VIII

“Ik begrijp niet waarom je de andere slaaf moet hebben,” jankte Narsisi. “De vrouw is natuurlijk doodgewoon, net zoals een eigen kamer. Mijn vader heeft daarin toegestemd. Maar hij zei ook dat mijn broers en ik je moeten helpen en dat de geheimen van de motor aan niemand anders mogen worden verteld.”

“Hol dan meteen naar hem toe en vraag toestemming voor de slaaf Mikah om me te mogen helpen met het werk. Je kan vertellen dat hij uit hetzelfde land komt als ik en dat jullie geheimen voor hem slechts kinderspeelgoed zijn. En als je vader nog meer redenen wil weten, zeg hem dan dat ik geschoolde hulp nodig heb, iemand die weet hoe hij gereedschap moet vasthouden en van wie ik kan verwachten dat hij alles precies zo doet als ik het zeg. Je broers en jij hebben veel te veel eigen ideeën over hoe de dingen moeten worden gedaan en jullie hebben de neiging de kleinigheden aan de goden over te laten en een grote klap met een hamer te geven als de dingen niet gaan zoals het zou moeten.”

Narsisi trok zich razend en mopperend terug, terwijl Jason bij de oliekachel de volgende stap stond te bedenken. Het had een groot deel van de dag gekost om balken neer te leggen als rollers en de verzegelde machine naar buiten te duwen de zandige vallei in, ver van de nederzetting bij de bron; voor een experiment waarbij een vergissing een wolk gifgas kon doen ontsnappen was ruimte nodig. Zelfs Edipon had daar eindelijk de zin van ingezien, hoewel hij geneigd was de proefnemingen zeer geheim te laten uitvoeren achter gesloten deuren. Hij had pas zijn toestemming gegeven toen er wanden van huiden waren geplaatst die een ruimte insloten die kon worden bewaakt; het was slechts toeval dat ze tegelijk een zeer welkom windscherm vormden.

Na heel wat geharrewar waren de rammelende kettingen en boeien van Jasons armen verwijderd en vervangen doorlichtgewicht beenkluisters. Hij kon alleen schuifelend lopen, maar zijn armen waren helemaal vrij; dit was een grote verbetering na de kettingen, ook al stond een van de broers op wacht met een gespannen kruisboog als Jason niet vastzat. Nu moest hij wat gereedschap zien te krijgen en enig idee over de technische kennis van deze mensen voor hij verder kon; wat inhield dat er nog een gevecht moest worden gevoerd over hun dierbare geheimen.

“Vooruit,” riep hij tegen zijn bewaker, “laten we Edipon opzoeken en hem nog een beetje meer buikpijn bezorgen.” Na zijn aanvankelijke geestdrift beleefde de leider van de d’zertanoj weinig vreugde aan zijn nieuwe project.

“Je hebt een eigen kamer,” mopperde hij tegen Jason, “en de slavin om voor je te koken en ik heb net toestemming gegeven dat de andere slaaf je mag helpen. Nu vraag je nog meer — wil je me soms straatarm hebben?”

“Laten we niet teveel overdrijven. Ik wil alleen maar wat gereedschap om met mijn werk door te kunnen gaan en een kijkje in jullie werkplaats of waar jullie het mechanische werk doen. Ik moet enig begrip hebben van de manier waarop jullie mechanische problemen oplossen voor ik aan die toverdoos daar in de woestijn kan beginnen.”

“Verboden toegang.”

“De voorschriften worden vandaag als strootjes doormidden gebroken, dus kunnen we net zo goed even doorgaan en er nog een paar om zeep helpen. Wil je me voorgaan?”

De wachters openden onwillig de deur van het raffineergebouw voor Jason en overal zag hij bezorgde gezichten en hoorde hij gerammel van sleutels. Een groepje oudere d’zertanoj die naar oliedamp stonken kwamen naar buiten en begonnen luidkeels te redetwisten met Edipon, die uiteindelijk zijn wil doordreef. Jason werd weer geketend en even zwaar bewaakt als een misdadiger het duistere gebouw ingeleid; maar de inventaris daarvan viel zo tegen dat hij er moedeloos van werd.

