VIJFTIEN

Binnen twee minuten na Vorkosigans aankomst bij het beveiligingskantoor in de grote hal lag kapitein Vaagen op een zweefbed en was hij op weg naar de ziekenboeg, en was de beste trauma-arts van de basis opgeroepen. Cordelia dacht verbitterd na over de aard van militair gezag; alle waarheid en redelijkheid en dringende noodzaak waren blijkbaar niet genoeg om iemand zonder dat gezag enige zeggenschap te verlenen.

Verdere ondervraging van de wetenschapper moest wachten tot na zijn medische behandeling. Vorkosigan benutte de tijd door Illyan en zijn afdeling op het nieuwe probleem te zetten. Cordelia benutte de tijd door rondjes te lopen in de wachtkamer van de ziekenboeg. Droesjnakovi keek bezorgd naar haar, maar was niet zo dom om geruststellende dingen te zeggen waarvan ze allebei wisten dat ze hol zouden zijn.

Eindelijk kwam de arts uit de behandelkamer en die kondigde aan dat Vaagen bij bewustzijn was en helder genoeg voor een korte — hij benadrukte het ‘korte’ — ondervraging. Aral kwam, met Kodelka en Illyan achter zich aan, en ze dromden allemaal naar binnen en vonden Vaagen in een ziekenhuisbed, met een verband voor zijn oog en aan een infuus met vocht en geneesmiddelen.

Vaagen voegde met zijn schorre en vermoeide stem nog een paar afschuwelijke details toe, maar die veranderden niets aan het beeld dat hij voor Cordelia had geschetst.

Illyan luisterde met onverstoorbare aandacht. ‘Onze mensen in de residentie bevestigen dit,’ meldde hij toen Vaagen uitgeput raakte en zijn neerslachtige gefluister wegstierf in stilte. ‘De replicator is blijkbaar gisteren binnengebracht en is in de zwaarst bewaakte vleugel gezet, vlak bij de vertrekken van prinses Kareen. Onze informanten weten niet wat het is, ze denken dat het een of ander apparaat is, misschien een bom om de residentie en iedereen daarbinnen te vernietigen in de laatste slag.’

Vaagen snoof verachtelijk, hoestte en kromp ineen. ‘Hebben ze iemand die ervoor zorgt?’ Cordelia stelde de vraag die niemand tot nu toe had gesteld. ‘Een dokter, een medisch technicus, of wie dan ook?’

Illyan fronste. ‘Dat weet ik niet, mevrouw. Ik kan proberen erachter te komen, maar elk extra contact brengt onze mensen daar in gevaar.’

‘Hm.’

‘De behandeling is toch onderbroken,’ mompelde Vaagen. Hij frunnikte aan de rand van zijn laken. ‘Volledig verpest.’

‘Ik besef dat je je aantekeningen kwijt bent, maar zou je… je werk kunnen reconstrueren?’ vroeg Cordelia beschroomd. ‘Als je de kunstmatige baarmoeder terugkreeg, bedoel ik. Verder gaan waar je gebleven was.’

‘Het zou dan niet zijn waar we gebleven waren, tegen de tijd dat we hem terugkrijgen. En het zat niet allemaal in mijn hoofd. Een deel ervan zat in dat van Henri.’

Cordelia ademde diep in. ‘Als ik het me goed herinner, hebben die Escobaraanse draagbare replicatoren een onderhoudscyclus van twee weken. Wanneer hebben jullie voor het laatst de stroom opgeladen, de filters verwisseld en voedingsstoffen toegevoegd?’

‘De accu gaat maanden mee,’ corrigeerde Vaagen. ‘Filters zijn een groter probleem. Maar de voedseloplossing zal de eerste beperkende factor van betekenis zijn. Met zijn opgevoerde stofwisseling zal de foetus een paar dagen voordat het systeem in zijn afval stikt, verhongeren. Maar afvalproducten kunnen de filters al snel gaan overbelasten nadat de grondstofwisseling is ingetreden.’

Ze ontweek Arals blik en keek Vaagen recht aan, die recht terugkeek met zijn ene goede oog, met meer dan alleen lichamelijke pijn op zijn gezicht. ‘En wanneer hebben Henri en jij de replicator voor het laatst bijgevuld?’

‘De veertiende.’

‘Minder dan zes dagen te gaan,’ fluisterde Cordelia ontzet. ‘Ongeveer… ongeveer zoiets, ja. Wat is het vandaag?’ Vaagen keek met een onzekerheid die niets voor hem was om zich heen; het deed Cordelia verdriet hem zo te zien.

‘Die tijdslimiet gaat alleen op als er niet goed voor wordt gezorgd,’ merkte Aral op. ‘De arts in de residentie, de lijfarts van Kareen en Gregor… zou die niet beseffen dat er iets gedaan moet worden?’

‘Meneer,’ zei Illyan, ‘de lijfarts van de prinses is naar verluidt gesneuveld in de gevechten van de eerste dag in de residentie. Dat is door twee bronnen bevestigd, dus ik moet het als zeker beschouwen.’

