VII

“Drink nog iets,” zei de stem. Er plensde koud water over Jasons gezicht en er liep iets in zijn keel waardoor hij moest hoesten. Er drukte iets hards in zijn rug en zijn polsen deden pijn. Langzaam kwam zijn herinnering terug — het gevecht, de gevangenneming en de drank die in zijn keel was gegoten. Toen hij zijn ogen opende zag hij boven zijn hoofd een flikkerende gele lamp aan een ketting hangen. Hij knipoogde ernaar en probeerde genoeg kracht te verzamelen om te gaan zitten. Voor het licht zwom een bekend gezicht en Jason kneep zijn ogen dicht en kreunde. “Ben jij dat, Mikah — of ben je alleen maar een onderdeel van een nachtmerrie?”

“Aan het recht valt niet te ontkomen, Jason. Ik ben het en ik heb je een paar ernstige vragen te stellen.”

Jason kreunde nog eens. “Ik hoor het al, je bent het echt. Zelfs in een nachtmerrie zou ik zulke woorden niet durven bedenken. Maar voor je de vragen gaat stellen; hoe denk je erover om me wat over de omstandigheden hier te vertellen? Jij moet toch iets weten aangezien je al langer slaaf bent bij de d’zertanoj dan ik.”

Jason besefte dat de pijn in zijn polsen werd veroorzaakt door zware ijzeren banden. Er liep een ketting door die was bevestigd aan een dikke houten balk waar zijn hoofd op had gelegen. “Waarom zijn die kettingen — hoe is de gastvrijheid hier?”

Mikah gaf geen gehoor aan de uitnodiging om belangrijke inlichtingen te geven en hij keerde onverzettelijk weer naar zijn eigen onderwerp terug.

“Toen ik je voor het laatst zag was je een slaaf van Ch’aka en vannacht werd je met de andere slaven van Ch’aka binnengebracht en aan de balk geketend terwijl je bewusteloos was. Naast mij was een lege plaats en ik zei dat ik voor je zou zorgen als ze je daar vastmaakten en dat deden ze. Nu moet ik iets weten. Voor ze je uitkleedden, zag ik dat je de wapenrusting en de helm van Ch’aka droeg. Waar is hij — wat is er met hem gebeurd?”

“Ik Ch’aka,” kraste Jason en zijn keel was zo droog dat hij een hoestbui kreeg. Hij nam een grote slok water uit de kom. “Dat klinkt erg wraakgierig, Mikah, ouwe bedrieger. Waar blijf je nou met je draai-de-andere-wang-toe geklets? Vertel me niet dat je de man misschien haat alleen maar omdat hij je op je hoofd heeft geslagen, je schedel heeft gekneusd en je verkocht heeft als een waardeloze slaaf? Als je bij geval over deze onrechtvaardigheid hebt ingezeten, kan je nu gerust zijn omdat de slechte Ch’aka niet meer bestaat. Hij ligt begraven in de ongebaande wildernis en nadat alle sollicitanten beoordeeld waren kreeg ik het baantje.”

“Heb je hem gedood?”

“Om je de waarheid te zeggen — ja. En denk maar niet dat het makkelijk was, want hij had alle voordelen aan zijn kant en ik had alleen maar mijn aangeboren vindingrijkheid, die gelukkig voldoende bleek. Het was nog eventjes op het kantje af, want toen ik hem in zijn slaap probeerde te vermoorden —”

“Toen je wat?” onderbrak Mikah.

“Hem ’s nachts besloop. Je denkt toch zeker niet dat iemand bij zijn volle verstand zo’n monster openlijk zou aanvallen, wel? Hoewel het daar toch op neerkwam omdat hij een paar aardige apparaatjes had om in het donker mensen in de gaten te houden. Kort en goed, we vochten, ik won en ik werd Ch’aka hoewel mijn regeringsperiode niet lang was en ook niet roemrijk. Ik heb je tot aan de woestijn gevolgd, waar ik keurig werd gevangen door een slimme oude vogel die Edipon heet, die mij in rang verlaagde en ook al mijn slaven afpakte. Dat is mijn hele verhaal. Vertel me dus nu het jouwe — waar we zijn, wat er hier aan de hand is —”

“Moordenaar! Slavendrijver!” Mikah schoof zover mogelijk achteruit en wees met een beschuldigende vinger naar Jason. “Er moeten nog twee belastende feiten aan je lijst van wandaden worden toegevoegd. Ik word er misselijk van Jason, als ik bedenk dat ik je ooit aardig vond en je hebproberen te helpen. Ik zal je nog steeds helpen, maar alleen maar om in leven te blijven zodat ik je mee terug kan nemen naar Cassylia om daar veroordeeld en terechtgesteld te worden.”

