18 De heuvelbouwers

De richting was een probleem, zoals iedereen die ermee te maken had al meteen ontdekte. Het was volkomen onmogelijk om een rechte lijn aan te houden; elke paar meter moest de groep om een rotsblok trekken dat te hoog was om er overheen te kijken of te klimmen. De bouw van de Mesklinieten, wier ogen zo dicht bij de grond zaten, maakte het alleen maar erger. Barlennan probeerde de omtrekkende bewegingen telkens in tegengestelde richting uit te voeren, maar hij kon de grootte ervan nooit nauwkeurig bepalen. Zelden gaf de richtingscontrole van de raket dan ook aan dat ze niet twintig of dertig graden van de koers waren afgeweken.

Om de vijftig dagen werd de plaats van de kijkradio bepaald — er was er nu maar één die bewoog, want de andere was bij de groep bij de hijsinstallatie achtergelaten — en werd er een nieuwe richting berekend. Werk van de hoogste accuratesse was vereist en soms twijfelde men aan de juistheid van een berekening. Wanneer dit zich voordeed werd Barlennan altijd gewaarschuwd, en hij was dan vrij om eigen initiatief te ontplooien. Soms, als de Aardbewoners niet al te zeer twijfelden aan hun werk ging hij gewoon docjr; andere keren wachtte hij een paar dagen om ze de kans te geven een beter bestek te maken. Terwijl hij dan wachtte liet hij kleine karweitjes opknappen, zoals de pakken herverdelen en de rantsoenen wijzigen als dat nodig leek. Kort voor het vertrek was hij op het idee gekomen hun spoor te merken, en een lange lijn van kiezelstenen markeerde hun pad vanaf de rand. Daarna kreeg hij het idee alle stenen van het pad te verwijderen en ze aan beide kanten neer te leggen, om zo een echte weg te maken; maar dat kon pas later gebeuren als er regelmatig tochten gemaakt zouden worden tussen de raket en de opslagplaats.

De tachtig kilometers werden langzaam door hun vele voeten afgelegd, maar tenslotte was het dan zover. Zoals Lackland had gezegd hadden de mensen boven gedaan wat ze konden; zo goed als ze dat konden meten moest Barlennan nu naast de gestrande machine staan. Zowel de kijkradio als Barlennans stem vertelden hem duidelijk dat dit niet het geval was, wat hem niet in het minst verbaasde.

“Meer kunnen wij niet doen, Barl. Ik ken onze wiskundigen en ik verzeker je dat je minder dan tien kilometer van dat ding staat, en waarschijnlijk veel minder. Jij kunt beter een speurtocht organiseren dan ik. We zullen natuurlijk doen wat we kunnen, maar ik kan op dit moment niet bedenken wat. Hoe denk je het op te lossen?”

Barlennan dacht na voordat hij antwoordde. Een cirkel met een diameter van tien kilometer is een enorm gebied om af te zoeken als het zicht gemiddeld drie of vier meter bedraagt. Hij kon het terrein natuurlijk het snelst uitkammen door zijn mannen te verspreiden; maar dat was ook de manier om er een paar kwijt te raken. Hij besprak dit punt met Lackland.

“De raket zelf is ongeveer zes meter hoog,” zei de man. “Praktisch gesproken kun je dus verder kijken dan je denkt. Als je maar boven op een van die keien kon komen, dan zou je het ding waarschijnlijk meteen zien. Dat is het vervelende van de hele zaak.”

“Natuurlijk, maar dat gaat niet. De grote blokken zijn iets van twee en een half van jouw meters hoog; zelfs als we tegen de bijna verticale zijkanten konden opklimmen zou ik toch beslist niet nog eens recht omlaag langs een loodrechte wand willen kijken, en ik wil het mijn mannen ook niet aandoen.”

“Toch hebben jullie die kloof naar het plateau beklommen.”

“Dat was iets anders. Daar liepen we nooit vlak langs een diepe afgrond.”

“Als er dus een soortgelijke helling naar de top van een van die rotsblokken leidde zou je het niet erg vinden om zo ver boven de grond te komen?”

