TIEN

Cordelia werd langzaam wakker, rekte zich uit en drukte het heerlijke, zijdezachte, met veren gevulde dekbed tegen zich aan. De andere kant van het bed was leeg — ze raakte het ingedeukte kussen aan — koud en leeg. Aral was blijkbaar al vroeg de slaapkamer uit geslopen. Ze genoot van het gevoel eindelijk genoeg slaap te krijgen, niet wakker te worden in die staat van bedwelmende uitputting die haar geest en lichaam zo lang had geteisterd. Dit was de derde opeenvolgende nacht dat ze goed had geslapen, verwarmd door het lijf van haar man. Ze waren gelukkig allebei van de irritante zuurstofslangetjes in hun gezicht af. Het was vanochtend koel in hun hoekkamer, op de eerste verdieping van de oude stenen verbouwde kazerne, en heel stil. Het raam aan de voorkant stond open en keek uit over het heldergroene grasveld, dat zich uitstrekte in de mist die het meer en het dorp en de heuvels aan de overkant aan het gezicht onttrok. De vochtige ochtendlucht voelde aangenaam aan, en vormde een mooi contrast met het veren dekbed. Toen ze ging zitten, tintelde het nieuwe roze litteken op haar buik alleen maar even.

Droesjnakovi stak haar hoofd om de deur. ‘Mevrouw?’ riep ze zachtjes, en toen zag ze dat Cordelia rechtop zat, met haar blote voeten over de rand van het bed. Cordelia zwaaide haar voeten heen en weer om de bloedsomloop op gang te brengen. ‘O, mooi, u bent wakker.’ Droe duwde met haar schouder de deur open, want ze droeg een groot en veelbelovend dienblad. Ze had een van haar gemakkelijker jurken aan, met een wijde zwierige rok, en een warm gevoerd, geborduurd vest. Haar voetstappen weerklonken op de brede houten vloerplanken en werden daarna gedempt door het met de hand geweven tapijt toen ze door de kamer liep.

‘Ik heb honger,’ zei Cordelia verbaasd toen de geuren van het blad haar neus prikkelden. ‘Ik geloof dat dat voor het eerst in drie weken is.’ Drie weken, sinds die gruwelijke nacht in Huize Vorkosigan. Droe glimlachte en zette het dienblad neer op de tafel bij het raam aan de voorkant. Cordelia trok een ochtendjas en sloffen aan en liep naar de koffiepot. Droe bleef bij haar in de buurt, alsof ze klaarstond om haar op te vangen als ze viel, maar Cordelia voelde zich vandaag veel minder gammel. Ze ging zitten en stak haar hand uit naar de dampende grutjes met boter, en naar een kan warme stroop die de Barrayaranen maakten van ingekookt sap van bomen. Heerlijk voedsel. ‘Heb jij al gegeten, Droe? Wil je koffie? Hoe laat is het?’ De lijfwacht schudde haar blonde hoofd. ‘Ik hoef niets, mevrouw. Het is een uur of elf.’

Droesjnakovi had de afgelopen paar dagen hier op Vorkosigan Surleau deel uitgemaakt van de vanzelfsprekende achtergrond. Cordelia merkte dat ze bijna voor het eerst echt naar het meisje keek sinds ze het KeiMil had verlaten. Droe was net zo oplettend en alert als altijd, maar met een onderliggende spanning, nog steeds de sluipende manier van doen omdat ze zichzelf een slechte lijfwacht vond. Misschien kwam het alleen doordat ze zich beter voelde, maar Cordelia had het zelfzuchtige verlangen dat de mensen om zich heen zich ook beter zouden voelen, al was het alleen maar om haar niet weer neerslachtig te maken.

‘Ik voel me vandaag veel minder suf. Gisteren heb ik met kapitein Vaagen gesproken, via het companeel. Hij denkt dat hij de eerste tekenen van een hernieuwde kalktoename ziet in de moleculen van Pjotr Miles. Zeer bemoedigend, als je weet hoe je Vaagen moet interpreteren. Hij biedt geen valse hoop, maar van het weinige dat hij zegt, kun je op aan.’

Droe sloeg haar ogen op uit haar schoot en zorgde ervoor dat de verwachte glimlach verscheen op haar sombere gelaat. Ze schudde haar hoofd. ‘Ik vind het idee van kunstmatige baarmoeders zo raar. Zo vreemd.’

‘Niet zo raar als wat de evolutie ons zomaar willekeurig heeft opgelegd,’ zei Cordelia met een grijns. ‘Goddank dat er technologie en rationele uitvindingen bestaan. Ik weet nu waarover ik het heb.’

‘Mevrouw… hoe bent u erachter gekomen dat u in verwachting was? Miste u een maandstonde?’

‘Een menstruatie? Nee, dat was het niet.’ Ze dacht terug aan afgelopen zomer. Deze zelfde kamer, dat onopgemaakte bed om precies te zijn. Aral en zij zouden hier binnenkort weer intiem kunnen zijn, hoewel het iets minder pikant zou zijn zonder voortplanting als doel. ‘Aral en ik dachten dat we ons hier permanent gevestigd hadden, afgelopen zomer. Hij was buiten dienst, ik was buiten dienst… geen belemmeringen. Ik was al tamelijk oud voor de organische methode, die hier op Barrayar de enige beschikbare leek te zijn; bovendien wilde hij snel beginnen. Dus heb ik een paar weken nadat we getrouwd waren mijn voorbehoed-implantaat laten verwijderen. Dat gaf me een zondig gevoel, want thuis had ik het alleen kunnen laten verwijderen als ik een vergunning had gekocht.’

