze niet moet zeggen en wanneer niet.’

‘Maar om zich in het openbaar aan Vordarian te onderwerpen… als ze denkt dat hij verantwoordelijk is voor Gregors dood…’

‘Ja, wat zou ze denken? Als ze echt gelooft dat haar zoon dood is — zelfs al gelooft ze niet dat jij hem hebt vermoord — dan heeft ze alleen nog maar haar eigen leven over om te redden. Waarom zou ze haar overleving dan op het spel zetten voor een of andere dramatische futiliteit, als het Gregor geen goed meer kan doen? Wat is ze jou, ons, per slot van rekening schuldig? We hebben haar allemaal in de steek gelaten, voor zover zij weet.’ Vorkosigan kromp ineen.

Cordelia vervolgde: ‘Vordarian zal ongetwijfeld bepalen wat ze wel en wat ze niet hoort. Misschien is ze er zelfs van overtuigd dat hij aan de winnende hand is. Ze is een overlever; tot nu toe heeft ze Serg en Ezar overleefd. Misschien is ze van plan jou en Vordarian ook te overleven. Misschien denkt ze dat de enige wraak die ze ooit zal kunnen nemen, is lang genoeg leven om op al jullie graven te spugen.’ Een van de stafofficieren mompelde: ‘Maar ze is Vor. Ze had hem moeten trotseren.’

Cordelia schonk hem een blinkende grijns. ‘O, maar je kunt nooit opmaken wat een Barrayaraanse vrouw denkt uit wat ze in aanwezigheid van Barrayaraanse mannen zegt. Eerlijkheid wordt niet bepaald beloond, weet je.’

Het staflid keek haar onzeker aan. Droe glimlachte bitter. Vorkosigan blies zijn adem uit. Kodelka knipperde met zijn ogen. ‘Dus Vordarian wordt het wachten moe en benoemt zichzelf tot regent,’ mompelde Vortala.

‘En premier,’ bracht Vorkosigan op zijn beurt onder de aandacht. ‘Ja, hij zwelt helemaal op.’

‘Waarom maakt hij niet rechtstreeks aanspraak op het Keizerrijk?’ vroeg de stafofficier.

‘Hij steekt eerst voorzichtig een teen in het water,’ zei Kanzian. ‘Dat komt nog, later in het script,’ meende Vortala.

‘Of misschien wat eerder, als we hem een beetje onder druk zetten,’ opperde Kanzian. ‘De laatste en fatale stap. We moeten bedenken hoe we hem nog wat meer kunnen opjagen.’

‘Niet veel langer,’ zei Vorkosigan beslist.

Cordelia bleef die hele dag het spookachtige masker van Kareens gezicht voor zich zien, en toen ze de volgende ochtend wakker werd, kwam het meteen weer terug. Wat dacht Kareen? En wat voelde Kareen? Misschien was ze inderdaad zo verstoken van alle gevoel als het bewijsmateriaal suggereerde. Misschien wachtte ze haar tijd af. Misschien stond ze helemaal achter Vordarian. Als ik wist wat ze geloofde, zou ik weten wat ze deed. Als ik wist wat ze deed, zou ik weten wat ze geloofde.

Er waren te veel onbekenden in deze vergelijking. Als ik Kareen was… Was dat een steekhoudende analogie? Kon Cordelia vanuit zichzelf voor iemand anders redeneren? Kon iemand dat? Er waren overeenkomsten tussen Kareen en haarzelf: ze waren allebei vrouw, ongeveer van dezelfde leeftijd, moeders van zonen die in gevaar waren… Cordelia pakte Gregors schoen van haar kleine stapeltje souvenirs uit de bergen en draaide hem om in haar hand. Mama wilde me terugtrekken, maar mijn schoen ging uit in haar hand. Ik had he??i vaster moeten strikken… Misschien moest ze op haar eigen oordeel vertrouwen. Misschien wist ze precies wat Kareen dacht.

Toen het companeel rinkelde, bijna op dezelfde tijd als de dag ervoor, schoot Cordelia overeind om hem te beantwoorden. Een nieuwe uitzending uit de hoofdstad, nieuw bewijsmateriaal, iets om die cirkel van redeloosheid te verbreken? Maar het gezicht dat verscheen op de beeldplaat was niet dat van Kodelka, maar van een vreemdeling met de insignes van de Veiligheidsdienst op zijn kraag. ‘Vrouwe Vorkosigan?’ begon hij eerbiedig. ‘Ja?’

