XIV

De dagen werden langer, de sneeuw veranderde in regen, maar zelfs die hield uiteindelijk op. Tenslotte werden de laatste wolken naar de zee geblazen en scheen de zon over de stad Appsala. Knoppen sprongen open, bloemen bloeiden op en vervulden de lucht met geuren, terwijl uit het warmer wordende water van de kanalen een andere, minder plezierige geur opsteeg die Jason net zo goed had kunnen missen. Maar hij had weinig tijd om erop te letten, want hij maakte lange uren met research en productie, een voortdurend uitputtende taak. Zuiver wetenschappelijk onderzoek en productieontwikkeling waren duur en toen de rekeningen teveel opliepen krabde de Hertug in zijn baard en begon hij te mompelen over de goede oude tijd. Dan moest Jason alles laten liggen en weer een paar nieuwe wonderen fabriceren. De booglamp was er een van; toen het elektrische smidsvuur, dat goed van pas kwam bij het metallurgische werk en dat de Hertug zeer gelukkig maakte, vooral toen hij merkte dat het een geweldig martelwerktuig wasen hij hield er een gevangen Trozelligo in tot die hen vertelde wat ze wilden weten. Toen de nieuwigheid daarvanaf ging, voerde Jason het galvaniseren in, wat hielp om de schatkist te vullen, zowel door de verkoop van sieraden als door valse munterij.

Nadat Jason met uitgebreide voorzorgsmaatregelen de glazen bol van de Mastreguloj had opengemaakt, overtuigde hij zich ervan dat er echt zwavelzuur in zat en hij maakte een zware, maar doelmatige accu. Hij was nog steeds kwaad over de ontvoering en hij leidde een aanval op een schuit van de Mastreguloj en maakte een grote voorraad zuur buit en ook nog verscheidene andere chemicaliën. Als hij maar even tijd had nam hij daar proeven mee. Hij had een paar keer een dood spoor gevolgd, maar daar had hij op terug moeten komen. Hij was de formule voor kruit kwijt, en dat maakte hem neerslachtig, hoewel zijn helpers die in oude mesthopen hadden moeten zoeken naar salpeter, zich erover verheugden.

Meer succes had hij met karoj en stoommachines, vanwege zijn vroegere ervaring en hij ontwikkelde een stevige lichtgewicht scheepsmotor. In zijn vrije tijd vond hij het letterzetten uit, de telefoon en de luidspreker — die, samen met de grammofoonplaat, wonderen deed voor het religieuze inkomen door stemmen van geesten te produceren. Hij maakte ook een scheepsschroef bij zijn motor en was bezig aan een stoomblijde. Hij had voor zijn eigen plezier een destilleerapparaat gebouwd in zijn kamer waarmee hij een ruwe maar doeltreffende brandewijn stookte.

“Al met al gaat het niet zo slecht,” zei hij, toen hij achterover lag in zijn zachte luie stoel met een glas van zijn laatste en beste brandewijn in de hand. Het was een warme dag geweest en tamelijk benauwd met de dampen die uit de kanalen opstegen, maar nu blies er een koele, zilte zeebries door het open raam. In zijn buik zat een heerlijke biefstuk, gebakken op een zelfuitgevonden houtskoolgrill, opgediend met gestampte krenoj en brood dat was gebakken van meel dat in zijn kortgeleden uitgevonden molen was gemalen. Ijale stond zingend af te wassen in de keukenen Mikah haalde ijverig een borstel door de buizen van het destilleerapparaat om de droesem van de laatste partij te verwijderen.

“Weet je zeker dat je er niet even een met me wil drinken,” vroeg Jason die overliep van menslievendheid.

“De wijn is een spotter, de drank een luidruchtige… Spreuken,” deklameerde Mikah zo mooi mogelijk.

“Wijn die het hart der mensen verheugt. Psalmen. Ik heb de Schrift ook gelezen. Maar als je geen vriendschappelijk glas wilt drinken, neem dan een verfrissend glas water en rust wat. Dat karweitje kan wel tot morgen wachten.”

“Ik ben je slaaf,” zei Mikah somber en hij raakte even de ijzeren band om zijn nek. Toen ging hij weer aan het werk.

“Nou, dat is je eigen schuld. Als jij meer te vertrouwen was, zou ik je vrijlaten. Waarom doe ik dat eigenlijk niet? Geef me alleen je woord dat je geen moeilijkheden meer zal veroorzaken en dan heb ik je uit die boord voor je hottentottententententoonstelling kan zeggen. Ik denk dat ik nu bij de Hertug wel in zo’n goed blaadje sta dat ik kleine moeilijkheden die je zou kunnen veroorzaken wel kan oplossen. Wat zeg je ervan? Ook al is je conversatie beperkt, hij is in ieder geval twee keer zo goed als wat ik verder op deze planeet kan vinden.”