‘Echt waar?’ Droe luisterde verbaasd en gefascineerd. ‘Ja, dat is een wettelijke vereiste op Kolonie Bèta. Je moet eerst een oudervergunning aanvragen. Ik heb mijn implantaat sinds mijn veertiende gehad. Ik was toen één keer ongesteld geworden, herinner ik me. We schakelen dat uit totdat we het nodig hebben. Ik heb mijn implantaat gekregen, mijn maagdenvlies is opengesneden, ik kreeg gaatjes in mijn oren en had mijn debutantenfeest…’

‘Maar u… bent toch niet met sex begonnen toen u veertien was?’ Droesjnakovi sprak met gedempte stem.

‘Het had gekund. Maar daarvoor moet je met z’n tweeën zijn, weet je. Ik heb pas later een echte minnaar gevonden.’ Cordelia schaamde zich om toe te geven hoeveel later. Ze was zo sociaal onaangepast geweest, in die tijd… En je bent niet veel veranderd, moest ze zichzelf laconiek toegeven.

‘Ik had niet gedacht dat het zo snel zou gebeuren,’ vervolgde Cordelia. ‘Ik had verwacht dat we wel een paar maanden serieus en zalig zouden moeten experimenteren. Maar we hebben de baby bij de eerste poging gemaakt. Dus heb ik nog steeds niet gemenstrueerd, hier op Barrayar.’

‘De eerste poging,’ echode Droe. Haar mond vertrok van heimelijke ontzetting. ‘Hoe wist u dat het… raak was? Misselijkheid?’

‘Vermoeidheid, vóór de misselijkheid. Maar het waren de blauwe stippen…’ Haar stem stokte terwijl ze aandachtig naar het verwrongen gezicht van het meisje keek. ‘Droe, zijn al deze vragen academisch of heb je een persoonlijker belang bij de antwoorden?’ Haar gezicht verschrompelde bijna. ‘Persoonlijk,’ stootte ze uit.

‘O.’ Cordelia leunde naar achteren. ‘Wil je… erover praten?’

‘Nee… Ik weet niet…’

‘Ik neem aan dat dat ja betekent,’ zei Cordelia met een zucht. O, ja. Het was net als mama kapitein spelen voor zestig Bètaanse wetenschappers in de verkenningsdienst, hoewel vragen over zwangerschap misschien de enige intermenselijke problemen waren die ze nooit bij haar hadden neergelegd. Maar gegeven de domme kletskoek waarmee die rationele en selecte groep af en toe bij haar aan was gekomen, zou de ongepolijste Barrayaraanse versie wel… ‘Je weet dat ik je graag wil helpen, waar het ook om gaat.’

‘Het was in de nacht van de soltoxineaanval,’ zei ze snuffend. ‘Ik kon niet slapen. Ik ben naar de grote keuken beneden gegaan om iets te eten te halen. Op de weg terug naar boven zag ik dat er licht brandde in de bibliotheek. Luitenant Kodelka zat daar. Hij kon ook niet slapen.’

Ko, hè? O, gelukkig maar. Misschien kwam het toch allemaal nog goed.

Cordelia glimlachte haar oprecht bemoedigend toe. ‘Ja?’

‘We… Ik… Hij… kuste me.’

‘Ik neem aan dat je hem terug hebt gekust?’

‘U klinkt alsof u het góédkeurt.’

‘Dat doe ik ook. Jullie zijn twee van mijn beste vrienden, jij en Ko. Als jullie de zaken nu maar eens op een rijtje kregen… Maar ga verder, er moet meer gebeurd zijn.’ Tenzij Droe onwetender was dan Cordelia voor mogelijk hield.

‘We… we… we hebben…’

‘Geneukt?’ opperde Cordelia hoopvol.

‘Ja, mevrouw.’ Droe werd donkerrood en slikte. ‘Ko leek zo gelukkig… een paar minuten lang. Ik was zo gelukkig voor hem, zo blij dat het me niet kon schelen hoeveel pijn het deed.’

O, ja, de barbaarse Barrayaraanse gewoonte om hun vrouwen in te wijden in sex zonder de pijn van de ontmaagding te verdoven. Hoewel, als je bedacht hoeveel pijn hun voortplantingsmethoden hun later nog zouden bezorgen, was het misschien een eerlijke waarschuwing. Maar de paar keer dat ze een glimp van Ko had opgevangen, had hij ook niet zo gelukkig geleken als een jonge minnaar hoorde te zijn. Wat deden deze twee elkaar aan? ‘Ga verder.’

‘Ik dacht dat ik iets zag bewegen in de achtertuin, door de deur van de bibliotheek. Toen kwam de klap van boven… o, mevrouw! Het spijt me zo! Als ik u had bewaakt, in plaats van dat te doen…’

‘Ho, ho, meisje! Je had geen dienst. Als je dat niet aan het doen was geweest, had je in je bed liggen slapen. De soltoxineaanval is op geen enkele manier jullie schuld, van jou of van Ko. Sterker nog, als jullie niet op waren geweest en min of meer aangekleed, had de pleger van de aanslag misschien kunnen ontsnappen.’ En dan zouden we nu niet opnieuw een publieke onthoofding of zoiets tegemoet zien, God sta ons bij. Ergens wenste Cordelia dat ze door waren gegaan voor een tweede ronde en nooit uit dat verdomde raam hadden gekeken. Maar Droesjnakovi had op dit moment genoeg aan haar hoofd zonder die complicaties van leven en dood. ‘Maar als…’

‘Als, als, als, dat is alles wat ik hoor hier, deze laatste weken. Eerlijk gezegd denk ik dat het tijd wordt om dat te veranderen in: en nu gaan we verder.’ Eindelijk drong het tot Cordelia door. Droe was Barrayaraans en had dus geen voorbehoed-implantaat. Het klonk ook niet alsof die idioot van een Ko een alternatief had aangedragen. Droe vroeg zich dus al drie weken af… ‘Wil je een van mijn blauwe stippen proberen? Ik heb er nog een heleboel over.’