“Echt handwerk,” spotte Jason en hij gaf een schop tegen een kist vol handgesmeed gereedschap. Het was zeer grof werk, het produkt van een soort gemechaniseerd stenen tijdperk. De raffineerretort was moeizaam uit koperen platen geklopt en onhandig aan elkaar geklonken. Hij lekte verschrikkelijk, net als de gesoldeerde naden van de met de hand gevormde pijp. Het gereedschap bestond voor het grootste deel uit smidshamers en tangen om dingen te verhitten en er op het aambeeld iets van te maken. De enige dingen die Jason weer wat opvrolijkten waren de massieve boormachine en de draaibank die door de met slavenkracht bewogen riemen werd aangedreven. In de beitelhouder van de draaibank zat een stuk hard mineraal dat uitstekend door het gehamerde ijzer en het zachte staal heensneed. En de schroefdraadvoorloop van de beitel, die ze gebruikten om de grote bouten en moeren te maken waarmee de wielen van de karoj aan hun assen vastzaten, vrolijkte hem nog meer op.

Het had erger kunnen zijn. Jason zocht de kleinste en meest handzame stukken gereedschap uit en legde ze apart om ze de volgende dag te gebruiken. Het was nu bijna donker en vandaag werd er niet meer gewerkt. De zwaar bewapende optocht verliet het gebouw weer net zoals ze waren gekomen, en twee bewakers brachten hem naar de hokkige kamer die zijn slaapvertrek zou zijn. Achter hem viel de zware grendel met een klap dicht en hij kromp ineen onder de dikke oliewalm waar het licht van de eenpitslamp nauwelijks doorheen priemde.

Ijale zat bij de kleine oliekachel gehurkt en kookte iets in een stenen pot. Ze keek op, glimlachte aarzelend naar Jason en draaide zich toen weer vlug naar de kachel. Jason liep naar haar toe, snoof en huiverde.

“Wat een feestmaal. Krenosoep en naar ik aanneem daarna verse krenoj en krenosla. Morgen zal ik eens zien wat variatie in het dieet te brengen.”

“Ch’aka is groot,” fluisterde ze zonder op te kijken. “Ch’aka is machtig…”

“Ik heet Jason; ik raakte het Ch’aka baantje kwijt toen zij mijn uniform uittrokken.”

“…Jason is machtig dat hij de d’zertanoj kan betoveren en ze kan laten doen wat hij wil. Zijn slaaf dankt hem.”

Hij hief haar kin omhoog en de domme gehoorzaamheid in haar ogen deed hem ineen krimpen. “Kunnen we die slavernij niet vergeten? We zitten samen in hetzelfde schuitje en we zullen er samen proberen uit te komen.”

“We zullen ontsnappen, ik weet het. Jij zal alle d’zertanoj doden en je slaven bevrijden en ons weer naar huis brengen waar we kunnen marcheren en krenoj zoeken, ver weg van dit verschrikkelijke oord.”

“Sommige meisjes zijn erg gauw tevreden. Dat is ongeveer wat ik van plan was, behalve dan dat we als we eenmaal vrij zijn de andere kant opgaan, zover mogelijk bij jouw krenovolk vandaan.”

Ijale luisterde aandachtig, roerde met een hand in de soep en krabde met haar andere hand onder haar leren omhulsels. Jason merkte dat hij ook stond te krabben en aan de zere plekken op zijn huid voelde hij dat hij al heel wat had afgekrabd sinds hij op deze ongastvrije planeet uit de oceaan was gesleept.

“Genoeg is genoeg!” barstte hij uit en hij begon op de deur te timmeren. “Deze plek is ver van de beschaafde wereld die ik ken, maar dat is geen reden om je het niet zo gemakkelijk mogelijk te maken.” Aan de buitenkant van de deur ratelden kettingen en grendels en Narsisi stak zijn sombere hoofd naar binnen.

“Waarom roep je? Wat is er verkeerd?”

“Ik heb water nodig. Een heleboel.”

“Maar je hebt water,” zei Narsisi verbaasd en hij wees naar een stenen kruik in de hoek. “Er is daar water genoeg voor dagen.”