‘Ze kunnen Miles daar uit pure onwetendheid laten sterven,’ besefte Cordelia geschokt. ‘Nog afgezien van boze opzet.’ Zelfs een van hun eigen geheime loyalisten kon, in de overtuiging dat hij een bom onschadelijk maakte, een bedreiging vormen voor haar kind. Vaagen lag te draaien tussen zijn lakens. Aral ving Cordelia’s blik en gaf een rukje met zijn hoofd naar de deur. ‘Dank u, kapitein Vaagen. U hebt ons allemaal een buitengewone dienst bewezen. Die uw plicht te boven gaat.’

‘Naar de hel met mijn plicht,’ mopperde Vaagen. ‘Helemaal verpest… boerenhufters…’

Ze trokken zich terug en lieten Vaagen achter om — in alle onrust — te herstellen. Vorkosigan stuurde Illyan weg om zich van zijn taken te kwijten, die alleen maar waren gegroeid in aantal. Cordelia stond tegenover Aral. ‘Wat nu?’

Zijn mond was een rechte, harde lijn, de blik in zijn ogen half afwezig door berekeningen die hij maakte, dezelfde die zij maakte, vermoedde Cordelia, maar dan ingewikkelder door talloze extra factoren waarvan zij geen weet had. Hij zei langzaam: ‘Er is eigenlijk niets veranderd. In vergelijking met eerder.’

‘Het is wél veranderd. Het is het verschil tussen je schuilhouden en een gevangene zijn, wat dat verschil ook moge zijn. Maar waarom heeft Vordarian tot nu gewacht om zijn slag te slaan? Als hij eerder niet van het bestaan van Miles wist, wie heeft hem er dan over verteld? Kareen, misschien, toen ze besloot met hem samen te werken?’ Droesjnakovi keek ontdaan bij deze suggestie.

Aral zei: ‘Misschien speelt Vordarian een spelletje met ons. Misschien hield hij de replicator al die tijd achter de hand, voor wanneer hij een nieuw pressiemiddel nodig zou hebben.’

‘Onze zoon. Achter de hand,’ verbeterde Cordelia. Ze keek strak in die grijze ogen die maar half hier waren en probeerde hem met haar gedachten te dwingen haar te zien. ‘We moeten hierover praten.’ Ze trok hem mee de gang door naar de dichtstbijzijnde kamer waar ze rustig konden zitten, een vergaderzaaltje voor de artsen, en deed de lampen aan. Gehoorzaam ging hij aan tafel zitten, met Ko naast zich, en wachtte op haar. Ze ging tegenover hem zitten. Tot nu toe hebben we altijd aan dezelfde kant gezeten… Droe stond achter haar. Aral keek haar behoedzaam aan. ‘Ja, Cordelia?’

‘Wat speelt zich afin je hoofd?’ wilde ze weten. ‘Waar staan we, in deze kwestie?’

‘Ik… heb spijt. Achteraf gezien. Spijt dat ik niet eerder een inval heb laten doen. De residentie is nu een vesting waarin je veel moeilijker doordringt dan in het militaire hospitaal, hoe gevaarlijk een overval op het KeiMil ook geweest zou zijn. Maar toch… kon ik niet anders dan die keuze maken. Als ik de mannen in mijn eigen staf vraag af te wachten en in angst te blijven zitten, kan ik geen mensenlevens op het spel zetten en middelen aanwenden voor mijn persoonlijke belang. De… positie van Miles gaf mij de kracht om hun loyaliteit te vragen ondanks de druk die Vordarian uitoefende. Ze wisten dat ik hun en de hunnen niet vroeg een risico te lopen dat ik zelf niet wilde delen.’

‘Maar nu is de situatie veranderd,’ bracht Cordelia naar voren. ‘Nu delen jullie niet meer hetzelfde risico. Hun familieleden hebben alle tijd van de wereld. Miles heeft maar zes dagen, min de tijd die wij hierover discussiëren.’ Ze voelde die klok tikken, in haar hoofd. Hij zei niets.

‘Aral… wat voor gunst heb ik ooit van je gevraagd, van de macht die jij door je functie hebt, in al onze tijd hier?’

Een droevig half lachje trok over zijn lippen en verdween weer. Zijn blik rustte nu volledig op haar. ‘Niets,’ fluisterde hij. Ze zaten allebei gespannen naar elkaar toe gebogen; hij met zijn ellebogen op tafel en zijn handen onder zijn kin, zij met haar handen plat voor haar op het tafelblad, beheerst. ‘Ik doe het nu.’

‘Nu,’ zei hij na een lange aarzeling, ‘is een uiterst gevoelig tijdstip, gezien de hele strategische situatie. We voeren op dit moment geheime onderhandelingen met twee van Vordarians hoogste bevelhebbers om hem te verraden. De ruimtetroepen staan op het punt zich uit te spreken. Nog even en we kunnen Vordarian verslaan zonder een grote veldslag.’

Cordelia’s aandacht werd net lang genoeg afgeleid om zich af te vragen hoeveel van Vorkosigans bevelhebbers op dit moment geheime onderhandelingen voerden om hén te verraden. De tijd zou het leren. Tijd.

Vorkosigan vervolgde: ‘Als… als we deze onderhandelingen uitkomen zoals ik zou willen, zullen we in een positie zijn om de meeste gijzelaars te redden met één grote verrassingsoverval, vanuit een richting die Vordarian niet verwacht.’

‘Ik vraag niet om een grote overval.’

‘Nee. Maar ik zeg je dat een kleine overval, vooral als die misloopt, het succes van de grotere, volgende actie ernstig in gevaar kan brengen.’

