XII

“Wanneer is dit klaar?” vroeg de Hertug terwijl hij naar de onderdelen wees die over Jasons werkbank lagen verspreid. “Morgenochtend, Hertug, ook al werk ik de hele nacht door. Maar zelfs voor dit klaar is heb ik een andere gift voor je, een manier om je telegraafsysteem te verbeteren.”

“Dat heeft geen verbetering nodig! Het is net zoals het was in de dagen van onze voorvaderen en —”

“Ik zal niets veranderen; voorvaderen weten het altijd het beste, dat ben ik met je eens. Ik geef je alleen maar een nieuwe werkwijze. Kijk hier eens naar —’ en hij hield een van de metalen strips met de beschreven was omhoog. “Kan je de boodschap lezen?”

“Natuurlijk, maar het vereist sterke concentratie, want het is een moeilijk geheim.”

“Niet zo erg moeilijk; in een oogopslag raadde ik alle afschuwlijke eenvoud ervan.”

“Je lastert!”

“Niet echt. Kijk, dat is toch een B, nietwaar — twee kronkels van de magische slinger?”

De Hertug telde op zijn vingers. “Het is een B, je hebt gelijk. Maar hoe kun je dat zien?”

Jason verborg zijn minachting. “Het was moeilijk op te lossen, maar voor mij zijn alle dingen een open boek. B is de tweede letter van het alfabet, dus is de code twee slingers. C drie — nog steeds makkelijk; maar uiteindelijk krijg je de Z waarvoor je zesentwintig zendseinen nodig hebt en dat is gewoon onzinnige tijdverspilling. Het enige wat je moet doen is je apparatuur een klein beetje wijzigen zodat hij twee verschillende signalen kan zenden — laten we origineel blijven en de ene een ’punt’ noemen en de andere een ’streep’. Nu kunnen we, met gebruikmaking van die twee signalen, een korte en een lange, iedere letter van het alfabet omschrijven met ten hoogste vier tekens. Begrepen?”

“Het zoemt in mijn hoofd en het is moeilijk te volgen…”

“Slaap er maar een nachtje over. Morgenochtend is mijn uitvinding klaar en dan zal ik mijn code demonstreren.”

De Hertug liep mompelend weg en Jason legde de laatste wikkelingen om het anker voor zijn nieuwe generator.


“Hoe heet het?” vroeg de Hertug terwijl hij om de hoge, sierlijke houten kist heenliep.

“Dit is een Allen Eren de Hertug-Maker, een nieuwe bron van verering, eerbied en inkomsten voor Uwe Excellentie. Hij moet in de tempel worden geplaatst, of wat voor ding jullie hier ook hebben, waar het publiek moet betalen voor het voorrecht jou te eren. Let op: ik ben een trouwe onderdaan die de tempel binnenkomt. Ik geef een bedrag aan de priester en pak deze hendel die uit de zijkant steekt en ik draai hem rond.” Hij begon vrolijk te draaien en uit het kastje kwam het geluid van draaiende wielen en luid gejank. “Let nu op de bovenkant.”

Uit de bovenkant van de kast staken twee gebogen metalen armen die uitliepen in koperen bollen die een eindje van elkaar afzaten. De Hertug snakte naar adem en deinsde achteruit toen een blauwe vonk van de ene bol naar de andere oversprong.

“Dat zal de boeren versteld doen staan, nietwaar?” zei Jason. “Kijk nu naar de vonken en let op de volgorde. Eerst drie korte vonken, dan drie lange en dan weer drie korte.”

Hij hield op met draaien en gaf de Hertug een duidelijk beschreven vel perkament, een gewijzigde versie van de standaard interstellaire code. “Kijk. Drie punten betekent H en drie strepen A. Daarom zal de machine zolang de hendel wordt rondgedraaid in kode H.A.H. uitzenden, wat betekent Huraoj al Hertug, Allen Eren de Hertug! Een indrukwekkend apparaat dat de priesters zal bezighouden en ze zal afhouden van het kwaad en je trouwe onderdanen zal vermaken. Terwijl het tegelijkertijd lof over jou zal uitroepen met de stem der elektriciteit, steeds maar weer, dag en nacht.”