“Dat is een aardig voorbeeld van eerlijke en onpartijdige rechtspraak — veroordeling en terechtstelling.” Jason hoestte weer en dronk de kom leeg. “Heb je nooit gehoord van aangenomen onschuld tot het tegendeel is bewezen? Dat is toevallig de spil waar alle rechtskunde om draait. En hoe zou jij het ooit kunnen rechtvaardigen dat ik op Cassylia terecht sta voor dingen die op deze planeet zijn voorgevallen — handelingen die hier geen misdaden zijn? Dat is net zoiets als een kannibaal bij zijn stam vandaan halen en hem ter dood te brengen wegens het eten van mensen.”

“Waarom zou dat verkeerd zijn? Het eten van mensenvlees is zo’n walgelijke misdaad dat ik huiver als ik eraan denk. Natuurlijk moet iemand die dat doet ter dood worden veroordeeld.”

“Als hij door de keukendeur binnenglipt en een van je familieleden opeet, heb je inderdaad reden om iets te ondernemen. Maar niet als hij samen met de rest van zijn vrolijke stam een geroosterde vijand oppeuzelt. Zie je niet hoe duidelijk het is — menselijk gedrag kan alleen worden beoordeeld in het licht van zijn omgeving. Gedrag is betrekkelijk. De kannibaal is in zijn gemeenschap net zo moreel verantwoord als de kerkganger in de jouwe.”

“Lasteraar! Misdaad is misdaad! Er zijn morele wetten die boven elke menselijke gemeenschap uitgaan.”

“O nee, die zijn er niet. Dat is juist het punt waarop jouw middeleeuwse zedenleer misgaat. Alle wetten en opvattingen zijn historisch en betrekkelijk, niet absoluut. Ze hebben betrekking op hun bepaalde tijdperk en omgeving; als ze uit hun verband worden gehaald verliezen ze hun belang. Binnen het verband van deze viezige gemeenschap heb ik zeer rechtschapen en eerlijk gehandeld. Ik probeerde mijn meester te vermoorden — wat de enige manier is waarop een eerzuchtige jongeman in deze harde wereld vooruit kan komen, en wat ongetwijfeld de manier was waarop Ch’akavroeger dit baantje heeft gekregen. De moordpoging liep op niets uit, maar het gevecht niet, en het resultaat was hetzelfde. Toen ik eenmaal aan de macht was, zorgde ik goed voor mijn slaven hoewel ze dat natuurlijk niet waardeerden aangezien ze niet wilden dat er goed voor hen werd gezorgd: ze wilden alleen mijn baantje, omdat dat de wet van het land is. Het enige dat ik echt verkeerd heb gedaan was het feit dat ik mijn plichten als slavenhouder niet nakwam en ze niet eeuwig langs de kust heen en weer heb laten lopen. In plaats daarvan ging ik jou zoeken, liep in de val en kwam weer onder het juk van de slavernij, waar ik ook hoor voor het uithalen van zo’n stomme streek.”

De deur vloog open en fel zonlicht stroomde het raamloze gebouw binnen. “Opstaan slaven!” schreeuwde een d’zertano door de opening naar binnen.

Een koor van gekreun en geschuifel brak los toen de mannen tot leven kwamen. Nu zag Jason dat hij met twintig andere slaven aan de lange balk zat geketend, kennelijk de stam van een behoorlijk grote boom. De man die aan het verste eind zat was kennelijk een soort opzichter want hij vloekte en dreef de anderen overeind. Toen ze allemaal stonden snauwde hij met donderende stem bevelen.

“Vooruit, vooruit! Wie het eerst komt krijgt het beste voedsel. En vergeet je kom niet. Stop hem goed weg zodat hij niet kan vallen. Denk eraan, de hele dag geen eten en drinken als je geen kom hebt. En laten we vandaag allemaal meewerken; ieder draagt zijn eigen stuk, dat is de enige manier. Dat geldt voor jullie allemaal, in het bijzonder voor de nieuwe mannen. Geef ze hier het werk van een dag en dan geven ze jou een dag te eten…”

“Hou toch je kop!” riep iemand.

“…en daar kan je niet over klagen,” ging de man onverstoorbaar verder. “Nou allemaal samen… een… bukken en de balk vastgrijpen, hou stevig vast en… twee… optillen, dat is de manier. En… drie… rechtop, en daar gaan we de deur door.”