“Nee, maar — hmmm. Ik geloof dat ik begrijp waar je heen wilt. Een ogenblik.” De kapitein keek eens nauwkeurig naar zijn omgeving. Dichtbij stonden diverse grote blokken; de grootste stak ongeveer twee meter boven de harde grond uit. Eromheen en ertussen lagen de kiezelstenen waarmee de hele hoogvlakte bedekt scheen te zijn. Als Barlennan ooit met stereometrie in aanraking was gekomen had hij misschien niet de beslissing genomen die hij nu nam: maar omdat hij eigenlijk geen idee had van de hoeveelheid bouwmateriaal die hij moest verzetten besliste hij dat Lacklands suggestie bruikbaar was.

“We zullen het doen, Charles. Er liggen hier genoeg kleine stenen en losse grond om alles te bouwen wat we willen.” Hij keerde zich naar zijn matrozen en legde hun het plan uit. Als Dondragmer enige twijfel koesterde over de uitvoerbaarheid van het project hield hij dat voor zich. Kort daarop was de hele troep aan het stenen rollen. De keien die het dichtst bij de uitgekozen rots lagen werden er vlak tegenaan gelegd, en andere daar weer tegenaan, totdat zich rondom de werkzaamheden een cirkel van kale grond begon te vormen. Periodiek werd er een hoeveelheid harde grond losgemaakt door nog hardere scharen en over de laag kiezelstenen uitgespreid; het was makkelijker te dragen en vulde beter — totdat de volgende laag stenen het vulsel aanstampte.

Ze vorderden langzaam maar zeker. Hoe lang het duurde blijkt wel uit het feit dat op een gegeven moment een deel van de mannen langs de gemerkte weg moest worden teruggezonden om meer voedsel te halen — iets wat tijdens de dertienhonderd kilometer lange trektocht vanaf de kloof niet nodig was geweest. Maar uiteindelijk werd de tamelijk vlakke top van het rotsblok beroerd door voetstappen, waarschijnlijk voor het eerst sinds de inwendige energieën van Mesklin het plateau tot zijn huidige hoogte hadden opgeduwd. De helling liep aan drie kanten van het blok omlaag; niemand waagde zich bij de vierde zijde die recht omlaag ging.

Op dit nieuwe uitkijkpunt ging Lacklands voorspelling in vervulling — na maanden van reizen en gevaar was het doel van de expeditie eindelijk in zicht. Barlennan liet de kijkradio de helling opslepen zodat de mensen op Toorey en in de raket het ook konden zien; en voor het eerst in meer dan een jaar tijd verloor Rostens gezicht iets van zijn gewone grimmige uitdrukking. Veel was er niet te zien; misschien dat een Egyptische piramide, bedenkt met metaal en ver genoeg weg geplaatst, er ongeveer zou hebben uitgezien als de stompe kegel die boven de omringende rotsen uitstak. Hij leek niet op de andere raket die Barlennan had gezien; in feite leek hij weinig op welke raket ook die binnen twintig lichtjaren van de Aarde vervaardigd was; maar het was duidelijk iets dat niet thuishoorde in het landschap van Mesklin, en zelfs voor de leden van de expeditie die geen maanden op de monsterachtige planeet hadden doorgebracht was het alsof er een gewicht van hun schouders werd gewenteld.

Hoewel Barlennan verheugd was deelde hij toch niet de uitgelatenheid die op Toorey op een feeststemming begon te lijken. Hij was beter in staat dan zij wier uitzicht afhankelijk was van televisie te beoordelen wat er nog precies tussen zijn huidige positie en de raket lag. Het zag er niet erger uit dan wat ze al doorkruist hadden, maar ook beslist niet beter. Bovendien konden de mensen van de Aarde nu niet als gids optreden, en ondanks de uitkijkpost die ze nu hadden zag hij niet in hoe de troep richting kon houden op de twee en een halve kilometer die ze nog moesten afleggen. De Aardbewoners kenden de richting niet, en hun methode ging nu dus niet op — of wel? Hij kon ze vertellen wanneer de zon in de juiste richting stond; daarna konden ze hem aanroepen telkens als de zon weer in die stand kwam. Trouwens, een van de mannen kon hier blijven en dezelfde informatie verstrekken zonder dat de Vliegers lastig werden gevallen — maar nee; hij had nu nog maar één radio. Die kon niet op twee plaatsen tegelijk zijn, en voor het eerst miste Barlennan echt het toestel dat bij de rivierbewoners was achtergebleven.