De Hertug draaide aan de hendel en keek met glanzende ogen naar de vonken. “Morgen zal hij in de tempel worden onthuld. Maar er moeten wat heilige tekens op. Misschien wat goud…”

“Ook edelstenen, hoe duurder het eruit ziet, hoe beter. De mensen betalen niet om aan een heilig orgel te draaien als het er niet indrukwekkend uitziet.”

Jason luisterde vrolijk toe terwijl de vonken eruit sprongen. Misschien betekenden ze H.A.H. in de plaatselijke kode, maar voor een buitenwerelder was het een S.O.S. En ieder ruimteschip met een redelijke ontvanger dat de atmosfeer van deze planeet binnenkwam, moest de breedband radiogolven van de vonken oppikken. Misschien was er op dit moment wel een die het bericht opving, die de boog van de richtingzoeker ronddraaide en de plaats van de zender probeerde te bepalen. Had hij maar een ontvanger zodat hij hun antwoord kon horen, maar het gaf eigenlijk niet, want binnenkort zou hij het gebrul van hun raketten horen als ze boven Appsala omlaag zakten…


Er gebeurde niets. Twaalf uur geleden had Jason het eerste S.O.S. uitgezonden, maar nu gaf hij onwillig de hoop op dat hij onmiddellijk zou worden gered. Het was nu het beste ervoor te zorgen dat hij zich goed en aangenaam vestigde terwijl hij wachtte tot er een schip kwam. Hij stond niet stil bij de mogelijkheid dat er tijdens zijn leven wel eens helemaal geen ruimteschip in de buurt van deze achterlijke planeet zou kunnen komen.

“Ik heb over je verzoek nagedacht,” zei de Hertug en hij draaide zich bij de vonkenzender vandaan. “Je kan een klein eigen appartement krijgen, misschien een of twee slaven, genoeg voedsel om je te verzadigen en op heilige dagen wijn en bier…”

“Niets sterkers?”

“Er is niets sterkers te krijgen; de Perssonoj wijnen van onze velden op de hellingen van de Malviglaberg zijn beroemd om hun kracht.”

“Ze zullen nog beter zijn als ik ze eenmaal heb gedestilleerd. Ik zie dat ik wel een aantal kleine verbeteringen zal moeten aanbrengen als ik hier lang moet blijven. Misschien moet ik zelfs het water closet wel uitvinden voor ik reumatiek krijg van die primitieve tochtige pisbakken van jullie. Er moet heel wat worden gedaan. Allereerst moeten we een voorrangslijst maken en bovenaan de lijst komt geld te staan. Sommige van de dingen die ik tot jouw glorie zal bouwen, zullen flink wat kosten, dus zou het het beste zijn als we dat mogelijk maakten door van te voren de schatkist te vullen. Ik veronderstel dat je geen godsdienstige regels hebt die je verbieden rijker te worden?”

“Geen,” antwoordde de Hertug zeer positief. “Dan kunnen we het er voorlopig bij laten. Met Uwe Excellentie’s permissie zal ik mij nu in mijn nieuwe verblijven terugtrekken en wat proberen te slapen, waarna ik een lijst zal opstellen van plannen waaruit je kunt kiezen en leren.”

“Dat is voor mij voldoende. En vergeet vooral niet de dingen om geld mee te maken.”

“Die komen bovenaan.”

Jason mocht vrijelijk door de afgesloten heilige werkplaatsen rondlopen, maar hij had vier lijfwachten die voortaan erg dichtbij hem bleven, op zijn hielen trapten en krenowalm in zijn nek bliezen.

“Weet jij waar mijn nieuwe kamers zijn?” vroeg Jason aan de kapitein van de wacht, een knorrige bruut die Benn’t heette.