Ze schuifelden naar buiten in het zonlicht en de koude ochtendwind beet door de Pyrraanse overall en de resten van de leren omhulsels van Ch’aka die Jason had mogen houden. Zijn bewakers hadden de windsels eronder laten zitten en hadden dus zijn schoenen niet gevonden. Dit was het enige lichtpuntje in de toekomst die er verder zeer somber uitzag. Jason probeerde dankbaar te zijn voor kleine vreugden, maar hij kon alleen maar bibberen. Deze toestand moest zo snel mogelijk worden gewijzigd want hij had zijn tijd als slaaf op een achterlijke planeet nu wel uitgediend en hij was voor betere dingen voorbestemd.

Op een bevel lieten de slaven de balk tegen de muur van het erf vallen en gingen ze erop zitten. Als een stelletje armoedige bedelaars hielden ze de kommen voor zich en ze kregen allemaal een schep lauwe soep van een andere slaaf die een tobbe op wieltjes voortduwde; hij was aan de tobbe vastgeketend. Jasons eetlust verdween toen hij het brouwsel proefde. Het was krenosoep en de woestijnwortels smaakten nog viezer — hij had niet gedacht dat het mogelijk was — als ze tot soep werden verwerkt. Maar het overleven was belangrijker dan kieskeurigheid, dus slikte hij het vieze spul naar binnen.

Na het ontbijt liepen ze het hek uit naar een ander terrein en Jasons zorgen maakten plaats voor een gretige belangstelling. Midden op het terrein stond een grote kaapstander; de eerste groep slaven was al bezig het eind van hun balk daarin te steken. Jasons groep en nog twee anderen, schuifelden naar hun plaats en staken hun balk er ook in waardoor de kaapstander een wiel met vier spaken werd. Een opzichter schreeuwde en de slaven kreunden en duwden uit alle macht tegen de spaken tot ze in beweging kwamen; toen liepen ze langzaam rond en hielden het wiel in beweging.

Toen dit moeizame werk eenmaal aan de gang was richtte Jason zijn aandacht op het primitieve mechanisme dat zij van kracht voorzagen. Een verticale schacht van de kaapstander draaide een krakend houten wiel rond dat een reeks leren riemen in beweging zette. Sommige daarvan verdwenen door openingen in een groot stenen gebouw, terwijl de sterkste riem de tuimelarm ronddraaide van iets dat alleen maar een tegenwichtpomp kon zijn. Dit alles leek een tamelijk oneconomische manier om water omhoog te pompen, aangezien er toch wel natuurlijke bronnen of meren in de buurt moesten zijn. De doordringende geur die over het terrein hing was erg vertrouwd en Jason had net de conclusie getrokken dat het voorwerp van hun arbeid geen water kon zijn toen de standpijp van de pomp een diep gorgelend geluid liet horen en er een dikke zwarte stroom uit-borrelde.

“Petroleum — natuurlijk!” zei Jason hardop. Toen de opzichter hem kwaad aankeek en dreigend met de zweep klapte boog hij zich weer over de balk. Dit was het geheim van de d’zertanoj en hun krachtbron.

Boven de ommuring uit torenden hoge heuvels en vlakbij waren bergen te zien. Maar de gevangen slaven waren verdoofd zodat ze zelfs niet konden weten in welke richting ze naar deze verborgen plaats waren gebracht of hoelang de tocht duurde. Hier in deze bewaakte vallei zwoegden ze om de ruwe olie omhoog te pompen die hun meesters gebruikten om hun grote woestijnwagens van energie te voorzien. Gebruikten ze daar wel ruwe olie voor? De petroleum gorgelde nu in een dikke straal naar buiten en liep door een open goot die door de muur in hetzelfde gebouw verdween als de drijfriemen. Wat voor barbaarse duivelskunsten werden daar uitgevoerd? Boven op het gebouw stond een brede schoorsteen die zwarte rookwolken uitbraakte en uit de openingen in de muur kwam een verschrikkelijke stank die zijn schedel dreigde te lichten.

Op hetzelfde ogenblik dat hij besefte wat er in het gebouw werd gedaan ging een bewaakte deur open en kwam Edipon naar buiten die zijn neus snoot in een reusachtig vod. Het krakende wiel draaide rond en toen Jason weer rond was riep hij hem.

“Hé Edipon, kom eens hier. Ik wil met je praten. Ik ben de vroegere Ch’aka voor het geval je me zonder uniform niet herkent.”

