VIER

Een aspect van haar nieuwe leven als gemalin van de regent dat Cordelia minder problematisch vond dan ze had verwacht, was de toevloed van lijfwachten in hun huis. Haar ervaring in de Bètaanse verkenningsdienst en die van Vorkosigan in het Barrayaraanse leger hadden hen allebei gewend doen raken aan dicht op elkaar leven. Cordelia had er niet lang voor nodig om de mensen in de uniformen te leren kennen, met hun persoonlijke eigenaardigheden. De bewakers vormden een levendige jonge groep, stuk voor stuk uitgezocht voor deze dienst, en daar waren ze trots op. Maar als Pjotr ook aanwezig was, met al zijn livreibedienden, onder wie Bothari, werd Cordelia’s gevoel dat ze in een kazerne woonde acuut.

De graaf was degene die het idee opperde om een informeel toernooi in man-tot-mangevechten te organiseren tussen de mannen van III-yan en die van hemzelf. Ondanks wat vaag gemopper van de beveiligingscommandant over gratis training op kosten van de keizer, werd er een strijdperk aangelegd in de achtertuin, en de wedstrijd werd al snel een wekelijkse traditie. Zelfs Kodelka werd erbij betrokken, als scheidsrechter en deskundig jurylid, en Pjotr en Cordelia waren de toejuichers. Vorkosigan kwam kijken als hij maar even tijd had, tot Cordelia’s voldoening; ze vond dat hij af en toe even los moest breken uit de mallemolen van regeringszaken waaraan hij zich dagelijks onderwierp.

Op een zonnige herfstochtend installeerde Cordelia zich op de gestoffeerde tuinbank om naar het spektakel te kijken, vergezeld van. haar dienstmaagd. Plotseling vroeg ze; ‘Waarom doe jij niet mee, Droe? Jij hebt de oefening toch net zo hard nodig als al die anderen? Het excuus voor dit alles — niet dat jullie Barrayaranen een excuus nodig lijken te hebben om herrie te schoppen — was nu juist dat iedereen erdoor in vorm zou blijven.’

Droesjnakovi keek verlangend naar het strijdperk, maar zei: ‘Ik ben niet uitgenodigd, mevrouw.’

‘Een grove onzorgvuldigheid van iemand. Hm. Weet je wat? Ga je verkleden. Dan ben jij mijn team. Aral moet vandaag zelf maar voor zijn mannen juichen. Een echte Barrayaraanse wedstrijd zou toch minstens drie partijen moeten hebben, dat is de traditie.’

‘Denkt u dat het in orde is?’ vroeg ze weifelend. ‘Het staat ze misschien niet aan.’

De ‘ze’ in kwestie waren wat Droesjnakovi noemde de ‘echte’ wachters, de mannen in uniform.

‘Aral zal het niet erg vinden. Alle anderen die bezwaren hebben, moeten die maar met hem bespreken. Als ze durven.’ Cordelia grijnsde, en Droesjnakovi grijnsde terug en stormde weg. Aral kwam naast haar zitten en ze vertelde hem over haar plan. Hij trok een wenkbrauw op. ‘Bètaanse innovaties? Nou ja, waarom ook niet? Maar wees voorbereid op plagerijen.’

‘Ik ben voorbereid. Maar ze zullen niet zo geneigd zijn om grappen te maken als ze er een paar van hen kan verslaan. Ik denk dat ze dat kan; op Kolonie Bèta zou dat meisje zo langzamerhand commando-officier zijn. Al dat natuurtalent wordt verspild met de hele dag achter mij aan kuieren. En als ze het niet kan, nou, dan zou ze mij eigenlijk niet moeten bewaken, toch?’ Ze keek hem aan.

‘Daar zit wat in… Ik zal ervoor zorgen dat Kodelka haar in de eerste ronde tegen iemand van haar eigen lengte en gewicht laat uitkomen. In absolute termen is ze aan de kleine kant.’

‘Ze is groter dan jij.’

‘Langer. Volgens mij ben ik wel wat kilootjes zwaarder dan zij. Hoe dan ook, jouw wens is mijn bevel. Oef.’ Hij klauterde weer overeind en ging Droesjnakovi laten bijschrijven op Kodelka’s lijst. Cordelia kon niet horen wat ze tegen elkaar zeiden, aan de andere kant van de tuin, maar verzon haar eigen dialoog bij de gebaren en gelaatsuitdrukkingen. Ze mompelde: ‘Aral: Cordelia wil dat Droe meedoet. Ko: Jakkes! Wie wil er nou meisjes? Aral: Lastig. Ko: Ze verpesten alles, en bovendien huilen ze altijd. Sergeant Bothari zal haar tot pulp malen — hm, ik hoop dat dat inderdaad is wat dat gebaar betekent, anders word je obsceen, Ko, haal die grijns van je gezicht, Vorkosigan. Aral: Het vrouwtje staat erop. Je weet toch hoe ik onder de plak zit. Ko: Nou, vooruit dan. Pfff. Missie geslaagd; de rest moet je zelf doen, Droe.’ Vorkosigan voegde zich weer bij haar. ‘Geregeld. Ze zal beginnen tegen een van vaders mannen.’

Droesjnakovi kwam terug, gekleed in een wijde sportbroek en een tricotshirt, een tenue dat zoveel mogelijk leek op de trainingspakken van de mannen als haar garderobe toestond. De graaf kwam naar buiten om te overleggen met sergeant Bothari, de aanvoerder van zijn team, en een plekje bij hen te vinden om zijn botten te warmen in de zon. ‘Wat is dat?’ vroeg Pjotr toen Kodelka Droesjnakovi’s naam riep voor het tweede koppel dat aan de beurt was. ‘Importeren we tegenwoordig Bètaanse gewoontes?’

‘Het meisje is een natuurtalent,’ verklaarde Vorkosigan. ‘Bovendien heeft ze de oefening net zo hard nodig als alle anderen, of meer nog, want ze heeft de belangrijkste taak van allemaal.’