“Volgens jouw opvattingen Nars, ouwe jongen, niet volgens die van mij. Ik wil minstens tien keer zoveel en nu meteen. En zeep, als jullie dat tenminste hebben op deze barbaarse wereld.”

Het kostte heel wat moeite maar Jason kreeg eindelijk zijn zin door te verklaren dat hij het water nodig had voor godsdienstige riten, om zich ervan te verzekeren dat hij morgen niet zou falen bij het werk. Het kwam in een zeer gevarieerde verzameling vaten samen met een ondiepekom krachtige zachte zeep.

“Aan de slag,” grinnikte Jason. “Trek je kleren uit — ik heb een verrassing voor je.”

“Ja, Jason,” zei Ijale gelukzalig en ze ging op haar rug liggen.

“Nee! Je gaat in bad. Weet je niet wat een bad is?”

“Nee,” zei ze en ze huiverde. “Het klinkt akelig.”

“Hierheen en trek die kleren uit,” beval hij terwijl hij in een gat in de vloer porkte. “Dit zal de afvoer wel zijn, het water liep tenminste weg toen ik er wat ingoot.” Het water werd op de kachel gewarmd, maar Ijale zat nog steeds tegen de muur gedrukt en bibberde toen hij het over haar heengoot. Ze schreeuwde toen hij de glibberige zeep in haar haar wreef, maar hij ging gewoon door met zijn hand over haar mond zodat ze niet de bewakers zou alarmeren. Hij wreef de zeep ook in zijn eigen haar en zijn hoofdhuid prikte weldadig onder de verfrissende behandeling. Er raakte ook wat zeep in zijn oren waardoor hij minder scherp hoorde en zodoende merkte hij pas dat de deur open was toen Mikah een schorre kreet liet horen. Hij stond in de deuropening te wijzen en te schudden van woede, en Narsisi stond achter hem en tuurde geboeid over Mikahs schouder naar deze vreemde godsdienstige rite. “Vernedering!” donderde Mikah. “Jij dwingt dit arme wezen zich aan je wil te onderwerpen, je vernedert haar, je kleedt haar uit en je kijkt naar haar hoewel je geen wettige huwelijksband met haar hebt.” Hij schermde zijn ogen af met een opgeheven arm. “Jij bent slecht Jason, een kwade duivel en je moet worden terechtgesteld.”

“Deruit!” brulde Jason en hij draaide Mikah rond en schoot hem de deur uit met een van zijn geoefende Ch’aka schoppen. “Het enige kwaad hier, is in jouw geest, kinderachtige gluurder. Ik geef dit meisje de eerste wasbeurt in haar leven en je zou me een medaille moeten geven omdat ik de inboorlingen hygiëne bijbreng, inplaats van zo te keer te gaan.”

Hij duwde hen allebei de deur uit en riep naar Narsisi: ’Ik wil die slaaf hebben, maar niet nu! Sluit hem op tot morgenochtend en breng hem dan terug.” Hij smeet de deur dicht en nam zich voor ook een grendel te pakken te krijgen voor de binnenkant van de deur.

Ijale stond te bibberen en Jason spoelde het zeepschuim van haar af met warm water en hij gaf haar een schoon stuk vacht om zich mee af te drogen. Nu het vuil was verwijderd, zag haar lichaam er jong en sterk uit. Ze had stevige borsten en brede heupen — Toen herinnerde hij zich de beschuldigingen van Mikah en mopperend draaide hij zich om, kleedde zich uit en schrobde zichzelf grondig schoon. Toen gebruikte hij de rest van het water om zijn kleren uit te spoelen. Het ongewone schone gevoel vrolijkte hem weer op en hij neuriede zachtjes toen hij de lamp uitblies en zich verder in het donker afdroogde. Hij ging liggen, trok de slaapvachten over zich heen en begon net een plan te maken hoe hij de volgende morgen de motor zou aanpakken toen Ijale haar warme lichaam tegen het zijne aandrukte en onmiddellijk elke gedachte aan technische dingen verdreef.

“Hier ben ik,” zei ze tamelijk overbodig.

“Ja,” zei hij en hij kuchte, want hij kon even geen woord uitbrengen. “Dat is nou niet precies wat ik met het bad voorhad —”

“Je bent niet te oud. Wat is er dan verkeerd?” Haar stem klonk geschokt.