“Uhuh,” antwoordde Benn’t en hij ging hem voor het tochtige Perssonoj fort in. Ze gingen een wenteltrap op die naar een hogere verdieping leidde en toen door een donkere gang naar een stevige deur waar een andere wachter stond. Benn’t opende de deur met een zware sleutel die aan zijn riem hing.

“Dit is van jou,” snauwde hij en hij wees met zijn zwarte duim.

“Compleet met slaven,” zei Jason die naar binnen keek en Mikah en Ijale aan de muur geketend zag. “Ik zal niet veel aan die twee hebben als ze alleen maar als versiering worden gebruikt. Heb je de sleutel?”

Nog onbehouwener groef Benn’t een kleinere sleutel uit zijn portefeuille en hij gaf hem aan Jason; toen ging hij naar buiten en hij sloot de deur achter zich af. “Ik wist wel dat je iets zou doen zodat ze je niet zouden martelen,” zei Ijale toen Jason haar ijzeren boord losmaakte. “Ik was maar een klein beetje bang.”

Mikah bleef doodstil tot Jason met Ijale de kamers ging bekijken, toen zei hij koel: ’Je hebt nagelaten mij uit deze ketenen te bevrijden.”

“Ik ben blij dat je dat zelf merkt,” zei Jason. “Dat bespaart mij de moeite je erop te wijzen. Kan jij een betere manier bedenken om je uit de moeilijkheden te houden?”

“Je bent beledigend!”

“Ik ben eerlijk. Jij zorgde ervoor dat ik mijn baan bij de d’zertanoj kwijtraakte en dat ik als slaaf werd opgesloten. Toen ik ontsnapte heb ik je meegenomen en jij hebt mijn edelmoedigheid betaald door Snarbi de gelegenheid te geven ons aan mijn huidige werkgever te verraden — en deze positie heb ik bereikt zonder enige hulp van jou.”

“Ik deed alleen maar wat ik dacht dat het beste was.”

“Je dacht verkeerd.”

“Jij bent een wraakzuchtig en kleinzielig mens, Jason dinAlt!”

“Dat heb je verdomd goed gezien. Jij blijft aan die muur geketend.”

Jason stak zijn arm door die van Ijale en hij leidde haar rond door het appartement. “De deur komt, heel modern, direct uit op de grootste kamer die is gemeubileerd met rustieke meubelen van gespleten balkjes en de muren zijn behangen met een uitgelezen verscheidenheid aan schimmels. Een geweldige plek om kaas te maken, maar minder geschikt voor bewoning door mensen. Mikah mag hem hebben.” Hij opende een verbindingsdeur. “Dit lijkt er meer op, een kamer op het zuiden, uitzicht op het grote kanaal en een beetje licht. Ramen van de beste gebarste hoorn, die zowel zonneschijn als frisse lucht binnenlaten. Ik zal er wat glas in moeten zetten. Maar op het ogenblik zullen we het moeten doen met een vuur in die enorme stookplaats.”

Krenoj!” piepte Ijale en ze rende naar de mand die in een nis stond. Jason huiverde. Ze rook eraan en kneep erin. “Niet te oud, tien dagen, misschien vijftien. Goed voor soep.”

“Precies waar mijn buikje naar verlangt,” zei Jason zonder geestdrift.

Mikah brulde uit de andere kamer. Jason stak eerst het vuur aan voor hij ging kijken wat hij wilde.

“Dit is misdadig!” zei Mikah en hij rammelde met zijn kettingen.

“Ik ben een misdadiger,” Jason draaide zich om en liep weg.

“Wacht! Je kan me hier niet zo achterlaten. Wij zijn beschaafde mensen. Maak me los dan geef ik je mijn woord erop dat ik je geen kwaad hart toedraag.”