‘Straks wil je nog vrouwen in het leger,’ mopperde Pjotr. ‘Waar houdt het op? Dat zou ik weleens willen weten.’

‘Wat is er mis met vrouwen in het leger?’ vroeg Cordelia, om hem een beetje op stang te jagen.

‘Het is niet krijgskundig,’ snauwde de oude man. ‘ “Krijgskundig” is alles waarmee je de oorlog wint, zou ik zeggen.’ Ze glimlachte minzaam. Een vriendelijk waarschuwend kneepje van Vorkosigan weerhield haar ervan langer op het punt door te gaan. Dat was ook niet nodig. Pjotr draaide zich om om naar zijn kandidaat te kijken en zei alleen: ‘Hmf.’

De man van de graaf was zo onvoorzichtig om zijn tegenstander te onderschatten en voor die vergissing ging hij tegen de grond. Daar werd hij een stuk oplettender van. De toeschouwers schreeuwden rauw commentaar. Bij de volgende val drukte hij haar tegen de grond. ‘Vond je niet dat Kodelka een beetje snel telde?’ vroeg Cordelia terwijl de kandidaat van de graaf Droesjnakovi overeind liet komen na de beslissing.

‘Hm. Misschien,’ zei Vorkosigan op neutrale toon. ‘Ze houdt zich ook een beetje in, valt me op. Ze zal nooit in de volgende ronde komen als ze dat blijft doen in dit gezelschap.’ Bij de volgende confrontatie, de beslissende voor twee uit drie, gebruikte Droesjnakovi met succes een armklem, maar ze hield hem niet vol.

‘O, wat jammer,’ mompelde de graaf vrolijk.

‘Je had hem niet moeten laten glippen!’ riep Cordelia, die steeds meer werd meegesleept. De kandidaat van de graaf maakte een zachte en slordige tuimeling. ‘Grijp in, Ko!’ Maar de scheidsrechter, op zijn stok geleund, liet het gaan. Hoe dan ook, Droesjnakovi zag een gelegenheid voor een verwurging en greep die aan. ‘Waarom geeft hij niet op?’ vroeg Cordelia.

‘Hij gaat liever van zijn stokje,’ antwoordde Aral. ‘Dan hoeft hij zijn vrienden niet aan te horen.’

Droesjnakovi begon onzeker te kijken toen het gezicht dat ze onder haar arm klemde donkerpaars werd. Cordelia zag dat ze hem los ging laten en sprong op om te schreeuwen: ‘Hou vol, Droe! Laat je niet voor de gek houden!’ Droesjnakovi verstevigde haar greep, en de gestalte hield op met tegenspartelen.

‘Vooruit, beslis, Kodelka,’ riep Pjotr terwijl hij droevig zijn hoofd schudde. ‘Hij moet vanavond nog wachtlopen.’ En dus ging de ronde naar Droesjnakovi.

‘Goed werk, Droe!’ zei Cordelia toen Droesjnakovi bij hen terugkeerde. ‘Maar je moet echt agressiever zijn. Laat je moordenaarsinstincten de vrije loop.’

‘Dat vind ik ook,’ zei Vorkosigan onverwachts. ‘Die kleine aarzeling die je hebt, kan dodelijk zijn… en niet alleen voor jezelf.’ Hij keek haar strak aan. ‘Je oefent hier voor het echte werk, hoezeer we ook allemaal hopen dat zo’n situatie zich nooit zal voordoen. De volledige inzet die je dan nodig hebt, moet volkomen automatisch komen.’

‘Ja, meneer. Ik zal het proberen, meneer.’

In de volgende ronde kwam sergeant Bothari uit, die zijn tegenstander tweemaal snel na elkaar tegen de grond drukte. De verslagene kroop het strijdperk uit. Er werden nog een paar ronden gespeeld en toen was het weer Droesjnakovi’s beurt, deze keer tegen een van III-yans mannen.

Ze pakten elkaar vast, en in de worsteling porde hij haar doeltreffend tussen de billen, wat het publiek een fluitconcert ontlokte. Doordat ze kwaad en afgeleid was, kon hij haar uit haar evenwicht trekken en fatsoenlijk ten val brengen.

‘Zag je dat?’ riep Cordelia tegen Aral. ‘Dat was een smerige truc!’

‘Hm. Maar het was niet een van de acht verboden stoten. Je zou hem er niet om kunnen diskwalificeren. Niettemin…’ Hij gebaarde naar Kodelka voor een onderbreking en riep Droesjnakovi bij zich voor een onderonsje.

‘We hebben die por gezien,’ mompelde hij. Haar mond was strak en haar gezicht rood. ‘Aangezien je voor mevrouw uitkomt, is een belediging van jou tot op zekere hoogte een belediging van haar. En een heel slecht precedent. Ik wil dat je tegenstander buiten bewustzijn is als hij de ring verlaat. Hoe je dat doet, is jouw probleem. Je mag dit als een bevel beschouwen, als je wilt. En maak je ook maar geen onnodige zorgen over gebroken botten,’ voegde hij er onbekommerd aan toe.

Droesjnakovi liep terug naar het strijdperk met een glimlachje op haar gezicht en met half dichtgeknepen, fonkelende ogen. Ze liet een schijnbeweging volgen door een bliksemsnelle trap tegen de kaak van haar tegenstander, een stomp in zijn buik en een lage slag tegen zijn knieën, waardoor hij met een bons op de mat terechtkwam. Hij stond niet meer op. Er volgde een enigszins geschokte stilte. ‘Je had gelijk,’ zei Vorkosigan. ‘Ze hield zich inderdaad in.’ Cordelia glimlachte zelfvoldaan en installeerde zich wat gemakkelijker. ‘Dat dacht ik al.’

De volgende ronde voor Droesjnakovi was de halve finale, en het lot besliste dat haar tegenstander sergeant Bothari was. ‘Hm,’ mompelde Cordelia tegen Vorkosigan. ‘Ik ben niet zeker van de psychodynamiek hiervan. Is het veilig? Voor allebei, bedoel ik, niet alleen voor haar. En niet alleen lichamelijk.’