‘Kan.’

‘Kan.’ Hij hield zijn hoofd een beetje schuin om de onzekerheid toe te geven.

‘Wanneer?’

‘Over ongeveer tien dagen.’

‘Dat is niet snel genoeg.’

‘Nee. Ik zal proberen de zaak te versnellen. Maar je moet begrijpen dat als ik deze kans, deze timing verknoei, er misschien duizenden mensen met hun leven moeten betalen voor mijn vergissing.’ Dat begreep ze heel goed. ‘Oké. Stel je voor dat we de legers van Barrayar er voorlopig even buiten laten. Laat mij gaan. Met misschien een of twee mannen in uniform, en in het diepste, echt allerdiepste, geheim. Een volledig particuliere inspanning.’

Hij sloeg met zijn vlakke handen op tafel en protesteerde: ‘Nee! God, Cordelia!’

‘Twijfel je aan mijn competentie?’ vroeg ze dreigend. Ik in elk geval wel. Maar dit was niet het moment om dat toe te geven. ‘Is dat “lieve kapitein” van je alleen een troetelnaampje voor een troeteldier, of meen je het?’

‘Ik heb je uitzonderlijke dingen zien doen…’ Je hebt me ook plat op mijn gezicht zien gaan, dus? ‘… maar je bent niet vervangbaar. God. Daar zou ik echt definitief gek van worden. Om af te wachten, niet te weten…’

‘Dat vraag je anders wel van mij. Om af te wachten zonder iets te weten. Dat vraag je elke dag van mij.’

‘Jij bent sterker dan ik. Jij bent ongelooflijk sterk.’

‘Vleiend. Niet overtuigend.’

Zijn gedachten cirkelden om de hare heen; ze kon het zien in zijn messcherpe blik. ‘Nee. Je gaat er niet in je eentje op af. Dat verbied ik, Cordelia. Onder geen voorwaarde. Zet het maar uit je hoofd. Ik kan jullie niet allebei op het spel zetten.’

‘Dat doe je. Hiermee.’

Hij klemde zijn mond dicht en liet zijn hoofd hangen. De boodschap was ontvangen en begrepen. Kodelka, die ongerust naast hem zat, keek ontsteld van de een naar de ander. Cordelia voelde de druk van Droe’s hand, wit van spanning op de rugleuning van haar stoel. Vorkosigan zag eruit als iets dat tussen twee grote stenen fijngemalen werd; ze had niet de wens om hem tot poeder vermalen te zien. Zo meteen zou hij haar vragen haar woord te geven dat ze de basis niet zou verlaten, dat ze niets zou ondernemen.

Ze opende haar hand en legde die met de palm naar boven op het tafelblad. ‘Ik zou een andere keuze maken. Maar niemand heeft mij benoemd tot regent van Barrayar.’

De spanning liep met een zucht uit hem weg. ‘Dat komt door een gebrek aan verbeeldingskracht.’

Een algemene tekortkoming van Barrayaranen, lieveling.

Toen ze terugliep naar Arals appartement, kwam Cordelia graaf Pjotr tegen in de gang, die zich juist van hun deur afkeerde. Hij zag er heel anders uit dan de uitgeputte, verwilderde man die ze voor het laatst had gezien op een bergpad. Nu droeg hij het soort stemmige kleding voor de hogere klassen dat favoriet was bij gepensioneerde Vor-heren en oudere keizerlijke ministers: een keurige broek, glanzende halfhoge laarzen en een rijkelijk bewerkte tuniek. Bothari doemde naast hem op, weer gekleed in zijn officiële bruin-met-zilveren livrei. Bothari droeg een dikke overjas over zijn arm, waaruit Cordelia opmaakte dat Pjotr zojuist binnen was komen waaien van zijn diplomatieke missie naar een mededistrictsgraaf in de winterse streek ten noorden van Vordarians gebied. Vorkosigans mensen leken nu inderdaad te kunnen gaan en staan waar ze wilden, buiten de kern van het door Vordarian bezette gebied.

‘Ah. Cordelia.’ Pjotr gaf haar een vormelijk, voorzichtig knikje, en heropende de vijandelijkheden hier niet. Dat vond Cordelia prima. Ze wist niet zeker of ze nog wel vechtlust had in haar gekwelde hart. ‘Goedendag, meneer. Was uw reis succesvol?’

‘Dat was hij zeker. Waar is Aral?’

‘Naar de inlichtingendienst, geloof ik, om met Illyan te overleggen over de nieuwste rapporten uit Vorbarr Sultana.’

‘O? Wat is er gebeurd?’

‘Kapitein Vaagen is opgedoken. Hij was half bewusteloos geslagen, maar hij heeft toch op een of andere manier uit de hoofdstad hier weten te komen. Blijkbaar is het eindelijk tot Vordarian doorgedrongen dat hij nog een gijzelaar had. Zijn troepen hebben de baarmoederreplicator met Miles erin weggehaald uit het KeiMil en naar de keizerlijke residentie gebracht. We zullen er binnenkort wel meer van hem over horen, maar hij heeft ongetwijfeld gewacht zodat we eerst van het verhaal van kapitein Vaagen konden genieten.’ Pjotr wierp zijn hoofd in zijn nek en stootte een scherpe, bittere lach uit. ‘Dat is nog eens een loos dreigement.’