“Dat is erg aardig van je Mikah ouwe jongen, maar uit mijn tevoren zo vertrouwende ziel is alle vertrouwen geweken. Ik heb me bekeerd tot de ethiek van de inboorlingen en ik vertrouw je nu alleen als ik je kan zien. Dat kan je krijgen. Je kan hier rondlopen want dan hou je tenminste je kop.”

Jason maakte de ketting los waarmee Mikahs ijzeren boord aan de wand vastzat en toen liep hij weg. “Je hebt de ring vergeten,” zei Mikah.

“O ja?” vroeg Jason en hij lachte, niet plezierig maar wraakzuchtig. “Ik heb nog niet vergeten hoe je me aan Edipon hebt verraden, en ik heb ook de ring niet vergeten. Zolang je slaaf blijft kan je me niet nog een keer verraden — dus blijf je slaaf.”

“Dat had ik van jou ook wel kunnen verwachten.” Mikah sprak met kille woede. “Je bent een hond, geen beschaafd mens. Ik zal niet beloven je ook maar ergens mee te helpen; ik schaam me voor mijn zwakheid dat ik dat zelfs maar heb overwogen. Jij bent een slecht mens en mijn leven is gewijd aan het bestrijden van het kwaad — daarom zal ik jou bestrijden.”

Jason had zijn arm al half omhoog voor een klap, maar in plaats daarvan barstte hij in lachen uit.

“Je zal me altijd blijven verbazen Mikah. Het lijkt gewoon onmogelijk dat iemand zo ongevoelig is voor feiten, logica en werkelijkheid of wat men vroeger gewoon gezond verstand noemde. Ik ben blij dat je hebt toegegeven dat je tegen me vecht — dat zal het makkelijker maken me van achteren te beschermen. En opdat je het niet vergeet en weer vriendelijk gaat doen, hou ik je als slaaf en zal ik je als slaaf behandelen. Pak dus die aardewerken kruik daar en bom op de deur voor de wacht en vul hem met water op de plaats waar alle slaven zoals jij water halen.”

Hij draaide zich om en liep de kamer uit. Hij kookte nog van woede, maar hij probeerde een beetje enthousiasme op te brengen voor het maal dat Ijale met zoveel zorg had bereid.

Met een volle maag en zijn voeten lekker warm bij het vuur voelde Jason zich al bijna behaaglijk. Ijale zat gehurkt bij de haard moeizaam en geduldig een paar huiden te verstellen met een grote ijzeren naald, terwijl uit de anderekamer het boze gerammel van Mikahs ketting hoorbaar was. Het was laat en Jason was moe, maar hij had de Hertug een lijst van mogelijke wonderen beloofd en die wilde hij afmaken voor hij ging slapen. Hij keek op toen de sloten op de voordeur rammelden en Benn’t, de officier van de wacht, binnenstapte gevolgd door een van zijn soldaten die een flakkerende toorts droeg.

“Kom,” zei Benn’t en hij wees naar de deur.

“Waarheen en waarom?” vroeg Jason die helemaal geen zin had het vochtige ongezellige fort in te gaan.

“Kom,” herhaalde Benn’t op dezelfde onprettige toon en hij trok zijn korte degen uit zijn gordel.

“Ik begin te leren je te haten,” zei Jason en hij hees zich onwillig overeind. Hij trok zijn bontjas weer aan en ging naar buiten langs de mokkende gestalte van Mikah. De wacht voor de deur was weg en er lag een donkere gestalte op de grond die net zichtbaar was bij het licht van de fakkel. Was het de bewaker? Jason wilde zich net omdraaien toen de deur achter hem dichtsloeg en de punt van Benn’ts degen door zijn leren pak prikte en de huid boven zijn nieren doorboorde.

“Geen woord en geen beweging of je gaat eraan,” kraste de stem van de soldaat in zijn oor.