‘Ik denk het wel,’ antwoordde hij net zo zacht. ‘Het leven in dienst van de graaf is een aangename, rustige routine geweest voor Bothari. Hij heeft zijn medicatie steeds genomen. Ik denk dat hij in vrij goede vorm is op het ogenblik. En de sfeer van de oefenring is veilig en bekend voor hem. Er is meer spanning voor nodig dan Droe kan leveren om hem door het lint te laten gaan.’

Cordelia knikte gerustgesteld en ging eens goed zitten om de slachtpartij te aanschouwen. Droesjnakovi leek nerveus. Het begin was langzaam; Droesjnakovi concentreerde zich erop om buiten het bereik van Bothari te blijven. Terwijl hij om het strijdperk liep om alles goed te kunnen zien, drukte luitenant Kodelka per ongeluk op de knop van zijn degenstok en de schede schoot de bosjes in. Bothari werd een ogenblik afgeleid en Droe sloeg toe, laag en snel. Bothari kwam met een flinke klap neer, maar hij liet zich zonder noemenswaardige pauze direct weer op zijn voeten rollen. ‘Goeie mep!’ schreeuwde Cordelia opgetogen. Droe keek net zo verbaasd als alle anderen. ‘Beslis, Ko!’

Luitenant Kodelka fronste zijn wenkbrauwen. ‘Het was geen eerlijke slag, mevrouw.’ Een van de mannen van de graaf bracht de schede terug en Kodelka schoof hem weer om het wapen. ‘Het was mijn schuld. Oneerlijke afleiding.’

‘Daarnet noemde je het anders geen oneerlijke afleiding,’ wierp Cordelia tegen.

‘Hou erover op, Cordelia,’ zei Vorkosigan zacht. ‘Maar hij boort haar een punt door de neus!’ fluisterde ze woedend terug. ‘En wat voor een punt! Bothari heeft tot nu toe alles gewonnen.’

‘Ja. Het heeft Kodelka op de oude Generaal Vorkraft een halfjaar oefenen gekost voordat hij hem één keer kon vloeren.’

‘O. Hm.’ Hier moest ze even over nadenken. ‘Jaloezie?’

‘Heb je dat niet gemerkt? Zij heeft alles wat hij kwijt is.’

‘Ik heb gemerkt dat hij af en toe verdomde lomp tegen haar is. Dat is jammer. Ze is duidelijk…’

Vorkosigan stak bezwerend een vinger op. ‘Praat er later over. Niet hier.’

Ze zweeg even en knikte toen instemmend. ‘Oké.’

De ronde werd voortgezet, en sergeant Bothari gooide Droesjnakovi tweemaal snel achter elkaar bijna door de mat heen, voordat hij met bijna net zoveel gemak met zijn laatste tegenstander afrekende.

Vanuit een samenscholing van deelnemers aan de andere kant van de tuin kwam Kodelka aangehinkt als boodschapper.

‘Meneer? We vroegen ons af of u een demonstratieronde zou willen geven. Met sergeant Bothari. Geen van de jongens hier heeft dat ooit gezien.’

Vorkosigan wuifde het idee weg, maar niet erg overtuigend. ‘Ik ben niet in vorm, luitenant. Trouwens, hoe weten ze daarvan? Heb je verhalen verteld?’

Kodelka grinnikte. ‘Een paar. Ik denk dat ze er iets van zouden opsteken. Over wat voor spel dit werkelijk kan zijn.’

‘Een slecht voorbeeld, vrees ik.’

‘Ik heb dat nooit gezien,’ mompelde Cordelia. ‘Is het inderdaad zo’n goede show?’

‘Ik weet het niet. Heb ik je de laatste tijd ontstemd? Zou het een catharsis voor je zijn om te zien hoe Bothari me de grond in stampt?’

‘Ik denk dat het dat voor jou zou zijn,’ zei Cordelia, hem bijvallend in zijn overduidelijke verlangen om zich te laten overhalen. ‘Ik denk dat je dit soort dingen hebt gemist, in dat leidinggevende leven dat je de laatste tijd leidt.’

‘Ja…’ Hij stond op, wat tot enig applaus leidde, trok zijn uniformjasje en schoenen uit en verwijderde ringen en de inhoud van zijn zakken, waarna hij het strijdperk betrad om wat rek- en opwarmingsoefeningen te doen.

‘Je kunt maar beter als scheidsrechter optreden, Ko,’ riep hij achterom. ‘Al is het maar om onnodige schrik te voorkomen.’

‘Ja, meneer.’ Kodelka wendde zich tot Cordelia voordat hij terug hinkte naar de arena. ‘Eh. Vergeet niet, mevrouw, dat ze elkaar in de vier jaar dat ze dit hebben gedaan nog nooit hebben vermoord.’

‘Waarom vind ik die mededeling eerder onheilspellend dan geruststellend? Maar Bothari heeft vanochtend al zes rondes gevochten. Misschien begint hij moe te worden.’

De twee mannen stonden tegenover elkaar in het strijdperk en bogen formeel. Kodelka deinsde haastig achteruit, uit de weg. De uitgelaten, vrolijke stemming onder de toeschouwers stierf weg toen de ijzige, geconcentreerde roerloosheid van de twee spelers ieders blik vasthield. Ze begonnen lichtvoetig om elkaar heen te draaien en troffen elkaar in een onduidelijke vlek. Cordelia zag niet precies wat er gebeurde, maar toen ze uit elkaar weken, spoog Vorkosigan bloed uit een gescheurde lip en stond Bothari dubbelgeklapt over zijn buik. Bij de volgende confrontatie gaf Bothari Vorkosigan een trap in zijn rug die echode tegen de tuinmuren en hem helemaal het strijdperk uit lanceerde; hij maakte een koprol en rende terug, ondanks zijn hortende ademhaling. De mannen die verantwoordelijk waren voor het beschermen van het leven van de regent begonnen elkaar zorgelijk aan te kijken. Bij de volgende worsteling viel Vorkosigan hard op de mat, waarna Bothari onmiddellijk boven op hem neerkwam om hem in een verstikkende greep te nemen. Cordelia dacht dat ze zijn ribben zag doorbuigen onder de knieën op zijn borst. Een paar bewakers wilden naar voren komen, maar Kodelka wuifde hen weg en Vorkosigan, met een rood aangelopen gezicht, gaf op.