Cordelia ontspande haar kaak lang genoeg om te vragen: ‘Hoe bedoelt u, meneer?’ Ze wist precies hoe hij dat bedoelde, maar ze wilde hem tot de grens zien gaan. Voor den dag ermee, verdomme. Gooi het er maar uit.

Zijn mond vertrok: een halve frons, een halve glimlach. ‘Ik bedoel dat Vordarian het huis Vorkosigan onopzettelijk een gunst bewijst. Dat beseft hij vast niet.’

Dat zou je niet zeggen als Aral hier stond, ouwe. Heb jij dit geregeld? God, dat kon ze niet tegen hem zeggen. ‘Hebt u dit geregeld?’ vroeg Cordelia gespannen.

Pjotr trok met een ruk zijn hoofd naar achteren. ‘Ik doe geen zaken met verraders!’

‘Hij is van uw Oude Vor-partij. Waar uw hart eigenlijk ligt. U hebt altijd gezegd dat Aral te progressief was.’

‘Durf je me te beschuldigen…!’ Zijn verontwaardiging grensde aan regelrechte razernij.

Haar razernij kleurde haar gezichtsveld rood. ‘Ik weet dat u een gemankeerde moordenaar bent, dus waarom niet ook een gemankeerde verrader? Ik kan alleen maar hopen dat u daarin net zo incompetent bent.’

Hij spoog zijn woorden woedend uit. ‘Je gaat te ver!’

‘Nee, oude man. Nog lang niet ver genoeg.’

Droe keek volkomen panisch. Bothari’s gezicht was ijzig nietszeggend. Pjotrs hand trok, alsof hij haar een klap wilde geven. Bothari keek naar die hand en zijn ogen schitterden eigenaardig en schoten heen en weer. ‘Hoewel de grootste dienst die Vidal Vordarian me zou kunnen bewijzen is die mutant uit zijn vat te storten, ben ik niet van plan hem dat te laten weten,’ beet Pjotr haar toe. ‘Het zal veel amusanter zijn om toe te kijken hoe hij probeert een joker uit te spelen alsof het een aas is, en zich dan afvraagt wat er mis is gegaan. Dat weet Aral… Ik denk dat hij vreselijk opgelucht is dat Vordarian zijn werk voor hem doet. Of heb je hem zo behekst dat hij iets waanzinnig doms gaat doen?’

‘Aral doet niets.’

‘O, mooi zo. Ik vroeg me al af of je hem zijn ruggengraat voorgoed bad afgenomen. Dan is hij uiteindelijk toch een Barrayaraan.’

‘Blijkbaar,’ zei ze houterig. Ze trilde. Pjotr was er niet veel beter aan toe.

‘Dit is bijzaak,’ zei hij, net zozeer tegen zichzelf als tegen haar, in een poging zijn zelfbeheersing te hervinden. ‘Ik heb belangrijke onderwerpen te bespreken met de heer regent. Goedendag, mevrouw.’ Hij gaf haar een ironisch bedoeld knikje en draaide zich om. ‘Een prettige dagverder,’ snauwde ze tegen zijn rug, en ze stormde de deur door naar Arals kamers.

Ze ijsbeerde twintig minuten lang voordat ze zichzelf voldoende vertrouwde om zelfs maar iets te zeggen tegen Droe, die in een stoel in de hoek zat weggedoken alsof ze zich klein wilde maken. ‘U denkt toch niet echt dat graaf Pjotr een verrader is, is het wel, mevrouw?’ vroeg Droesjnakovi toen Cordelia’s tred eindelijk langzamer werd.

Cordelia schudde haar hoofd. ‘Nee… nee. Ik wilde hem gewoon terug kwetsen. Deze plek begint op mijn zenuwen te werken. Heeft al op mijn zenuwen gewerkt.’ Vermoeid liet ze zich in een stoel zakken en ze liet haar hoofd tegen de zachte rugleuning rusten. Na een stilte vervolgde ze: ‘Aral heeft gelijk. Ik heb het recht niet om risico’s te nemen. Nee, dat klopt niet. Ik heb het recht niet om te falen. En ik vertrouw mezelf niet meer. Ik weet niet wat er met mijn scherpte is gebeurd. Die ben ik verloren in een vreemd land.’ Ik weet het niet meer. Weet niet meer hoe ik het vroeger deed. Bothari en zij waren eigenlijk een tweeling, twee verschillende persoonlijkheden, maar net zo verminkt door een overdosis aan Barrayar.

‘Mevrouw…’ Droesjnakovi frunnikte aan haar rok en hield haar ogen neergeslagen. ‘Ik heb drie jaar lang deel uitgemaakt van de beveiligingsdienst van de keizerlijke residentie.’

‘Ja…’ Haar hart sprong op, snakte naar adem. Als een oefening in zelfdiscipline sloot Cordelia haar ogen en deed ze niet meer open. ‘Vertel me daar eens over, Droe.’