Toen bedacht hij zich dat hij misschien geen radio nodig had. Het was waar dat de lucht hier het geluid niet zo goed droeg — dat was de enige eigenschap van de dunnere lucht die de matrozen hadden opgemerkt — maar de stem van de Mesklinieten geloof je pas als je hem hoort, zoals Lackland had ervaren. De kapitein besloot het te proberen. Hij wilde op het uitkijkplatform een man achterlaten die de taak zou hebben uit alle macht die de spieren rond zijn zwemsifon konden opbrengen te schreeuwen, elke keer dat de zon precies boven de glimmende kegel kwam die hun doel was. Het pad zou net als de vorige keer gemerkt worden, zodat de achterblijver kon volgen zodra de anderen hun doel bereikt hadden.

Barlennan legde het uit aan de groep matrozen. Dondragmer merkte op dat ze, gezien eerdere ervaringen, toch nog naar één kant konden afwijken, omdat er geen manier was om cumulatieve fouten te verbeteren door middel van herhaalde positiebepalingen, zoals de mensen van de Aarde tot dusver hadden gedaan; het feit dat de stem van de uitkijk soms niet van tegenover de zon zou lijken te komen had geen betekenis in deze echorijke omgeving. Maar hij gaf toe dat het voorlopig het beste idee was, en dat het een goede kans van slagen had. Er werd een zeeman uitgekozen, waarna de tocht in de nieuwe richting werd voortgezet.

Over een kleine afstand bleef de post zichtbaar, en was het mogelijk om iedere keer dat ze de stem van de matroos hoorden de fout te beoordelen die er in hun koers was geslopen. Maar toen verdween de rots waar hij op stond achter andere van dezelfde hoogte, en de navigatie beperkte zich noodgedwongen tot zich zo nauwkeurig mogelijk op de zon richten wanneer de schreeuw in hun oren klonk. Het geluid werd zwakker met het verstrijken van de dagen, maar omdat er verder op het levenloze plateau geen geluid werd gemaakt bestond er nimmer twijfel aan wat ze hoorden.

Niemand vond zichzelf al voldoende ervaren in het reizen over land om de afgelegde afstand goed te kunnen schatten, en ze waren er allemaal aan gewend veel later aan te komen dan ze eerst hoopten, dus was de groep aangenaam verrast toen de eentonigheid van de steenwoestenij tenslotte verbroken werd door een verandering in het landschap. Het was niet precies de verandering waar ze op rekenden, maar toch trok het de aandacht.

Het was bijna recht voor ze uit, en even vroegen sommigen zich af of ze soms op onverklaarbare wijze in een cirkel waren gelopen. Tussen de rotsblokken was een lange helling van een mengsel van aarde en stenen zichtbaar. Hij was ongeveer even hoog als die zij naar de uitkijkpost hadden gemaakt; maar toen ze naderbij kwamen zagen ze dat deze zich veel verder naar alle kanten uitstrekte — zo ver als ze konden zien. Hij welfde zich langs de grote keien als een oceaangolf die midden in zijn beweging verstard is; zelfs de Mesklinieten, hoewel ze totaal niet gewend waren aan explosies en meteoorkraters, begrepen dat het materiaal vanuit een punt aan de andere kant van de helling was opgeworpen. Barlennan, die meer dan eens raketten van Toorey had zien landen, had een vrij goed idee van de oorzaak en van wat hij te zien zou krijgen, nog voordat de groep bovenaan de helling was gekomen. Hij kreeg in grote lijnen gelijk, maar niet in details.

De raket stond in het midden van een komvormige uitholling die gevormd was door de felle gasstromen uit zijn landingsmotoren. Barlennan herinnerde zich hoe de sneeuw opzij stoof toen de vrachtraket in de buurt van Lacklands “Heuvel’ landde. Hij kon zich voorstellen dat de voortstuwingskracht hier veel groter moest zijn geweest om de massa van de machine zacht te laten landen, ook al was hij kleiner. Er waren dicht in de buurt geen grote keien, hoewel er bij de rand van de kom wel een paar lagen. De grond in de krater was vrij van kiezelstenen; de aarde zelf was ten dele weggeblazen, zodat er van de zes meter van het projectiel maar één of anderhalve meter uitstak boven de rotsen waarmee de vlakte bezaaid was.

De middellijn van zijn basis was bijna even groot als zijn hoogte, en dat bleef zo tot op een derde van onderaf. Toen de kijkradio op het inwendige van de kunstmatige krater was gericht legde Lackland uit dat dit het deel was dat het aandrijfmechanisme bevatte.