‘Eerste punt voor sergeant Bothari,’ riep Kodelka. ‘Gaan we voor twee uit drie, meneer?’

Sergeant Bothari ging met een glimlachje staan en Vorkosigan bleef even op de mat zitten om weer op adem te komen. ‘In elk geval nog één. Ik moet revanche nemen. Niet in vorm.’

‘Dat zei ik toch,’ mompelde Bothari.

Ze draaiden weer om elkaar heen. Ze kwamen samen, weken uiteen, kwamen weer samen, en plotseling maakte Bothari een spectaculaire radslag, terwijl Vorkosigan onder hem rolde om zijn arm zodanig vast te grijpen dat zijn schouder bijna uit de kom schoot in zijn gedraaide val. Bothari verzette zich even tegen de greep en gaf toen op. Deze keer was het Bothari die een tijdje op de mat bleef zitten voordat hij opstond.

‘Verbazingwekkend,’ zei Droesjnakovi met een enthousiaste blik in de ogen. ‘Vooral als je in aanmerking neemt hoeveel kleiner hij is.’

‘Klein maar venijnig,’ stemde Cordelia in, gefascineerd. ‘Vergeet dat niet.’

De derde ronde was kort. Een wirwar van geworstel en slagen en een slordige gezamenlijke val resulteerde plotseling in een armoverstrekking, waarin Bothari de baas was. Vorkosigan was zo onverstandig om te proberen los te breken, en Bothari liet volkomen uitdrukkingsloos met een hoorbare knal zijn elleboog uit de kom schieten. Vorkosigan schreeuwde en gaf op. Opnieuw sloeg Kodelka een toevloed van ongevraagde hulp af.

‘Duw hem terug, sergeant,’ kreunde Vorkosigan zittend op de grond, en Bothari zette zich met een voet schrap tegen zijn voormalige gezagvoerder en gaf een nauwkeurig rechte ruk aan de arm. ‘Ik moet erom denken,’ bracht Vorkosigan hijgend uit, ‘dat ik dat niet meer doe.’

‘Hij heeft hem deze keer tenminste niet gebroken,’ sprak Kodelka bemoedigend, en hij hielp hem samen met Bothari overeind. Vorkosigan strompelde terug naar de sofa en ging heel voorzichtig aan Cordelia’s voeten zitten. Ook Bothari bewoog een stuk langzamer en strammer.

‘En zo,’ zei Vorkosigan, nog steeds buiten adem, ‘speelden we het spel… aan boord van de oude Generaal Vorkraft. ‘’

‘Al die moeite,’ merkte Cordelia op, ‘en hoe vaak ben je nu ooit echt in een man-tot-mangevecht verwikkeld geraakt?’

‘Zeer, zeer zelden. Maar als het gebeurde, wonnen we ook.’

Het gezelschap viel uiteen; de andere spelers mompelden zacht commentaar onder elkaar. Cordelia ging met Aral mee om te helpen met het verzorgen van zijn elleboog en mond, en om hem een warm bad, een massage en een schoon stel kleren te geven. Tijdens de massage sneed ze het probleem aan dat steeds vaker haar aandacht vroeg.

‘Denk je dat je iets tegen Ko zou kunnen zeggen over de manier waarop hij Droe behandelt? Zo is hij anders helemaal niet. Ze gaat zowat op haar kop staan om aardig voor hem te zijn. En hij is niet half zo wellevend tegen haar als hij tegen een van zijn manschappen zou zijn. Ze is praktisch een medeofficier. En als ik het niet helemaal bij het verkeerde eind heb, waanzinnig verliefd op hem. Waarom ziet hij dat niet?’

‘Waarom denk je dat hij dat niet ziet?’ vroeg Aral langzaam. ‘Vanwege zijn gedrag, natuurlijk. Het is zo jammer. Ze zouden een fantastisch stel zijn. Vind je niet dat ze knap is?’

‘Bijzonder. Maar ik val dan ook op grote amazones,’ zei hij terwijl hij over zijn schouder naar haar grijnsde, ‘zoals iedereen weet. Niet elke man houdt daarvan. Maar als dat een vonk van koppelingswoede is die ik in je oog zie… denk je trouwens dat het de moederlijke hormonen zijn?’

‘Zal ik je andere elleboog ook uit de kom draaien?’

‘Oef. Nee, bedankt. Ik was vergeten hoe pijnlijk een training met Bothari kan zijn. Ah, dat is beter. Een beetje lager…’

‘Je zult daar morgen een paar gigantische blauwe plekken hebben.’

‘Vertel mij wat. Maar voordat je je laat meeslepen door Droe’s liefdesleven… Heb je weleens goed nagedacht over Kodelka’s verwondingen?’

‘O.’ Cordelia was met stomheid geslagen. ‘Ik nam aan… dat zijn geslachtsorganen net zo goed gerepareerd waren als de rest van hem.’

‘Of net zo slecht. Het is een zeer delicate operatie.’ Cordelia tuitte haar lippen. ‘Weet je dit zeker?’

‘Nee, dat niet. Ik weet alleen dat het onderwerp in al onze gesprekken nooit ter sprake is gekomen. Niet eenmaal.’

‘Hm. Ik wou dat ik wist hoe ik dat moest interpreteren. Het klinkt een beetje onheilspellend. Denk je dat je hem zou kunnen vragen… ?’