‘Negri zelfheeft me opgeleid. Omdat ik Kareens lijfwacht was, zei hij altijd dat ik de laatste barrière zou zijn tussen Kareen en Gregor en… en alles wat erg genoeg was om zo ver te komen. Hij heeft me alle hoeken en gaten van de residentie laten zien. Hij stampte het erin. Hij heeft me dingen laten zien waarvan ik denk dat hij ze aan niemand anders heeft laten zien. We hadden vijf uitgewerkte ontsnappingsroutes voor noodgevallen, in ons rampenplan. Twee ervan waren onderdeel van de gewone beveiligingsprocedure. Een ervan liet hij alleen aan een paar hoge stafleden zien, zoals Illyan. De andere twee… Ik geloof niet dat iemand daarvan wist behalve Negri en keizer Ezar. En ik dacht…’ Ze bevochtigde haar lippen. ‘Een geheime route naar buiten zou toch net zo goed een geheime route naar binnen moeten zijn. Denkt u ook niet?’

‘Ik vind je gedachtegang buitengewoon interessant, Droe; zoals Aral zou kunnen zeggen. Ga verder.’ Cordelia deed nog steeds haar ogen niet open.

‘Dat is het zo ongeveer. Als ik op een of andere manier bij de residentie kon komen, weet ik zeker dat ik er ook m zou kunnen komen. Als Vordarian gewoon alle standaardbeveiligingsmaatregelen heeft overgenomen en opgevoerd.’

‘En ook weer naar buiten?’

‘Waarom niet?’

Cordelia merkte dat ze niet moest vergeten adem te halen. ‘Voor wie werk je, Droe?’

‘Kapitein…’ begon ze haar antwoord, maar toen betrapte ze zichzelf en vervolgde aarzelend: ‘Negri. Maar die is dood. Commandant… kapitein Illyan, nu, neem ik aan.’

‘Ik zal de vraag anders formuleren.’ Cordelia opende eindelijk haar ogen. ‘Voor wie zette je je leven op het spel?’

‘Voor Kareen. En Gregor, natuurlijk. Ze vormden min of meer een eenheid.’

‘Dat doen ze nog steeds. Daar durft deze moeder om te wedden.’ Ze keek Droe in haar blauwe ogen. ‘En Kareen heeft je aan mij gegeven.’

‘Om mijn mentor te zijn. We dachten dat u een militair was.’

‘Van mijn leven niet. Maar dat betekent niet dat ik nooit heb gevochten.’ Cordelia zweeg even. ‘Waar wil je voor ruilen, Droe? Jouw leven in mijn handen — ik zal niet zeggen dat je me trouw moet zweren, dat is voor die andere idioten — voor wat?’

‘Kareen,’ antwoordde Droesjnakovi zonder aarzelen. ‘Ik heb gezien hoe ze haar hier geleidelijk aan hebben verplaatst naar de categorie “vervangbaar”. Drie jaar lang heb ik dag in dag uit mijn leven op het spel gezet omdat ik geloofde dat haar leven van belang was. Als je iemand zo lang van zo dichtbij meemaakt, heb je niet al te veel illusies meer over diegene. Nu vinden ze blijkbaar dat ik mijn loyaliteit gewoon moet uitschakelen, als een of andere bewakingsmachine. Dat klopt niet. Ik wil in elk geval probéren om Kareen te redden. In ruil daarvoor… wat u maar wilt, mevrouw.’

‘Aha.’ Cordelia wreef over haar lippen. ‘Dat lijkt me… eerlijk. Het ene vervangbare leven voor het andere. Kareen voor Miles.’ Ze verzonk in diep gepeins.

Eerst zie je het. Dan doe je het.’Het is niet genoeg,’ zei Cordelia uiteindelijk hoofdschuddend. ‘We hebben iemand nodig… die de stad kent. Iemand met spierkracht, als ondersteuning. Een man die met wapens kan omgaan, een open oog. Ik heb een vriend nodig.’ Haar mondhoeken krulden omhoog in een klein glimlachje. ‘Naaster dan een broer.’ Ze stond op en liep naar het companeel.

‘U wilde me spreken, mevrouw?’ vroeg sergeant Bothari. ‘Ja. Kom alsjeblieft binnen.’

Bothari werd niet geïntimideerd door de vertrekken van hogere officieren, maar toch trok hij rimpels in zijn voorhoofd toen Cordelia hem gebaarde te gaan zitten. Zij nam Arals gebruikelijke plek aan de lage tafel tegenover hem. Droe zat weer in haar hoekje en keek in gereserveerde stilte toe.

Cordelia nam Bothari op, die op zijn beurt haar opnam. Hij zag er lichamelijk gezond uit, hoewel zijn gezicht gegroefd was van spanning. Ze voelde, als met een derde oog, gefrustreerde krachten door zijn lichaam stromen; bogen van razernij, netten van beheersing, en onder dat alles een verwarde elektrische knoop van gevaarlijke seksualiteit. Weerkaatsende krachten, die zich steeds maar verder opbouwden zonder tot ontlading te komen en die een wanhopige behoefte hadden aan gestructureerde actie, omdat ze anders woest naar buiten zouden breken. Ze knipperde met haar ogen en concentreerde zich weer op de minder beangstigende oppervlakte: een vermoeid ogende lelijke man in een smaakvol bruin uniform.

Tot haar verrassing nam Bothari het woord. ‘Mevrouw. Hebt u nieuws gehoord over Elena?’