Edipon keek hem even aan en draaide zich toen om terwijl hij zijn neus afveegde. Het was duidelijk dat hij geen enkel belang stelde in de slaven, wat ook hun positie was geweest voor hun val. De slavendrijver kwam brullend aanrennen en hief zijn zweep op terwijl Jason met het langzaam draaiende wiel verdween. Hij schreeuwde achteruit over zijn schouder.

“Luister naar me — ik weet erg veel en ik kan je helpen.” Het enige antwoord was de achterkant van een rug en de zweep floot al omlaag.

Het was tijd voor zwaarder geschut. “Je kan beter wel naar me luisteren — want ik weet dat wat er het eerst uitkomt het beste is. Oeuw!”

Dat laatste ging vanzelf toen de zweep neerknalde. Jasons woorden hadden geen enkele betekenis voor de slaven en ook niet voor de opzichter die zijn zweep al ophief voor de tweede klap, maar hun effect op Edipon was even dramatisch als wanneer hij op een gloeiende kool was gestapt. Hij stond met een schok stil en draaide zich om en zelfs op die afstand kon Jason zien dat de normale bruine kleur van zijn huid was veranderd in een ziekelijke grijze tint.

Stop het wiel!” schreeuwde Edipon.

Dit onverwachte bevel trok ieders verbaasde aandacht. De opzichter liet met open mond zijn zweep zakken terwijl de slaven struikelden en stilstonden en het wiel kreunend tot stilstand kwam. In de plotselinge stilte waren Edipons stappen duidelijk te horen toen hij naar Jason toe rende; vlak voor hem bleef hij staan met zijn lippen opgetrokken van spanning alsof hij op het punt stond Jason te bijten.

“Wat zei je daar?” Hij beet Jason de woorden toe terwijl zijn vingers al half een mes uit zijn gordel plukten.

Jason glimlachte. Hij zag er heel wat kalmer uit en hij gedroeg zich heel wat rustiger dan hij zich voelde. Zijn pijl had doel getroffen, maar als hij niet voorzichtig te werk ging zou het mes van Edipon ook doel treffen — in Jasons buik. Dit was kennelijk een heel teer punt.

“Je hebt gehoord wat ik zei — en ik denk niet dat je me het wilt laten herhalen met al die vreemden erbij. Ik weetwat er hier gebeurt want ik kom van ver weg, waar we voortdurend dergelijke dingen doen. Ik kan je helpen. Ik kan je laten zien hoe je meer van de goede kwaliteit kan krijgen en hoe je de karoj beter kunt laten werken. Probeer het maar. Maar maak me eerst eens los van die balk en laten we op een rustig plekje eens een gezellig babbeltje maken.”

Het was duidelijk wat Edipon dacht. Hij kauwde op zijn lip en keek Jason woest aan terwijl hij de snede van zijn mes bevoelde. Jason glimlachte uiterst onschuldig naar hem en trommelde vrolijk met zijn vingers op de balk alsof hij gewoon stond te wachten tot hij werd losgemaakt. Maar ondanks de kou liep er een straaltje zweet over zijn ruggengraat. Hij had alles op één kaart gezet — het verstand van Edipon — omdat hij geloofde dat zijn nieuwsgierigheid het zou winnen van zijn eerste verlangen de slaaf die zoveel over zulke geheime dingen wist de mond te snoeren. Hij hoopte dat hij zich zou herinneren dat slaven altijd nog konden worden gedood, en dat het geen kwaad kon eerst een paar vragen te stellen. De nieuwsgierigheid won en het mes gleed terug in de schede. Jason zuchtte opgelucht. Dat was teveel op het kantje, zelfs voor een beroepsgokker; hij speelde niet graag om zulke hoge inzetten als zijn eigen leven.

“Maak hem los van de balk en breng hem bij me,” beval Edipon. Toen liep hij opgewonden weg. De andere slaven keken met grote ogen toe toen de smid werd gehaald en met verwarring en geschreeuw werd Jasons ketting van de balk losgemaakt waar hij aan de zware ring vastzat.

“Wat doe je?” vroeg Mikah en een van de bewakers sloeg hem tegen de grond. Jason lachte alleen maar en hield zijn vinger voor zijn lippen, toen zijn ketting los was en hij werd weggevoerd. Hij was niet meer geketend en dat zou zo blijven als hij Edipon ervan kon overtuigen dat hij van meer nut was bij iets anders dan dom krachtwerk.

In de kamer waar ze hem heenbrachten zag hij voor het eerst tekenen van versiering of zelfexpressie op deze planeet. Het meubilair was met zorg gemaakt, met hier endaar wat snijwerk om het te verfraaien en er lag een geweven kleed over het bed. Edipon stond bij een tafel en trommelde zenuwachtig met zijn vingers op het gladde donkere oppervlak.