“Het is alleen maar dat ik er geen misbruik van wil maken, je moet begrijpen…” Hij was een beetje in de war.

“Wat bedoel je? Ben jij er zo-een die niet van meisjes houdt!” Ze begon te huilen en hij voelde haar lichaam schokken.

“ ’s Lands wijs —’ zuchtte hij en hij klopte haar op haar rug…


Het ontbijt bestond ook weer uit krenoj, maar Jason voelde zich lichamelijk zo goed dat het hem niets kon schelen. Hij was schoon en roze en de jeuk was weg, zelfs uit zijn korte baard. Het metaaldoek van zijn pyrraanse overall was bijna al droog toen hij was gewassen, dus droeg hij ookschone kleren. Ijale moest zich nog herstellen van de traumatische gevolgen van haar bad, maar ze zag er echt aantrekkelijk uit nu haar huid schoon was en haar haar gewassen en een beetje gekamd. Hij zou een stuk van de plaatselijke weefstof voor haar op de kop moeten tikken, want het zou zonde zijn het goede resultaat te verpesten door haar weer in haar slecht gelooide huiden te laten kruipen die ze gewoonlijk droeg.

Toen hij brulde dat de deur open moest en hij door de koele morgen naar zijn werkplaats stampte voelde hij zich geweldig. Mikah was er al. Hij zag er vies en boos uit en hij rammelde met zijn ketens. Jason lachte hem vriendelijk toe, wat alleen maar zout in de morele wonden van de ander wreef.

“Voor hem ook beenkluisters,” beval Jason. “En doe het vlug. We hebben vandaag heel wat te doen.” Hij draaide zich naar de verzegelde motor en wreef zich vol verwachting in zijn handen.

Het omhulsel was van dun metaal dat niet erg veel geheimen kon verbergen. Hij schraapte voorzichtig wat van de verf weg en ontdekte een gekrompen soldeernaald op de zijkant, maar geen andere tekenen die hem iets vertelden. Nadat hij enige tijd de hele mantel had beklopt met zijn oor tegen het metaal, was hij er zeker van dat de kap precies was wat hij had gedacht toen hij het ding voor het eerste bekeek: een dubbelwandige metalen doos, gevuld met vloeistof. Als je erin prikte was je dood. Hij was er alleen maar om de geheimen van de motor te verbergen en diende nergens anders voor. Toch moest hij eraf om de stoommachine te onderhouden — of moest dat wel? De constructie was ongeveer vierkant en de kap bedekte maar vijf zijden. Hoe zat het met de zesde, de bodem?

“Nou laat je de hersentjes werken Jason,” zei hij tegen zichzelf en hij knielde neer om dat te onderzoeken. Rondom stak een brede flens uit, kennelijk van gietijzer, met vier grote boutgaten erin. Het leek wel of de beschermkap aan de bodemplaat was vastgesoldeerd, maar er moest een beter verborgen bevestiging zijn, want hij wilde niet verroeren, zelfs niet nadat hij voorzichtig wat van het soldeer aan de basis had weggekrabd. Daarom moest het antwoord aan de zesde zijde liggen.

“Hierheen Mikah,” riep hij en de man liep onwillig bij de warme kachel vandaan en schuifelde naar voren. “Kom dichterbij en kijk naar deze middeleeuwse krachtbron terwijl we praten alsof we hierover discussiëren. Ben je van plan met me mee te werken?”

“Dat wil ik niet Jason. Ik ben bang dat je me met je aanraking zal bezoedelen zoals je al anderen hebt gedaan.”

“Nou, jij bent anders ook niet zo schoon —”

“Ik bedoel het niet lichamelijk.”

“Nou, ik wel. Je zou best een bad en wat zeep kunnen gebruiken. Ik maak me niet druk over de toestand van je ziel; dat kan je in je eigen tijd uitvechten. Maar als je met me meewerkt zal ik een manier zoeken om ons hiervandaan te krijgen naar de stad waar deze motor is gemaakt. Want als er een uitweg van deze planeet is zullen we die alleen in de stad vinden.”

“Dat weet ik, maar toch aarzel ik nog.”