Vraagje je af waarom ik je hier heb laten komen?Tot haar schande had ze Elena bijna vergeten. ‘Niets nieuws, vrees ik. Volgens de berichten wordt ze samen met vrouw Hysopi vastgehouden in dat hotel in de stad dat Vordarians veiligheidsdienst heeft gevorderd toen hun cellen op waren, samen met veel andere gijzelaars van het tweede en derde plan. Ze is niet naar de residentie gebracht of zoiets.’ Elena bevond zich, in tegenstelling tot Kareen, niet op het terrein van Cordelia’s geheime missie. Als hij erom vroeg, hoeveel durfde ze hem dan te beloven? ‘Ik vind het heel naar voor u, mevrouw, wat er met uw zoon is gebeurd.’

‘Mijn mutant, zoals Pjotr zou zeggen.’ Ze keek naar hem; ze kon meer opmaken uit zijn schouders en ruggengraat en ingewanden dan uit dat uitdrukkingsloze spitse gezicht.

‘Over graaf Pjotr gesproken,’ zei hij, en toen zweeg hij. Zijn handen haakten zich om elkaar tussen zijn knieën en spanden zich. ‘Ik was van plan er met de admiraal over te praten. Ik had er niet aan gedacht om met u te praten. Ik had aan u moeten denken.’

‘Altijd.’ Wat zou er nu komen?

‘Er kwam gisteren een man naar me toe. In de gymzaal. Niet in uniform, geen insignes of naamplaatje. Hij bood me Elena aan. Elena’s leven, als ik graaf Pjotr zou vermoorden.’

‘Wat verleidelijk,’ flapte Cordelia eruit voordat ze zich kon inhouden. ‘Wat voor, eh, waarborg bood hij?’

‘Dat vroeg ik me ook al snel daarna af. Ik zou diep in de stront zitten, misschien zou ik geëxecuteerd worden, en wie zou er dan zorgen voor het bastaardkind van een dode? Ik ging ervan uit dat het oplichterij was, gewoon weer oplichterij. Ik ben hem gaan zoeken en heb naar hem uitgekeken, maar ik heb hem sinds die tijd niet meer gezien.’ Hij zuchtte. ‘Het lijkt nu bijna een hallucinatie.’

De uitdrukking op Droe’s gezicht was een studie van enorme ongerustheid, maar gelukkig zat Bothari van haar af gedraaid en zag hij het niet. Cordelia wierp haar een snelle bestraffende frons toe.

‘Heb je hallucinaties gehad?’ vroeg Cordelia.

‘Ik geloof het niet. Alleen nare dromen. Ik probeer niet te slapen.’

‘Ik… zit zelf ook met een dilemma,’ zei Cordelia. ‘Zoals je me Pjotr hebt horen vertellen.’

‘Ja, mevrouw.’

‘Heb je gehoord van de tijdslimiet?’

‘Tijdslimiet?’

‘Als hij niet wordt onderhouden, zal de replicator binnen zes dagen onvoldoende functioneren om Miles in leven te houden. Aral vindt dat Miles niet in groter gevaar verkeert dan de familieleden van zijn stafleden. Ik ben het daar niet mee eens.’

‘Achter zijn rug heb ik andere geluiden gehoord.’

‘O?’

‘Ze zeggen dat het bedrog is. Dat de zoon van de admiraal een soort mutant is, niet levensvatbaar, terwijl zij de kans lopen gezonde kinderen kwijt te raken.’

‘Ik geloof niet dat hij beseft… dat iemand dat zegt.’

‘Wie zou het in zijn gezicht durven herhalen?’

‘Heel weinigen. Misschien zelfs Illyan niet.’ Hoewel Pjotr het waarschijnlijk wel zou doorgeven, als hij het opving. ‘Verdomme! Niemand, van welke kant dan ook, zou ook maar een moment aarzelen om die replicator op te offeren.’ Ze piekerde even en begon opnieuw. ‘Sergeant. Voor wie werk je?’

‘Ik ben een wapendrager die trouw heeft gezworen aan graaf Pjotr.’ Bothari gaf het voor de hand liggende antwoord. Hij keek nu aandachtig naar haar en er trok een vreemd glimlachje aan een van zijn mondhoeken.

‘Ik zal de vraag anders formuleren. Ik weet dat de officiële straften voor een wapendrager die zonder verlof verdwijnt, afschrikwekkend zijn. Maar stel je voor…’

‘Mevrouw.’ Hij stak een hand op; ze zweeg midden in haar zin. ‘Weet u nog dat we op het gazon voor Vorkosigan Surleau stonden, toen Negri’s lichaam in de lichtvlieger werd geladen, en dat de heer regent me zei dat ik uw stem als de zijne moest gehoorzamen?’ Cordelia trok haar wenkbrauwen op. ‘Ja…?’

‘Die opdracht heeft hij nooit ingetrokken.’

‘Sergeant,’ bracht ze uiteindelijk hijgend uit, ‘ik had nooit gedacht dat je zo’n letterknecht was.’

Zijn glimlach werd een millimeter strakker. ‘Uw stem is als de stem van de keizer zelf. Formeel gezien.’

‘Dat is waar,’ fluisterde ze opgetogen. Ze drukte haar nagels in haar handpalmen.

Hij boog zich naar haar over, terwijl zijn handen nu doodstil tussen zijn knieën lagen. ‘Wat wilde u gaan zeggen, mevrouw?’