“Maak hem vast,” beval hij de bewakers en Jason werd vastgezet aan een stevige ring die uit de muur stak. Zodra de bewakers weg waren ging Edipon vlak voor Jason staan en trok hij zijn mes. “Zeg me wat je weet of ik steek je meteen neer.”

“Mijn verleden is een open boek voor je Edipon. Ik kom uit een land waar we alle geheimen van de natuur kennen.”

“Hoe heet dat land? Ben je een spion uit Appsala?”

“Dat kan moeilijk, aangezien ik nog nooit van die plaats heb gehoord.” Jason trok aan zijn onderlip en vroeg zich af hoe intelligent Edipon nou precies was en hoeveel hij van de waarheid zou vertellen. Dit was niet het tijdstip om in leugens over de geografie van de planeet verzeild te raken; het zou misschien het beste zijn als hij het met een klein stukje van de waarheid probeerde.

“Als ik je zei dat ik van een andere planeet kom, een andere wereld in de hemel tussen de sterren, zou je me dan geloven?”

“Misschien. Vele oude legenden vertellen dat onze voorvaderen van een wereld boven uit de hemel kwamen, maar dat heb ik altijd afgewezen als religieuze kletskoek, goed voor vrouwen.”

“In dit geval hebben de meisjes toevallig gelijk. Jullie planeet werd gekoloniseerd door mensen met schepen die door de lege ruimte voeren net zoals jullie karoj door de woestijn rijden. Jouw volk is dat vergeten en de kennis en de wetenschap die ze eens hadden is verloren gegaan, maar op andere werelden is de wetenschap nog bekend.”

“Waanzin.”

“Helemaal niet. Het is wetenschap, hoewel die twee vaak worden verward. Ik zal het bewijzen. Je weet dat ik nooit in dat geheimzinnige gebouw van je ben geweest en ik neem aan dat je er zeker van kunt zijn dat niemand me de geheimen daarvan heeft verteld. Toch wil ik wedden dat ikvrij nauwkeurig kan beschrijven wat daar gebeurt — niet doordat ik de machines heb gezien, maar omdat ik weet wat je met olie moet doen om de producten te krijgen die je wilt hebben. Wil je het horen?”

“Begin maar,” zei Edipon die op een punt van de tafel zat en het mes losjes vasthield.

“Ik weet niet hoe jullie het apparaat noemen, maar in de wandeling is het een destilleerketel met koeling die voor gefractionneerde destillatie wordt gebruikt. Je ruwe olie loopt in een of ander vat en vandaar leid je het naar een retort, een of ander groot vat dat je luchtdicht kan afsluiten. Als dat eenmaal dicht is, steek je er een vuur onder aan en probeer je alle olie op dezelfde temperatuur te brengen. Uit de olie stijgt een gas omhoog en dat tap je af door een pijp die je door een koeler leidt, waarschijnlijk ook een pijp waar water over loopt. Dan zet je een emmer onder het open eind van de pijp en daaruit druppelt de vloeistof die jullie in de karoj stoken om ze te laten rijden.”

Terwijl Jason stond te praten gingen Edipons ogen steeds wijder open tot ze bijna uit zijn hoofd rolden. “Duivel!” schreeuwde hij en hij wankelde op Jason af met het mes voor zich uit. “Je kan het niet hebben gezien, niet door stenen muren heen. Alleen mijn familie heeft het gezien, geen anderen — daar durf ik op te zweren!”

“Hou je kalm Edipon. Ik zei je al dat we dit in mijn land al jaren doen.” Hij balanceerde op een voet, klaar om een schop tegen het mes te geven voor het geval de oude man niet bedaarde. “Ik ben er helemaal niet op uit je geheimen te stelen. Om je de waarheid te zeggen zijn het heel gewone dingen in het land waar ik vandaan kom, waar iedere boer zijn eigen stookketel heeft om zijn eigen drank te stoken en zo belasting uit te sparen. Ik wil wedden dat ik zelfs zonder dat ik iets heb gezien een paar verbeteringen kan aanbrengen. Hoe hou je de temperatuur van je brouwsel in de gaten? Hebben jullie thermometers?”

“Wat zijn thermometers?” vroeg Edipon terwijl hij het mes even vergat; zo was hij in beslag genomen door de vreugde van een technisch gesprek.