‘Blauwe stippen?’

‘Ja, dat wilde ik je gaan vertellen. Ik heb een pakje van die diagnostische stripjes. Die heb ik afgelopen zomer in Vorbarr Sultana gekocht bij een winkel voor importartikelen. Je plast erop, en als de stip blauw wordt, ben je het. Ik heb er maar drie gebruikt, afgelopen zomer.’ Cordelia liep naar haar toilettafel en zocht in de la naar de overtollige voorraad. ‘Hier.’ Ze gaf er een aan Droe. ‘Ga plassen. Dat zal je opluchten.’

‘Werken ze zo snel al?’

‘Na vijf dagen.’ Cordelia stak haar hand op. ‘Ik zweer het je.’ Ongerust naar het strookje papier kijkend verdween Droesjnakovi in de badkamer van Cordelia en Aral, naast de slaapkamer. Een paar minuten later kwam ze weer te voorschijn. Ze keek sip en haar schouders hingen.

Wat betekent dit?vroeg Cordelia zich geërgerd af. ‘En?’

‘Hij bleef wit.’

‘Dan ben je niet in verwachting.’

‘Blijkbaar niet.’

‘Ik weet niet of je nu blij of verdrietig bent. Geloof me, als je een baby wilt, kun je beter nog een paar jaar wachten, totdat hier wat meer medische technologie beschikbaar is.’ Hoewel de organische methode wel boeiend was geweest, voor een tijdje…

‘Ik wil geen… Ik wil… Ik weet het niet… Ko heeft nauwelijks een woord tegen me gezegd sinds die nacht. Ik wilde niet in verwachting zijn, ik zou niet weten wat ik zou moeten beginnen, maar aan de andere kant dacht ik dat hij daar misschien… net zo opgewonden en gelukkig over zou zijn als hij over de sex was. Dat hij misschien terug zou komen en… O, het ging zo goed, en nu is alles bedorven!’ Haar handen waren tot vuisten gebald, haar gezicht was bleek en ze had haar kiezen op elkaar geklemd.

Ga huilen, zodat ik weer adem kan balen, meisje. Maar Droesjnakovi hervond haar zelfbeheersing. ‘Het spijt me, mevrouw. Het was niet mijn bedoeling om al die domheid over u uit te storten.’ Domheid, ja, maar geen eenzijdige domheid. Om iets zo te verknoeien had je een commissie nodig. ‘Maar wat mankeert Ko dan? Ik dacht dat hij alleen maar leed aan een soltoxineschuldgevoel, zoals iedereen in huis.’ Van Aral en mij af naar beneden. ‘Ik weet het niet, mevrouw.’

‘Heb je al iets heel extreems geprobeerd, zoals het aan hem vragen?’

‘Hij maakt zich uit de voeten als hij me aan ziet komen.’ Cordelia zuchtte en concentreerde zich erop in de kleren te raken. Echte kleren vandaag, geen ziekengewaden. Achter in Arals kast hing d’r geelbruine broek van haar verkenningsuniform. Nieuwsgierig paste ze hem aan. Niet alleen kreeg ze de sluiting dicht, hij zat nog wijd ook. Ze was écht ziek geweest. Ze was in een nogal strijdlustige bui, dus hield ze hem aan en koos er een gebloemde kiel met lange mouwen bij. Zeer comfortabel. Ze glimlachte naar haar slanke, zij het bleke profiel in de spiegel.

‘Ah, lieve kapitein.’ Aral stak zijn hoofd om de slaapkamerdeur. ‘Je bent op.’ Hij keek even naar Droesjnakovi. ‘Jullie zijn allebei hier. Nog beter. Ik geloof dat ik je hulp nodig heb, Cordelia. Eigenlijk weet ik het wel zeker.’ In Arals ogen flonkerde een eigenaardige uitdrukking. Verbazing, geamuseerdheid, ongerustheid? Hij kwam de kamer binnen. Hij droeg zijn gebruikelijke vrijetijdskleding voor Vorkosigan Surleau, een oude uniformbroek en een burgeroverhemd. Hij werd gevolgd door een gespannen en ongelukkige Kodelka, gekleed in een keurig zwart uniform met de rode luitenantsinsignes helder afstekend op de kraag. Hij had zijn degenstok stevig vast. Droe ging met haar rug tegen de muur staan en sloeg haar armen over elkaar. ‘Luitenant Kodelka wil een bekentenis afleggen, heeft hij me gezegd. Ik vermoed dat hij ook op vergeving hoopt,’ zei Aral. ‘Dat verdien ik niet, meneer,’ prevelde Kodelka. ‘Maar ik kon niet langer met mezelf leven. Dit moet uitgesproken worden.’ Hij staarde naaide vloer en keek niemand aan. Droesjnakovi sloeg hem ademloos gade. Aral ging op de rand van het bed zitten, naast Cordelia. ‘Hou je vast,’ mompelde hij tegen haar uit zijn mondhoek. ‘Dit was een volledige verrassing voor me.’

‘Ik denk dat ik een flink stuk op je voorlig.’

‘Dat zou niet de eerste keer zijn.’ Hij verhief zijn stem. ‘Ga je gang, luitenant. Het wordt er niet makkelijker op als we het eruit moeten trekken.’