‘Ik ben majoor Sircoj, officier van dienst in de grote hal. Het is mijn taak om alle nieuwe mensen door te lichten die zich melden, mannen die hun overgelopen eenheden ontvlucht zijn, en zo, en om alle nieuwe informatie te verzamelen die ze meebrengen. Een halfuur geleden is er een man komen opdagen die zegt dat hij uit de hoofdstad is ontsnapt en weigert zijn informatie vrijwillig aan ons uit te leveren. We hebben zijn bewering bevestigd dat hij een anti-ondervragingsbehandeling heeft gehad; als we proberen hem met snel-penta te behandelen, wordt dat zijn dood. Hij blijft vragen — hij staat er zelfs op — om u te mogen spreken. Het zou een moordenaar kunnen zijn.’ Cordelia’s hart bonkte. Ze boog zich voorover naar het holobeeld alsof ze erdoor zou willen klimmen. ‘Had hij iets bij zich?’ vroeg ze ademloos. ‘Zoals een vat, ongeveer een halve meter hoog, met allerlei knipperende lampjes en deze kant boven met grote rode letters op de bovenkant? Ziet er reuze mysterieus uit, elke beveiligingsbeambte zou er een rolberoerte van krijgen… Zijn naam, majoor!’

‘Hij had niets bij zich behalve de kleren aan zijn lijf. Hij is er niet goed aan toe. Zijn naam is Vaagen, kapitein Vaagen.’

‘Ik kom eraan.’

‘Nee, mevrouw! De man loopt zo ongeveer te raaskallen. Het zou gevaarlijk kunnen zijn, ik kan u niet…’

Ze liet hem doorpraten tegen een lege kamer. Droesjnakovi moest het op een rennen zetten om haar in te halen. Cordelia was in minder dan zeven minuten bij het beveiligingskantoor in de grote hal en bleef in de gang even staan om op adem te komen. Om tot zichzelf te komen en haar ziel tot rust te brengen, die haar mond uit wilde vliegen. Kalm. Kalm. Raaskallen maakte blijkbaar weinig indruk op Sircoj. Ze stak haar kin in de lucht en ging het kantoor binnen. ‘Zeg tegen majoor Sircoj dat vrouwe Vorkosigan hier is en hem wil spreken,’ zei ze tegen de kantoorbeambte, die geïmponeerd zijn wenkbrauwen optrok en zich gehoorzaam naar zijn companeel overboog. Sircoj kwam een paar eindeloze minuten later binnen; door dié deur, prentte Cordelia zich in. ‘Ik moet kapitein Vaagen spreken.’

‘Mevrouw, hij zou gevaarlijk kunnen zijn,’ begon Sircoj, precies op het punt waar ze hem daarnet had afgekapt. ‘Hij zou op een onverwachte manier geprogrammeerd kunnen zijn.’

Cordelia dacht erover om Sircoj onverwachts bij de keel te grijpen en te proberen wat rede in hem te persen. Onpraktisch. Ze ademde diep in. ‘Wat mag ik dan wel? Kan ik hem dan op z’n minst via een beeldscherm zien?’

Sircoj keek bedachtzaam. ‘Dat zou misschien wel kunnen. Een kruiscontrole op onze identificatie, en we kunnen opnemen. Uitstekend.’ Hij nam haar mee naar een andere kamer en schakelde een monitor in. Met haar adem ontsnapte haar een kreetje.

Vaagen was alleen in een cel en ijsbeerde van de ene muur naar de andere. Hij droeg een groene uniformbroek en een wit overhemd met bruine vlekken. Hij leek in niets meer op de goed verzorgde en energieke wetenschapper die ze de laatste keer had gezien in zijn lab in het KeiMil. Om beide ogen had hij een kring van roodpaarse vlekken en één ooglid was zo dik dat het oog bijna dichtzat; door het spleetje gloeide een angstaanjagend bloedrood. Hij liep voorovergebogen. Zo te zien had hij in tijden geen bad gehad en niet geslapen, en zijn lippen waren gezwollen…

‘Haal onmiddellijk een dokter voor die man!’ Cordelia besefte dat ze geschreeuwd had toen Sircoj opschrok.