Jason dacht erover na en besloot zich niet te verroeren. Niet dat het dreigement hem bang maakte, want hij was er zeker van dat hij Benn’t kon ontwapenen en de andere soldaat te pakken kon nemen voor die zijn zwaard kon trekken, maar hij interesseerde zich voor deze nieuwe ontwikkeling. Hij had een sterk vermoeden dat de Hertug niet wist wat er nu gebeurde en hij vroeg zich af waar het op uit zou lopen. Hij had onmiddellijk spijt van zijn besluit. Er werd een smerig smakend vod in zijn mond gepropt en vastgebonden met koorden die in zijn nek en zijn wangen sneden. Tegelijk werden zijn armen vastgebonden en voelde hij nog een degen in zijn zij. Nu was weerstand onmogelijk zonder dat hij ernstig risico liep, dus wandelde hij toen hij een duw kreeg onderdanig de trap op naar het platte dak van het gebouw.

De soldaat doofde zijn toorts en daar stonden ze in de zwarte nacht terwijl koude natte sneeuw om hen heen blies. Ze strompelden over de gladde tegels. In de duisternis was de borstwering niet te zien en toen Jason er met zijn schenen tegenaan liep, zwaaide hij voorover en hij zou zijn gevallen als de soldaten hem niet achteruit hadden getrokken. Zwijgend en snel bonden ze een touw onder zijn oksels en lieten ze hem over de rand zakken. Jason vloekte achter de prop terwijl hij pijnlijk langs de ruwe buitenkant van het gebouw schaafde. Plotseling hing hij tot zijn knieën in ijskoud water en hij kromp ineen. Deze kant van het Perssonoj fort liep steil omlaag naar het kanaal en daar hing Jason tot aan zijn middel in het water toen de nauwelijks zichtbare vorm van een boot uit de doorsneeuwde duisternis opdoemde. Ruwe handen trokken hem naar binnen en gooiden hem op de bodem en even later schommelde de boot heen en weer toen zijn ontvoerders langs het touw omlaaggleden en naast hem op de bodem sprongen. De riemen piepten en daar gingen ze. Er was geen alarm geslagen.

De mannen in de boot negeerden hem; ze gebruikten hem zelfs als voetenbank tot hij opzij rolde. Zo plat op de bodem kon hij weinig zien tot er meer fakkels verschenen en hij zag dat ze door een grote sluis voeren, net zoiets als die bij de ingang van het Perssonoj fort. Het vereiste niet veel overleg om te beseffen dat hij door een van de concurrerende groepen was opgepikt. Toen de boot stillag werd hij op de wal gegooid en vervolgens door vochtige stenen gangen gesleept tot voor een hoge roestige ijzeren poort. Benn’t was verdwenen — waarschijnlijk nadat hij zijn dertig zilverlingen had opgestreken — en de nieuwe wachters spraken geen woord. Ze maakten zijn touwen los, trokken de prop uit zijn mond, duwden hem door de ijzeren poort en smeten de deur met een klap achter hem dicht. Hij was alleen met de afschuwelijke verschrikkingen van de kamer.

Op een hoog podium zaten zeven gestalten met lange mantels; ze waren gewapend en droegen angstaanjagende maskers. Elk van hen leunde op een slagzwaard van een meter lang. Vreemd gevormde lampen stonden om hen heen tebranden en te roken en de lucht stonk verschrikkelijk naar zwavelwaterstof.

Jason lachte koeltjes en keek om zich heen naar een stoel. Hij zag er geen, dus nam hij een sputterende lamp, die eruit zag als een slang met een vlam in zijn mond van een tafel vlakbij, zette die op de grond en ging toen op de tafel zitten. Hij keek de verschrikkingen voor zich minachtend aan.

“Sta op sterveling!” zei de middelste gestalte. “Zitten in het aangezicht van de Mastreguloj betekent de dood.”

“Ik zit,” zei Jason en hij nam er zijn gemak van. “Jullie hebben me niet ontvoerd om me alleen maar te doden en hoe eerder jullie beseffen dat griezelpakken mij niet bangmaken, des te eerder kunnen we tot zaken komen.”