‘Droe — juffrouw Droesjnakovi — ik ben gekomen om mezelf aan te geven. En om mijn verontschuldigingen aan te bieden. Nee, dat klinkt triviaal, en geloof me, ik beschouw dit niet als triviaal. Je verdient meer dan mijn verontschuldigingen, ik moet boete doen. Wat je maar wilt. Maar het spijt me echt vréselijk dat ik je heb verkracht.’ Droesjnakovi’s mond viel open en bleef drie volle seconden openhangen, waarna ze hem zo hard dichtsloeg dat Cordelia haar kiezen op elkaar hoorde slaan. ‘Wat?!’

Kodelka kromp ineen, maar keek geen moment op. ‘Het spijt me… liet spijt me,’ mompelde hij.

‘Jij denkt dat je… wat?’ bracht Droesjnakovi hijgend uit, ontsteld en razend. ‘Dacht je dat je dat kon… O!’ Ze stond nu kaarsrecht, met gebalde vuisten, en ademde snel. ‘Ko, jij sukkel! Idioot! Achterlijke! Jij-jij-jij…’ Haar woorden stierven sputterend weg. Haar hele lichaam trilde. Cordelia keek volkomen gefascineerd toe. Aral wreef bedachtzaam over zijn lippen.

Droesjnakovi beende op Kodelka af en schopte zijn degenstok uit zijn hand. Hij viel bijna om met een verbijsterd ‘Huh?’, greep ernaar en miste, zodat de stok tegen de vloer kletterde.

Droe smeet hem deskundig tegen de muur en verlamde hem met een stoot in een zenuwknoop: ze duwde haar vingers met kracht in zijn zonnevlecht. Zijn ademhaling stopte.

‘Jij uilskuiken. Denk je dat je me met een vinger zou kunnen aanraken zonder mijn instemming? O! Hoe kun je zo, zo, zo…’ I laar verbijsterde woorden gingen over in een kreet van woede, vlak bij zijn oor. Hij verkrampte.

‘Maak mijn secretaris alsjeblieft niet kapot, Droe, het kost veel geld om hem te laten repareren,’ zei Aral vriendelijk. ‘O!’ Ze liet Kodelka los en wentelde zich om haar as. Hij wankelde en viel op zijn knieën. Met haar handen voor haar gezicht en op haar vingers bijtend liep ze stampend de deur uit, die ze met een klap achter zich dichtsloeg. Pas toen snikte ze, en het schrille geluid van haar ademhaling stierf weg in de hal. Er sloeg opnieuw een deur. Stilte. ‘Het spijt me, Ko,’ zei Aral in de lange rust die volgde. ‘Maar het ziet er niet naar uit dat je zelfbeschuldiging overeind is gebleven in de rechtszaal.’

‘Ik snap het niet.’ Ko schudde zijn hoofd, kroop naar zijn degenstok toe en klauterde zeer onvast overeind.

‘Begrijp ik goed dat jullie het hebben over wat er tussen jullie is gebeurd in de nacht van de soltoxineaanval?’ vroeg Cordelia. ‘ja, mevrouw. Ik zat in de bibliotheek. Ik kon niet slapen en dacht dat ik nog even wat cijfers zou nakijken. Ze kwam binnen. We zaten bij elkaar, praatten wat… Plotseling merkte ik dat ik… nou ja… het was de eerste keer dat het weer werkte sinds ik door de zenuwvernietiger was geraakt. Ik dacht dat het nog wel een jaar zou duren, of eeuwig. Ik raakte gewoonweg in paniek, ik… heb haar genomen… ter plekke. Niets gevraagd, geen woord gezegd. En toen kwam de klap van boven en zijn we allebei de tuin in gerend en… ze heeft me niet eens beschuldigd, de volgende dag. Ik wachtte en wachtte maar.’

‘Maar als hij haar niet heeft verkracht, waarom werd ze dan daarnet zo kwaad?’ vroeg Aral.

‘Maar ze is al die tijd al kwaad,’ zei Kodelka. ‘De blikken die ze me toewierp, de afgelopen drie weken…’

‘Dat was angst, Ko,’ lichtte Cordelia hem in.

‘Ja, dat dacht ik ook.’

‘Omdat ze bang was dat ze in verwachting was, niet omdat ze bang voor jóu was,’ verduidelijkte Cordelia. ‘O,’ zei Ko met een klein stemmetje.

‘Dat is ze overigens niet.’ (Ko echode zichzelf met nog een zacht ‘O.’) ‘Maar nu is ze kwaad op je, en dat kan ik haar niet kwalijk nemen.’

‘Maar als ze niet denkt dat ik haar… waarom dan?’

‘Je begrijpt het niet.’ Ze keek met een frons naar Aral. ‘jij ook niet?’

‘Nou…’

‘Omdat je haar zojuist hebt beledigd, Ko. Niet toen, maar nu net, hier in deze kamer. En niet alleen door haar bekwaamheid in een man-tot-mangevecht te onderschatten. Wat je net hebt gezegd maakte haar voor het eerst duidelijk datje zo op jezelf geconcentreerd was die nacht, dat je geen oog hebt gehad voor haar. Slechte beurt, Ko. Heel slecht. Je moet je diep bij haar verontschuldigen. Ze heeft je haar hele Barrayaraanse zelf geschonken, en jij hebt zo weinig gewaardeerd wat ze deed dat je het zelfs niet hebt opgemerkt.’

Hij keek plotseling op. ‘Geschonken? Als een of andere liefdadigheid?’