“Je moet nu kleine offers brengen om later het grotere goed te verwerven. Is het hele doel van deze tocht niet mij voor het gerecht te slepen? Dat zal je niet bereiken als je hier de rest van je leven als slaaf blijft rotten.”

“Jij bent de advocaat van de duivel zoals je mijn geweten weet te verdraaien — maar wat je zegt is waar. Ik zal je hier helpen zodat we kunnen ontsnappen.”

“Goedzo. Nu aan het werk. Neem Narsisi mee en laat hem drie flinke palen opzoeken, van het soort waar we aan vastgeketend zaten in de pompploeg. Breng ze hierheen en ook een stel schoppen.”

De palen mochten maar tot aan de ingang van de werkruimte door slaven worden gedragen, want Edipon wilde niet dat ze binnenkwamen, en Jason en Mikah moesten ze dus moeizaam naar hun plaats slepen. De d’zertanoj die nooit lichamelijke arbeid verrichtten, vonden het erg grappig toen Jason voorstelde dat ze zouden helpen. Toen de palen eenmaal op hun plaats bij de motor lagen, groef Jasongeulen en wrong hij de palen eronder. Toen dit klaar was groeven Mikah en hij om beurten het zand eronder vandaan tot de motor boven een kuil stond en alleen nog op de palen steunde. Jason liet zich in de kuil zakken en bekeek de bodem van de machine. Die was volkomen glad. Opnieuw schraapte hij voorzichtig en nauwkeurig de verf weg tot de hele bodem tot aan de randen schoon was. Hier maakte het metaal plaats voor soldeer en hij bikte dat weg tot hij ontdekte dat er een gladde metalen plaat aan de randen en aan de bodem was vastgesoldeerd. “Erg handig, die Appsalanoj,” zei hij bij zichzelf en hij viel het soldeer aan met een mes. Toen hij een eind los had trok hij langzaam de plaat weg terwijl hij zich ervan verzekerde dat er niets aan vast zat en dat er geen valstrik aan was bevestigd. Hij kwam makkelijk genoeg los en viel kletterend in de kuil. Het oppervlak dat blootkwam was glad, hard metaal.

“Genoeg voor vandaag,” zei Jason terwijl hij uit de kuil klom en zijn handen afsloeg. Het was nu bijna donker. “We hebben voor het ogenblik genoeg bereikt en ik wil eerst wat nadenken voor ik verderga. Tot dusver hebben we geluk gehad, maar ik denk niet dat het zo makkelijk zal blijven. Ik hoop dat je je koffer hebt meegenomen Mikah, omdat je bij mij intrekt.”

“Nooit! Een poel van zonden, verdorvenheid…”

Jason keek hem kil aan en bij ieder woord dat hij sprak prikte hij hem met zijn vinger in de borst om het beter te laten doordringen: ’Jij trekt bij mij in omdat dat noodzakelijk is voor onze plannen. En als jij niet meer over mijn morele zwakheden praat, zal ik niet meer over de jouwe praten. Kom mee.”

Het leven met Mikah Samon was zeer vermoeiend, maar het was nog net draaglijk. Mikah liet Ijale en Jason met hun gezicht tegen de verste muur staan en ze moesten beloven dat ze niet zouden kijken terwijl hij achter een scherm van huiden een bad nam. Dat deden ze, maar Jason nam een beetje wraak door Ijale moppen te vertellen zodat ze samen stonden te giechelen en Mikah vast en zeker zoudenken dat ze om hem lachten. Na het bad bleef het scherm staan en het werd zelfs nog versterkt en Mikah trok zich erachter terug om te gaan slapen.

De volgende morgen begon Jason aan de onderkant van de bodemplaat terwijl de bewakers angstig toekeken. Hij had er bijna de hele nacht over nagedacht en hij probeerde meteen zijn theorieën uit. Als hij hard op het mes drukte kon hij een vrij diepe groef in het metaal maken. Het was niet zo zacht als het soldeer, maar het leek op een eenvoudige legering met een flink percentage lood. Wat zou daaronder zitten? Voorzichtig kraste hij met de punt van het mes een regelmatig patroon in de bodem. Het metaal was overal even dik behalve op twee plaatsen waar hij onregelmatigheden vond; middenin de rechthoekige bodem en op gelijke afstanden van alle vier zijden. Bikkend en schrapend onthulde hij twee vertrouwd uitziende vormen, elk zo groot als zijn hoofd.