Mikah raakte de band weer aan en hij keek heel even bedachtzaam. Toen schreeuwde hij: ’Nee!” en hij trok zijn vingers terug alsof hij ze had gebrand. “Achter me Satan! Weg met jou! Ik zal jou geen beloften doen, en ook zal ik mijn eer niet lenen aan zo iemand als jij. Dan liever als slaaf leven tot de dag van de bevrijding wanneer ik jou terecht zal zien staan voor misdaden als deze, wanneer je voor een rechtscollege staat en wordt gevonnist en verdoemd.”

“Nou, je laat weinig twijfel bestaan over je doeleinden.” Jason dronk waarderend zijn glas leeg en vulde het weer. “Ik hoop dat ze worden vervuld, tenminste dat stuk over de dag van de bevrijding; daarna vind ik onze opvattingen over de juiste loop der dingen wat verschillen. Maar heb je er ooit bij stilgestaan hoe ver weg die dag van de bevrijding kan liggen? En hoe ben je van plan om die dag te realiseren?”

“Ik kan niets doen — ik ben een slaaf!”

“Ja, en we weten alletwee waarom. Maar buiten dat, denk je dat je meer zou kunnen doen als je vrij was? Die vraag zal ik voor je beantwoorden. Nee. Maar ik kan wel meer doen, en ik heb een paar antwoorden gevonden. In de eerste plaats zijn er behalve wij, geen buitenwerelders op deze afgelegen planeet. Ik vond wat kristallen die behoorlijk resoneren en ik heb een kristalontvanger gebouwd. Ik hoorde niets, behalve atmosferisch geruis en mijn eigen heilige S.O.S.”

“Wat voor godslastering sla je nou weer uit?”

“Heb ik je dat nooit verteld? Ik heb een eenvoudige zender gebouwd, vermomd als een elektronische gebedsmolen en de gelovigen hebben sinds de eerste dag zeer godvruchtig uitgezonden.”

“Is er voor jou dan niets heilig, godslasteraar?”

“Daar zullen we het een andere keer over hebben — hoewel ik niet zie waar je nu weer over klaagt. Bedoel je dat je deze onechte godsdienst met de grote god Elektro en de hele poespas respecteert? Je zou dankbaar moeten zijn dat ik de gelovigen productief maak. Als er ooit een ruimteschip in de buurt van deze planeet komt zal het dat noodsein oppikken en deze kant uitkomen.”

“Hoe gauw?” vroeg Mikah die ondanks zichzelf geïnteresseerd was.

“Kan vijf minuten — kan ook vijfhonderd jaar zijn. Zelfs als er iemand naar je op zoek is; er zijn heel wat planeten in dit heelal. Ik denk niet dat de Pyrranen achter mij aan zullen gaan — ze hebben maar één ruimteschip en dat hebben ze hard nodig. Hoe staat het met jouw mensen?”

“Ze zullen voor me bidden, maar ze kunnen niet gaan zoeken. Het grootste deel van ons geld werd besteed aan het schip dat jij zo opzettelijk vernielde. Maar hoe zit het met andere schepen? Er zullen toch wel handelaren en onderzoekers…”

“Toeval — het hangt volledig van de grillen van het lot af.Zoals ik al zei, over vijf rninuten, vijf eeuwen — of nooit. Blind toeval.”

Mikah liet zich somber neerploffen en Jason — ondanks het feit dat hij besefte dat hij beter zou moeten weten — voelde even medelijden met hem. “Kop op, zo slecht is het hier niet,” zei hij. “Vergelijk alleen onze huidige positie maar met ons eerste krenobaantje in Ch’aka’s vrolijke bende. Nu hebben we een woonruimte met gemakkelijke meubelen, verwarming, goed eten en, zo snel als ik ze kan uitvinden alle moderne gemakken. Voor mijn eigen gemak en ook wegens het feit dat ik zoveel van de betrokkenen haat, ga ik deze wereld uit zijn middeleeuwen halen en breng ik hem op weg naar de glorie van de technologische toekomst. Dacht je dat ik alleen om de Hertug te helpen zoveel moeite deed?”

“Ik begrijp het niet.”