‘Meer als een godsgeschenk,’ mompelde Aral, verzonken in een of andere eigen evaluatie.

‘Ik ben geen…’ Kodelka’s gezicht draaide plotseling naar de deur. ‘Bedoelt u dat ik achter haar aan zou moeten rennen?’

‘Kruipen, eigenlijk, als ik jou was,’ adviseerde Aral. ‘Snel kruipen. Onder haar deur door glippen, met je buik omhoog gaan liggen en haar op je laten stampen totdat ze er helemaal mee heeft afgerekend. Dan opnieuw verontschuldigingen aanbieden. Zo kun je je er misschien nog uit redden.’ Arals ogen schitterden nu openlijk van plezier. ‘Hoe zou u dat noemen? Totale overgave?’ vroeg Ko gepikeerd. ‘Nee. Ik zou het: winnen noemen.’ Zijn stem werd een tikje koeler. ‘Ik heb de oorlog tussen mannen en vrouwen zien afglijden tot de heroïek van de verschroeide aarde. Brandstapels van trots. Die kant wil je niet op. Dat verzeker ik je.’

‘U… mevrouw! U lacht me uit! Hou op!’

‘Dan moet jij ophouden jezelf belachelijk te maken,’ zei Cordelia scherp. ‘Haal je hoofd uit je achterste. Denk eens zestig aaneengesloten seconden aan iemand anders behalve jezelf.’

‘Mevrouw. Meneer.’ Hij had zijn kiezen nu in ijzige waardigheid op elkaar geklemd. Hij liep al buigend achteruit naar de deur, stevig op zijn vingers getikt. Maar in de hal ging hij de verkeerde kant op, de tegengestelde richting als waarin Droesjnakovi was gevlucht, en klepperde de zijtrap af.

Aral schudde hulpeloos zijn hoofd terwijl Kodelka’s voetstappen wegstierven. Er ontsnapte hem een proestend geluid. Cordelia stompte hem zacht tegen zijn arm. ‘Hou daarmee op! Voor hen is het niet grappig.’ Ze keken elkaar aan; ze giechelde en trok toen vastbesloten een serieus gezicht. ‘Goeie hemel, ik geloof dat hij een verkrachter wilde zijn. Vreemde ambitie. Heeft hij te veel met Bothari rondgehangen?’

Deze enigszins lugubere grap stemde hen allebei weer ernstig. Aral keek peinzend, ik denk… dat Ko zijn onzekerheden overdreef. Maar zijn berouw was oprecht.’

‘Oprecht, maar een tikkeltje zelfvoldaan. Ik denk dat we zijn onzekerheden misschien lang genoeg hebben gekoesterd. Het zou weleens tijd kunnen zijn om hem een schop onder zijn kont te geven.’ Aral liet vermoeid zijn schouders hangen. ‘Hij is haar iets verschuldigd, dat is zeker. Maar wat moet ik hem opdragen te doen? Het heeft geen waarde als hij het niet uit vrije wil doet.’ Cordelia bromde instemmend.

Pas bij de lunch merkte Cordelia dat er iets ontbrak aan hun kleine wereldje.

‘Waar is de graaf?’ vroeg ze aan Aral, toen ze zagen dat de tafel maar voor twee was gedekt door de huishoudster van Pjotr, in een eetkamer aan de voorkant die uitkeek over het meer. De dag was niet warmer geworden. De mist van de ochtend was opgetrokken maar daarna samengeklonterd tot laag overjagende grijze wolken, en het was winderig en kil. Cordelia had een oud zwart uniformjasje van Aral aangetrokken over haar gebloemde blouse.

ik dacht dat hij naar de stallen was gegaan. Om dat nieuwe paard te trainen dat hij voor dressuur wil gaan gebruiken,’ zei Aral, die ook bezorgd naar de tafel keek. ‘Dat heeft hij tenminste tegen me gezegd.’ De huishoudster, die de soep binnenbracht, zei uit eigen beweging: ‘Nee, meneer. Hij is vroeg vertrokken met de grondmobiel, met twee van zijn mannen.’

‘O. Excuseer me even.’ Aral knikte naar Cordelia, stond op en verliet de eetkamer naar de achterste hal. Een van de opslagkamers aan de achterkant van het huis was verbouwd tot een communicatiecentrum met een dubbel beveiligd companeel en dag en nacht een bewaker van de KeiVei voor de deur. Arals voetstappen echoden door de hal in die richting.

Cordelia nam één hap soep, die als vloeibaar lood door haar slokdarm zakte, legde haar lepel opzij en wachtte. Ze kon Arals stem horen, in het stille huis, en een elektronisch vervormde reactie met de intonatie van een vreemde, maar te gedempt om de woorden te kunnen verstaan. Na wat een kleine eeuwigheid leek, hoewel de soep nog warm was, kwam Aral met een somber gezicht terug.

‘Is hij erheen gegaan?’ vroeg Cordelia. ‘Naar het KeiMil?’

‘Ja. Hij is er geweest en weer vertrokken. Alles is in orde.’ Zijn brede kaak was gespannen.

‘Bedoel je dat het goed is met de baby?’

‘Ja. Hij mocht niet naar binnen, heeft een tijdje staan ruziën en is vertrokken. Verder niets.’ Hij begon met een nors gezicht zijn soep op te lepelen.