‘Er heeft iemand naar hem gekeken, zijn conditie is niet levensbedreigend. We kunnen hem gaan behandelen zo gauw hij door de beveiliging is,’ zei Sircoj koppig.

‘Zorg er dan voor dat ik met hem kan praten,’ zei Cordelia tussen opeengeklemde kiezen door. ‘Droe, ga terug naar het kantoor en laat Aral komen. Vertel hem wat er aan de hand is.’

Hierbij keek Sircoj ongerust, maar hij hield zich dapper aan zijn procedures. Nog een paar eindeloze seconden, terwijl er iemand naar de gevangenenverblijven ging en Vaagen naar een companeel bracht. Eindelijk verscheen zijn gezicht op de beeldplaat; Cordelia kon haar eigen gezicht weerspiegeld zien in de hevige emoties op het zijne. Eindelijk verbinding. ‘Vaagen! Wat is er gebeurd?’

‘Mevrouw!’ Zijn handen waren gebald en beefden toen hij erop leunde om zich over te buigen naar het beeldscherm. ‘De idioten, de gestoorden, de onwetende, stomme…’ Machteloos sputterde hij beledigingen, totdat hij diep inademde en opnieuw begon, snel en beknopt, alsof haar beeld elk moment weer kon verdwijnen. ‘Eerst dachten we dat we het zouden redden, toen na de eerste twee dagen de gevechten minder werden. We verborgen de replicator in het KeiMil, maar er kwam niemand. We hielden ons gedeisd en sliepen om beurten in het lab. Toen lukte het Henri om zijn vrouw de stad uit te smokkelen en bleven we allebei in het lab. We probeerden de behandelingen in het geheim voort te zetten. Dachten dat we het wel uit konden zitten totdat we gered werden. Er zou op een of andere manier ooit wel een eind aan komen…

We verwachtten ze al bijna niet meer, maar ze kwamen toch nog. Afgelopen… gisteren.’ Hij woelde met een hand door zijn haar alsof hij zocht naar een verband tussen de werkelijkheid en zijn nachtmerrie, waarin de klokken doldraaiden. ‘Vordarians peloton. Ze zochten de baarmoederreplicator. We deden het lab op slot, ze braken de deur open. Ze eisten dat we hem gaven. We weigerden, weigerden te praten, ze konden ons geen van tweeën met snel-penta behandelen. Dus sloegen ze ons in elkaar. Ze hebben hem doodgeslagen, als uitschot, alsof hij niemand was, al die intelligentie, al die kennis, al die veelbelovendheid om zéép geholpen, geveld door een of andere debiel die nog niet tot tien kan tellen en met een geweerkolf staat te zwaaien…’ De tranen stroomden over zijn gezicht.

Cordelia was wit en verslagen; een zeer zwaar geval van een onvolledig déjà vu. Ze had de scène in het lab al duizend keer in haar hoofd afgespeeld, maar nooit had ze dokter Henri dood op de vloer zien liggen, of Vaagen een aframmeling zien krijgen.

‘Toen stormden ze het lab binnen. Alles, alle behandelingsrapporten, al Henri’s werk op het gebied van brandwonden, weg. Dat hadden ze niet hoeven doen. Allemaal weg, voor niets!’ Zijn stem brak en werd hees van woede.

‘Hebben ze… de replicator gevonden? Hem omgekeerd?’ Ze zag het voor zich; ze had het in gedachten al zo vaak gezien, de inhoud eruit tuimelend…

‘Uiteindelijk hebben ze hem gevonden. Maar ze hebben hem meegenomen. En toen lieten ze mij gaan.’ Hij schudde langzaam zijn hoofd. ‘Meegenomen,’ herhaalde ze dom. Waarom? Wat had je eraan om de technologie mee te nemen en de techneuten niet? ‘En ze lieten jou gaan. Om naar ons te komen, neem ik aan. Om het ons te vertellen.’

‘Dat hebt u goed begrepen, mevrouw.’

‘Waar, denk je? Waar zouden ze hem heen hebben gebracht?’ Vorkosigans stem klonk naast haar. ‘Waarschijnlijk naar de keizerlijke residentie. Daar worden de belangrijkste gijzelaars vastgehouden. Ik zal de inlichtingendienst er meteen op zetten.’ Hij stond met zijn voeten stevig uiteen geplant, maar zijn gezicht was grauw. ‘Blijkbaar zijn we niet de enige kant die de druk opvoert.’

Загрузка...