‘Goeie god, Cordelia, natuurlijk niet! Wat een vraag om die man te stellen. Vooral als het antwoord nee is. Ik moet met hem werken, weet je nog.’

‘Nou, ik moet met Droe werken. Ik heb niets aan haar als ze wegkwijnt en sterft aan een gebroken hart. Hij heeft haar meer dan eens aan het huilen gemaakt. Dan gaat ze in een hoekje zitten waar ze denkt dat niemand haar ziet.’

‘Heus waar? Dat is moeilijk voor te stellen.’

‘Je kunt moeilijk van me verwachten dat ik haar vertel dat hij het alles bij elkaar niet waard is. Maar heeft hij echt een hekel aan haar? Of is het alleen zelfverdediging?’

‘Goede vraag… Voor wat het waard is, mijn chauffeur maakte laatst een grapje over haar — niet eens een erg grof grapje — en Ko deed plotseling erg koel tegen hem. Ik geloof niet dat hij een hekel aan haar heeft. Maar ik denk wel dat hij jaloers op haar is.’ Cordelia liet het onderwerp aldus onbeslist rusten. Ze wilde het koppel graag helpen, maar had geen antwoord op hun dilemma. Zelf had ze er geen moeite mee om creatieve oplossingen te bedenken voor de praktische problemen die zich ten gevolge van de verwondingen van de luitenant konden voordoen op het gebied van de fysieke intimiteit, maar ze schrok terug voor de inbreuk die ze zou moeten maken op hun verlegen terughoudendheid om hun die mede te delen. Ze had het wrange vermoeden dat ze hen alleen zou choqueren. Sextherapie leek hier volkomen onbekend te zijn.

Als echte Bètaanse had ze een dubbele moraal op het gebied van seksueel gedrag altijd als logischerwijze onmogelijk gezien. Maar nu ze in het kielzog van Vorkosigan wat ronddobberde aan de randen van de Barrayaraanse hogere kringen, begon ze eindelijk in te zien hoe je die kon hebben. Het leek allemaal neer te komen op het belemmeren van de vrije toevoer van informatie naar bepaalde personen, die vooraf geselecteerd waren door middel van een onuitgesproken code die op een of andere manier bij alle aanwezigen behalve haarzelf bekend was en waar allen het over eens waren. Je kon niet over sex praten tegen of in aanwezigheid van ongetrouwde vrouwen of kinderen. Jonge mannen waren blijkbaar van alle regels uitgesloten als ze onder elkaar waren, maar niet als er een vrouw van willekeurig welke leeftijd of sociale klasse aanwezig was. De regels veranderden ook, zeer verwarrend, naarmate de sociale status van de aanwezigen varieerde. En groepjes getrouwde vrouwen, buiten gehoorsafstand van mannen, ondergingen soms de verbazingwekkendste transformaties en bleken dan over heel andere gegevens te beschikken dan ze had gedacht. Over sommige onderwerpen kon je grapjes maken maar niet serieus praten. En sommige variaties mochten helemaal niet genoemd worden. Ze had meer dan één conversatie definitief om zeep geholpen door wat haar een volkomen voor de hand liggende en achteloze opmerking had geleken, en was dan door Aral apart genomen voor snelle instructies. Ze probeerde een lijst te maken van de regels die ze dacht ontdekt te hebben, maar vond ze zo onlogisch en tegenstrijdig, vooral op het gebied van wat bepaalde mensen zouden moeten voorwenden niet te weten in aanwezigheid van bepaalde andere mensen, dat ze de poging staakte. Ze liet de lijst wel aan Aral zien, die hem op een avond in bed las en bijna dubbelsloeg van het lachen.

‘Is dat echt de indruk die we bij jou wekken? Ik vind je Regel Zeven schitterend. Moet ik in gedachten houden… Ik wou dat ik dat had geweten toen ik jong was. Had ik al die afschuwelijke instructievideo’s uit dienst over kunnen slaan.’

‘Als je zo blijft gniffelen, heb je straks een bloedneus,’ zei ze stekelig. ‘Dit zijn jullie regels, niet de mijne. Jullie houden je eraan. Ik probeer ze alleen maar te doorzien.’

‘Mijn heerlijke wetenschapster. Hm. Je noemt de zaken wel bij hun naam. We hebben nooit geprobeerd… Zou je Regel Elf met me willen overtreden, lieve kapitein?’

‘Laat eens zien, welke… O, ja! Zeker wel. Nu? En als we dan toch bezig zijn, laten we dan ook Dertien maar meenemen. Mijn hormonen spelen op. Ik herinner me dat de co-ouder van mijn broer me over dat effect heeft verteld, maar ik geloofde haar toen niet echt. Ze zegt dat je het na de geboorte weer compenseert.’

‘Dertien? Ik had nooit kunnen denken…’

‘Dat komt doordat jij, als Barrayaraan, te veel tijd besteedt aan het volgen van Regel Twee.’

Toen werd de antropologie voor een tijdje vergeten. Maar ze merkte dat ze hem de slappe lach kon bezorgen, later, door op een goed gekozen moment te mompelen: ‘Regel Negen, meneer.’

Het weer veranderde. Er had die ochtend een vleugje winter in de lucht gehangen, een vrieskou die een deel van de planten in de achtertuin van graaf Pjotr had doen verwelken. Cordelia keek vol verwachting uit naar haar eerste echte winter. Vorkosigan beloofde haar sneeuw, bevroren water, iets dat ze maar op twee verkenningstochten had gezien. Voordat het lente is, zal ik een zoon hebben gebaard. Huh. Maar in de middag had de herfstzon uitbundig geschenen en was het warmer geworden. Het platte dak van Huize Vorkosigan boven de voorste vleugel stond die warmte nu weer af rond Cordelia’s enkels terwijl ze er voorzichtig overheen liep, hoewel de lucht haar wangen al deed tintelen van de kou; de stralen van de zon vielen schuin over de horizon van de stad.