De graaf kwam een paar uur later terug. Cordelia hoorde het zachte gesuis van zijn grondmobiel langskomen over de oprijlaan en om de noordzijde van het huis gaan, stoppen, een kap opengaan en sluiten, en de mobiel verder glijden naar de garages, die aan de andere kant van de heuveltop bij de stallen lagen. Ze zat met Aral in de voorkamer met de nieuwe grote ramen. Hij was verdiept geweest in een of ander regeringsrapport op zijn handviewer, maar bij het geluid van de sluitende kap zette hij die op ‘pauze’ en wachtte samen met haar af; ze hoorden harde voetstappen snel om het huis lopen en de treden naar de voordeur beklimmen. Arals mond stond strak vanwege de onaangenaamheden die hij verwachtte, en zijn ogen grimmig. Cordelia drukte zich tegen de rugleuning van haar stoel en wapende zich. Graaf Pjotr zwaaide de deur naar hun kamer open en plantte zijn voeten stevig op de grond. Hij was formeel gekleed in zijn oude uniform met zijn generaalsinsignes. ‘Daar zijn jullie.’ De man in livrei die achter hem aan liep, wierp één ongemakkelijke blik op Aral en Cordelia en sloop toen weg zonder dat hem verteld was in te rukken. Graaf Pjotr merkte niet eens dat hij wegging.

Pjotr wendde zich eerst tot Aral. ‘Jij. Jij durft me in het openbaar te schande te maken. In de val te lokken.’

‘U hebt uzelf te schande gemaakt, vrees ik, meneer. Als u die weg niet was gegaan, was u. niet in die val gelopen.’

Pjotr liet dit met strakke kaak tot zich doordringen; de lijnen in zijn gezicht waren diep. Woede; gêne die streed met overtuiging van zijn eigen gelijk. Gegeneerd zoals alleen iemand kan zijn die ongelijk heeft.

Hij twijfelt aan zichzelf, besefte Cordelia. Een sprankje hoop. Laten we dat sprankje niet kwijtraken, het is ‘misschien onze enige uitweg uit deze donkere doolhof’.

De overtuiging van het eigen gelijk kreeg de overhand. ‘Dit is mijn taak niet,’ snauwde Pjotr. ‘Het is vrouwenwerk om onze genen te behoeden.’

‘Was vrouwenwerk, in de tijd van de Afzondering,’ zei Aral op vlakke toon. ‘Toen het enige antwoord op mutatie kindermoord was. Nu zijn er andere antwoorden.’

‘Wat moeten vrouwen een raar gevoel hebben gehad over hun zwangerschappen, als ze niet wisten of die zouden eindigen in leven of dood,’ zei Cordelia peinzend. Eén slokje uit die beker, meer hoefde ze een leven lang niet te hebben, maar de Barrayaraanse vrouwen hadden hem keer op keer tot op de bodem leeggedronken… Het was geen wonder dat de cultuur van hun afstammelingen chaotisch was, maar wel dat die niet volledig krankzinnig was.

‘Je laat ons allemaal in de steek als je er niet in slaagt haar onder controle te houden,’ zei Pjotr. ‘Hoe denk je een planeet te kunnen leiden als je je eigen huishouden niet eens aankunt?’

Een van Arals mondhoeken krulde enigszins op. ‘Ze is inderdaad moeilijk onder controle te houden. Ze is me tweemaal ontsnapt. Haar vrijwillige terugkeer verbaast me nog steeds.’

‘Word je bewust van je plichten! Jegens mij als je graaf, zo niet als je vader. Je hebt trouw aan me gezworen. Kies je ervoor deze buitenwereldse vrouw te gehoorzamen boven mij?’

‘Ja.’ Aral keek hem recht aan. Hij dempte zijn stem tot een fluistering. ‘Dat is de juiste volgorde der dingen.’ Pjotr kromp ineen. Aral vervolgde op droge toon: ‘Proberen het onderwerp te veranderen van kindermoord naar gehoorzaamheid zal u niet helpen, meneer. U hebt me zelf geleerd hoe je iemand met misleidende retoriek op het verkeerde been kunt zetten.’

‘Vroeger had je onthoofd kunnen worden voor een kleinere brutaliteit.’

‘Ja, de huidige situatie is een beetje eigenaardig. Als erfgenaam van een graaf ben ik uw ondergeschikte, maar als uw regent ben ik uw meerdere. Een patstelling. Vroeger hadden we die kunnen doorbreken met een leuk oorlogje.’ Hij grijnsde terug, of ontblootte in elk geval zijn tanden. Cordelia’s gedachten tolden rond: Slechts één dag: de Onweerstaanbare Kracht ontmoet het Onverplaatsbare Object. Kaartjes vijf mark.

De deur naar de hal zwaaide open en luitenant Kodelka tuurde nerveus naar binnen. ‘Meneer? Het spijt me dat ik u stoor. Ik heb een probleem met het companeel. Hij doet het weer niet.’

‘Wat voor probleem, luitenant?’vroeg Vorkosigan, die met moeite zijn aandacht verlegde. ‘Valt hij af en toe weg?’

‘Hij doet het gewoon niet.’

‘Een paar uur geleden was er nog niets aan de hand. Controleer de stroomtoevoer.’

‘Dat heb ik gedaan, meneer.’

‘Laat een technicus komen.’

‘Dat kan niet, zonder het companeel.’

‘O, nee. Laat de gardecommandant hem dan voor je openmaken en kijk of er een in het oog springend probleem is. Bestel dan een technicus via zijn open lijn.’

‘Ja, meneer.’ Kodelka liep achteruit de kamer uit, na een behoedzame blik op de drie gespannen mensen die verstijfd zaten te wachten totdat hij vertrok.

De graaf gaf niet op. ‘Ik zweer dat ik het zal onterven. Dat ding in dat vat in het KeiMil. En wel volledig.’