“Dat dacht ik al. Ik zie die clandestiene borrel van je al met grote sprongen verbeteren als je hier iemand hebt die een beetje eenvoudig kan glasblazen. Hoewel het misschien makkelijker zou zijn een gekrulde strip bi-metaal te maken. Jullie proberen de verschillende fracties af te koken en als je geen gelijke temperatuur houdt krijg je een gemengd brouwsel. Wat je voor je motoren nodig hebt zijn de vluchtigste fracties, de vloeistoffen die het eerst koken zoals benzine en benzeen. Daarna verhoog je de temperatuur en verzamel je petroleum voor je lampen en zo werk je de hele rij af tot je een aardige hoop teer overhoudt om je straten mee te bedekken. Hoe lijkt je dat?”

Edipon dwong zichzelf kalm te blijven hoewel een zenuwtrek in zijn wang zijn innerlijke spanning verried. “Wat je daar hebt beschreven is de waarheid hoewel je een paar kleine dingen fout had. Maar ik heb niet de minste belangstelling voor je thermometer en ook niet in verbetering van ons krachtwater. Dat is generaties lang goed genoeg geweest voor mijn familie en het is goed genoeg voor mij.”

“Ik vermoed dat je denkt dat dat een originele opmerking is?”

“Maar er is iets dat je misschien kunt doen dat je veel zou opleveren,” ging Edipon verder. “We kunnen zeer edelmoedig zijn als het nodig is. Je hebt onze karoj gezien en erin gereden. Je hebt mij de schrijn zien binnengaan waar ik me met de geheime machten bezighield zodat we konden rijden. Kan jij me vertellen door welke kracht de karoj worden voortbewogen?”

“Ik hoop dat dit het eindexamen is Edipon, want je stelt mijn redeneerkunst wel erg op de proef. Als we de ’schrijnen’ en de ’heilige machten’ even weg laten zou ik zeggen dat je de machinekamer binnengaat om een karweitje op te knappen dat erg weinig met bidden heeft te maken. Deze voertuigen zouden op heel wat manieren kunnen worden voortbewogen, maar laten we de eenvoudigste nemen. Dit is allemaal uit het blote hoofd, dus geen straf als ik een paar kleinigheden fout doe. Een verbrandingsmotor is uitgesloten. Ik betwijfel of jullie de techniek hebben om dieaan te kunnen en daarbij komt nog het feit dat er een heleboel herrie werd gemaakt over een watertank en het duurde bijna een uur voor hij op gang kwam. Dat klinkt alsof je eerst genoeg stoom moest hebben — de veiligheidsklep! Dat was ik vergeten.

Dus het is stoom. Jij gaat naar binnen, doet de deur op slot natuurlijk, dan draai je een paar kranen open tot dë brandstof in de vuurpot druppelt, dan steek je het aan. Misschien heb je een drukmeter of misschien wacht je gewoon tot de veiligheidsklep gaat werken en je vertelt dat je druk genoeg hebt. Wat gevaarlijk kan zijn, aangezien een verstopte klep de hele zaak uit elkaar kan laten knallen. Als je de stoom eenmaal hebt, draai je een kraan open om het in de cilinders te laten en het ding op gang te krijgen. Daarna geniet je van de reis nadat je je er natuurlijk van hebt verzekerd dat er genoeg water in de ketel komt, dat je druk hoog genoeg blijft, dat je vuur heet genoeg is, dat al je lagers geolied zijn enzovoort…”

Jason keek verbaasd op toen Edipon een klein rondedansje door de kamer maakte met zijn mantel boven zijn benige knieën geheven. Hij sprong opgewonden heen en weer, stak zijn mes in het tafelblad, rende naar Jason, greep hem bij zijn schouders en schudde hem heen en weer zodat zijn ketting rammelde.

“Weet je wat je hebt gedaan?” vroeg hij opgewonden. “Weet je wat je hebt gezegd?”

“Dat weet ik best. Betekent dit dat ik ben geslaagd en dat je nu naar me zult luisteren? Had ik gelijk?”

“Ik weet niet of je gelijk hebt of niet; ik heb nog nooit in een van de duivelskisten uit Appsala gekeken.” Hij danste weer door de kamer. “Jij weet meer over hun — hoe noem je het — motor, dan ik. Ik heb mijn hele leven alleen maar voor ze gezorgd en de mensen van Appsala vervloekt die het voor ons geheim houden. Maar jij zal het ons openbaren! We zullen onze eigen motoren bouwen en als ze krachtwater willen hebben, zullen ze het duur moeten betalen.”