‘Goedenavond, jongens,’ zei Cordelia terwijl ze naar de twee bewakers knikte die op deze post op het dak de wacht hielden. Ze knikten terug en de oudste raakte zijn voorhoofd aan in een aarzelend half saluut. ‘Mevrouw.’

Cordelia kwam hier regelmatig kijken naar de zonsondergang. Het uitzicht over de stad was schitterend vanaf dit vier verdiepingen hoge uitkijkpunt. Ze kon een glimp zien van de rivier die de stad in tweeën deelde, achter bomen en gebouwen. Hoewel een groot gat een paar blokken verderop langs haar zichtlijn haar deed vermoeden dat de rivieroevers binnenkort aan het oog onttrokken zouden worden door een nieuw bouwwerk. Het hoogste torentje van Kasteel Vorhartung, waar ze al die plechtigheden in de grafelijke Raadszaal had bijgewoond, stak omhoog vanaf een steile rotswand die uitkeek over het water. Achter Kasteel Vorhartung lagen de oudste delen van de hoofdstad. Ze had dat stuk nog niet gezien, doordat de kronkelige straatjes ter breedte van een paard daar niet geschikt waren voor grondmobielen, maar ze was wel over de vreemde, lage, donkere vlekken in het hart van de stad gevlogen. De nieuwere wijken, die zich glinsterend uitstrekten naar de horizon, voldeden meer aan de galactische normen en lagen rond de moderne transportstelsels gerangschikt. Het leek hier in geen enkel opzicht op Kolonie Bèta. Vorbarr Sultana lag helemaal uitgespreid over het aardoppervlak of klom hemelwaarts, vreemd tweedimensionaal en onbeschut. De steden van Kolonie Bèta doken de diepte in, via schachten en tunnels, vele lagen diep en complex, gezellig en veilig. Kolonie Bèta had eigenlijk geen bouwkunst, alleen binnenhuisarchitectuur. Het was verbazingwekkend wat mensen allemaal konden verzinnen om huizen die een buitenkant hadden een verschillend aanzien te geven.

De bewakers bewogen nerveus en zuchtten toen ze tegen de gemetselde reling geleund ging staan en in de verte keek. Ze vonden het eigenlijk niet prettig als ze dichter dan drie meter bij de rand kwam, hoewel de ruimte maar zes meter breed was. Maar ze zou nu waarschijnlijk al snel kunnen zien hoe Vorkosigans grondmobiel de straat indraaide. Zonsondergangen waren prachtig, maar haar blik was nu naar beneden gericht.

Ze snoof de complexe geuren op van begroeiing, waterdamp en uitstoot van de industrie. Barrayar stond een verbazende hoeveelheid afvallozing in de lucht toe, alsof… Nou ja, de lucht was hier natuurlijk ook gratis. Niemand deed metingen, er waren geen tarieven voor het bewerken en filtreren van de lucht… Beseften deze mensen eigenlijk wel hoe rijk ze waren? Alle lucht die ze maar in konden ademen, ze hoefden er alleen maar de deur voor uit te stappen, en het werd net zo vanzelfsprekend gevonden als bevroren water dat uit de lucht kwam vallen. Ze ademde een keer extra in, alsof ze het op een of andere manier hebzuchtig zou kunnen opslaan, en glimlachte… Een krakende, scherpe dreun in de verte verbrijzelde haar gedachten en deed haar adem stokken. De twee bewakers schrokken op. Je hebt een klap gehoord, nou en? Dat hoeft niet per se iets met Aral te maken te hebben. En, ijzig, het klonk als een sonische granaat. En niet zo’n kleintje ook. Goeie god. Er rees een zuil van rook en stof op uit een ravijn dat een paar blokken verderop in de straat was geslagen, ze kon de bron ervan niet zien… Ze rekte zich uit…

‘Mevrouw.’ De jongste bewaker greep haar bovenarm. ‘Gaat u alstublieft naar binnen.’ Zijn gezicht stond strak en zijn ogen waren groot. De oudere man had zijn hand over zijn oor geslagen en nam informatie in zich op uit zijn comlink… Zij had zo’n toestel niet. ‘Wat zeggen ze?’ vroeg ze.

‘Mevrouw, gaat u alstublieft naar beneden!’ Hij duwde haar naar het luik naar de zolder, vanwaar een trap naar beneden leidde, naar de derde verdieping. ‘Het was vast niets bijzonders,’ zei hij geruststellend terwijl hij haar verder duwde.

‘Het was een sonische granaat klasse vier, waarschijnlijk afgeschoten met een luchtbuis,’ zo verhielp ze zijn stuitende onwetendheid. ‘Tenzij de werper zelfrnoordneigingen had. Heb je er nog nooit zo een af horen gaan?’

Droesjnakovi schoot te voorschijn uit het luik, met een fijn geknepen broodje met boter in haar ene hand en haar bedwelmer in de andere. ‘Mevrouw?’ De bewaker keek opgelucht, schoof Cordelia naar haar toe en liep terug naar de oudere man. Cordelia, die vanbinnen schreeuwde, grijnsde met opeengeklemde kaken en liet zich bewaken terwijl ze gehoorzaam door het luik klom. ‘Wat is er gebeurd?’ siste ze tegen Droesjnakovi. ‘Dat weet ik nog niet. Het rode alarm ging af in de eetzaal in de kelder, en iedereen is naar zijn post gerend,’ zei Droe hijgend. Ze moest zichzelf wel zo ongeveer naar boven hebben geteleporteerd, die zes trappen op.

‘Grr.’ Cordelia vloog de trappen af, verlangend naar een valbuis. Het companeel in de bibliotheek zou zeker bemand zijn… Iemand moest toch een comlink hebben… Ze wervelde de wenteltrap af en stormde over de zwarte en witte tegels.

De commandant van de huisbewaking was inderdaad op zijn post en deelde bevelen uit. De eerste livreibediende van graaf Pjotr stond naast hem zenuwachtig te doen. ‘Ze komen rechtstreeks hierheen,’ zei de man van de KeiVei over zijn schouder. ‘Haal jij die dokter.’ De man in het bruine uniform rende naar buiten.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Cordelia. Haar hart bonkte nu, en dat kwam niet alleen van de spurt naar beneden.