Het depot voor gemotoriseerde voertuigen was een laag, echoënd gewelf waar de schaduwen lang waren door het licht dat uit een kantoortje met glazen muren scheen. Cordelia stond in de donkere hal voor de hefbuis met Droe naast zich te wachten, en zag door de glazen rechthoek in de verte hoe Bothari onderhandelde met de transportofficier. De wapendrager van generaal Vorkosigan tekende voor een voertuig voor de heer aan wie hij trouw had gezworen. De pasjes en legitimatiebewijzen die Bothari uitgereikt had gekregen, werkten blijkbaar prima. De man van het depot duwde Bothari’s kaartjes in zijn computer, maakte een afdruk van Bothari’s handpalm op zijn sensormat en deelde energiek en bedrijvig bevelen uit. Zou dit eenvoudige plan werken? vroeg Cordelia zich wanhopig af. En als het dat niet deed, wat voor alternatief hadden ze dan? Hun geplande route tekende zich voor haar geestesoog af, lijnen van rode lampjes die over een landkaart kronkelden. Niet naar het noorden, in de richting van hun doel, maar eerst naar het zuiden, per grondmobiel het volgende loyale district in. Dan moesten ze het opvallende regeringsvoertuig kwijt zien te raken, de monorail naar het westen nemen naar weer een ander district, dan naar het noordwesten naar nog een ander, en dan in oostelijke richting de neutrale zone van graaf Vorinnis in, het brandpunt van veel diplomatieke aandacht van beide zijden. Pjotrs commentaar echode nog door haar hoofd: ‘Ik zweer je, Aral, als Vorinnis niet ophoudt met proberen van twee walletjes te eten, moet je hem hoger ophangen dan Vordarian zelf als dit voorbij is.’ Dan het district van de hoofdstad zelf in, en dan op een of andere manier de afgesloten stad in. Een ontmoedigend aantal kilometers om af te leggen. Het kostte zoveel tijd. Haar hart trok naar het noorden als een kompasnaald. Het eerste en het laatste district zouden het ergst zijn. Arals troepen zouden bijna een groter gevaar kunnen vormen voor deze onderneming dan die van Vordarian. Haar hoofd tolde van alle bij elkaar opgetelde onmogelijkheden.

Stap voor stap, zei ze streng tegen zichzelf. Eén stap tegelijk. Eerst weg zien te komen van de basis Tanery; dat zou wel lukken. Verdeel de oneindige toekomst in blokjes van vijf minuten en handel ze stuk voor stuk af.

Zie je wel, de eerste vijf minuten waren al voorbij, en er verscheen een snelle en glanzende generale-stafmobiel uit een ondergrondse garage. Een kleine overwinning, als beloning voor een beetje geduld en lef. Wat zou groot geduld en lef wel niet kunnen brengen? Oordeelkundig inspecteerde Bothari het voertuig, alsof hij eraan twijfelde of het wel goed genoeg was voor zijn baas. De transportofficier wachtte ongerust af en leek wel leeg te lopen van opluchting toen de wapendrager van de grote generaal, na zijn hand over de kap te hebben laten glijden en met een frons naar elk minuscuul stofje te hebben gekeken, het schoorvoetend accepteerde. Bothari bracht het voertuig naar de hal voor de hefbuis en parkeerde het zodanig dat je vanuit het kantoortje niet kon zien wie er instapte.

Droe bukte om hun reistas op te pakken, die een zeer vreemde verzameling kleding bevatte, waaronder de souvenirs uit de bergen van Bothari en Cordelia, en hun kleine assortiment wapens. Bothari stelde de polarisatie van de achterkap in op spiegelreflectie en liet hem omhoogkomen.

‘Mevrouw!’ De bezorgde stem van Kodelka riep vanuit de deur van de hefbuis achter hen. ‘Wat gaat u doen?’

Cordelia vloekte binnensmonds. Ze vertrok haar woeste gelaatsuitdrukking tot een verrast glimlachje en draaide zich om. ‘Hallo, Ko. Wat is er aan de hand?’

Hij keek fronsend van haar naar Droesjnakovi naar de reistas. ‘Ik vroeg het als eerste.’ Hij was buiten adem; hij had waarschijnlijk een paar minuten achter hen aan lopen jagen nadat hij haar niet in het appartement van Aral had gevonden. Een boodschap op een ongelegen tijdstip.

Cordelia hield de glimlach vast op haar gezicht terwijl ze een visioen kreeg van een beveiligingsteam dat uit de hefbuis sprong om haar te arresteren, of in elk geval haar plannen. ‘We… gaan de stad in.’ Zijn mond werd smal van scepsis. ‘O? Weet de admiraal dat? Waar is Illyans team voor het buitengebied dan?’

‘Vast vooruitgegaan,’ zei Cordelia doodleuk.

De kleine kans dat dit waar kon zijn deed zowaar een flikkering van twijfel in zijn ogen verschijnen. Helaas was dat maar voor een ogenblik. ‘Wacht eens even…’

‘Luitenant,’ onderbrak sergeant Bothari hem. ‘Kijk hier eens naar.’ Hij gebaarde naar de achterbank van de stafmobiel. Kodelka bukte zich om te kijken. ‘Wat?’ vroeg hij ongeduldig. Cordelia kromp ineen toen Bothari Kodelka met de rand van zijn open hand in zijn nek sloeg, en kromp opnieuw ineen bij de zware dreun van Kodelka’s hoofd dat tegen de binnenkant van de andere zijde van de mobiel sloeg na een krachtige lancering bij nek en broekriem door Bothari. Zijn degenstok kletterde op de bestrating. ‘Naar binnen.’ Bothari’s stem was een gespannen, laag gegrom en ging vergezeld van een snelle blik door het depot naar het kantoortje met de glazen muren.