“Dat is nogal kenmerkend. Kijk, we hebben hier een stilstaande cultuur die nooit zal veranderen zonder dat er op de juiste plaats een grote lading dynamiet wordt geplaatst. Dat ben ik. Zolang kennis als een ambtsgeheim wordt geclassificeerd, zal er geen vooruitgang zijn. Er zullen misschien kleine wijzigingen en verbeteringen binnen de groepen komen in hun eigen specialiteit, maar niet iets van wezenlijk belang. Dat ga ik allemaal te gronde richten. Ik zal de Hertug de kennis van alle andere groepen geven, plus nog een hoop apparaten waar zij nog niets vanaf weten. Dat verstoort het evenwicht dat deze oorlogszuchtige massa’s gewoonlijk min of meer in bedwang houdt en als hij zijn oorlog goed voert — waarmee ik bedoel op mijn manier — kan hij ze een voor een opruimen…”

“Oorlog?” vroeg Mikah met opengesperde neusvleugels en het oude vuur weer in zijn ogen. “Zei je oorlog?”

“Dat is het woord,” antwoordde Jason die voldaan aan zijn glas nipte, dronken van zijn eigen visioen en half zat van zijn eigen brouwsel, zodat hij de waarschuwende tekenen niet opmerkte. “Zoals iemand eens heeft gezegd, waar gehakt wordt vallen spaanders. Als deze wereld aan zijn lot wordt overgelaten zal hij eeuwig langs zijn baan blijvenkruipen terwijl negenennegentig procent van de bevolking is gedoemd tot ziekte, armoede, vuiligheid, ellende, slavernij en de hele rest. Ik zal een oorlog ontketenen, een keurige, schone wetenschappelijke oorlog die de concurrentie zal uitroeien. Als dat allemaal voorbij is, zal deze planeet een heel, heel wat beter plaats zijn voor iedereen. De Hertug zal de andere groepen hebben opgeruimd en hij zal dan dictator zijn. Het werk dat ik doe grijpt nu al te hoog voor de oude sciuloj; ik heb al slaven in dienst genomen en ik ben jongere werktuigkundigen van de familie aan het opleiden. Als ik daarmee klaar ben zullen alle wetenschappen zich hebben vermengd en zal de industriële revolutie hier goed op gang zijn. De weg terug is afgesneden omdat de oude manieren dood zijn. Machines, kapitaal, ondernemers, vrije tijd, kunst…”

“Jij bent een monster!” kraste Mikah tussen zijn tanden. “Jij wilt zelfs een oorlog ontketenen en duizenden onschuldigen ter dood veroordelen om je eigen ego te bevredigen. Ik zal je tegenhouden, ook al kost het me mijn leven.”

“Watizzer…?” zei Jason en hij hief zijn hoofd op. Hij was in slaap gesukkeld, doodop van het werk en gesust door zijn eigen visioen.

Maar Mikah gaf geen antwoord. Hij zat met zijn rug naar hem toe, nog steeds over het destilleerapparaat gebogen. Zijn gezicht was vuurrood en zijn tanden waren zo stijf in zijn onderlip gedrukt dat er een dun straaltje bloed langs zijn kin liep. Eindelijk had hij geleerd dat je op bepaalde momenten beter je mond kunt houden, hoewel hij bijna overleed aan de inspanning van het zwijgen.


Op de binnenplaats van het Perssonoj fort stond een grote stenen bak die volgehouden werd met zoet water dat uit schuiten werd overgepompt. Hier ontmoetten de slaven elkaar als ze water kwamen halen, en hier werd geroddeld — en geïntrigeerd. Mikah wachtte op zijn beurt bij de kraan om zijn emmer te vullen, maar hij bekeek tegelijk de gezichten van de andere slaven; hij zocht naar degene die een paar weken geleden tegen hem had gesproken en diehij toen had genegeerd. Eindelijk zag hij hem. Hij sleepte bossen brandhout aan van de kade en Mikah ging naar hem toe.

Ik zal helpen,” fluisterde Mikah in het voorbijgaan. De man lachte gemeen.


Eindelijk verstandig geworden. Alles wordt geregeld.”