Hij keek naar haar op, wilde iets kalmerends en nietszeggends zeggen en bedacht zich halverwege zijn ademtocht. ‘Iemand heeft een schot gelost op de grondmobiel van de regent. Hij heeft gemist. Ze komen meteen hierheen.’

‘Hoe ruim heeft hij gemist?’

‘Ik weet het niet, mevrouw.’

Dat wist hij waarschijnlijk inderdaad niet. Maar als de grondmobiel nog werkte… Hulpeloos gebaarde ze dat hij weer aan zijn werk moest gaan, en ze draaide zich om en liep terug naar de hal, waar nu een paar mannen van graaf Pjotr stonden die haar niet te dicht bij de deur wilden laten komen. Ze hing over de trapleuning op de derde tree van onderen en beet op haar lip.

‘Denkt u dat luitenant Kodelka bij hem was?’ vroeg Droesjnakovi timide.

‘Waarschijnlijk wel. Dat is hij meestal,’ antwoordde Cordelia afwezig, met haar blik op de deur gevestigd, wachtend, wachtend… Ze hoorde de mobiel aankomen. Een van de mannen van graaf Pjotr deed de huisdeur open. Mannen van de beveiliging zwermden rond de zilveren vorm van het voertuig onder de galerij… God, waar kwamen ze allemaal vandaan? De glanzende lak van de auto was gekrast en beroet, maar niet diep gedeukt; de overkapping van het achterdeel was niet gebarsten, hoewel de voorkant wel beschadigd was. De achterportieren zwaaiden omhoog, en Cordelia rekte zich uit om een glimp op te vangen van Vorkosigan, maar het gezicht werd haar tot gekmakens toe belemmerd door de groene ruggen van de KeiVei-mannen. Ze weken uiteen. Door de opening zag ze luitenant Kodelka zitten. Hij knipperde duizelig met zijn ogen en het bloed droop langs zijn kin; toen werd hij door een bewaker overeind geholpen. Eindelijk verscheen Vorkosigan; hij weigerde zich te laten opjagen en wuifde alle hulp weg. Zelfs de bezorgdste bewakers durfden hem niet aan te raken zonder uitnodiging daartoe. Vorkosigan beende met een grimmig en bleek gezicht naar binnen. Kodelka volgde, ondersteund door zijn stok en een korporaal van de KeiVei, met een meer verwilderde blik in de ogen. Het bloed was afkomstig uit zijn neus. De man van Pjotr gooide de voordeur van Huize Vorkosigan dicht en sloot daarmee driekwart van de chaos buiten.

Arals blik ontmoette de hare, over de hoofden van de mannen heen, en de zwaarmoedige uitdrukking op zijn gezicht werd even wat lichter. Hij knikte haar nauwelijks merkbaar toe: ik ben in orde. In reactie trok ze haar lippen strak: dat is je geraden ook… Ko zei met trillende stem: ‘… een waanzinnig gat in de straat! Daar had je een interplanetair vrachtschip in kwijt gekund. Die chauffeur heeft een fantastisch reactievermogen… Wat?’ Hij schudde zijn hoofd naar de vragensteller. ‘Sorry, mijn oren tuiten… Wat zei je?’ Hij stond met zijn mond open, alsof hij geluid oraal in zich kon opnemen, raakte zijn gezicht aan en keek verrast naar de rode vlekken op zijn hand. ‘Je bent doof van de klap, Ko,’ zei Vorkosigan. Zijn stem was kalm, maar veel te hard. ‘Morgenochtend hoor je weer normaal.’ Alleen Cordelia besefte dat de luide toon niet voor Kodelka was bedoeld; Vorkosigan kon zichzelf ook niet horen. Zijn blik schoot te snel heen en weer, het enige teken dat hij probeerde te liplezen. Op bijna hetzelfde ogenblik arriveerden Simon Illyan en een dokter. Vorkosigan en Kodelka werden meegenomen naar een rustige zitkamer aan de achterkant en lieten alle volgens Cordelia nogal overbodige bewakers achter. Cordelia en Droesjnakovi volgden hen. De dokter ging onmiddellijk aan het werk en begon, op Vorkosigans bevel, met het onderzoeken van de bebloede Kodelka. ‘Eén schot?’ vroeg Illyan.

‘Eén maar,’ bevestigde Vorkosigan, die naar zijn gezicht keek. ‘Als ze waren gebleven voor een tweede poging, hadden ze me misschien te pakken gehad.’

‘Als hij was gebleven, hadden wij hém misschien te pakken gehad. Er is nu een forensisch team op de piekwaar het schot is gelost. De moordenaar is natuurlijk allang weg. Een slimme plek, hij had een stuk of tien ontsnappingsroutes.’

‘We nemen elke dag een andere route,’ zei luitenant Kodelka, die het gesprek met moeite volgde, van achter de handdoek die hij tegen zijn gezicht drukte. ‘Hoe wist hij waar hij zijn hinderlaag moest leggen?’

‘Ingelicht door ingewijden?’ Illyan haalde zijn schouders op en keek grimmig bij de gedachte.

‘Dat hoeft niet,’ zei Vorkosigan. ‘Er is maar een beperkt aantal routes, zo dicht bij huis. Hij kan al dagenlang klaar hebben gestaan.’

‘Precies aan de rand van het gebied dat we doorlopend nauwkeurig doorzoeken?’ zei Illyan. ‘Het bevalt me niets.’

‘Het zit me meer dwars dat hij heeft gemist,’ zei Vorkosigan. ‘Waarom? Kan het een of ander waarschuwingsschot zijn geweest? Geen aanslag op mijn leven, maar op mijn geestelijk evenwicht?’