“Mikah, kom eens in de kuil en kijk eens naar deze dingen. Wat zijn dat volgens jou?”

Mikah krabde in zijn baard en bevoelde ze met zijn vinger. “Er zit nog van dat metaal over. Ik ben er niet zeker van…”

“Ik vraag niet of je ergens zeker van bent — zeg gewoon maar waar ze je aan doen denken.”

“Nou — grote moeren natuurlijk. Die op het eind van bouten zijn gedraaid. Maar ze zijn zo groot…”

“Dat moet ook als de hele metalen doos erop vastzit. Ik denk dat we nu erg dichtbij het geheim van de motor zijn — en we moeten nu zeer voorzichtig te werk gaan. Ik kan nog steeds niet geloven dat het geheim zo eenvoudig is op te lossen. Ik ga een houten mal maken van de moer, daarna kunnen we een sleutel laten maken. Terwijl ik wegben blijf jij hier; hak al het metaal van de moer en uit de schroefdraad. We kunnen hier een tijdje over nadenken, maar vroeg of laat zal ik toch een van die moeren moeten losdraaien. En ik kan dat mosterdgas erg moeilijk vergeten.” Het maken van de sleutel was een klein probleempje voor de plaatselijke techniek en alle oude mannen die de eervolletitel Meester in de destilleerkunst droegen beraadslaagden erover. Een van hen was een goede smid en na een ritueel offer en een aantal gebeden schoof hij een staaf ijzer in het vuur en Jason pompte de blaasbalg op en neer tot de staaf witgloeiend was. Met veel vloeken en hamerslagen werd hij moeizaam omgevormd tot een forse steeksleutel met een gebogen kop om bij de verzonken moeren te kunnen komen. Jason verzekerde zich ervan dat de opening iets te klein was, toen nam hij de sleutel mee naar het werk en vijlde hij de bek pas. Nadat hij weer was verhit en in olie was gehard, had Jason een stuk gereedschap waarmee hij het karwei hoopte te klaren.

Edipon had de vorderingen van het werk zeker bijgehouden, want toen Jason met de sleutel terugkwam stond hij bij de motor te wachten.

“Ik ben eronder geweest,” kondigde hij aan, “en ik heb de moeren gezien die de duivelse Appsalanoj in het massieve metaal hebben verborgen. Wie had dat gedacht! Het lijkt mij nog steeds onmogelijk dat het ene metaal in het andere wordt verborgen. Hoe kan dat?”

“Makkelijk genoeg. De bodem van de afgemonteerde motor werd in een gietvorm gezet en daar werd het gesmolten dekmetaal ingegoten — Het heeft waarschijnlijk een veel lager smeltpunt dan het staal van de motor zodat het niets zou beschadigen. In de stad weten ze gewoon meer van metallurgie af en ze rekenden op jullie onwetendheid.”

“Onwetendheid? Je beledigt —”

“Ik neem het terug. Ik bedoelde alleen maar dat ze dachten dat deze list zou lukken, en aangezien dat niet het geval is, zijn zij de stommerds. Is dat naar je zin?”

“Wat ga je nu doen?”

“Ik draai de moeren los en als dat is gebeurd bestaat er een goede kans dat de gifkap los zit en er gewoon kan worden afgetild.”

“Dat is te gevaarlijk voor jou. De schoften kunnen nog wel andere valstrikken klaar hebben als de moeren los zijn. Ik zal een sterke slaaf sturen om ze los te draaien terwijl wij van een afstand toekijken. Als die doodgaat is het niet erg.”