Het bovenste stuk van de machine vernauwde zich snel tot een stompe punt, en dit huisvestte de toestellen die zo’n enorme investering van tijd, intellectuele arbeid en geld van vele werelden vertegenwoordigden. Het vertoonde een aantal openingen omdat er geen moeite was gedaan het inwendige luchtdicht af te sluiten. In plaats daarvan waren de toestellen die een vacuum of een speciale atmosfeer nodig hadden om te functioneren elk afzonderlijk afgesloten.

“Je hebt wel eens gezegd, na de explosie die je tank helemaal vernielde, dat er hier iets dergelijks moet zijn gebeurd,” merkte Barlennan op. “Ik zie niets dat daarop wijst; en als de gaten die ik zie open waren toen hij landde, hoe kan er, dan nog genoeg zuurstof in zijn geweest om een ontploffing “te veroorzaken? Je hebt me verteld dat er tussen de werelden geen lucht is en dat alle opgesloten lucht allang weggelekt zou moeten zijn.”

Rosten mengde zich in het gesprek voor Lackland kon antwoorden. Hij en de rest van de mensen hadden de raket op hun eigen scherm bekeken.

“Barl heeft volkomen gelijk. De moeilijkheden zijn in ieder geval niet te wijten aan een zuurstofexplosie. Ik weet niet wat het wel geweest is. We zullen gewoon onze ogen open moeten houden als we naar binnen gaan, en hopen dat we de oorzaak vinden — niet dat het dan nog veel uitmaakt, behalve voor mensen die nog eens zo’n ding willen bouwen. Ik zou zeggen, laten we aan het werk gaan; er zit een troep natuurkundigen op mijn nek te trillen van nieuwsgierigheid. Het is maar goed dat ze een bioloog aan het hoofd van de expeditie hebben gezet; van nu af aan valt er natuurlijk met geen van de natuurkundigen meer te praten.”

“Jullie wetenschapsmensen zullen nog even geduld moeten hebben,” merkte Barlennan op. “Jullie schijnen iets over het hoofd te hebben gezien.”

“Wat dan?”

“Niet één van de instrumenten die je me voor de lens wilt laten houden is lager dan twee meter van de grond; en ze zitten allemaal achter metalen wanden die wij moeilijk met brute kracht kunnen verwijderen, hoe zacht jullie metalen ook schijnen te zijn.”

“Verdomme, daar heb je natuurlijk gelijk in. Het tweede stadium van het werk is makkelijk; het grootste deel van de buitenwand bestaat uit snel te verwijderen platen en we kunnen jullie vertellen hoe je dat moet doen. Wat de rest betreft — hmm. Jullie hebben niets dat op ladders lijkt en als je ze wel had zou je ze niet kunnen gebruiken. Je lift heeft het nadeel dat hij al ergens hoog moet staan voor je hem kunt gebruiken, ik geloof dat ik op het ogenblik niets weet. Maar we bedenken wel iets; we zijn al te ver gekomen om nu te blijven steken.”

“Ik stel voor dat jullie erover nadenken tot de matroos van de uitkijkpost hier is gearriveerd. Als jullie tegen die tijd nog geen beter idee hebben zullen we het mijne toepassen.”

“Wat? Heb jij een idee?”

“Jazeker. We zijn bovenop het rotsblok gekomen vanwaar we je raket hebben ontdekt; waarom zouden we dezelfde methode hier niet ook toepassen?” Rosten zweeg zeker een halve minuut; Lackland vermoedde dat hij zichzelf in gedachten voor zijn kop sloeg.

“Ik zie maar één bezwaar,” zei hij tenslotte. “Je zou hier veel meer stenen moeten stapelen dan de vorige keer. De raket is meer dan drie maal zo hoog als de kei, en ik vermoed dat jullie er aan alle kanten omheen zullen moeten bouwen in plaats van alleen maar aan één kant.”

“Waarom kunnen we niet eenvoudig een talud aan een kant maken, tot het laagste niveau waar de machines zijn waar je belang in stelt? Dan moet het toch mogelijk zijn om binnenin verder omhoog te komen, net als in de andere raketten.”