‘Geen doeltreffend dreigement, meneer. U kunt alleen mij onterven. Bij keizerlijk decreet. Waartoe u dan nederig een verzoek zou moeten indienen bij, eh… mij.’ Zijn scherpe glimlach blonk. ‘Dat zou ik natuurlijk inwilligen.’

De spieren in Pjotrs kaak trokken. Uiteindelijk toch niet de onweerstaanbare kracht en het onverplaatsbare object, maar de onweerstaanbare kracht en een of andere zee van vloeistof; geen van Pjotrs slagen troffen doel, ze plonsden er allemaal machteloos naast. Geestelijke judo. Hij v/as uit zijn evenwicht en maaide nu wild om zich heen om zijn balans te hervinden. ‘Denk aan Barrayar. Denk aan het voorbeeld dat je geeft.’

‘O,’ zei Aral zachtjes, ‘dat heb ik gedaan.’ Hij zweeg even. ‘Wij hebben nooit vanuit de achterhoede leiding gegeven, jij en ik. Waar een Vorkosigan gaat, is het misschien voor anderen minder moeilijk om te volgen. Een beetje individuele… beïnvloeding van de maatschappij.’

‘Misschien aardig voor andere melkwegbewoners. Maar onze samenleving kan zich deze luxe niet veroorloven. We kunnen onszelf maar nauwelijks redden. We kunnen het dode gewicht van miljoenen invaliden niet dragen!’

‘Miljoenen?’ Aral trok een wenkbrauw op. ‘Nu extrapoleert u van één naar een oneindige hoeveelheid. Een zwak argument, meneer, een man als u niet waardig.’

‘En,’ zei Cordelia rustig, ‘hoeveel draaglijk is moet elk individu, dat zijn of haar last draagt, toch zelf beslissen?’

Pjotr keerde zich naar haar. ‘Ja, en wie betaalt dit dan allemaal? Het keizerrijk. Vaagens laboratorium valt onder militair onderzoek. Heel Barrayar betaalt voor het verlengen van het leven van jouw monster.’ Geschokt antwoordde Cordelia: ‘Misschien zal het een betere investering zijn dan u denkt.’

Pjotr snoof en liet zijn hoofd halsstarrig naar beneden zakken, tussen zijn magere schouders. Hij keek strak door Cordelia heen naar Aral. ‘Je bent vastbesloten me dit aan te doen. Mijn huis. Ik kan je niet tot andere gedachten brengen, ik kan het je niet verbieden… goed dan. Je wilt zo graag verandering, hier heb je een verandering. Ik wil mijn naam niet op dat ding. Dat kan ik je in elk geval ontzeggen, al is dat het enige.’

Aral tuitte zijn lippen en zijn neusvleugels stonden wijd uit. Maar hij zat roerloos in zijn stoel. De viewer gloeide nog altijd, vergeten in zijn bewegingloze handen. Hij zorgde ervoor dat zijn handen stil en volledig onder controle waren, en dat ze zich niet tot vuisten balden. ‘Uitstekend, meneer.’

‘Dan noemen we hem Miles Naismith Vorkosigan,’ zei Cordelia, die deed alsof ze kalm was terwijl haar maag en darmen in oproer waren. ‘Mijn vader zal er geen bezwaar tegen hebben.’

‘Je vader is dood,’ snauwde Pjotr.

Tot felrood bloedplasma uitgesmeerd in een ongeluk met een ruimteveer, meer dan tien jaar geleden… Soms voelde ze, als ze haar ogen sloot, dat zijn dood nog steeds in magenta en groenblauw op haar netvlies gegrift stond. ‘Niet helemaal. Niet zolang ik leef en me hem herinner.’

Pjotr keek haar aan alsof ze hem zojuist een stomp in zijn Barrayaraanse maag had gegeven. Barrayaraanse plechtigheden voor de doden namen bijna de vorm aan van voorouderverering, alsof herinnering de ziel in leven kon houden. Stroomde zijn eigen sterfelijkheid vandaag kil door zijn aderen? Hij was te ver gegaan en dat wist hij, maar hij kon nu niet meer terug. ‘Niets, maar dan ook niets kan je bij zinnen brengen! Misschien dat dit helpt.’ Hij ging wijdbeens staan, plantte zijn laarzen stevig neer en keek Aral dreigend aan. ‘Maak dat je wegkomt uit mijn huis. Uit allebei de huizen, ook uit Huize Vorkosigan. Neem die vrouw van je mee en vertrek. Vandaag nog!’ Arals blik ging slechts eenmaal rond door het huis van zijn kindertijd. Hij zette de viewer voorzichtig neer en stond op. ‘Uitstekend, meneer.’ Pjotrs woede was gekweld. ‘Gooi je je thuis hiervoor weg?’

‘Mijn thuis is geen plek. Het is een persoon, meneer,’ zei Aral plechtig. Toen voegde hij er schoorvoetend aan toe: ‘Personen.’ Waarmee hij bedoelde: niet alleen Cordelia, maar Pjotr ook. Ze zat voorovergebogen, met buikpijn van de spanning. Was de oude man van steen? Zelfs nu betoonde Aral hem een hoffelijkheid waar haar hart bijna bij stilstond.

‘Je zult je pachtgelden en andere inkomsten uit het familiebezit terugstorten naar het district,’ zei Pjotr wanhopig. ‘Zoals u wilt, meneer.’ Aral liep naar de deur. Pjotrs stem werd zachter. ‘Waar ga je wonen?’

‘Illyan dringt er al een tijdje op aan dat ik verhuis naar de keizerlijke residentie, om veiligheidsredenen. Evon Vorhalas heeft me ervan overtuigd dat Illyan gelijk heeft.’