“Zou je misschien iets duidelijker willen zijn,” vroeg Jason.”Ik heb mijn hele leven nog nooit zoiets verwards gehoord.”

“Ik zal het je laten zien, man van een verre wereld, en dan zal jij ons de geheimen van Appsala openbaren. Ik zie het begin van een nieuwe dageraad voor Putl’ko.”

Hij deed de deur open en riep de bewakers en zijn zoon Narsisi. Die laatste stapte net binnen toen ze Jason losmaakten. Jason herkende hem als dezelfde lodderige slaperig uitziende d’zertano die Edipon had geholpen hun onbeholpen voertuig op gang te krijgen.

“Pak deze ketting mijn zoon en hou je knuppel klaar om deze slaaf te doden als hij probeert te ontsnappen. Doe hem verder geen kwaad, want hij is zeer kostbaar. Kom.”

Narsisi trok aan de ketting, maar Jason plantte zijn voeten stevig op de grond en bewoog zich niet. Ze keken hem verbaasd aan.

“Nog even een paar kleinigheden voor we weggaan. De man die de nieuwe dag over Putl’ko moet brengen is geen slaaf. Laten we dat even rechtzetten voor deze operatie verdergaat. We zullen iets versieren met wachters of kettingen zodat ik niet kan ontsnappen, maar slavernij is er niet bij.”

“Maar — je bent niet een van ons, dus moet je een slaaf zijn.”

“Ik heb zojuist een derde soort aan jullie maatschappelijke stelsel toegevoegd: werknemer. Hoewel tegen mijn wil, ben ik toch een werknemer, geschoold, en ik ben van plan me als zodanig te laten behandelen. Reken zelf maar uit. Wat verlies je als je een slaaf doodt? Erg weinig als je een andere slaaf in het hok hebt die in zijn plaats kan duwen. Maar wat krijg je als je mij doodt? Hersencellen aan je knuppel — en daar heb je hier niets aan.”

“Bedoelt hij dat ik hem niet kan doden?” vroeg Narsisi die tegelijk verbaasd en slaperig keek naar zijn vader.

“Nee, dat bedoelt hij niet,” zei Edipon. “Hij bedoelt dat er, als we hem doden, niemand anders is die het werk kan doen dat hij voor ons gaat doen. Maar het staat me niet aan. Er zijn alleen maar slaven en slavenhouders; iets anders is tegen de natuurlijke orde. Maar hij heeft ons klemgezet tussen satano en de zandstorm en we moeten hem dus een zekere vrijheid geven. Neem de slaaf — ik bedoel de werknemer — nou mee en dan zullen we eens zien of hij de dingen kan doen die hij heeft beloofd. Als hij dat niet kan, zal ik het plezier hebben om hem te doden, want zijn revolutionaire ideeën staan me helemaal niet aan.”

Achter elkaar liepen ze naar een zwaar bewaakt en goed afgesloten gebouw met enorme deuren. Toen die open gingen zag Jason de omvangrijke omtrekken van zeven karoj. “Kijk er nou eens naar!” riep Edipon en hij trok aan zijn neus. “Uiterst scherpzinnige en zeer fraaie constructies, die het hart van onze vijanden met vrees vervullen, ons snel over het zand voeren, enorme lasten op hun rug dragen, en slechts drie van de vervloekte dingen kunnen rijden.”

“Motorpech?” vroeg Jason langs zijn neus weg.

Edipon vloekte en tierde binnensmonds en hij ging hem voor naar een binnenplaats waar vier enorme zwarte kisten stonden die waren beschilderd met doodskoppen, versplinterde botten, fonteinen van bloed en mystieke symbolen die er allemaal erg akelig uitzagen. “Die zwijnen in Appsala nemen ons krachtwater en geven er niets voor terug. O ja, ze laten ons hun motoren gebruiken, maar als die een paar maanden hebben gelopen stoppen de verdomde krengen en dan zijn ze niet meer op gang te krijgen. Dan moeten we ze naar de stad terugbrengen om ze voor nieuwe te ruilen en iedere keer moeten we maar weer betalen.”

“Een aardig handeltje,” zei Jason en hij keek naar de dichte beplating van de motoren. “Waarom breek je ze niet open en repareren jullie ze niet zelf? Ze kunnen niet zo erg ingewikkeld zijn.”