“Ik ben geroerd door je bezorgdheid voor mijn gezondheid, maar hoe graag ik je aanbod ook zou aanvaarden, ik kan het niet. Ik heb dit ook overwogen en ik ben tot de conclusie gekomen dat dit een karweitje is dat ik zelf moet opknappen. Dat losdraaien van die moeren ziet er veel te makkelijk uit en dat maakt me achterdochtig. Ik ga het zelf doen en ik zal tegelijk naar valstrikken kijken — en dat is iets wat alleen ik kan doen. Nu stel ik voor dat jij je met de troepen terugtrekt naar een veiliger oord.” Niemand aarzelde; er ritselden vlugge voetstappen in het zand en toen was Jason alleen. De leren schermen klapperden zachtjes heen en weer in de wind en verder was het doodstil. Jason spuugde in zijn handen, onderdrukte een lichte huivering en liet zich in de kuil zakken. De sleutel paste keurig over de moer. Hij greep hem met twee handen vast, zette zich schrap tegen de wand van de kuil en begon te trekken.

En hield meteen weer op. Drie slagen draad van de bout staken onder de moer uit, keurig schoongeschraapt door de ijverige Mikah. Op een of andere manier zagen ze er helemaal verkeerd uit, hoewel hij niet precies wist waarom. Maar een vermoeden was al genoeg.

“Mikah,” riep hij, maar hij moest nog twee maal hard schreeuwen voor zijn helper voorzichtig zijn hoofd om de hoek van het scherm stak. “Wip vlug naar de petroleum-fabriek en haal een van hun bouten met een moer erop gedraaid — geeft niet hoe groot.”

Jason warmde zijn handen bij de kachel tot Mikah met de vettige bout terugkwam, toen stuurde hij hem weer naar de anderen. Terug in de kuil hield hij hem omhoog naast het uitstekende stukje van de Appsala-bout en hij schreeuwde bijna van vreugde. De draad van de motorbout had een iets andere hoek; waar de een omhoogliep liep de ander omlaag. De bout uit Appsala was andersom getapt, met een linkse draad.

In het heelal waren er evenveel verschillen in cultuur en techniek als planeten, maar een van de weinige dingen die ze allemaal gemeen hadden, een erfenis van hun aardsevoorvaderen, was een gelijkvormige schroefdraad. Jason had er nooit eerder over nagedacht, maar toen hij in gedachten zijn ervaringen op verschillende planeten naging, besefte hij dat ze allemaal hetzelfde waren. Schroeven gingen in hout, bouten in tapgaten en moeren op bouten als je ze met de klok meedraaide. Tegen de klok in gingen ze los. In zijn hand hield hij de grove d’zertano bout en moer en toen hij die probeerde, draaiden die op dezelfde manier. Maar de moer van de motor deed dat niet; die moest met de klok mee worden losgedraaid.

Hij liet de bout en de moer vallen, plaatste de sleutel over de massieve moer en zette langzaam kracht, naar het leek helemaal de verkeerde kant op — alsof hij hem niet losdraaide maar vast. Hij gaf langzaam mee, eerst een kwartslag, toen een halve. Stukje voor stukje verdween de draad die eruit stak tot de onderkant van de bout gelijk was met de moer. Die draaide nu gemakkelijk rond en binnen een minuut viel hij in de kuil. Hij gooide de sleutel erachteraan en krabbelde uit de kuil. Toen hij op de rand stond snoof hij voorzichtig de lucht op, gereed op bij het geringste spoortje gas weg te hollen. Hij rook niets.

De tweede moer kwam net zo makkelijk los als de eerste en zonder kwade gevolgen. Jason duwde een scherpe beitel tussen de kap en de bodemplaat waar hij het soldeer had losgebikt en toen hij erop leunde verschoof de kap een beetje; hij bleef alleen maar door zijn eigen gewicht op zijn plaats.

Vanuit de ingang van de omheining schreeuwde hij naar de groep die in de verte op een kluitje zat. “Kom terug — dit karweitje is bijna geklaard.”

Om beurten lieten ze zich in de kuil zakken om naar de uitstekende bouten te kijken en als Jason op de beitel leunde om te laten zien dat de kap los was, maakten ze goedkeurende geluiden.

“Nu moeten we hem er nog afhalen,” vertelde hij ze, “en ik ben ervan overtuigd dat gewoon vastpakken en trekken niet de manier is. Daar dacht ik eerst ook aan, maar de mensen die dit ding monteerden hadden iets akeligs bedacht voor degene die die moeren vaster draaide in plaats van losser. En tot we weten wat dat is, doen we het voorzichtig aan. Hebben jullie hier grote blokken ijs in de buurt Edipon? Het is nu toch winter, niet?”