Cordelia was opgestaan toen Aral dat deed. Ze liep nu naar het raam en staarde uit over het sombere grijze, groene en bruine landschap. Er schuimden witte koppen op het tinkleurige water van het meer. De Barrayaraanse winter zou heel koud worden…

‘Dus je gaat je nu toch een keizerlijk air aanmeten, hè?’ zei Pjotr honend. ‘Is dat wat dit is, hoogmoed?’

Aral trok een grimas van diepe ergernis, integendeel, meneer. Als ik geen ander inkomen heb dan mijn halve admiraalssalaris, kan ik het me niet veroorloven nee te zeggen tegen een kosteloos onderkomen.’ Een beweging in de voortjagende wolken trok Cordelia’s aandacht. Ze kneep haar ogen ongerust tot spleetjes. ‘Wat is er aan de hand met die lichtvlieger?’ mompelde ze half tegen zichzelf.

Het stipje groeide en dook op een vreemde manier naar beneden. Het liet een spoor van rook na. Het stuiterde over het meer, recht op hen af. ‘God, zou hij vol bommen zitten?’

‘Wat?’ zeiden Aral en Pjotr in koor, en ze stapten snel naar het raam, Aral rechts van haar en Pjotr links.

‘Hij heeft het kenteken van de KeiVei,’ zei Aral.

Pjotr kneep zijn oude ogen half dicht. ‘O?’

Cordelia bereidde zich geestelijk voor op een sprint door de hal en de achterdeur uit. Er was een soort greppel aan de andere kant van de oprijlaan, als ze daar plat in gingen liggen dan… Maar de lichtvlieger verloor vaart aan het eind van zijn baan. Hij zwalkte en maakte een landing op het gazon voor het huis. Mannen in de livrei van Vorkosigan en in het groen en zwart van de KeiVei omsingelden hem behoedzaam. De schade aan de vlieger was nu duidelijk zichtbaar, een door een plasmaboog ingebrand gat, zwarte roetvlekken, een verwrongen stuurpaneel; het was een wonder dat hij nog kón vliegen. ‘Wie…?’ zei Aral.

Pjotr kneep zijn ogen nog verder samen toen er door de beschadigde kap een glimp van de piloot zichtbaar werd. ‘Goeie goden, het is Negri!’

‘Maar wie is degene naast… Kom mee!’ riep Aral over zijn schouder terwijl hij de deur uitrende. Ze stormden achter hem aan de entree door, de voordeur uit en de groene helling af.

De bewakers moesten de verwrongen kap openbreken. Negri viel in hun armen. Ze legden hem op het gras. Hij had een grillige brandwond van een meter over zijn linkerzij en -dijbeen; zijn groene uniform was gesmolten en weggebrand, en onthulde bloedende witte blazen en opengebarsten vlees. Hij rilde onbeheersbaar. De kleine gestalte die in de passagiersstoel naast hem zat vastgesnoerd, was keizer Gregor. De vijfjarige jongen huilde van angst, niet hard maar gedempt, een hijgend, onderdrukt gejammer. Het maakte een sinistere indruk op Cordelia, zo’n zelfbeheersing bij iemand die nog zo jong was. Hij had moeten gillen. Zij zou willen gillen. Hij droeg gewone speelkleding, een shirt en broek van een zachte, donkerblauwe stof. Hij miste een schoen. Een KeiVei-bewaker klikte zijn veiligheidsgordel los en tilde hem uit de vlieger. Hij schrok terug voor de man en keek vol afgrijzen en verwarring naar Negri. Dacht je dut volwassenen onverwoestbaar waren, kind, dacht Cordelia verdrietig. Ko en Droe kwamen te voorschijn uit hun afzonderlijke schuilplaatsen in het huis om samen met de rest van de bewakers met grote ogen naar het schouwspel te staren. Gregor kreeg Droesjnakovi in het oog, vloog als een pijl uit een boog naar haar toe en greep haar stevig bij haar rok. ‘Droesjie, help!’ Zijn gehuil werd nu bijna hoorbaar. Ze sloeg haar armen om hem heen en tilde hem op.

Aral knielde neer naast het gewonde hoofd van de KeiVei. ‘Negri, wat is er gebeurd?’

Negri stak zijn nog functionerende rechterhand uit en pakte Aral bij zijn jasje. ‘Hij probeert een staatsgreep te plegen… in de hoofdstad. Zijn troepen hebben de KeiVei ingenomen, en het communicatiecentrum… Waarom reageerde u niet? Hoofdkwartier omsingeld, geïnfiltreerd. Hevige gevechten bij de keizerlijke residentie. We waren hem op het spoor, op het punt hem te arresteren… Hij raakte in paniek. Heeft te snel toegeslagen. Ik denk dat hij Kareen heeft…’ Pjotr vroeg: ‘Wie, Negri, wie?’

‘Vordarian.’

Aral knikte met een grimmig gezicht. ‘Ja…’

‘U… moet voor de jongen zorgen,’ bracht Negri hijgend uit. ‘Hij heeft ons er bijna onder…’ Zijn huiveringen groeiden uit tot stuiptrekkingen en zijn ogen rolden naar achteren, zodat het wit zichtbaar werd. Zijn ademhaling stokte in luide verstikkingsgeluiden. Plotseling stelden zijn bruine ogen zich weer scherp. ‘Zeg tegen Ezar…’ Hij werd weer gegrepen door stuiptrekkingen, die zijn brede lijf door elkaar schudden, toen stopten ze. Alles stopte. Hij ademde niet meer.

Загрузка...