“Stilte! De dood is nabij!”

Ekskremento!” spotte Jason. “Jullie maskers en dreigementen zijn van dezelfde soort als die van de woestijnslavendrijvers. Laten we ter zake komen. Jullie hebben geruchten over mij opgevangen en die hebben jullie nieuwsgierig gemaakt. Jullie hebben wat over de opgevoerde karo gehoord en spionnen hebben jullie verteld over de elektronische gebedsmolen in de tempel — misschien zelfs meer. Dat klonk allemaal zo goed dat jullie mij voor jezelf wilden hebben en dus probeerden jullie het nooit mislukkende Appsalaanse kunstje van een beetje geld op de goeie plaats. En hier ben ik dan.”

“Weet je wel tegen wie je spreekt?” vroeg de gemaskerde gestalte die aan de rechterkant stond met een hoge, bevende stem. Jason bekeek de spreker zorgvuldig.

“De Mastreguloj? Ik heb over jullie gehoord. Jullie schijnen de heksen en tovenaars van deze stad te zijn, met vuur dat in water brandt, rook die de longen verschroeit, water dat het vlees verbrandt enzovoort. Ik vermoed dat jullie het plaatselijke equivalent van scheikundigen zijn; en hoewel er niet erg veel van jullie schijnen te zijn, zijn jullie akelig genoeg om de andere stammen bang te houden.”

“Weet je wat hier inzit?” vroeg de man terwijl hij een glazen bol omhooghield met een gelige vloeistof erin.

“Ik weet het niet en het kan me ook niks schelen.”

“Het bevat het brandende toverwater dat je in een tel zal verschroeien en verkolen als je het aanraakt.”

“Ach, hou toch op! Daar zit niets anders in dan een doodgewoon zuur, waarschijnlijk zwavelzuur, omdat daarvan de andere zuren worden afgeleid en er hangt hier in de kamer ook nog een sterke stank van rotte eieren.”

Zijn vermoeden was kennelijk juist; de zeven gestalten gebaarden en mompelden tegen elkaar. Nu zij waren afgeleid stond Jason op en hij liep langzaam op hen af. Hij had genoeg van de wetenschappelijke quiz-spelletjes en hij was kwaad omdat ze hem hadden ontvoerd en gebonden en ondergedompeld en hij liep door. Deze Mastreguloj werden door de anderen in Appsala gevreesd en gemeden, maar hun groep was niet groot genoeg voor wat hij van plan was. Hij had voor een aantal zeer goede redenen op de Perssonoj gewed en hij was niet van plan nu naar de andere kant over te lopen.

Tussen de losse rommeltjes in zijn achterhoofd zat ook een opmerking die hij eens had gelezen in een boek over beroemde ontsnappingen. Hij had die onthouden omdat hij een beroepsmatige belangstelling had voor ontsnappingen, aangezien hij bij vele gelegenheden een ander oogmerk had dan de politie. Na bestudering van ontsnappingen had hij de gevolgtrekking gemaakt dat je het best kunt ontsnappen vlak nadat je gevangen bent genomen. En dat was nu.

De Mastreguloj hadden een vergissing begaan toen ze hem in zijn eentje binnen lieten; ze waren er zo aan gewend de mensen te intimideren en bang te maken dat ze nonchalant werden — en oud. Uit hun stemmen en uit hun manier van doen maakte hij op dat er absoluut geen jonge mannen op het podium stonden en hij was er even zeker van dat de man aan de rechterkant al erg oud was. Zijn stem had dat verraden en nu Jason dichterbij was kon hij het lange zwaard dat de man voor zich hield beverig zien schokken.