“IJs? Winter?” mummelde Edipon die even in de war was door de verandering van onderwerp. Hij wreef langs de punt van zijn lange neus. “Natuurlijk is het winter. IJs — er moet ijs in de bergmeren liggen; die zijn altijd dichtgevroren in deze tijd van het jaar. Maar waar heb je ijs voor nodig?”

“Haal het maar, dan zal ik het laten zien. Laat het in keurige platte blokken zagen die ik kan opstapelen. Ik ga de kap er niet aftillen — ik laat de motor er onderuit zakken!” Tegen de tijd dat de slaven het ijs uit de meren in de verte hadden gehaald, had Jason plat op de grond een stevig houten latwerk om de motor heengebouwd en had hij scherpe metalen wiggen onder de kap geduwd; toen had hij de wiggen aan het latwerk bevestigd. Als de motor nu in de kuil zakte, zou de kap op de wiggen blijven hangen. Daar zou het ijs voor zorgen. Jason bouwde een fundering van ijs onder de motor en toen trok hij de steunpalen weg. Naarmate het ijs langzaam wegsmolt zou de motor zachtjes in de kuil zakken.

Het weer bleef koud en het ijs wilde niet smelten tot Jason de kuil liet omringen met rokende oliekachels. Er kwam water in de kuil te staan en Mikah begon te hozen terwijl de ruimte tussen de kap en de bodemplaat groter werd. Het smelten duurde nog de hele dag en het grootste gedeelte van de nacht. Doodop en met rode ogen hielden Jason en Mikah het drassige gebeuren in de gaten en toen de d’zertanoj ’s morgens terugkwamen stond de motor veilig in een modderpoel op de bodem van de kuil. De kap was eraf.

“Het zijn handige donders daar in Appsala, maar Jason dinAlt is niet van gisteren,” zei hij opgetogen. “Zie je die pot daar boven op de motor?” Hij wees naar een gesloten pot van dik glas die zo groot was als een klein vaatje en met een olieachtig groene vloeistof was gevuld. Hij was stevig bevestigd tussen stootkussens. “Dat is de val. De moeren die ik eraf haalde zaten op de tapeinden van twee staven die de kap vasthielden en die waren niet rechtstreeks aan de kap bevestigd, maar verbonden door een dwarsbalk die bovenop die pot rustte. Als een van de moeren niet los, maar vast werd gedraaid zou de staaf doorbuigen en het glas breken. Je mag een keer raden wat er dan zou zijn gebeurd.”

“De giftige vloeistof!”

“Inderdaad. En de dubbele kap is er ook mee gevuld. Ik stel voor dat we een diep gat graven in de woestijn en de kap en de pot daarin begraven en dan denken we er niet meer aan. Ik denk niet dat de motor nog andere verrassingen voor ons heeft, maar ik zal voorzichtig zijn als ik eraan werk.”

“Kan je hem maken? Weet je wat er mee is?” Edipon stond te trillen van vreugde.

“Nog niet. Ik heb er nauwelijks naar gekeken. Om je de waarheid te zeggen, één blik was genoeg om mij ervan te overtuigen dat het net zo’n makkelijk karwei wordt als een kreno stelen van een blinde man. De motor is even ondoelmatig en onhandig gebouwd als jullie destilleerapparaat. Als jullie een tiende van de energie die jullie verbruiken om het voor de concurrentie te verbergen, zouden besteden aan onderzoek en het verbeteren van jullie product, zouden jullie allemaal een straaljager bezitten.”

“Ik vergeef je de belediging omdat je ons een dienst hebt bewezen. Nu moet je deze motor repareren en de andere motoren. Er breekt een nieuwe dag voor ons aan!” Jason gaapte. “Op dit moment breekt er voor mij een nieuwe nacht aan. Ik moet nog slaap inhalen. Probeer je zoons over te halen het water van de motor te vegen voor hij wegroest en als ik terugkom zal ik kijken wat ik kan doen om hem weer aan de praat te krijgen.”

Загрузка...