Droesjnakovi gooide de reistas de passagierscabine in en dook achter Kodelka aan, waarbij ze zijn lange slappe ledematen uit de weg schoof. Cordelia greep de stok van de grond en stapte in. Bothari deed een pas achteruit, salueerde, sloot de spiegelende kap en ging op de bestuurdersplek zitten.

Ze gleden zonder problemen weg. Cordelia moest een irrationele paniek onderdrukken toen Bothari bij de eerste controlepost stopte. Ze kon de bewakers zo duidelijk zien en horen dat het moeilijk was om zich te realiseren dat zij alleen de weerspiegeling van hun eigen harde blik zagen. Maar blijkbaar kon generaal Pjotr inderdaad gaan en staan waar hij wilde. Wat aangenaam om generaal Pjotr te zijn. Hoewel in deze woelige tijden zelfs Pjotr waarschijnlijk de basis Tanery niet inkwam zonder dat die achterkap openging en de cabine werd doorzocht. De groep bewakers bij de laatste post was druk bezig met een dergelijke inspectie van een groot binnenkomend konvooi van vrachtmobielen en wuifde hen door. Hun timing was precies zoals Cordelia had gepland en gehoopt.

Uiteindelijk slaagden Cordelia en Droesjnakovi erin de uitgestrekte Kodelka rechtop tussen hen in te zetten. Zijn eerste alarmerende bewusteloosheid begon te verdwijnen. Hij knipperde met zijn ogen en kreunde. Kodelka’s hoofd, nek en bovenlichaam hoorden bij de weinige zones van zijn lichaam die niet van nieuwe bedrading waren voorzien; Cordelia nam aan dat er niets artificieels beschadigd was. De stem van Droesjnakovi klonk gespannen van ongerustheid. ‘Wat moeten we met hem doen?’

‘We kunnen hem niet uit de auto zetten, want dan rent hij terug en vertelt alles,’ zei Cordelia. ‘Maar als we hem ergens uit het gezicht aan een boom binden, is er een kans dat hij niet wordt gevonden… We kunnen hem beter vastbinden, want hij komt bij.’

‘Ik kan hem wel aan.’

‘Ik ben bang dat hij al hard genoeg aangepakt is.’ Droesjnakovi slaagde erin Kodelka’s handen onbruikbaar te maken met een gedraaide sjaal uit de tas; ze was goed in slimme knopen. ‘Misschien kan hij ons nog van nut zijn,’ zei Cordelia peinzend. ‘Hij zal ons verraden,’ zei Droesjnakovi met een frons. ‘Misschien niet. Niet als we eenmaal in vijandelijk gebied zijn. Als de enige uitweg naar voren is.’

Kodelka’s ogen hielden op met schokkerig heen en weer schieten alsof ze een of andere onzichtbare lichtvlek volgden en stelden zich eindelijk weer scherp. Allebei zijn pupillen hadden nog dezelfde afmetingen, constateerde Cordelia opgelucht.

‘Mevrouw… Cordelia,’ kraste hij. Zijn handen rukten vruchteloos aan de zijden boeien. ‘Dit is waanzin. U zult recht in de handen van Vordarians troepen lopen. En dan heeft Vordarian twee pressiemiddelen tegen de admiraal, in plaats van één. En u en Bothari weten waar de keizer is!’

‘Was,’ corrigeerde Cordelia. ‘Een week geleden. Hij is vast wel verplaatst sinds die tijd. En ik geloof dat Aral zijn vermogen om de pressiemiddelen van Vordarian te weerstaan wel heeft bewezen. Onderschat hem niet.’

‘Sergeant Bothari!’ Kodelka boog zich naar voren en riep in de intercom. De voorkap was nu ook zilverkleurig. ‘Ja, luitenant?’ klonk Bothari’s monotone bas. ‘Ik beveel u om dit voertuig om te draaien.’

Een korte pauze. ‘Ik zit niet meer in het keizerlijk leger, meneer. Buiten dienst.’

‘Pjotr heeft hier geen opdracht toe gegeven! Je bent graaf Pjotrs ondergeschikte.’

Een langere pauze; een zachtere stem. ‘Nee. Ik ben vrouwe Vorkosigans hond.’

‘Je gebruikt je medicijnen niet meer!’

Hoe zoiets via een geluidsverbinding over kon komen, wist Cordelia niet, maar er hing een hondachtige grijns in de lucht voor hen.

‘Kom op, Ko,’ fleemde Cordelia. ‘Steun me. Kom mee om ons geluk te brengen. Kom mee voor het leven. Kom mee voor de adrenalinestoot.’

Droesjnakovi boog zich naar hem over met een scherpe glimlach op haar lippen en fluisterde in Kodelka’s andere oor: ‘Bekijk het eens op deze manier, Ko. Wie zal je verder ooit nog een kans geven om daadwerkelijk ten strijde te trekken?’

Zijn blik ging heen en weer tussen zijn twee overmeesteraars. Het jankende motorgeluid van de grondmobiel werd hoger toen ze met grote snelheid de toenemende schemering in schoten.

Загрузка...