“Dat gaat om twee belangrijke redenen niet. De voornaamste is datje daarbinnen niet rond kunt klimmen; de raket is niet berekend op een bemanning en er zijn geen verbindingen tussen de niveaus. Alle machinerie is zo gemonteerd dat het van buiten te bereiken is. De andere reden is dat je niet op het laagste niveau kunt beginnen; aangenomen dat je de afsluitplaten loskrijgt betwijfel ik sterk of jullie in staat zijn ze weer op hun plaats te brengen als jullie met het bijbehorende niveau klaar zijn. En — dat zou betekenen dat de platen eraf zijn als jullie aan het volgende niveau toe zijn; en dan blijft er beneden te weinig metaal over om het deel erboven te dragen. De top van de kegel zou misschien instorten. Die deksels beslaan het grootste deel van de buitenwand en zijn dik genoeg om een flinke verticale last overeind te houden. Misschien was het niet zo’n goed ontwerp, maar we dachten dan ook dat we ze alleen in de ruimte hoefden te openen waar helemaal geen gewicht is.

“Wat jullie zullen moeten doen is de raket helemaal tot het hoogste niveau met apparatuur begraven, en dan naar beneden werken, laag na laag. Het is misschien zelfs aan te raden om de machinerie steeds te verwijderen als je ermee klaar bent; dat zal het gewicht tot het absolute minimum reduceren. Tenslotte blijft er dan als al die platen losgehaald zijn niet meer over dan een dun skelet. Ik wil er liever niet aan denken wat er zou kunnen gebeuren met het gewicht vaii alle toestellen erin, maal ongeveer zevenhonderd.”

“Zit het zo.” Nu was het Barlennans beurt om lang en zwijgend te peinzen. “Je kunt geen alternatief bedenken? Zoals je terecht opmerkte betekent het een heleboel werk.”

“Op het moment nog niet, We zullen erover nadenken tot je man van de uitkijkpost er is. Maar er is een groot nadeel — wij kunnen waarschijnlijk geen oplossing bedenken waaraan geen machinerie te pas komt, die we toch niet naar jullie toe kunnen krijgen.”

De zon bleef rond de hemel cirkelen met een snelheid van iets meer dan twintig graden per minuut. Lang geleden was er een schreeuw gegeven naar de uitkijkpost om hem te laten weten dat zijn werk afgelopen was; hij was waarschijnlijk al op weg. De zeelieden deden niets dan rusten en zich vermaken; stuk voor stuk daalden ze de flauwe helling van de kom af en bekeken ze de raket van dichtbij. Ze waren allemaal te intelligent om zijn werking aan magie toe te schrijven, maar hij boezemde ze wel ontzag in. Ze begrepen niets van het principe van de aandrijving, hoewel ze dit makkelijk verklaard had kunnen worden als Lackland de moeite had genomen zich af te vragen hoe een ras dat geen adem haalt toch hardop kan spreken. De Mesklinieten bezaten een goed ontwikkelde sifoninrichting, lijkend op die van de Aardse koppotigen, die hun amfibische voorouders vroeger gebruikten om snel te zwemmen; zij gebruikten hem nu als balg voor een zeer Aards stel stembanden, maar konden hem nog steeds voor het oorspronkelijke doel benutten. Van nature waren ze dus goed uitgerust om het principe van de raket te begrijpen.

Dat ze de werking ervan niet begrepen was niet het enige wat de eerbied van de zeelieden opwekte. Hun ras bouwde steden en ze beschouwden zichzelf als goede ingenieurs; maar de hoogste muren die ze ooit bouwden reikten misschien een decimeter van de grond. Gebouwen met verdiepingen, en zelfs daken van iets anders dan een lap weefsel kwamen heftig in conflict met hun bijna instinctieve vrees voor massief materiaal boven hun hoofd. De ervaringen van deze groep hadden hun onberedeneerde vrees veranderd in gezonde eerbied voor gewicht, maar de gewoonte was nog altijd sterk. De raket was tachtig maal zo hoog als de bouwwerken die hun ras vervaardigde; ontzag voor zo’n ding was dan ook onvermijdelijk.

De komst van de uitkijk zond Barlennan weer naar de radio, maar betere denkbeelden dan het zijne waren er niet geopperd. Dit verbaasde hem in het geheel niet. Hij wuifde Rostens verontschuldigingen terzijde en zette zich met zijn bemanning aan het werk. Zelfs toen dacht geen der toeschouwers aan de mogelijkheid dat hun agent beneden wel eens zijn eigen plannen met de raket kon hebben. Verwonderlijk genoeg zou een dergelijk wantrouwen op dat tijdstip veel te laat zijn gekomen — te laat om ergens op gebaseerd te zijn.