‘Het was oud legermateriaal,’ zei Illyan. ‘Er kan iets mis zijn geweest met de zoeker. Niemand heeft het lasersignaal van een afstandsmeter opgevangen.’ Hij zweeg even en keek naar Cordelia’s bleke gezicht. ‘Het was vast een solitair opererende krankzinnige, mevrouw. Het was in elk geval maar één man.’

‘Hoe komt een eenzame maniak aan legerwapens?’ informeerde ze bits. Illyan leek niet op zijn gemak. ‘Dat zullen we onderzoeken. Het was beslist een oud exemplaar.’

‘Worden verouderde voorraden dan niet vernietigd?’

‘Er is zoveel van…’

Cordelia keek hem dreigend aan na deze volkomen onlogische opmerking. ‘Hij had maar één schot nodig. Als hij erin was geslaagd de mobiel goed te raken, zou Aral geëmulgeerd zijn. Dan zou dat forensische team van jou nu bezig zijn uit te zoeken welke moleculen van hem waren en welke van Ko.’

Droesjnakovi werd een beetje groen; Vorkosigans zwaarmoedige uitdrukking was helemaal terug.

‘Wil je dat ik je een nauwkeurige berekening geef van de amplitude van de resonantiereflectie van die afgesloten passagierscabine, Simon?’ vervolgde Cordelia fel. ‘Degene die dat wapen heeft gekozen, was een deskundige op het gebied van militaire techniek, ook al was het dan gelukkig een slechte schutter.’ Ze slikte de rest van haar woorden in omdat ze, misschien wel als enige, besefte dat de onderdrukte hysterie het tempo van haar spraak steeds verder opvoerde. ‘Mijn verontschuldigingen. Kapitein Naismith.’ Illyans toon werd afgebetener. ‘U hebt volkomen gelijk.’ Zijn knikje was een tikje eerbiediger.

Aral volgde deze interactie met een gezicht dat voor het eerst oplichtte met verholen plezier.

Illyan vertrok, ongetwijfeld met een hoofd vol samenzweringstheorieën. De dokter bevestigde de diagnose die Aral met zijn krijgservaring al had gesteld, dat hun gehoor verdoofd was, gaf hun sterke pillen tegen hoofdpijn — Aral stak de zijne zorgvuldig bij zich — en maakte een afspraak om de twee mannen de volgende ochtend weer na te komen kijken.

Toen Illyan ’s avonds laat weer bij Huize Vorkosigan langskwam om met de commandant van zijn bewaking te overleggen, kon Cordelia zich er maar ternauwernood van weerhouden hem bij zijn jasje te grijpen en tegen de dichtstbijzijnde muur te drukken, om hem alles te ontfutselen wat hij wist. Ze beperkte zich ertoe te vragen: ‘Wie heeft er geprobeerd Aral te vermoorden? Wie wil Aral vermoorden? Wat denken ze ermee op te schieten?’

Illyan zuchtte. ‘Wilt u de korte lijst of de lange, mevrouw?’

‘Hoe lang is de korte lijst?’ vroeg ze met een morbide fascinatie. ‘Tè lang. Maar ik kan de bovenste laag van kandidaten voor u opnoemen, als u wilt.’ Hij telde ze af op zijn vingers. ‘De Cetagandanen, altijd. Ze hadden gerekend op politieke chaos hier, na de dood van Ezar. Ze zijn er niet te beroerd voor om die een beetje te stimuleren. Een moord is een goedkope ingreep, in vergelijking met een invasiemacht. De Komarranen, vanwege een oude wrok of een nieuwe revolte. Sommigen daar noemen de admiraal nog steeds de Slachter van Komarr…’ Cordelia, die het hele verhaal achter die gehate bijnaam kende, huiverde.

‘De anti-Vor, omdat de regent te conservatief is naar hun smaak. De rechtste militairen, die vrezen dat hij te progressief is naar de hunne. Overgebleven leden van de oude oorlogspartij van prins Serg en Vorrutyer. Voormalige medewerkers van het nu opgeheven ministerie van politieke vorming, hoewel ik betwijfel of een van hen gemist zou hebben. Ze werden altijd getraind door de afdeling van Negri. Een of andere ontevreden Vor die vindt dat hij te kort is gedaan bij de recente machtswisseling. Elke gek die aan wapens kan komen en snelle roem wil vergaren als jager op groot wild… Zal ik verder gaan?’

‘Alsjeblieft niet. Maar hoe zit het met vandaag? Als de vraag naar een mogelijk motief te veel verdachten oplevert, hoe zit het dan met de methode en de gelegenheid?’

‘Op dat gebied hebben we wel iets om mee aan de slag te gaan, hoewel te veel ervan negatief bewijs is. Zoals ik al zei, het was een zeer gestroomlijnde aanslag. Degene die hem gepland heeft, moet over een bepaalde kennis hebben beschikt. Vanuit die invalshoek zullen we aan het werk gaan.’

Het was de anonimiteit van de moordaanslag die haar het meest dwarszat, besloot Cordelia. Als de moordenaar iedereen kon zijn, werd de neiging om iedereen te verdenken overweldigend groot. Paranoia leek hier wel een besmettelijke ziekte, Barrayaranen staken elkaar aan. Maar de gebundelde krachten van Negri en Illyan zouden wel snel wat concrete feiten boven water weten te krijgen. Ze pakte al haar angsten stevig samen in een heel klein hoekje in haar maag en sloot ze daar weg. Naast haar kind.

Vorkosigan hield haar die nacht dicht tegen zich aan, opgerold in de ronding van zijn gedrongen lichaam, maar hij zocht geen seksuele toenadering. Hij hield haar alleen maar vast. Het duurde uren voordat hij in slaap viel, ondanks de pijnstillers, die zijn blik glazig maakten. Zij viel pas in slaap nadat hij dat ook had gedaan. Zijn gesnurk kalmeerde haar uiteindelijk. Er viel niet veel te zeggen. Ze hebben gemist; we gaan verder. Tot de volgende poging…

Загрузка...