“Wie heeft het geheim en de heilige naam van sulfurika acido verraden?” bulderde de middelste gestalte. “Spreek spion, of we zullen je je tong uitrukken en vuur in je ingewanden gieten —”

“Nee, nee,” smeekte Jason terwijl hij knielde en zijn handen gevouwen voor zich hield. “Alles liever dan dat! Ik zal het vertellen!” Hij schuifelde op zijn knieën dichter naar het podium en ging daarbij iets naar rechts. “De waarheid komt toch aan het licht, ik kan het niet langer verbergen — hier staat de man die me alle heilige geheimen vertelde.” Hij wees naar de oude man aan de rechterkant en terwijl hij dat deed kwam zijn hand vlakbij het lange zwaard dat de man vasthield.

Toen Jason opstond strekte hij zijn arm uit, plukte het uit de losse greep van de oude en duwde hem opzij in de stoel ernaast — de twee mannen vielen met een bevredigende klap op de grond.

“Dood aan de ongelovigen!” schreeuwde hij terwijl hij het zwarte gordijn met het doodskop-en-duivel patroon omlaag-trok dat voor de achterwand hing. Hij wierp het over de twee mannen die naast hem stonden en net weer overeind waren gekrabbeld en toen zag hij een kleine deur die achter het gordijn verborgen was. Hij duwde hem open en sprong de verlichte gang erachter in, bijna in de armen van twee gewapende wachters die daar stonden. Het voordeel van de verrassing was aan zijn kant. De eerste stortte in elkaar toen Jason hem met de platte kant van zijn zwaard op het hoofd tikte en de tweede liet zijn eigen zwaard vallen toen de punt van Jasons zwaard hem in de bovenarm trof. Nu kwam zijn pyrraanse training hem van pas. Hij kon zich sneller bewegen en hij kon sneller doden dan welke Appsalaan ook. Dat bewees hij toen hij een hoek omrende in de richting van de ingang en bijna tegen Benn’t, zijn vroegere bewaker opbotste.

“Bedankt dat je me hier hebt gebracht — ik had nog niet genoeg moeilijkheden,” zei Jason terwijl hij het zwaard van de ander opzijsloeg. “En hoewel het in Appsala gewoon is een betaalde verrader te zijn, was het niet aardig een van je eigen mannen te doden.” Zijn zwaard suisde door de lucht en scheurde Benn’ts keel open waarbij het tegelijk bijna zijn hoofd eraf sloeg. Het slagzwaard was zwaar enmoeilijk te hanteren, maar als het eenmaal in beweging was sneed het door alles wat het tegenkwam heen. Jason rende verder en viel strijdlustig aan op de wachters in de hal.

Het enige voordeel dat hij had was weer het verrassingselement, dus bewoog hij zich zo snel hij kon. Als ze zich eenmaal samenvoegden, konden ze hem grijpen en hem doden, maar het was al erg laat en de verveelde bewakers verwachtten niet in het minst dat ze van achter zouden worden aangevallen. Een viel er op de grond, een ander strompelde weg terwijl het bloed uit zijn gehavende arm spoot en Jason duwde uit alle macht tegen de draaistang die de ingang afsloot. Uit zijn ooghoek zag hij een van de gemaskerde Mastreguloj uit de hoofddeur van de raadskamer komen.

“Sterf!” gilde de man en hij wierp een glazen bol naar Jasons hoofd.

“Bedankt,” zei Jason die het ding keurig met zijn vrije hand uit de lucht plukte. Hij liet hem in zijn kleren glijden terwijl hij de deur opentrok.

De achtervolging werd juist ingezet toen hij de glibberige trap afrende en in de dichtstbijzijnde boot sprong. Die was te groot voor hem om er makkelijk in te kunnen roeien, maar hij sneed de vang door en duwde af met een bladvormige roeispaan.

In het kanaal stond een zwakke stroom en daarop liet hij zich wegdrijven terwijl hij de riemen in de dollen liet vallen en er flink aan trok. Op de trap verschenen gestalten, er werd geschreeuwd, toortsen flikkerden; toen werd er een vlaag natte sneeuw tussen hen in geblazen en ze verdwenen uit het gezicht. Jason roeide verder in de duisternis en lachte grimmig in zichzelf.

Загрузка...