Vreemd genoeg was het werk niet zo moeilijk of langdurig als iedereen verwacht had. De reden was eenvoudig; de stenen en de aarde die door de raket waren weggeblazen lagen tamelijk los, omdat er in de dunne lucht van de hoogvlakte geen weersverschijnselen waren die ze op elkaar konden persen, zoals vroeger. Een mens, natuurlijk uitgerust met de zwaartekrachtopheffer die de geleerden op basis van de informatie in de raket hoopten te ontwikkelen, had er geen spade in kunnen krijgen, want de zwaartekracht drukte de zaak stevig tegen elkaar; het was alleen los volgens Mesklinietische begrippen. Hele massa’s tegelijk werden de flauwe binnenhelling van de kuil afgeduwd en belandden in de groeiende stapel rond de raket; kiezelstenen werden uit de bodem losgewrikt en via dezelfde weg aan het rollen gebracht, voorafgegaan door een waarschuwing. Die waarschuwing was noodzakelijk: eenmaal vrijgemaakt en aan de rol bewogen ze te snel voor het menselijk oog. Meestal begroeven ze zich geheel in de hoop pas verplaatste aarde. Zelfs de meest pessimistische toeschouwer begon te voelen dat er onmogelijk nieuwe tegenslagen konden komen, niettegenstaande het aantal keren dat ze hun net uitgepakte toestellen weer terug hadden moeten zetten. Nu keken ze met stijgend genoegen hoe het glanzende metaal van het onderzoekprojectiel lager en lager in de berg van steen en aarde verzonk, om tenslotte geheel te verdwijnen, met uitzondering van een dertig centimeter hoge kegel: het hoogste niveau waar machinerie in was gemonteerd. Op dit punt staakten de Mesklinieten het werk en de meesten verlieten de berg. De kijkradio was naar boven gebracht en gericht op de uit de aarde stekende metalen punt, waar een deel van de dunne naad die op een toegangsluik duidde te zien was. Barlennan lag in zijn eentje voor deze opening, blijkbaar wachtend op instructies hoe hij het deksel eraf moest halen; en Rosten, die even gespannen toekeek als de anderen, legde het hem uit. Er waren vier snellossende klinken, in elke hoek van de trapeziumvormige plaat één. De bovenste twee waren ongeveer op gelijke hoogte met Barlennans ogen, de andere twee ongeveer vijftien centimeter onder het huidige niveau van de berg. Gewoonlijk maakte men ze los door ze met een brede schroevendraaier in te drukken en ze een kwartslag te draaien; waarschijnlijk zou het met de scharen van de Mesklinieten ook wel gaan. Toen Barlennan het probeerde merkte hij dat het lukte. De brede koppen draaiden zonder veel moeite en sprongen los, maar de plaat bewoog zich niet.

“Nu kun je het best touwen vastmaken aan een of meer van die koppen, zodat je de plaat van een veilige afstand los kunt trekken, nadat je de andere twee uitgegraven en losgeschroefd hebt,” zei Rosten. “Zorg dat dat stuk metaal niet op iemand valt; het is een halve centimeter dik. En de platen beneden zijn nog heel wat dikker, zeg ik maar vast.”

De suggestie werd in daden omgezet en de aarde snel weggekrabd, totdat de benedenzijde van de plaat vrij was. De klinken hier bleken niet meer moeite te geven dan de vorige en even later was een harde ruk aan de touwen voldoende om de plaat uit de wand van de raket te trekken. Tijdens de eerste centimeters die hij naar buiten kwam was hij nog zichtbaar; daarna verdween hij abrupt, en verscheen weer horizontaal op de berg van aarde liggend, terwijl een geluid als een geweerschot de oren van de toeschouwers bereikte. De zon die in de open raket scheen toonde duidelijk het enig aanwezige toestel; een juichkreet steeg op in de projectiekamer en de observatieraket.

“Goed gedaan, Barl! We zijn je meer schuldig dan we kunnen zeggen. Als je opzij wilt gaan zodat we net geval kunnen fotograferen zullen we je aanwijzingen geven hoe je de opnamen eruit kunt halen en voor de lens kunt brengen.”

Barlennan antwoordde niet meteen; zijn daden spraken eerder dan hij.

Hij ging niet voor de lens weg. In plaats daarvan kroop hij er op af en duwde hij het hele toestel rond zodat het niet meer uitkeek op de neus van de raket.

“Er zijn een paar dingen die we eerst moeten bespreken,” zei hij rustig.

Загрузка...