Het was volop zomer. De dagen waren warm en vochtig en de lucht koelde pas wat af als het donker was. Jason was aan het uitproberen van zijn stoomlepelblijde toe, en toen werd hij gedwongen zijn stelregel dat hij alleen overdag werkte, te doorbreken. Op het laatste moment besloot hij ’s avonds de proef te doen, want overdag was de hitte niet te dragen als de oliestook-stoomketel op volle kracht draaide. Mikah was water aan het halen voor hun keukentank — dat had hij overdag vergeten — dus had Jason hem niet gesproken toen hij na het eten naar de werkplaats ging. Jasons helpers hadden de ketel heet en onder druk: de proeven begonnen. Door het gesis van ontsnappende stoom en al het andere lawaai van het apparaat merkte hij voor het eerst dat er iets niet in orde was toen er een soldaat naar binnen stormde; het bloed stroomde over zijn leren wambuis uit een wond in zijn schouder waar een kruisboogpijl in stak.

“Aanval — Trozelligoj!” hijgde hij.

Jason schreeuwde bevelen, maar in de algemene ren naar de deur werd er niet op hem gelet. Hij vloekte en bleef even achter om het vuur te temperen en een kraan open te draaien zodat de ketel niet zou ontploffen als hij weg was. Toen ging hij de anderen achterna door de deur, langs het rek waarop zijn experimentele wapens lagen, en zonder stil te staan greep hij een pas gefabriceerde morgenster, een akelig uitziend wapen dat bestond uit een dik handvat waarop een bronzen bol zat met machinaal vervaardigde stalen punten. Hij lag prettig in de hand en floot door de lucht als hij ermee zwaaide.

Hij rende door de donkere gangen naar het geschreeuw in de verte, dat van de binnenplaats scheen te komen. Toenhij langs de trap naar de bovenverdiepingen rende, hoorde hij vaag ergens boven iets kletteren en een gedempt geschreeuw. Toen hij uit de brede hoofdingang kwam die op de binnenplaats uitkwam, zag hij dat het gevecht op zijn eind liep en wel zonder zijn hulp zou worden gewonnen.

Booglampen beschenen het toneel met een hard licht. De sluisdeur die naar de haven leidde was gedeeltelijk open geramd door een schuit met een puntige boeg die daar nog steeds vastlag tussen de versplinterde deuren. De Trozelligoj die er niet in waren geslaagd de binnenplaats binnen te dringen, waren langs de muur aangevallen en ze hadden het grootste gedeelte van de wacht daar omgebracht. Maar voor ze de binnenplaats konden bereiken en via de muur versterkingen konden aanvoeren werden ze tegengehouden door de tegenaanval van de gealarmeerde verdedigers. Nu was een overwinning onmogelijk; ze trokken zich langzaam terug en dekten de aftocht. Er stierven nog steeds mannen, maar het gevecht was afgelopen. In het water dreven lijken, de meeste vol pijlen en de gewonden werden al weggesleept. Hier kon Jason niet veel doen en hij vroeg zich af wat er achter deze middernachtelijke strooptocht stak.

Op hetzelfde moment had hij een voorgevoel dat er nog meer moeilijkheden dreigden. Wat was er verkeerd? De aanval was afgeslagen, toch had hij het gevoel dat er iets niet in orde was, iets belangrijks. Toen herinnerde hij zich de geluiden die hij in het trappenhuis had gehoord — zware voetstappen en wapengekletter. En de schreeuw die plotseling afbrak alsof iemand het zwijgen was opgelegd. Toen hij de geluiden hoorde hadden ze weinig betekend; als hij er al aandacht aan had geschonken, had hij gedacht dat er nog meer soldaten aan het gevecht gingen deelnemen.

“Maar ik was de laatste die de deur uitging! Er kwam niemand van de trap af!” En terwijl hij die woorden uitsprak rende hij al naar de trap en holde hij met drie treden tegelijk naar boven.

Ergens boven zich hoorde hij een bons en het gekletter van metaal op steen. Jason stormde de hal in, struikelde bijnaover een lijk dat daar lag en besefte dat de geluiden van het gevecht uit zijn eigen kamers kwamen. Daarbinnen was het een gekkenhuis, een slachthuis; er was nog maar één lamp heel en in het vage licht daarvan strompelden soldaten over de gebroken overblijfselen van zijn meubilair en stierven ze. De kamers leken wel kleiner nu ze vol waren met vechtende mannen en Jason sprong over een hoopje lijken heen om zich bij de gedunde rijen van de Perssonoj te voegen.

“Ijale,” schreeuwde hij, “waar ben je?” en hij zwaaide de morgenster tegen de helm van een aanvallende soldaat. De man viel en sleurde nog iemand met zich mee en Jason sprong in het gat.