“Dat is de dood!” hijgde Edipon en alletwee de d’zertanoj deinsden bij de kisten vandaan bij die gedachte. “Dat hebben we geprobeerd, in de dagen van mijn overgrootvader, want we zijn niet zo bijgelovig als de slaven en we weten dat deze dingen door mensen zijn gemaakt en niet door goden. Maar de listige serpenten uit Appsala verbergen hungeheimen uiterst slim. Als je probeert het omhulsel kapot te maken, ontsnapt er een afschuwlijke dood die de lucht vult. Mannen die die lucht inademen sterven en zelfs degenen die er alleen maar even door worden geraakt krijgen onmiddellijk blaren en sterven een pijnlijke dood. De mannen van Appsala lachten toen dat met onze mensen gebeurde en daarna hebben ze de prijs nog meer verhoogd.”

Jason liep om een van de kisten heen en bekeek hem met belangstelling terwijl Narsisi aan het eind van de ketting achter hem aan liep. Het ding was hoger dan hijzelf en bijna tweemaal zolang. Door twee tegenover elkaar liggende openingen stak een zware stang, waarschijnlijk om de kracht over te brengen naar de wielen. Door een opening in de zijkant zag hij handels en twee kleine gekleurde schijven en daarboven zaten drie trechtervormige openingen die als monden waren beschilderd. Door op zijn tenen te gaan staan kon Jason er bovenop kijken, maar daar was alleen maar een roetig gat met een flens die daar moest zitten om de schoorsteen aan te bevestigen. Achterin zat nog een klein gaatje en verder zaten er geen andere instrumenten op de bonte kist.

“Ik begin het te begrijpen, maar je zal me moeten vertellen hoe je de instrumenten bedient.”

“Over mijn lijk!” schreeuwde Narsisi. “Alleen mijn familie —”

“Hou je kop!” schreeuwde Jason terug. “Weet je het nog? Je mag de helper niet meer intimideren. Er zijn hier geen geheimen. En dat is niet het enige; ik weet waarschijnlijk meer van dit ding af dan jij, alleen maar door er naar te kijken. In die drie openingen gaan olie, water en brandstof; je steekt ergens een brandende stok in, waarschijnlijk in dat roetige gat onder de hendels en je draait een van die kranen open om de brandstof toe te laten; de andere is om de motor sneller en langzamer te laten lopen en de derde is voor de watertoevoer. De schijven zijn een soort meters.”Narsisi verbleekte en deed een stap achteruit. “Hou dus je gemak terwijl ik met je vader praat.”

“Het is zoals je zegt,” zei Edipon. “De monden moeten altijdvol zijn en wee als ze leeg raken; want dan komen de machten tot stilstand of nog erger. Hier gaat, zoals je al dacht, het vuur in en als de groene wijzer naar voren komt mag deze hendel worden overgehaald om te gaan rijden. Die ernaast is voor hoge snelheden of om langzaam te gaan. De allerlaatste staat in het teken van de rode wijzer en als die wijst betekent het dat hij honger heeft en dan moet de hendel worden teruggeduwd en dichtblijven tot de wijzer teruggaat. Uit de opening aan de achterkant komt witte adem. Dat is alles.”

“Zo ongeveer wat ik verwachtte,” mompelde Jason terwijl hij de wand van de doos bekeek en er met zijn knokkels op trommelde tot hij dreunde. “Ze geven je het kleinst mogelijke aantal instrumenten om het ding te laten draaien, om te voorkomen dat jullie iets over de grondbeginselen te weten komen. Zonder de theorie zouden jullie nooit weten wat de hendels regelen of dat de groene wijzer naar voren komt als je druk genoeg hebt en de rode als het waterniveau in de ketel te laag is. Erg handig. En het hele ding is opgesloten in een blik, en van een booby-trap voorzien voor het geval jullie het in je hoofd mochten krijgen zelf in de handel te gaan. Het omhulsel klinkt alsof het dubbelwandig is en uit je beschrijving zou ik zeggen dat daarin een blaartrekkend oorlogsgas, zoals mosterdgas, in vloeibare vorm zit opgesloten. Iedereen die het kapot wil maken zal na een dosis daarvan heel gauw zijn ambities vergeten. Toch moet er een manier zijn om in de kist te komen en de motor te onderhouden; ze zullen ze wel niet meteen weggooien als ze net een maand zijn gebruikt. En het technische peil van dit monster in overweging nemend, zou ik de trucjes moeten kunnen vinden en alle andere ingebouwde vallen kunnen omzeilen. Ik denk dat ik het baantje aanneem.”

“Uitstekend, begin.”

“Wacht even baas. Je moet nog heel wat leren over betaalde arbeid. Er zijn altijd bepaalde arbeidsvoorwaarden en overeenkomsten die ik graag allemaal voor je wil opnoemen.”

Загрузка...