“Daar is hij!” riep een stem uit de achterhoede van de Trozelligoj en Jason werd bijna onder de voet gelopen toen de aanvallers hun aandacht op hem richtten. Er waren er zoveel dat ze elkaar in de weg liepen in hun wanhopige aanval. Ze probeerden hem buiten gevecht te stellen en probeerden zijn benen onder hem uit te maaien of een pijl in zijn arm te schieten. Er sneed een zwaard in zijn kuit voor hij het kon afweren en zijn arm deed pijn van de inspanning om de morgenster als een warrelend doodsweb voor zich rond te draaien. Hij zag alleen de wanhopige mannen die hem aanvielen en hij wist niet dat het nieuws van de aanval was doorgegeven en dat er meer verdedigers waren gearriveerd tot de soldaten voor hem achteruit werden gedrongen door een stormloop van Perssonoj.

Jason wiste met zijn mouw het zweet uit zijn ogen en strompelde achter hen aan. Er waren nu meer fakkels en hij zag dat de overvallers die nu in de minderheid waren zich terugtrokken en schouder aan schouder de aftocht dekten terwijl anderen probeerden door de brede ramen te klimmen die op het kanaal uitkwamen. Zijn zorgvuldig aangebrachte glazen ramen waren nu een tapijt van scherven; in de kozijnen en de muur zaten haken en enterijzers en door de opening liepen dikke touwen naar buiten.

Een groep boogschutters stormde naar binnen en schoot de laatsten uit de achterhoede neer, en Jason leidde de stormloop naar het raam. Langs de muur verdwenen donkere gestalten uit het gezicht die in wanhopige haast langs de afhangende touwladders naar beneden klommen. De schreeuwende overwinnaars begonnen de touwen door te zagen tot Jason hen met een armzwaai opzij duwde.

“Nee — achter hen aan!” schreeuwde hij en hij zwaaide zijn been over de vensterbank. Met het handvat van de morgenster tussen zijn tanden klom hij de zwaaiende touwladder af en hij vervloekte binnensmonds de slingerende sporten. Toen hij onderaan kwam zag hij dat de uiteinden van de touwen in het water hingen en hij hoorde het geluid van snelle roeiriemen die in het duister verdwenen. Plotseling besefte Jason dat zijn been pijnlijk was gewond en dat hij doodop was; hij ging niet proberen weer omhoog te klimmen.

“Laat ze een boot brengen,” zei hij tegen de soldaat die achter hem aan naar beneden was geklommen. Toen hing hij daar met zijn arm over een sport tot de boot arriveerde. De Hertug zelf stond met een getrokken zwaard voorin de boeg.

“Wat is dit voor een aanval? Wat heeft hij te betekenen?” vroeg de Hertug. Jason hees zich moeizaam in de boot en liet zich op een bank vallen.

“Dat is nu duidelijk genoeg — de hele aanval was alleen maar bedoeld om mij in handen te krijgen. De aanval op de sluis moest helemaal niet slagen, dat was gewoon een afleidingsmanoeuvre terwijl het echte plan om mij te ontvoeren werd uitgevoerd. Het was louter toeval dat ik vanavond in de werkplaats was — gewoonlijk slaap ik om deze tijd.”

“Wie zou jou willen hebben? Waarom?”

“Is het nu nog niet tot je doorgedrongen dat ik het meest waardevolle bezit in Appsala ben? De Mastreguloj waren de eersten die dat beseften; die slaagden er ook in me te ontvoeren, wat je je nog wel zult herinneren. We hadden op onze hoede moeten zijn voor een aanval van de Trozelligoj; ze moeten toch nu wel weten dat ik stoommachines maak, hun oude monopolie.”

De boot gleed door de versplinterde sluisdeur naar binnen en kwam tegen de kade tot stilstand en Jason sprong pijnlijk op de wal.

“Maar hoe zijn ze binnengekomen en hoe hebben ze jouw kamer gevonden?” vroeg de Hertug.

“Het was van binnenuit geregeld, een verrader zoals altijd op deze planeet vol ongedierte. Iemand die wist hoe het hier toegaat, die de haak kon vastzetten en de eerste touwladder omlaag kon werpen naar de wachtende boten, vlak voor de aanval. Ijale was het niet — ze moeten haar gevangen hebben genomen.”

“Ik zal ontdekken wie de verrader is!” brulde de Hertug. “Ik zal hem centimeter voor centimeter in de boogvlam verbranden.”

“Ik weet wie het is,” zei Jason met een boze glans in zijn ogen. “Ik hoorde zijn stem toen ik binnenkwam; hij vertelde ze wie ik was. Ik herkende de stem — het was mijn slaaf, Mikah.”

Загрузка...